Auteursrecht  

IEF 6303

Volgens Gielen

De Telegraaf bericht: “Marlies Dekkers spant een bodemprocedure aan tegen het lingeriemerk Sapph en wil bovendien dat Livera de lingerielijn van Yolanthe Cabau van Kasbergen uit de winkels haalt. Dat heeft haar advocaat Charles Gielen donderdag gezegd.

Volgens Gielen lijkt een aantal bh's en broekjes van Sapph te veel op de exclusieve ontwerpen van Marlies Dekkers. Ook de onlangs geïntroduceerde lingerielijn van Yolanthe Cabau van Kasbergen en de collectie van het bedrijf Syl Design vertonen sterke gelijkenissen met de ontwerpen van Dekkers.

(…) Als reactie op de juridische stappen van Dekkers, doet Heilbron op zijn beurt aangifte tegen Dekkers wegens bedrijfsspionage. „Een van haar medewerkers probeerde tijdens een lingeriebeurs in het Britse Harrogate een bedrijfsmap van Sapph te stelen”, zegt Heilbron. „Als Marlies wat van me wil hebben, kan ze het me ook gewoon vragen.”

Lees hier meer.

IEF 6301

Uit een oud Fins boek

sittbull.gifVzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 17 juni 2008, KG ZA 08-212, Fatboy-The-Original B.V. tegen Sitting Bull GmbH. c.s. en Zet BVBA (met dank aan Fleur Folmer, NautaDutilh, Peter Claasssen (AKD Prinsen van Wijmen) en Jeff Keustermans (De Bandt Keustermans & van den Brande).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Auteursrecht en slaafse nabootsing. Over weinig producten zal zo vaak zijn geprocedeerd met zoveel verschillende uitkomsten. In de serie wel-niet-wel komt de Rechtbank Den Bosch nu, na een eerder eigen ja, nu met een ietwat ontstemd niet. De Fatboy-the-Original komt geen auteursrechtelijke bescherming toe nu het ontwerp hiervan is overgetrokken van een foto van een ander zitkussen. Het zitkussen van Fatboy heeft wat vormgeving betreft geen eigen plaats in de markt, zodat ook van een onrechtmatige nabootsing in casu geen sprake is.

De Finse ontwerper Setälä pretendeert de ontwerper te zijn van een zitzak, de Fatboy-the-Original. Setälä heeft al zijn intellectuele eigendomsrechten op de Fatboy-the-Original overgedragen aan Fatboy. Sitting Bull c.s. brengen een zitzak op de markt genaamd “Sit on it” (zie bij afbeeldingen links, allen Sitting Bull).

Zet heeft zich gevoegd als partij. Voor voeging in kort geding is reeds voldoende dat de gevoegde partij een rechtstreeks en in rechte erkenbaar belang heeft om met eigen argumentatie als partij in het geding op te komen (HR 15 november 1996, NJ 1997, 482). Zet heeft in casu een dergelijk belang nu zij met fatboy in België in een soortgelijke procedure is verwikkeld.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Fatboy-the-Original niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Volgens de voorzieningenrechter tonen Sitting Bull c.s. en Zet overtuigend aan dat de schetstekening van Setälä uit 1998, waaromtrent deze zelf heeft verklaart dat het één van de oudste ontwerp-tekeningen van de Fatboy-the-Original betreft, is overgetrokken van de foto van J. Suppanen van een ander zitkussen genaamd Airbag. “Het over elkaar leggen van de schets van Setälä op de foto van de Airbag van J. Suppanen maakt pijnlijk duidelijk dat de karakteristieke belijning van de Airbag precies onder de schets van Setälä valt. Klaarblijkelijk heeft Setälä deze schets vervaardigd door simpelweg overtrekken van de foto van Suppanens ontwerp. Aldus mist het ontwerp van Setälä originaliteit, zodat aan de Fatboy-the-Original op basis hiervan geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.”

De voorzieningenrechter hecht slechts beperkte waarde aan het vonnis van 7 juni 2007 van de meervoudige kamer van zijn eigen  rechtbank (zie: IEF 4110), omdat volgens hem niet kan worden uitgesloten dat dat vonnis slechts is uitgelokt om een vorm van precedent te verkrijgen. De gedaagde in deze zaak en fatboy hadden immers al voor het vonnis een vaststellingsovereenkomst gesloten en de betreffende foto van de Airbag is toen niet meer door de gedaagde ingebracht. De rechtbank heeft haar vonnis dus gewezen op grond van onvolledige informatie en een naar het zich, volgens de voorzieningenrechter, laat aanzien onware mededeling van Setälä.

Saillant detail is dat Fatboy ook de rechten op de Airbag heeft verworven en roept deze bij wijzing van haar eis in tegen Sitting Bull c.s. De Voorzieningenrechter gaat hierin niet mee. “Nog afgezien van de vraag of aan de Airbag auteursrechtelijke bescherming toekomt (het debat tussen partijen is hierover niet gevoerd en Setälä meende kennelijk van niet, anders had hij niet overgetrokken) is de (uiteindelijke) uiterlijke verschijningsvorm van de Airbag, door zijn karakteristieke banden en gestikte naad in het midden, waardoor meer de vorm van een stoel ontstaat en de rug door de banden de functie van rugleuning vervult, zo afwijkend van de Sitzsack van Sitting Bull c.s., dat reeds hierom niet kan worden gezegd dat de Fatboy-the-Original en/of de Sitzsack inbreuk maken op eventuele auteursrechten op de Airbag.”

Ook de vordering op basis van slaafse nabootsing strandt. Het zitkussen van Fatboy heeft volgens de voorzieningenrechter wat vormgeving betreft geen eigen plaats in de markt, zodat ook van een onrechtmatige nabootsing in casu geen sprake is. Van nabootsen van 'de lijn' van Fatboy kan geen sprake zijn, het moet gaan om concrete producten. Ook bij de slaafse nabootsing laat de voorzieningenrechter zich weinig gelegen liggen aan het eerdere vonnis van zijn rechtbank, onder meer omdat de gedaagde in die zaak een weinig serieus verweer zou hebben gevoerd.

De proceskostenveroordeling wordt teruggebracht naar EUR 20.000,- en de kosten van de gevoegde partij worden afgewezen omdat zij “niets extra bijgedragen aan dat wat zijdens Sitting Bull c.s. reeds werd aangevoerd en aan producties overgelegd. De voeging was verregaand overbodig en kon slechts dienen om te voorkomen dat Sitting Bull c.s. verweren zouden laten liggen”.

Lees het vonnis hier. Inmiddels ook op rechtspraak.nl: LJN BD4200.

IEF 6293

Auteursrechtelijke kwesties

Kamerstukken II 2007/08, 28989, nr. 80. Cultuurnota 2005-2008; Brief minister met reactie op advies Commissie Cultuurprofijt 'Meer draagvlak voor cultuur'

"Rond het auteursrecht worden de laatste jaren verschillende discussies gevoerd, onder andere rond convergentie, digitalisering en de positie van auteurs. De Commissie signaleert knelpunten op dit gebied en doet aanbevelingen gericht op de samenwerking tussen culturele instellingen en de publieke omroep. Digitalisering leidt tot vragen rond auteurs en exploitatierechten. Er ontstaan nieuwe «platforms», de oude distributieschaarste verdwijnt, verdienmodellen verschuiven en mediagebruik verandert ingrijpend. Voorlopig biedt het bestaande juridische kader, de Auteurswet, voldoende mogelijkheden om ook in het digitale domein goede afspraken tussen rechthebbenden en gebruikers te kunnen maken. Ik zie vooralsnog geen noodzaak hier grote veranderingen in te bepleiten.

De positie van onafhankelijke makers vraagt echter wel bijzondere aandacht en waakzaamheid, zoals aangegeven in de beleidsbrief over auteursrecht van 20 december 2007 (Kamerstukken II 2007–2008, 29 838, nr.6). Makers hebben immers vaak een relatief zwakke onderhandelingspositie ten opzichte van grote uitgevers, omroepen en andere media. Versterking van hun positie kan tot meer gelijkwaardige onderhandelingen met deze exploitanten leiden. Dat is gunstig voor de economische exploitatie van het werk en voor culturele diversiteit. Het kabinet bereidt in 2009 een wetsvoorstel voor dat voorziet in een wettelijke regeling van het auteurscontractenrecht.

Daarnaast is het belangrijk dat juist de publieke omroep redelijke en realistische contracten met makers afsluit voor het multimediaal gebruik van hun werk. Dit is de omroep aan zijn publieke status verplicht. Het is aan beide partijen en hun vertegenwoordigers om in goede onderhandeling hiervoor passende kaders te ontwikkelen.

In voornoemde beleidsbrief over auteursrecht wordt ook aandacht gevraagd voor de regeldruk waar culturele organisaties en andere bedrijven mee geconfronteerd worden bij de incasso van auteursrechtvergoedingen. Mede met oog daarop zal het toezicht op collectieve beheersorganisaties versterkt en verbreed worden. Ook aan de orde zijn de oprichting van een geschillenkamer en de invoering van één gezamenlijke factuur van alle inningsorganisaties (voor bedrijven en instellingen).

De Commissie Cultuurprofijt oppert verder dat het gebruik van Creative Commons-licenties door de publieke omroep onderzocht zou moeten worden. Dit systeem van licenties wordt ondersteund vanuit het lopende Programma voor de Creatieve Industrie. Ik zal deze interessante suggestie aan de orde stellen in mijn gesprekken met de initiatiefnemers (Creative Commons Nederland) en de publieke omroep."

Lees de hele brief hier

IEF 6289

Het beschrijven van vage termen met andere vage termen

dvk.gifDirk Visser, Noot bij HR 30 mei 2008, LJN BC2153, Endstra / Nieuw Amsterdam; De Endstra Tapes.

“De academische discussie over wat precies gelezen moet worden in elk woord dat de Hoge Raad in dit arrest heeft gebruikt zal ongetwijfeld uitvoerig zijn. In deze noot ligt de nadruk op een korte analyse van de belangrijkste punten en de (eventuele) consequenties voor de praktijk.

(…) Aan het slot van ov. 4.5.2 geeft de Hoge Raad aan dat, anders dan Spoor, Hugenholtz en Nieuw Amsterdam c.s. meenden, in het arrest Van Gelder / Van Rijn van tweeënzestig jaar geleden zijns inziens geen steun te vinden is voor een bewustheidseis.

‘Hetgeen is beslist in HR 28 juni 1946, NJ 1946, 712 kan, anders dan het hof oordeelde, niet dienen ter ondersteuning van de bewustheidseis, aangezien in de door het hof aangehaalde zinsnede tot uitdrukking is gebracht dat het (slechts) de vorm van de afzonderlijke door Van Gelder vervaardigde voorwerpen was, die voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kwam, niet het 'bijzondere kunsteffect' daarvan. De bijzin 'die uiting is van datgene, wat den maker tot zijn arbeid heeft bewogen' bedoelde de voorafgaande term 'vormgeving' dus niet te beperken’.

Ten aanzien van de vraag wat nu wél het (enige) vereiste is voor auteursrechtelijke bescherming brengt de Hoge Raad ons echter weinig verder. We weten nu dat het ‘EOK & PS’ eenvoudig te splitsen valt en dat ‘EOK’ niet meer betekent dan ‘niet ontleend’. ‘Persoonlijk stempel’ is het vereiste van creativiteit, niet zijnde een zo grote mate van banaliteit of trivialiteit dat van creativiteit geen sprake meer is.”

Lees de volledige noot hier.

IEF 6288

Precies onder de schets

sitbull.gifabg.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 17 juni 2008, KG ZA 08-212, Fatboy-The-Original B.V. tegen Sitting Bull GmbH. c.s. (met dank aan Fleur Folmer, NautaDutilh, Peter Claasssen (AKD Prinsen van Wijmen) en Jeff Keustermans (De Bandt Keustermans & van den Brande).

Auteursrecht. Nieuw hoofdstuk in de Fatboy-saga. 3.2. (…) Het over elkaar leggen van de schets van Setälä op de foto van de Airbag van J.Suppanen maakt pijnlijk duidelijk dat de karakteristieke belijning van de Airbag precies onder de schets van Setälä valt. Klaarblijkelijk heeft Setälä deze schets vervaardigd door simpelweg overtrekken van de fotot van Suppanens ontwerp. Aldus mist het ontwerp van Setälä originaliteit, zodat aan de Fatboy-The-Original op basis hiervan geen autersrechtelijek bescherming toekomt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6283

Siegelaar Schrijft

siegelaar.gifNaast het BVIE-boekje is er nu ook het BNO-boekje (voor slechts 7 euro, het goedkoopste juridische boek ooit). Persbericht: “BNO-boekje over auteursrecht uit  (…) Met ‘Auteursrecht, praktische tips voor opdrachtgevers van ontwerpers', wordt voor het eerst specifiek vanuit het oogpunt van de opdrachtgever gekeken. Juridisch adviseur Anouk Siegelaar beoogt met de uitgave veelvoorkomende misverstanden weg te nemen, en opdrachtgevers te helpen bij het maken van duidelijke afspraken over auteursrechten en het gebruik van ontwerpen die al dan niet in opdracht zijn gemaakt. Dit is immers ook in het belang van de ontwerper. "Het auteursrecht maakt een belangrijk onderdeel uit van ontwerpopdrachten. Goede afspraken maken over auteursrechten is essentieel en heeft tot gevolg dat beide partijen profiteren van de samenwerking en de resultaten daarvan", aldus Siegelaar. 'Auteursrecht' is vooralsnog het laatste in de reeks boekjes van de BNO.”

Lees hier meer.  

IEF 6255

Pneumatische componenten

Rechtbank Leeuwarden, 11 juni 2008, HA ZA 06-328, IFE-Tebel Technologies B.V. tegen Tecair Holding B.V. c.s. (met dank aan Vita Zwaan, Solv).

Auteursrecht. Eiser IFE-Tebel deelde IE rechten ten aanzien van “rolling stock business” (busdeursystemen) met NoordNed. Verkoop van machines en documentatie aan derde (gedaagd Tecair) na faillissement van NoordNed. Eiser stelt dat de IE rechten aan haar toekomen en dat gedaagde daarop inbreuk maakt.

Overdracht tekeningen en stukslijsten afgewezen, niet duidelijk is om welke tekeningen het gaat. Vordering verbod inbreuk auteursrecht/geschriftenbescherming op de tekeningen, systemen, onderdelen etc. wordt om dezelfde reden afgewezen. Bij revisie labels met naam eiser vervangen door eigen labels is niet onrechtmatig. Gebruik maken van artikelnummers van IFE-Tebel is niet onrechtmatig: dat recht, wat voor recht het is kan in het midden blijven, heeft Tecair overgenomen middels de overeenkomst met de curator. Forfaitaire proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 6249

Broedertwist

gsms.gifRechtbank Rotterdam, 10 juni 2008, KG ZA 08-359, Unicom Den Haag B.V. tegen Unicom Holding (met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Stukgelopen samenwerking tussen twee broers die ‘met een zekere werkverdeling een franchiseorganisatie hebben opgebouwd van winkels die GSM’s verkopen en bijbehorende accessoires’. De voorzieningenrechter ziet zich in dit kort geding niet met stelligheid  overtuigd en stuurt aan op tot overleg tussen partijen. Nieuw element in de discussie over proceskosten: de familierechtelijke band.

In deze procedure stelt Unicom Den Haag (de eisende broer) dat haar het beeldmerkrecht en het auteursrecht toekomt op het door haar gedeponeerde beeldmerk  GSMSHOP.nl en het auteursrecht op de door haar toegepaste lay-out in de reclamefolders, nu zowel het beeldmerk /logo als het reclamemateriaal zouden zijn ontworpen door haar medewerkers.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af, overwegende dat, kort gezegd, ‘niet met de voor kort geding vereiste  stelligheid kan worden aangenomen’ dat logo en lay out (uitsluitend) door medewerkers van eisende broer zijn ontwikkeld. Het lijkt de voorzieningenrechter zelfs wel aannemelijk dat het nieuwe logo is ontstaan uit een in de loop van de tijd steeds aangepast ontwerp dat in opdracht van de gedaagde broer, bij wie derhalve het auteursrecht zou rusten. Het is volgens de rechter niet ondenkbaar dat het depot van de eisende broer te kwader trouw is geweest.

Ook met betrekking tot de handelsnaamrechten is niet met stelligheid aannemelijk geworden dat die thans alleen aan eiser toekomen en dat zelfs als dat zo zou zijn, het nog de vraag is of het gebruik in redelijkheid gedaagde en franchisenemers verboden kan worden.

“4.5. Ook in het kader van een belangenafweging is voor een verbod als gevorderd geen ruimte, nu dat te vergaande repercussies zal hebben voor met name de franchisenemers. Partijen twisten thans nog over de omvang daarvan, maar die zal naar alle waarschijnlijkheid toch vrij aanzienlijk zijn. Het lijkt dan ook in de  rede te liggen dat tussen partijen te zijner tijd afspraken worden gemaakt, eventueel in het kader van een bodemprocedure, over de verdeling van voornoemde intellectuele eigendomsrechten. Het is immers in het belang van beide partijen (en de betrokken derden) dat de voorheen kennelijk succesvolle keten zo goed mogelijk voortgezet kan worden om kapitaalvernietiging et voorkomen. Een bijzonder dringend belang van Unicom Den Haag om thans een voorlopige voorziening te krijgen is bovendien niet aannemelijk geworden. Voor zover zij beoogt hiermee de franchisenemers te dwingen om partij te kiezen (tussen Steve en Atom) is dat belang oneigenlijk, zodat het niet dient mee te wegen”

“4.6 (…) gelet op het hiervoor overwogene en de familierechtelijke band tussen de achterliggende belanghebbenden zij partijen” worden de proceskosten gecompenseerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6248

Update publicaties

N. Helberger, N. Dufft, S.J. van Gompel & P.B. Hugenholtz, IVIR: Never Forever: Why Extending the Term of Protection for Sound Recordings is a Bad Idea(gepubliceerd in E.I.P.R., 2008-5, p. 174-181).

"This article critically examines the arguments put forward in favour of a term extension of related rights of phonogram producers. The authors conclude that there are no convincing reasons to extend the existing term of protection. The article also explains why the popular argument that a term extension would improve the situation of performers is probably a fallacy."

Lees het artikel hier.

M.M.M. van Eechoud, IVIR: Openbaarheid van bestuur en auteursrecht, never the twain shall meet?(Gepubliceerd in Dommering-bundel: Opstellen over informatierecht aangeboden aan prof. mr. E.J. Dommering, Amsterdam: Otto Cramwinckel Uitgever 2008, p. 89-100).

“Opmerkelijk is dat al die tijd de verhouding ongeregeld is gebleven tussen de op dit terrein belangrijkste wetten, namelijk de Auteurswet (Aw) en Wet Openbaarheid van bestuur (Wob). Op allerhande overheidsinformatie rust immers auteurs- of databankenrecht, en voorlopig dijt het beschermingsgebied alleen maar uit.3 De Wet openbaarheid van bestuur is de generieke toegangsregeling die aan zo’n beetje elke overheidsinstantie de verplichting oplegt om uit eigen beweging bestuursinformatie openbaar te maken en – belangrijker nog – burgers een recht op toegang tot die informatie geeft.  Wat is de praktische betekenis van zo’n recht als de Auteurswet tegelijkertijd het gebruik van overheidsinformatie sterk aan banden legt? In hoeverre sluit het recht op toegang ook een gebruiksvrijheid in zich, of zou dat moeten? “

Lees het artikel hier.

Cyril van der Net, Solv: Geen privé-kopie-vergoeding voor buitenlandse nabuurrechthebbenden.(Gepubliceerd in AMI 2008-3).

Het Hof Amsterdam oordeelde enige tijd geleden dat Amerikaanse musici, zangers en auteurs in Nederland geen aanspraak kunnen maken op een billijke vergoeding voor privékopieën van hun werk. Van der Net zet gebreid uiteen onder welke voorwaarden de prestaties van buitenlandse nabuurrechthebbenden (uitvoerende kunstenaars, fonogrammenproducenten en omroeporganisaties) in Nederland worden beschermd en in hoeverre nabuurrechthebbenden een vergoeding voor privé-kopiëren kunnen verlangen. Zijn conclusie is dat niet-Europeanen naar internationaal recht geen aanspraak kunnen maken op de vergoeding voor privékopiëren.

Lees het artikel hier.

Lex Bruinhof, Wieringa Advocaten: De Hoge Raad spreekt: “Endstra was mogelijk wél creatief bezig”!

 “Het is duidelijk dat de Hoge Raad hier in optima forma bezig is als rechtsuitlegger, in een uitspraak die - naast het standaardarrest  Van Gelder / Van Rijn uit 1946 - in de leerboekjes zal worden opgenomen. De Hoge Raad maakt duidelijk dat bij de beoordeling van de beschermbaarheid niet de maker centraal staat, maar het werk zélf. Anders gezegd: we hebben de maker en zijn geestesgesteldheid niet nodig om uit te maken of er sprake is van een beschermd werk of niet. Dat zou ook maar lastige bewijsproblemen opleveren. Nee, we kunnen naar het werk zelf kijken: dáár is het persoonlijk stempel (als het ware: objectief achteraf beschouwend) uit af te leiden. En dus hoeft er helemaal niet bewust een vorm gekozen te zijn, of iets coherents te zijn gecreëerd.

(…) Ik vermoed dat er wel geleerden zullen zijn die hier iets op gaan afdingen en stellen dat de Hoge Raad nu in feite een iets andere richting in slaat dan ten tijde van Van Gelder / Van Rijn was bedoeld. Waar in dat geval naar mijn mening overigens niets mis mee is.”

Lees het artikel hier.

IEF 6246

Arco v. Hulshoff & S. v. Johnson & Johnson

Frame-Betta.gifRechtbank ’s-Gravenhage,10 juni 2008, KG ZA 08-495, B.V. Meubelfabriek Arco tegen Hulshoff Wonen C.V. c.s

“4.12. Samengevat onderscheiden de stoel Betta en de stoel Frame zich door een geheel verschillende uitvoering van het kuipje. De kuipjes zijn geplaatst in vergelijkbare draagconstructies, waardoor voor het oog de kuipjes op vergelijkbare wijze in de ruimte zweven. Dit tezamen voert niettemin niet tot een inbreukmakende vergelijkbare totaalindruk. Bij de beoordeling is het grootste gewicht toe te kennen aan de steeds op eigen wijze vormgegeven kuipjes en is voor het auteursrecht minder relevant de banale vormgeving van de frames.

(...) 4.16. Als regel is het inschakelen van zeven verschillende advocaten voor één zaak niet kostenefficiënt. De voorzieningenrechter weegt echter mee dat deze zaak een langere aanloopperiode heeft gehad onder meer omdat een eerder bepaald kort geding door eiseres is ingetrokken. Daarnaast is er aan de zijde van gedaagden sprake van twee afzonderlijke entiteiten waarvan er één in het buitenland is gevestigd. Hulshoff en Arrben hebben echter onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de rol van de tweede advocaat tijdens en rondom de zitting is geweest. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de proceskostenveroordeling te bepalen op het bedrag van € 30.000.””

Lees het vonnis hier.

lfsc.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 10 juni 2008, KG ZA 08-651 S c.s. tegen Johnson & Johnson.

Opheffingverzoek Ex parte bevel.

“4.6. Dat S c.s. geen wetenschap hadden van het ongeoorloofde karakter van deze handelingen is onaannemelijk. Als voormalig distributeur van LifeScan OneTouch producten in Afrika moeten zij geweten hebben dat dit soort merkproducten met een bestemming buiten Europa of de Verenigde Staten niet alsnog naar de Verenigde Staten mogen worden geëxporteerd. Daar komt bij dat Johnson & Johnson de distributieovereenkomst heeft beëindigd omdat zij S c.s. verwijt producten bestemd voor Afrika te hebben doorverkocht naar andere landen, waaronder de Verenigde Staten. Nog sterker moet hen de wetenschap worden aangerekend dat herverpakking – waardoor de gebruiksdatum en herkomst van het product, maar ook ijkingsgegevens die essentieel zijn voor de veilige werking, verloren gaan – onder geen enkele omstandigheid toelaatbaar is.

4.7. Voorshands zijn de gedragingen van S c.s. als onrechtmatig in algemene zin aan te merken. Het handelen van S c.s. is immers in elk geval inbreuk op een buitenlands IE recht, in casu merkinbreuk in de Verenigde Staten. Het bevorderen van of deelnemen aan zodanige inbreuk vanuit Nederland is onrechtmatig. Er is ook dreiging dat dit voortduurt. S c.s. verklaren immers wel dat zij na 7 of 8 april 2008 de verscheping van counterfeit producten naar de Verenigde Staten hebben gestaakt, maar zij verklaren niets omtrent nog niet geëxporteerde producten. Aannemelijk is dan ook dat een onbepaalde hoeveelheid producten boven de markt zweeft en naar andere landen, ook binnen de Europese Gemeenschap, geëxporteerd zou kunnen worden. Er is daarom (nog steeds) een spoedeisend belang. 

(…) 4.9. Het onrechtmatig handelen van S c.s. rechtvaardigt na voorlopig oordeel een verbod. Bij de huidige stand van zaken is er evenwel onvoldoende aanleiding voor een verbod in de omvang en op de grond als gegeven in de beschikking van 8 mei 2008. Dit verbod zal dan ook worden opgeheven. In reconventie zal, als voorlopige voorziening, een beperkt verbod worden gegeven op de grondslag van onrechtmatige daad. Een dwangsom zal worden bepaald.”

Lees het vonnis hier.