Auteursrecht  

IEF 9976

Relatie krant-hergebruiker

Rechtbank Dordrecht 20 juli 2011, LJN BR2517 (Cozzmoss B.V. tegen Belangen Vereniging Funderings Problematiek)

In de Cozzmoss-serie. Auteursrecht krantenartikelen. Mondelinge toestemming overname. Persexceptie. Citaatrecht. Vergoeding, geen verdubbelen NVJ vanwege geen aanwezige krant-journalist relatie.

Cozzmoss vordert schadevergoeding wegens overname van krantenartikelen op website van gedaagde. Krantenartikelen zijn oorspronkelijke werken. Bewijsopdracht in verband met verweer dat toestemming is verleend. Beroep op persexceptie en citaatrecht verworpen. Onvoldoende gesteld om verdubbeling van vergoeding voor hergebruik toe te wijzen.

Persexceptie 4.10.  Wellicht dat de website van BVFP óók gericht is op digitale nieuwsvoorziening, zoals BVFP aanvoert, maar het deel van die website waarop het hiervoor omschreven archief stond vervulde naar het oordeel van de rechtbank niet eenzelfde functie als een dag-, nieuws- of weekblad, maar de functie van archief. Anders dan BVFP aanvoert is het knipselkranten-arrest (HR 10 november 1995, LJN ZC1875) niet zonder meer van toepassing op een digitale knipselkrant, laat staan op een archief zoals dat van BVFP. Met de wet van 6 juli 2004 (Stb. 2004, 336) is onder meer beoogd artikel 15 Auteurswet technologieneutraal te formuleren door toevoeging van “of ander medium dat eenzelfde functie vervult”. De parlementaire geschiedenis van die wet biedt steun aan het oordeel dat een digitaal archief als dat van BVFP niet van de wettelijke beperking kan profiteren. Zo heeft de regering naar aanleiding van die uitbreiding onder meer opgemerkt “Dat betekent derhalve dat, zoals ook thans het geval is, bij opslag of aanbieding van een meer permanent karakter, waarbij een element van duurzame of tijdloze exploitatie een overheersende rol speelt, zoals bij archieffuncties, deze bepaling toepassing mist.” (MvT p. 39).

4.11.  Zelfs als de website van BVFP wel als “medium dat eenzelfde functie vervult” zou moeten worden beschouwd, kan het beroep van BVFP op artikel 15 Auteurswet niet slagen. Tijdens de comparitie werd duidelijk dat BVFP zelf de artikelen hoofdzakelijk als achtergrondinformatie beschouwt; niet als nieuwsberichten. De rechtbank sluit zich op basis van een beschouwing van de artikelen en op basis van hetgeen volgens normaal spraakgebruik onder nieuws moet worden verstaan, bij die kwalificatie van BVFP aan. Hier en daar zit er wellicht een nieuwsbericht tussen, maar in overwegende mate gaat het om achtergrondinformatie en soms opinie.

4.12.  Overname daarvan is niet toegelaten als de kranten een auteursrechtvoorbehoud hebben gemaakt. Dat hebben zij gedaan. Cozzmoss heeft dat gesteld en wat drie kranten betreft onderbouwd (productie 7 bij dagvaarding). BVFP betwist deze stelling op zichzelf niet, maar zij voert aan dat een algemeen voorbehoud onvoldoende is en dat het voorbehoud bij elk artikel moet zijn geplaatst. Dit slaagt niet. Het moet de gebruiker duidelijk kunnen zijn dat een voorbehoud is gemaakt, maar wat de plaats betreft worden geen bijzondere eisen gesteld (vgl. eerdergenoemde wet MvT p. 40).   

Citaatrecht 4.13.  Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van citeren zoals bedoeld in artikel 15a Auteurswet. BVFP legde immers een uitgebreid archief aan van artikelen. Het aanleggen en toegankelijk houden van een archief is iets anders dan citeren.
Voor zover dit wel als citeren moet worden beschouwd geldt dat het niet in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is. Veeleer moet worden geconcludeerd dat de artikelen een zelfstandige (archief)functie binnen de website hebben vervuld (vgl. HR 22 juni 1990, LJN AD1160). Dat de artikelen hetzelfde onderwerp hadden (funderingsproblematiek) als waarover BVFP het publiek via haar website wil informeren, doet niets af aan deze conclusie. Een uitgebreid duurzaam archief met complete artikelen kan ook niet worden beschouwd als persoverzicht als bedoeld in lid 2 van artikel 15a Auteurswet.

Verklaring van recht, verbod 4.16.   De verklaring van recht kan dan worden toegewezen. Het gevorderde verbod met dwangsom zal echter worden afgewezen, omdat BVFP direct na sommatie het hele archief heeft verwijderd (productie 2 bij conclusie van antwoord), zij tijdens de comparitie ondubbelzinnig heeft toegezegd niet nogmaals inbreuk te zullen maken en er geen aanleiding is om aan die toezegging te twijfelen.

Schadevergoeding 4.22.  Cozzmoss stelt dat een verdubbeling van het conform de tarieven voor hergebruik berekende bedrag op zijn plaats is. Van Cozzmoss mag worden verwacht dat zij voldoende stelt om aan te kunnen nemen dat sprake is van een hogere schade dan de gederfde gebruiksvergoeding. Anders komt de verdubbeling neer op een boete, in plaats van schadevergoeding. Voor toewijzing van een boete is binnen het kader van artikel 27a Auteurswet geen plaats.

4.23.  Het enkele feit dat het auteursrecht is geschonden/aangetast is onvoldoende. De daardoor veroorzaakte schade wordt in een geval als dit - waarin de rechthebbenden toestemming voor hergebruik tegen betaling plegen te geven - immers volledig gecompenseerd door de redelijke gebruiksvergoeding. Hetzelfde geldt voor de stelling van Cozzmoss dat de traffic naar de websites van de kranten is afgenomen. De rechtbank neemt wel aan dat de kranten extra schade lijden omdat zij door hergebruik zonder toestemming feitelijke zeggenschap verliezen, omdat het gebruik op het internet een grote vlucht kan nemen, en dat de kranten daardoor exploitatiemogelijkheden verliezen. Deze schade kan niet nauwkeurig worden begroot. Daarom schat de rechtbank de daardoor veroorzaakte schade op 25% van de redelijke gebruiksvergoeding.

4.24.  Aan de Algemene Voorwaarden van de NVJ kan in dit geval geen betekenis worden toegekend, nu BVFP daar niet aan is gebonden en die voorwaarden betrekking hebben op de relatie krant-journalist, niet op de relatie krant-hergebruiker.

Beslissing
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 3 augustus 2011 om Cozzmoss in de gelegenheid te stellen bij akte opgave te doen van het tarief dat de NRC hanteert voor hergebruik;

draagt BVFP op om te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen, dat zij in 2002 mondeling toestemming heeft gekregen van de Volkskrant, Trouw, NRC en Sdu om voortaan artikelen betreffende funderings- en grondwater problematiek op haar website www.platformfundering.nl te plaatsen;

IEF 9972

In het licht daarvan

Hof ’s-Gravenhage 19 juli 2011, LJN BR3052 (M. h.o.d.n. Connect tegen KSI Gastronomiezubehör GmbH)

Met dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten. Eindarrest in navolging van IEF 9155 en IEF 8581.

 Auteursrecht op horeca-sfeerlampen. Hof hield zaak aan om partijen de gelegheid te geven zich uit te laten over de mogelijkheid van het Electrolux-opdrachtgeversauteursrecht (art. 3.29 jo 3.8 lid 2 BVIE), hier is naar oordeel van partijen geen sprake van, wel fictief makerschap ex artikel 8 Aw. Inbreuk op auteursrecht KSI. Door het gebruik van verwarringwekkende nummering van de navullingen is er sprake van slaafse nabootsing; iedere verkoop door appelant is is een vulling minder voor KSI. Schadeberekening.

Berekening van de schade: "Omdat partijen beide wensen dat het hof de zaak zelf afdoet, heeft het hof de draad opgepakt waar de rechtbank met haar deelvonnis van 23 juli 2008 was gebleven, te weten de begroting van de schadevergoeding" (r.o. 1), en omdat "50% van de door [appellant] in de periode van 15 maart 2005 tot 31 augustus 2007 verkochte vullingen moet worden toegerekend aan het gebruik van de verwarring wekkende type-aanduiding."

Schadevergoeding: "in totaal € 53.493,-, te weten € 5.000,- terzake van de inbreuk makende lampen en € 48.493,- terzake van de nagebootste vullingen" (r.o. 32).  1019h Rv proceskosten: "Van de overige kosten zal het hof 30% volledig toewijzen, te vermeerderen met 70% van het toepasselijke liquidatietarief" (r.o. 34).

12. Het argument van M.. dat KS1 geen schade kan hebben geleden, omdat zijzelf niet actief was op de Nederlandse markt gaat niet op. KSI lverede immers aan Nederlandse distributeurs, waarvan hij er één was. (…) Voor zover KI minder aan haar Nederlandse distributeurs heeft kunnen verkopen doordat M. nagebootste vullingen op de markt bracht, lijdt zij schade.

15. (…) Wanneer M.. stelt dat klanten de vullingen uitsluitend vanwege hun vaste relatie met hem bestelden en niet (mede) omdat zij dachten dat het (zoals gebruikelijk) om KSI- vullingen ging, dient hij dat (voor zover het gaat om schadebegroting door winstafdracht) aannemelijk te maken (HR 18 juni 2010, LJN BL 9662), respectievelijk die stelling nader te adstrueren, hetgeen hij onvoldoende heeft gedaan.

17. Op grond van het voorgaande staat in elk geval vast dat KSI schade heeft geleden door het onrechtmatig geoordeelde handelen van M., in het bijzonder door de verkoop van verwarringwekkende vullingen. Wat betreft de inbreukmakende lampen heeft te gelden dat M. tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 4.13 van haar vonnis, dat aannemelijk is dat KSI door het gebruik van afbeeldingen daarvan door M. enige schade heeft geleden, in het geheel geen grief gericht, zodat ook op dat punt het bestaan van enige schade uitgangspunt is.

22. De brief van 22 september 2005 is verzonden nadat KSI de beschikking kreeg over de klantenlijst van M. Aangenomen moet dus worden dat de brief de klanten van M. heeft bereikt. De inhoud van de brief is evenwel minder expliciet dan die van 12 april 2005. Het hof acht dan ook niet aannemelijk dat daarmee elke mogelijke (resterende) verwarring omtrent de herkomst van de vullingen bij alle klanten van M. is weggenomen.

23. Het in de rov. 19 tot en met 22 overwogene in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat 50% van de door M. in de periode van 15 rnaart 2005 tot 31 augustus 2007 verkochte vullingen moet worden toegerekend aan het gebruik van de verwarringwekkende type-aanduiding.

28. KSI gaat ervan uit dat zij voor iedere Karl Sauer-vuiling die M. (het hof begrijpt: als gevolg van de verwarringwekkende nummering) verkocht een vulling minder heeft verkocht. M. betwist dat. Behalve op de reeds besproken omstandigheden, wijst hij erop dat er nog andere aanbieders op de markt waren, zoals Candola. KSI heeft dat op zichzelf niet weersproken. In het licht daarvan heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat, wanneer M. de gewraakte vullingen niet had aangeboden, de afnemers hun vullingen alle bij KSI zouden hebben gekocht. (…) Het voorgaande in aanmerking nemend schat het hof de kans dat, wanneer M. de betreffende vullingen niet zou hebben aangeboden, KSI deze zou hebben verkocht, op 50%.

31.  Wat betreft de schade als gevolg van het gebruik van inbreukmakende lampen, overweegt het hof als volgt. Schade als gevolg van de verkoop daarvan in de periode na 15 maart 2005 is niet aannemelijk geworden. KSI maakt in haar akte aanspraak op vergoeding van schade als gevolg van het gebruik van afbeeldingen van de lampen op de website van [appellant]. [appellant] betwist niet dat de betreffende lampen, in elk geval tot op het moment waarop KSI haar akte nam, derhalve eind 2010, op zijn website hebben gestaan. Zijn verweer dat KSI geen objectieve cijfermatige aanknopingspunten heeft aangeleverd op basis waarvan de schade kan worden vastgesteld, is op zichzelf juist. Echter, in dit soort gevallen, waarin de inbreuk bestaat uit het plaatsen van afbeeldingen van inbreuk makende producten op (de homepage) van een website, is de schade naar zijn aard niet goed te objectiveren. Het betoog van [appellant] dat in dergelijke gevallen bij de vaststelling van de schade moet worden aangeknoopt bij door de inbreukmaker bespaarde investeringen en dat daarvan in dit geval geen sprake is, omdat hij degene is geweest die zich inspanningen heeft getroost om foto’s van de lampen te (doen) maken en op zijn site te plaatsen, snijdt geen hout. Immers, dat sluit nog niet uit dat KSI schade kan hebben geleden doordat (potentiële) klanten zijn afgegaan op de afbeeldingen van de lampen en daardoor zijn bewogen bij [appellant] te kopen en dat KSI daardoor klandizie heeft gemist. Het hof zal deze schade schatten op een bedrag van € 5.000,-.

32. Het voorgaande leidt tot dc conclusie dat aan KSI zal worden toegewezen een bedrag van in totaal € 53.493,-, te weten € 5.000; terzake van de inbreuk makende lampen en €48.493; terzake van de nagebootste vullingen.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN / opgeschoonde pdf)

IEF 9968

Mogelijkheden voor een gebruiker

Rechtbank 's-Gravenhage 13 juli 2011, HA ZA 10-372 (Aerodata tegen Mzoem c.s. en Stichting Groene Hart)

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Licentie beeldmateriaal Google Earth software strekt niet uit tot gebruik van beeldmateriaal daaruit. Mzoem slaagt niet in bewijzen dat licentie gebruik van luchtfoto's in folders Stichting Groene Hart toestaat.

Aerodata produceert aardobservatiebeelden (luchtfoto's), een deel kan via Google Earth geraadpleegd worden door licentieovereenkomst met Google. Door opname in één geheel, vallen geen individuele opnames te onderscheiden. Mzoem reclamebureau heeft in opdracht van Stichting Groene Hart folder ontworpen met gebruikmaking van luchtfoto's. Licentie Google Earth Pro software.

 Beroep op fair use-bepalingen uit licentie wordt verworpen. Foto's zijn voorzien van copyright notice van Aerodata en het auteursrecht van derden wordt in de Permission Guidelines van Google Earth ook expliciet genoemd. Van goede trouw is geen sprake: afgaan op algemene (technische) informatie zonder zich vooraf van de licentievoorwaarden te vergewissen, is een omstandigheid die voor risico van gedaagden dient te blijven. 

Winstderving, schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten. €325 per luchtfoto en 300% additionele vergoeding. Nu Aerodata geen proceskosten ex artikel 1019h Rv heeft gevorderd, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het liquidatietarief.

Licentievoorwaarden 4.12. De toepasselijke licentievoorwaarden zijn door Mzoem c.s. niet in het geding gebracht. De wel overgelegde ‘Use of Software terms and Conditions’ van Google, hiervoor vermeld onder 2.16, zien op gebruik van software en niet op gebruik van het middels deze software van de website Google Earth te downloaden beeldmateriaal, zodat daaruit evenmin toestemming voor gebruik van het beeldmateriaal kan worden afgeleid.

4.13. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat uit de door Mzoem c.s. overgelegde stukken niet blijkt dat Mzoem c.s. op grond van de Google Earth Pro licentie toestemming had van Google om de luchtfoto’s te gebruiken voor de folders.

4.15. Mzoem c.s. stelt te zijn afgegaan op de tekst van de website hiervoor vermeld onder 2.7. Naar het oordeel van de rechtbank bevat die tekst echter slechts algemene informatie over (technische) mogelijkheden voor een gebruiker van Google Earth Pro. Dat Mzoem c.s. stelt te zijn afgegaan op deze informatie zonder zich vooraf van de licentievoorwaarden te vergewissen, is een omstandigheid die voor risico van Mzoem c.s. dient te blijven.

Schadevergoeding 4.26. Voor het begroten van de schade wegens het zonder toestemming openbaar maken van de luchtfoto’s knoopt de rechtbank aan bij de vergoeding die Aerodata bedongen zou kunnen hebben, indien haar toestemming voor het gebruik van de luchtfoto’s zou zijn gevraagd (de gederfde licentievergoeding). Aerodata heeft onweersproken gesteld dat zij een vergoeding van € 325,-- per luchtfoto zou hebben kunnen bedingen. Het verweer van Mzoem c.s. dat zij inmiddels 26 vergelijkbare luchtfoto’s van een derde heeft verkregen tegen een vergoeding van € 2.300,-- zodat bij dit bedrag dient te worden aangeknoopt, faalt. Uitgegaan dient te worden van de door Aerodata geleden schade en niet bestreden is dat haar gebruikelijke tarief voor gebruik van een foto door een derde in vergelijkbare gevallen € 325,-- bedraagt. De rechtbank wijst dan ook een bedrag van € 13.000,-- (40 x € 325,--) aan gederfde licentievergoeding toe.

Additionele schade 4.27. Voor toekenning van de door Aerodata gevorderde additionele vergoeding van 300% van haar gebruikelijke vergoeding voor het publiceren zonder toestemming en zonder naamsvermelding zoals volgens haar in de fotografie branche gebruikelijk is, bestaat geen ruimte. Dat een dergelijke richtlijn in de fotografie branche wordt toegepast heeft Aerodata onvoldoende nader onderbouwd en er bestaat evenmin een wettelijke grondslag voor het opleggen van een dergelijke verhoging, die naar het oordeel van de rechtbank het karakter van een boete heeft.

Schade naamsvermelding 4.28. Dit betekent niet dat Aerodata geen recht heeft op vergoeding van schade die zij heeft geleden door het niet vermelden van haar naam. Aerodata heeft een economisch belang bij een naamsvermelding, in verband met het vergroten van haar naamsbekendheid en het binnenhalen van eventuele nieuwe opdrachten. Tot de geleden schade draagt bij dat plaatsing van een foto zonder naamsvermelding de kans vergroot dat ook derden de foto zonder betaling van een licentievergoeding zullen gebruiken. De rechtbank begroot de schade wegens het ontbreken van een naamsvermelding, rekening houdend met deze omstandigheden ex aequo et bono op een bedrag van € 6.500,--

IEF 9962

Witte box is zo triviaal

Rechtbank Amsterdam 30 maart 2011, LJN BR2033 (XPERIENCE Hong Kong ltd. tegen NDDO Institute for prevention and Early Diagnostics BV (NIPED))

Totstandkoming overeenkomst. Afgebroken onderhandelingen. Auteursrechtinbreuk op "gezondheidspreventiebox".

Xperience ontwikkelt en levert bewegingsconcepten en gezondheidsprogramma’s op maat. NIPED is gericht op voorkomen en vroegtijdig opsporen van belangrijkste aandoeningen middels een "PreventieKompas" dat via gevalideerde online vragenlijsten, biometriemetingen en laboratoriumonderzoek samengebracht kunnen worden in het NIPED-systeem. Twee concepten voor samenwerking.

Geen voldoende bepaalbaar aanbod, noch aanvaarding middels het afleiden daarvan uit het verzoek proefmodellen te maken. Geen onaanvaardbare wijze afbreken van onderhandelingen. Geen eigen en oorspronkelijk karakter betreft de vorm van de box, ontlening aan Oneida-box met andere kleur. De keuze voor een witte box is zo triviaal. Inlay is functioneel bepaald. Afgewezen auteursrechtelijke vorderingen. Kosten Indicatietarieven in IE-zaken. €8.000,-.

Auteursrechtinbreuk 4.10.  Xperience stelt dat zij auteursrechthebbende is op de door haar ontwikkelde Preventiebox, welke er (in combinatie met de bloeddrukmeter) als volgt uitziet.    

4.11.  NIPED maakt volgens Xperience inbreuk op de Preventiebox doordat zij de volgende box op de markt brengt.

In de dagvaarding heeft Xperience daartoe gesteld dat er dermate veel auteursrechtelijk beschermde trekken van de Preventiebox zijn overgenomen (het materiaal van de doos, de kleur, de inlay) dat de totaalindrukken gelijk zijn en het vermoeden van ontlening niet kan worden ontzenuwd. Ter zitting is hier aan toegevoegd dat kenmerkend voor de Preventiebox de uitstekende randen zijn, maar dat vooral het geheel als concept bescherming verdient. Dat betreft, aldus Xperience, zowel de buitenkant als de materialen daarin. Met betrekking tot de box wordt in het bijzonder nog gewezen op de magneetsluiting. Met betrekking tot de bloeddrukmeter wordt er op gewezen dat er uit een groot aantal bloeddrukmeters specifiek voor deze bloeddrukmeter is gekozen.

 

4.12.  De rechtbank stelt voorop dat de bloeddrukmeter afkomstig is van SensaCare. Niet duidelijk is hoe de keuze voor een bepaalde bloeddrukmeter in het onderhavige geval bijdraagt aan de totstandkoming van een eigen intellectuele schepping. De gestelde auteursrechtelijke trekken moeten daarom worden gevonden in de box zelf. Wat de box betreft is de rechtbank niet gebleken dat deze een eigen en oorspronkelijk karakter heeft. De vorm van de Preventiebox is naar het oordeel van de rechtbank ontleend aan de Oneida-box, waarvan zich bij de producties van NIPED enkele afbeeldingen bevinden. Dit betreft een gelijke box als de Preventiebox (met overstekende randen en weggewerkte magneetsluiting). Het belangrijkste verschil met de Preventiebox, is dat de Oneida-box zwart is in plaats van wit. De keuze voor een witte box is zo triviaal, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Voor zover Xperience stelt dat de uiteinden van de Oneida-doos verder uit elkaar staan dan bij de Preventiebox het geval is, kan de rechtbank dat niet ontwaren op de overgelegde foto’s en gaat zij daaraan voorbij. Dat de Oneida-box een wegwerpmodel zou zijn en de Preventiebox een concept betreft kan -wat daar verder ook van zij- niet leiden tot het oordeel dat de Preventiebox niet aan de Oneida-box is ontleend. Wat dan resteert is de inlay. Voor zover de inlay niet uitsluitend functioneel is bepaald omdat de vorm daarvan wordt bepaald door hetgeen in de box moet worden geplaatst, heeft te gelden dat de inlay van de door NIPED op de markt gebrachte box een geheel andere vlakverdeling laat zien dan de inlay van de Preventiebox. Zo daarin al een auteursrechtelijk beschermde trek valt te ontwaren, heeft te gelden dat van inbreuk geen sprake is. De vorderingen van Xperience zullen daarom ook wat betreft het auteursrecht worden afgewezen.

4.15.  Wat de IE-grondslag betreft, heeft NIPED kosten gevorderd en gespecificeerd tot een bedrag van € 13.456,86. Deze kosten zijn betwist. De rechtbank ziet daarom aanleiding aansluiting te zoeken bij de de Indicatietarieven in IE-zaken. Nu sprake is van een eenvoudige zaak zonder re- of dupliek en zonder pleidooi zal de rechtbank € 8.000,00 toewijzen.

Lees het vonnis hier (pdf en LJN)

IEF 9959

Werkafspraken en het resultaat

Rechtbank Amsterdam 13 juli 2011 HA ZA 10-4087 (S. tegen VU)

illustratie van dagelinks.nl

Met dank aan Jurian van Groenendaal, Boekx en Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan

Auteursrecht op kerstkaarten. Persoonlijkheidsrechten. Uitzendovereenkomst en werkgeversauteursrecht. Beeldbank. Berekening van de schadevergoeding.

In opdracht van de VU maakt fotograaf S. foto's voor eenmalig gebruik op kerstkaarten. Vervolgens worden deze in een beeldbank en op de website overgenomen zonder naamsvermelding. In onderhavig geval wordt auteursrecht niet betwist, er is slechts twist over de (hoogte van de) geleden schade.

De rechtbank gaat uit van de door S. gehanteerde tarieven die hij ook aan Universiteit Utrecht heeft aangeboden (36 x €300,- : 10 = €1.080,- exclusief btw). "De aard van het recht op naamsvermelding, een persoonlijkheidsrecht, verzet zich ertegen dat dit recht door middel van het fictieve makerschap ex artikel 7 Auteurswet aan een werkgever toekomt en niet aan de fysieke maker. Dit verweer treft daarom geen doel." (r.o. 2.12). Iedere verdere beslissing wordt aangehouden, omdat overeenstemming tussen partijen over opname van de naam van S. in een colofon niet uitgesloten kan worden.

Schadebegroting 4.2. S. stelt schade te hebben geleden als gevolg van inbreuk, bestaande uit inkomstenderving. Hij begroot zijn schade wegens gemiste licentievergoeding op €300,- per foto, waarmee hij aansluiting zoekt bij de tarieven die de Universiteit Utrecht betaalt voor een exclusieve licentie voor de duur van 10 jaar. De schade ten gevolge van het niet vermelden van zijn naam, waardoor hij opdrachten is misgelopen, begroot hij op 100% van de schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk.

4.4. De rechtbank stelt vast dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over tarieven voor gebruik in een beeldbank. Hoewel zij daarover hebben onderhandeld, zijn zij niet tot overeenstemming gekomen. Aangezien VU inbreuk heeft gemaakt op auteursrecht van S., kan het niet zo zijn dat VU bepaalt welke licentievergoeding S. had kunnen vragen voor gebruik van de foto’s op de beeldbank. VU heeft nagelaten voorafgaand aan het gebruik toestemming van S. te vragen. Had zij dit wel gedaan, dan had zij wellicht over de vergoeding kunnen onderhandelen.

4.5. De door S. voor de berekening van zijn vordering gehanteerde tarieven van de Universiteit Utrecht zien op een exclusieve licentie voor de duur van 10 jaar. De rechtbank acht dat geen passende vergoeding in de thans voorliggende situatie. Daarbij neemt zij in aanmerking dat S. voor de opdracht €250,- exclusief btw heeft ontvangen en de 36 kerstkaartfoto’s slechts gedurende iets meer dan 3 maanden, te weten van 12 januari tot 14 april 2010 in de beeldbank hebben gestaan. Dat S. niet al eerder melding heeft gemaakt van de inbreuk zal de rechtbank niet in zijn nadeel laten meewegen, nu hij onbetwist heeft gesteld dat hij dat niet heeft gedaan, omdat hij in onderhandeling was met VU over tarieven voor hergebruik en over met hem te maken werkafspraken en het resultaat daarvan wilde afwachten. Of de foto’s veel zijn bekeken en/of zijn gebruikt acht de rechtbank niet relevant. Bij het aangaan van een licentieovereenkomst voor opname in een beeldbank is de omvang van het gebruik dat van de foto’s zal worden gemaakt immers niet bekend. Gesteld noch gebleken is dat het te verwachten gebruik van foto's in een beeldbank op de hoogte van de daarvoor geldende tarieven van invloed is. De rechtbank zal daarom de door S. gehanteerde tarieven van de Universiteit Utrecht naar rato toepassen, uitgaande van een licentie voor een jaar. Dat brengt de gederfde licentievergoeding op 36 x €300,- : 10 = €1.080,-  exclusief btw.

Naamsvermelding 4.7. VU betwist dat S. opdrachten is misgelopen, als gevolg van het feit dat zijn naam niet in de beeldbank is genoemd, omdat de kerstkaartfoto’s volgens de gegevens van de search logs nauwelijks zijn bekeken. S. brengt daar tegenin dat deze gegevens geen complete informatie geven over het bekijken van de kerstkaartfoto's in de beeldbank. De rechtbank wil met VU aannemen dat de kerstkaartfoto's van S. niet vaak zijn bekeken in de ongeveer drie maanden dat ze op de beeldbank hebben gestaan. Het is echter niet uit te sluiten dat S. opdrachten is misgelopen, doordat VU zijn naam niet bij de heeft vermeld. Dat daarover geen zekerheid kan worden verkregen, behoort onder deze omstandigheden niet voor rekening van S. te komen. De rechtbank daarom door middel van schatting een schadevergoeding vaststellen voor deze inbreuk.

4.8. S. relateert de gevorderde schadevergoeding aan de vergoeding voor de auteursrechtinbreuk, in feite de gederfde licentievergoeding. VU meent daarentegen dat - als er al een vergoeding wordt vastgesteld - deze gerelateerd moet worden aan de oorspronkelijke vergoeding voor de opdracht (100%). Blijkens de door S. overgelegde en door VU niet betwiste voorwaarden voor gebruikers van de VU beeldbank relateert VU de schadevergoeding bij niet vermelden van de naam van de fotograaf door gebruikers van de beeldbank aan het bedrag dat zij zijn verschuldigd aan publicatierechten (100%). Daarin ziet de rechtbank aanleiding om in navolging van S. de vergoeding te bepalen die 100% bedraagt van do door VU verschuldigde vergoeding voor gebruik in de beeldbank. Deze vergoeding bedraagt dus €1.080; exclusief btw.

Werkgeversauteursrecht /morele rechten: 4.12. Dat een deel van de door S. in de beeldbank opgenomen foto’s zijn gemaakt toen hij op uitzendbasis dan wel in loondienst van VU heeft gewerkt, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan zijn recht op naamsvermelding. De aard van het recht op naamsvermelding, een persoonlijkheidsrecht, verzet zich ertegen dat dit recht door middel van het fictieve makerschap ex artikel 7 Auteurswet aan een werkgever toekomt en niet aan de fysieke maker. Dit verweer treft daarom geen doel.

Aanhouding Aanhouding 4.13. Met betrekking tot de overige verweren van VU overweegt de rechtbank als volgt. Het debat heeft zich bij de comparitie toegespitst op het geschil omtrent de openbaarmaking van de kerstkaartfoto's door VU op de beeldbank en de vraag welke vergoeding daarvoor zou moeten worden betaald. S. is niet nader ingegaan op de door VU ten aanzien van de foto's op de website gevoerde verweren. Ter comparitie heeft S. te kennen gegeven dat naamsvermelding ook in het colofon van de website kan plaatsvinden, maar hij heeft zijn vordering op dit punt niet aangepast. VU heeft aangeboden te bekijken of er een colofon in de website kon worden opgenomen. De rechtbank sluit niet uit dat partijen overeenstemming bereiken over opname van de naam van S. in de colofon. De rechtbank zal partijen alsnog in de gelegenheid stellen om hun standpunten op dit onderdeel van de vordering en de ten aanzien daarvan gevoerde verweren, voor zover niet reeds besproken onder 4.12., over en weer te verduidelijken

IEF 9943

Officieuze biografie met inlegvel

Rechtbank Amsterdam 13 juli 2011, LJN BR1603 (Pieter Lakeman tegen Uitgeverij Prometheus)

Met dank aan Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan

Even voor jezelf lezen. Onrechtmatige publicatie. In navolging van kort geding waarin Bontekoe diende te rectificeren en herziening van berekeningen over het aantal door Lakeman gewonnen en verloren zaken. Eiser stelt dat de boekpublicatie ‘De dossiers Lakeman. Een officieuze biografie', uitgegeven door gedaagde Prometheus, onrechtmatig is. Het in ongewijzigd vorm uitbrengen met alleen een inlegvel in de handel laten is dat eveneens.

Voorop gesteld wordt dat Prometheus niet op één lijn kan worden gesteld met een uitgeverij van dagbladen of tijdschriften. Prometheus is dan ook onvoldoende kritisch en zorgvuldig geweest. Daarom wordt geoordeeld dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld met de publicatie van het boek en mede aansprakelijk is voor de onrechtmatige uitlating van [B] in het boek.

Prometheus wordt veroordeeld ervoor zorg te dragen dat het boek uitsluitend verkrijgbaar zal zijn indien het boek voorzien is van een inlegvel met de geredigeerde tekst. Op verbeurte van een dwangsom van € 100,= voor ieder exemplaar van het boek waarmee daarna in strijd met deze veroordeling wordt gehandeld met een maximum van € 25.000,=.  Ook immateriële schadevergoeding á €2.500.

4.9. (…) De betreffende uitlating in het boek vindt geen steun in en wordt niet gerechtvaardigd door het destijds beschikbare feitenmateriaal. Tegen die achtergrond bezien wordt geoordeeld dat met deze voor Lakeman negatieve uitlating zijn geloofwaardigheid, integriteit en reputatie, en daarmee zijn eer en  goede naam op onrechtmatige wijze aangetast wordt.

4.11. Voorop gesteld wordt dat Prometheus niet op één lijn gesteld kan worden met een   uitgeverij van dagbladen of tijdschriften. In dat geval worden publicaties geschreven door   journalisten en redacteuren die werkzaam zijn bij of verbonden zijn aan een redactie die   onderdeel is van (de organisatie van) de uitgever. Onder die omstandigheden hebben de uitingen van die redacteuren en journalisten in dagbladen of tijdschriften naar algemene   verkeersopvatting dan ook als uitingen van de uitgeverij zelf te gelden en onrechtmatigheid   van die uitingen is daarom aan de uitgeverij toe te rekenen. De verhouding tussen Bontekoe als schrijfster van het boek en Prometheus als uitgever van het boek is daar niet zonder meer   mee vergelijkbaar. Dat neemt echter niet weg dat het boek door Prometheus als uitgever wordt geopenbaard en op de markt gebracht en dat zij zorg draagt voor de verspreiding daarvan. Prometheus heeft blijkens haar eigen stellingen voorafgaand aan publicatie dan ook   aan Bontekoe gevraagd of haar uitlatingen gestaafd werden door onderliggend materiaal en   heeft samen met Bontekoe het boek pagina voor pagina doorgelopen en gecontroleerd op  onjuistheden. Dat heeft er niet aan in de weg gestaan dat Prometheus is overgegaan tot het verspreiden van een boek dat een wezenlijke, feitelijke onjuistheid bevat waarop een belangrijke voor Lakeman negatieve conclusie van het boek is gebaseerd. Prometheus is dan   ook onvoldoende kritisch en zorgvuldig geweest. Daarom wordt geoordeeld dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld met de publicatie van het boek en mede aansprakelijk is voor  de onrechtmatige uitlating van Bontekoe in het boek. De onder 3.1. sub I gevorderde   verklaring voor recht is toewijsbaar als hierna te melden.  

4.14. Omdat tegenover die betwisting van Lakeman door Prometheus niets naders is gesteld omtrent de verspreiding van de inlegvellen en dus niet is komen vast te staan dat de verspreiding van de inlegvellen via het Centraal Boekhuis er toe heeft geleid dat die inlegvellen daadwerkelijk in de voorraad boeken zijn opgenomen, kan niet worden geconcludeerd dat verdere verkoop van het boek geen bezwaren oplevert omdat het boek inmiddels van een afdoende rectificatie is voorzien. Veroordeling tot het uit de handel , nemen van het boek, zoals door Lakeman onder 3.1 sub IV en V gevorderd, is niet   proportioneel omdat een dergelijke veroordeling het gehele boek treft en de betreffende   uitlating ook door middel van een minder ver gaande maatregel gerectificeerd kan worden.   Prometheus zal worden veroordeeld, op verbeurte van een dwangsom, er zorg voor te dragen dat het boek uitsluitend verkrijgbaar zal zijn indien het boek voorzien is van een inlegvel met de tekst als hierna te melden. Prometheus heeft daarmee de mogelijkheid zelf  af te wegen of zij het boek voorzien van het inlegvel in de handel wil houden of dat zij, nu zij voor de voldoening aan die veroordeling ook afhankelijk zal zijn van de medewerking van derden, ter vermijding van het risico op het verbeuren van dwangsommen het boek uit de handel neemt.  

5.2. veroordeelt Prometheus ervoor zorg te dragen dat het boek "De dossiers Lakeman.   Een officieuze biografie" binnen twee weken na betekening van dit vonnis uitsluitend nog  verkrijgbaar is indien dat boek voorzien is van een inlegvel met de volgende tekst:

"In dit boek is op pagina 226 en 231 naar voren gebracht dat de werkzaamheden van  Lakeman weinig succesvol zijn geweest voor zijn klanten, omdat Lakeman voor wat betreft  de civiele zaken nog geen 10% heeft gewonnen. De rechtbank te Amsterdam heeft de  uitlating in dit boek dat Lakeman minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft  gewonnen onrechtmatig geoordeeld omdat die uitlating voor onjuist moet worden gehouden en geen steun vindt in beschikbare feiten."

op verbeurte van een dwangsom van € 100,= voor ieder exemplaar van het boek waarmee daarna in strijd met deze veroordeling wordt gehandeld met een maximum van € 25. 000,-.

Lees de uitspraak hier: LJN en pdf.

IEF 9936

Broncode auteursrechtelijk beschermd

Rechtbank 's-Gravenhage sector civiel 12 juli 2011, KG ZA 11-691 (Kamernet B.V. tegen Kamerenzo)

Met dank aan Jaap Bremer en Eline Schiebroek, BarentsKrans N.V.. Kamernet exploiteert website die verhuurders en huurders met elkaar in contact brengt. Kamerenzo heeft soortgelijke website. Broncode Kamernet is auteursrechtelijke beschermd want eigen intellectuele schepping. Sprake van inbreuk op auteursrecht, want Kamerenzo gebruikt voor 90 - 95 % dezelfde broncode. Spoedeisend belang want voortdurende inbreuk. Verbod op inbreuk toewijsbaar, website Kamerenzo mag niet meer gebruikt worden in huidige vorm. Blijft in het midden of inbreuk wordt gemaakt op look and feel van website. Dwangsom aan verbod verbonden. Schadevergoeding niet toegewezen. Geen rectificatie, want geen dreiging dat bezoekers Kamerenzo auteursrecht van Kamernet zullen schenden en verbod is voldoende om verwatering look and feel tegen te gaan.

5.6. Gelet op het voorgaande resteert slechts de vraag of Kamerenzo de broncode van Kamernet zodanig heeft aangepast dat de auteursrechtelijk beschermde trekken daarvan onvoldoende terugkomen. Naar voorlopig oordeel is dat niet het geval. Kamernet heeft namelijk als zodanig onweersproken aangevoerd dat de broncodes van de pagina’s van de beide websites voor 90 tot 95 procent overeenstemmen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij de CSS-bestanden en JS-bestanden van beide websites overgelegd, die naar voorlopig oordeel inderdaad een zeer grote overeenstemming vertonen. Kamerenzo heeft een en ander niet steekhoudend bestreden. De toevoegingen in de broncode die Kamerenzo naar voren heeft gebracht zijn zo beperkt, dat het verweer de juistheid van de stelling van Kamernet over de mate van overeenstemming eerder bevestigt, dan ontkracht.

5.12. De gevorderde plaatsing van een “rectificatie” op de website van Kamerenzo en op websites van sociale media wordt afgewezen. Kamernet heeft betoogd dat die rectificatie nodig is om te voorkomen dat derden de auteursrechten zullen schenden. Enige dreiging dat de bezoekers van de genoemde websites dat zullen doen, is echter gesteld noch gebleken. De gevorderde rectificatie kan ook niet worden toegewezen op grond van de “verwatering van de look and feel van de website”. Daargelaten of Kamernet aanspraak kan maken op bescherming tegen de gestelde verwatering, is het uit te spreken verbod naar voorlopig oordeel afdoende om die gestelde verwatering te stoppen. 

Lees het gehele vonnis hier (pdf)

IEF 9935

Gebruik foto zonder toestemming rechthebbende

Rechtbank Breda 6 juli 2011, team kanton, zaaknr. 655466 CV (Van Hasselt tegen de J. en het CDA).

Met dank aan Kitty van Boven, i-ee. Auteursrecht. Gebruik foto zonder toestemming van auteursrechthebbende. Gedaagden erkennen onrechtmatig gebruik. Vordering tot betaling schadevergoeding toegewezen. Gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Het staat Van Hasselt vrij om gemachtigde in te schakelen, deze kosten zijn redelijk en evenredig en billijkheid verzet zich niet tegen toewijzing. 

3.6 (...) De J. en het CDA voeren aan dat zij deze proceskosten echter voor rekening en risico van Van Hasselt dienen te komen, omdat hij degene is die direct een gemachtigde heeft ingeschakeld in plaats van eerst in overleg met de J. en het CDA te treden. Zij stellen verder dat als Van Hasselt zelf met hen in overleg was getreden zij wel tot een regeling waren gekomen. Het voorgaande is echter geen argument om de proceskosten af te wijzen, dan wel te matigen. Het staat Van Hasselt immers vrij om direct een gemachtigde in te schakelen. Daarbij wordt opgemerkt dat zowel de J. en het CDA na de eerste sommatiebrieven van de zijde van de gemachtigde niet hebben erkend dat er sprake was van een inbreuk op het auteursrecht en ook niet bereid waren om tot betaling van schadevergoeding over te gaan, zodat hierover verder is gecorrespondeerd.

Lees het gehele vonnis hier (pdf)

IEF 9934

HR 8 juli 2011, 10/00642 (Conclusie A-G D.W.F. Verkade inzake Mag Instrument Incorporated tegen Edco Eindhoven BV en P.P.Impex BV

HR 8 juli 2011, 10/00642 (Conclusie A-G D.W.F. Verkade inzake Mag Instrument Incorporated tegen Edco Eindhoven BV en P.P.Impex BV

Met dank aan Niels Mulder, DLA Piper. Auteursrecht. Merkenrecht. Slaafse nabootsing. In navolging van IEF 8286 en IE 3706 : Hof bepaalt dat vormmerken geen onderscheidend vermogen hebben en door inburgering niet hebben gekregen. De vorm is functioneel bepaald). Rechtspraak.nl destijds: Geen inbreuk op merkenrechten / auteursrechten op Mag-Lite zaklampen van Mag Instrument door de Alu-zaklamp van Edco. Geen onderscheidend vermogen vormmerken Mag-Lite, ook niet door inburgering. Vormen als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 BVIE. Geen auteursrecht op grond van reciprociteitsregel van art. 2 lid 7 Berner Conventie en bewijslast. Ook geen slaafse nabootsing op grond van artikel 14 lid 8 (oud) BTMW.

In deze conclusie past A-G Verkade de concrete toetsing toe op de auteursrechtelijke elementen. Art. 2 lid 7 BC toepassen voor bescherming specifiek product in land van oorsprong. Mag Instrument moet bewijzen dat zij voor zaklampen in VS auteursrechtelijke bescherming geniet.

Betreft de merkenrechtelijke vordering vindt de A-G het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk, fraaiheid vormafwijkingen bepalen in belangrijke mate marktwaarde en/of vormafwijkingen zijn functioneel.

Betreft de slaafse nabootsing stelt A-G voor om vragen te stellen aan Benelux-Gerechtshof over bedoelde handelingen art. IV Protocol wijziging BTMW: omvat dit ook handelingen waartegen niet verzet kon worden krachtens toenmalige art. 14 lid 8 BTMW. 

4.54 De aan het Benelux-Gerechtshof te stellen vragen zouden kunnen luiden:
1. Dient artikel IV van het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van Brussel, 20 juni 2002, aldus uitgelegd te worden daat onder de aldaar bedoelde handelingen in de zin van artikel 14 lid 1 (oud) BTMW (thans: artikel 3.16 lid 1 BVIE), verricht door degene die daarmee vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol was begonnen, en waartegen de belanghebbende zich niet kon verzetten krachtens de tekst van artikel 14 zoals deze luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol, mede omvat handelingen waartegen de belanghebbende zich niet kon verzetten krachtens het toenmalige lid 8 van voormeld artikel 14?
2. Indien vraag 1 ontkennend beantwoord wordt, moet dan een regel van (ongeschreven) overgangsrecht aanvaard worden, met eenzelfde effect als in vraag 1 bedoeld?
3. Indien vraag 1 en 2 ontkennend beantwoord worden, welke (andere) regel van (ongeschreven) overgangsrecht moet dan gelden vóór het optreden op grond van de wettelijke bepalingen inzake de bestrijding van ongeoorloofde mededinging, indien het gaat om handelingen in de zin van artikel 14 lid 8 BTMW (oud), waartegen ingevolge die bepaling zodanig optreden niet mogelijk was, indien met deze handelingen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol is begonnen?

Lees de gehele conclusie hier (pdf)

IEF 9930

Auteursrecht op broncode

Rechtbank 's-Gravenhage 11 juli 2011, KG ZA 11-599 (VG Beheer en Benefits-Plaza B.V. tegen eBenefits B.V.) 

Parallele publicatie itenrecht.nl (IT 437). Software. Auteursrecht. Overdracht eigendom en broncode bij niet voldoen aan betalingsverplichting door eBenefits. Nu eBenefits software ter beschikking blijft stellen op eigen website is er sprake van inbreuk op auteursrecht. Krijgt daarom verbod op verveelvoudigen en openbaarmaken software. Opgave van gegevens ook toegewezen. Spoedeisend belang voor VGB want voortdurende inbreuk. Betaling dwangsom bij gehele of gedeeltelijke overtreding. In reconventie worden beslagen opgeheven mits eBenefits bankgarantie van € 50.000,00 afgeeft.

4.2. De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst van overdracht en de gekozen bewoordingen, met name de in artikel 1 opgenomen zin “De overdracht omvat alle rechten die van rechtswege zijn ontstaan op de broncodes, waaronder het recht op verveelvoudiging en openbaarmaking van de broncodes” evident is dat zowel RBH als eBenefits met de overeenkomst beoogden het
auteursrecht op de Software aan RBH over te dragen. Dat eBenefits de ingrijpende consequenties van die overdracht voor haar bedrijfsvoering mogelijk niet ten volle heeft ingezien, maakt dat niet anders. Dat die overdracht een tijdelijk karakter zou hebben, blijkt – zoals eBenefits ter zitting ook heeft erkend op vragen van de voorzieningenrechter – niet uit de tekst van de overeenkomst, en is overigens ook niet relevant omdat gesteld noch gebleken is dat eBenefits het auteursrecht heeft teruggekocht. [VG Beheer] heeft de auteursrechten dus geleverd gekregen van een beschikkingsbevoegde partij en is daarmee naar voorlopig oordeel op dit moment de rechthebbende op de Software.