Auteursrecht  

IEF 1291

Nog geen hamerstuk

Kamerstuk 29912, nr. A, 1e Kamer. Aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272) ; voorlopig verslag vaste commissie voor justitie.

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE

Vastgesteld: 29 november 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige voorstel. Zij stelden met name vast, dat er een uitgebreide en zorgvuldige afweging is gemaakt van de argumenten, die gelden voor het aanvaarden van het volgrecht en van de bezwaren, die tegen het opnemen daarvan in onze wetgeving kunnen worden ingebracht. Het is dan ook een goede gedachte geweest om te komen tot een zo beperkt mogelijke implementatie van de richtlijn. Na de aandacht, die het wetsvoorstel al in de literatuur en de parlementaire behandeling heeft gehad, zijn er toch ook nog enige vragen gerezen, waarvan een adequate beantwoording problemen bij de uitvoering zal kunnen wegnemen of verkleinen.
 

De leden van de VVD-fractie hebben ook met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij constateren, met anderen, dat dit wetsvoorstel tot implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie nauw aansluit bij de tekst van de richtlijn. Kortom, er is gekozen voor een zo beperkt mogelijke implementatie. De leden van de VVD-fractie zijn het eens met die aanpak, niet in de laatste plaats omdat zij zich afvragen of het introduceren van het volgrecht wel zo’n gelukkige ontwikkeling is. De administratieve lasten nemen erdoor toe en de regeling roept nieuwe, niet altijd eenvoudig te beantwoorden vragen op.

Het object en de inhoud van het volgrecht
De CDA-fractie vraagt de minister aan te geven hoe moet worden aangekeken tegen de omschrijving van het object van het volgrecht, t.w. het origineel van een kunstwerk? Weliswaar is er in art.43 Aw. een (uiteraard) niet limitatieve opsomming gegeven van voorwerpen, die als een origineel van een kunstwerk moeten worden beschouwd, maar hoe staat het met litho’s, afgietsels en etsen, die in meerdere exemplaren worden gemaakt? Is de signering per stuk van een (beperkt) aantal dan doorslaggevend?

De CDA-fractie vraagt tevens hoe het staat met voorwerpen van siersmeedkunst en hoe zou moeten worden beslist wanneer er een vorm wordt verhandeld, die tot afgietsels van bronzen beelden kan leiden? Er bestaat Franse jurisprudentie over een zodanige vorm, die door Rodin zou zijn gemaakt, en waarmee meerdere bronzen beelden zijn vervaardigd. Is het dan niet bezwaarlijk, dat de rechter zal moeten uitmaken wat kunst is, terwijl een begrip als originaliteit, dat een noodzakelijk hulpmiddel vormt om een dergelijke beslissing te motiveren, in de wet niet nader wordt omschreven?

De leden van de CDA-fractie willen graag weten of het juist is, dat het volgrecht, dat toch  als een exploitatierecht sui generis moet worden beschouwd, nauw zal moeten aansluiten bij de klassieke auteursrechtelijke bevoegdheden. Dat impliceert, dat de onvervreemdbaarheid en uitsluiting van afstand van het recht door de maker ten onrechte in het ontwerp zijn opgenomen.
De regel moet toch zijn, dat er bij iedere verkoop van het werk “exploitatie” plaatsvindt, waarvoor een vergoedingsaanspraak ontstaat. Is het juist, dat de wettelijke regelingen in Frankrijk en Duitsland wel van dit uitgangspunt uitgaan?

Rechtssubject: de maker van een werk
De richtlijn wordt geïmplementeerd in de Auteurswet, in welke wet de maker van een werk het rechtssubject vormt. Daarbij geldt, dat ook een maker in dienstverband kan werken, waarbij de uit het auteursrecht voortvloeiende rechten toekomen aan de werkgever. De CDA-fractie wenst te vernemen hoe een dergelijke situatie dient te worden bezien met betrekking tot het volgrecht van de maker van een kunstwerk?

Een kunstwerk moet door de maker zijn vervaardigd. De VVD-fractie vraagt hoe de minister denkt  over conceptuele kunstenaars als Sol Lewitt die slechts een ontwerp maken en het kunstwerk zelf laten uitvoeren door assistenten? Kwalificeren deze kunstwerken ook als kunstwerken in de zin van de voorgestelde regeling van het volgrecht?

Beperking reikwijdte tot” verkoop”
De CDA-fractie vraagt de minister nog eens een duidelijke uitleg te geven of de kwalificatie van de rechtshandeling die aanleiding geeft tot het uitoefenen van het volgrecht, welke uitsluitend is aangeduid als verkoop, voldoende dekkend is om het volgrecht te realiseren?  Hoe bijvoorbeeld te denken over officiële handelaars, die in opdracht (in consignatie gegeven) kunstwerken verkopen of ruilen dan wel een andere (on)benoemde overeenkomst hanteren? En hoe te handelen wanneer particulieren als tussenpersonen optreden?

Op ruil, schenking of verkrijgende verjaring is het volgrecht niet van toepassing. De VVD-fractie vraagt of het wel van toepassing is op huurkoop en leasing? En indien huurkoop ook onder het volgrecht zou vallen, geldt dan het moment van het sluiten van de overeenkomst van huurkoop, het moment van betaling van de eerste termijn of het moment van eigendomsovergang door betaling van de laatste termijn als het moment van verkoop?

De VVD-fractie wenst te vernemen of een kunsthandelaar die een kunstwerk zelf inkoopt en vervolgens na korte of langere tijd verkoopt, twee maal volgrecht verschuldigd is? Of is slechts éénmaal volgrecht verschuldigd, namelijk over het bedrag waarvoor het kunstwerk wordt doorverkocht door de kunsthandelaar? Bij een verkoopbedrag dat hoger is dan de inkoopprijs wordt volgrecht betaald over het totale, hogere bedrag, maar bij een verkoopbedrag dat lager uitvalt dan de inkoopprijs wordt volgrecht betaald over het lagere verkoopbedrag. Of is er sprake van een soort margeregeling: er wordt volgrecht betaald over de inkoopprijs en vervolgens over de marge tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs. Dit zou betekenen dat wanneer het kunstwerk bij doorverkoop voor een lagere prijs wordt verkocht, de kunstenaar volgrecht zou dienen terug te betalen over het verschil tussen de inkoopprijs en de – lagere – verkoopprijs.

Wanneer een kunstwerk of kunstwerken zijn ondergebracht in een BV en een kunstwerk
wordt verkocht door middel van verkoop van aandelen van de BV, ligt het niet voor de hand
dat in dat geval volgrecht is verschuldigd. De VVD-fractie vraagt of die veronderstelling juist is? Of moet een parallel getrokken worden met de overdrachtsbelasting die verschuldigd kan zijn bij verkoop van aandelen in een onroerend goed BV?

Introductie volgrecht bij bestaande kunstwerken
De regeling legt ten aanzien van kunstwerken, die reeds bestaan voordat de implementatiewet in werking treedt, een last op de kunsthandelaar, die aan de koper van het kunstwerk zal worden doorberekend. Deze last is een belemmering (want prijsverhoging) met betrekking tot de verkoopbaarheid van het kunstwerk. De CDA-fractie vraagt of een dergelijke belemmering zonder strijd met het (grond)recht van eigendom c.q. het Eerste Protocol bij het EVRM zonder meer op de eigenaar/verkoper kan worden gelegd?
Verjaringstermijn
De verjaringstermijn is gesteld op 5 jaar, onder verwijzing in de Memorie van Toelichting naar de regeling van verjaring in art. 3: 310 BW. De reden is dat de kunsthandelaar niet belast moet worden met een verplichting om gedurende 20 jaar zijn administratie bij te houden. De VVD-fractie vraagt of de minister zich ervan bewust is dat de regeling van verjaring in art. 3: 310 BW door de Hoge Raad subjectief wordt uitgelegd? Dit wil zeggen dat de 5-jaarstermijn pas begint te lopen nadat de rechthebbende daadwerkelijk bekend is geworden met – in het geval van art. 3: 310 BW – de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Juist door de verwijzing in de Memorie van Toelichting naar art. 3: 310 BW wordt de suggestie gewekt dat ook in het geval van het volgrecht het gaat om de subjectieve kennis van de kunstenaar met het bestaan van zijn recht en met de identiteit van de betalingsplichtige. Dit staat echter haaks op de bedoeling de kunsthandelaar niet te belasten met een verplichting om zijn administratie gedurende twintig jaar op orde te houden. De kunstenaar zal namelijk in vrijwel alle gevallen geen subjectieve kennis hebben van het bestaan van zijn recht en van de identiteit van de betalingsplichtige. Kan de minister in dit verband bevestigen dat de verwijzing naar art. 3: 310 BW niet de bedoeling heeft gehad aan te sluiten bij de uitleg van dit artikel dat het om subjectieve kennis van de rechthebbende moet gaan, maar dat integendeel in het voorgestelde artikel 43c uit moet worden gegaan van een objectieve uitleg van de kunstenaar? Met andere woorden dat het in artikel 43c gaat om een verloop van 5 jaar dat begint op de dag volgende op die waarop de rechthebbende zowel met de opeisbaarheid van de vergoeding als met de tot de betaling van de vergoeding verplichte persoon bekend is geworden of bekend had kunnen worden. Iedere openbare aankondiging van een verkoop in een krant, tijdschrift of veilingcatalogus dient dan te gelden als bekendmaking op grond waarvan de rechthebbende bekend had kunnen zijn met de (beoogde) verkoop.

Rechthebbenden uit derde landen en volgrecht buiten de EU
De fractie van de VVD en van de CDA stellen de vraag of er in art.7 van de richtlijn, resp.art.43g van het wetsvoorstel een i.p.r.-bepaling moet worden gelezen. Betekent dit in het bevestigende geval, dat het volgrecht zou moeten worden geheven over de doorverkoop van werken van Nederlandse kunstenaars waar ook ter wereld? En wanneer deze vraag niet bevestigend moet worden beantwoord, volgens welk criterium moet dan worden bepaald of de Nederlandse volgrechtregeling al dan niet toepasselijk is? Geldt daarbij dan de lex protectionis- regel of moet een andere verwijzingsregel worden gehanteerd?

In art. 43g wordt ook het volgrecht verleend aan makers van kunstwerken die geen onderdaan zijn van een lidstaat, maar die wel in een lidstaat hun gewone verblijfplaats hebben. De VVD-fractie vraagt of het klopt dat de richtlijn hiertoe niet verplicht? Hoe verhoudt deze bepaling zich dan tot het uitgangspunt van de regering de richtlijn minimaal te implementeren ten einde de handel zo min mogelijk last te laten hebben van het volgrecht?

Ook stelt de CDA-fractie dat als een van de bezwaren tegen de implementatie is wel aangevoerd, dat het gevaar dreigt, dat de kunsthandel uitwijkt naar landen, die geen volgrecht kennen, zoals Zwitserland en de Verenigde Staten. Vooral op de veilingen in New York wordt een zeer belangrijk deel van de transacties afgehandeld. Is de Nederlandse regering bereid het initiatief te nemen om de Europese Commissie te verzoeken de (lange) implementatie termijn nuttig te gebruiken om te trachten met deze landen tot overeenstemming te komen over de mogelijkheid ook aldaar een vergelijkbaar volgrecht toe te kennen?

Delegatiebepaling
In art.43b is een delegatiemogelijkheid opgenomen met betrekking tot de hoogte van de vergoeding en nadere regels omtrent de verschuldigdheid daarvan. In de Memorie van Toelichting geeft de minister aan op welke wijze hij invulling denkt te geven aan deze AMvB. De CDA-fractie vraagt of de minister bereid is de beide kamers der Staten-Generaal niet alleen vóór de daadwerkelijke totstandkoming van deze AMvB, maar ook voordat de onderhavige wet tot stand komt, daaromtrent te informeren? Tevens vragen de leden van de CDA zich af of de regering bereid is de drempelbedragen en tarieven te harmoniseren, zodat deze in overeenstemming zijn met de bedragen, die door andere lidstaten worden vastgesteld?

Inning
De VVD-fractie vraagt of het juist is dat het initiatief voor de inning bij de kunstenaar, respectievelijk bij een door de kunstenaars collectief op te richten stichting, ligt?


De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten

De wnd. griffier van de commissie,
Kim van Dooren

IEF 1285

Al Muziqaida

Naast terroristenbestrijders en aanpakkers van georganiseerde criminaliteit wil nu ook de muziekindustrie gebruik maken van in Europa opgeslagen gegevens.

In aansluiting op het besluit van het Europese Parlement om in te stemmen met het voorstel om gegevens op te slaan, om zo terrorisme en andere georganiseerde criminaliteit beter te kunnen bestrijden, wil de Creative and Media Business Alliance (CMBA) - onderdeel van de IFPI Europees vertegenwoordiger van de muziekindustrie - dat telecombedrijven en internetproviders sneller gegevens over hun klanten moeten overleggen wanneer de muziekindustrie deze nodig acht bij onderzoek naar auteursrechtovertredingen.

"Het is niet voldoende om de gegevens alleen maar te gebruiken in de strijd tegen zaken als georganiseerde criminaliteit. De geplande wetgeving is ook voor onze branche zeer belangrijk om auteursrechtovertreders op te sporen. Toegang tot de gegevens zouden wij dan ook zeer op prijs stellen.", aldus de CMBA in een brief aan de leden van het Europees Parlement.

Dit soort reacties levert natuurlijk direct een tegenreactie op. De Britse Open Rights Group is van mening dat de eis van de CMBA een aanslag is op de rechten en vrijheden van de Europese burgers. Lees het hele bericht hier.

IEF 1284

Woensdag Thuiskopiedag

Agenda vaste commissie Justitie:

- De voorzitter is voornemens op: woensdag 30 november 2005 van 11.45 tot ca. 11.55 uur een petitie in ontvangst te nemen van de heer C. Helvensteijn te Oosterhout inzake de voorgenomen plannen van de Stichting de Thuiskopie om heffingen in te voeren op MP3 spelers en DVD recorders op harde schijf. (zie bijlage). Tijdstip: 11.45 uur,  Plaats: Hal Plein 2. 

- Vergadering van de vaste commissie Justitie op woensdag 30 november 2005 van 12.00 tot ca. 14.00 uur. Algemeen overleg met de minister van Justitie over kopieerheffingen MP3 spelers.

IEF 1279

Revolutie

In een artikel in de Volkskrant van afgelopen zaterdag, 25 november (bijlage Het Betoog, pagina 5), pleit Joost Smiers in een paginagroot artikel voor de gehele afschaffing van het auteursrecht. Het auteursrecht zou uiteindelijk alleen maar de Bill Gates' van deze wereld rijker maken, terwijl de armlastige kunstenaar eigenlijk ook wel zonder auteursrechtelijke bescherming af kan. Bovendien meent Smiers dat het auteursrecht onze vrijheid van meningsuiting aantast en onze fantasie aan banden legt.

Joost Smiers is auteur van Arts Under Pressure. Promoting Cultural Diversity in the Age of Globalization. Aangenomen mag worden dat hij er geen bezwaar tegen heeft als u zijn artikel, dat vooralsnog alleen ter betaling is in te zien op de website van de Volkskrant, binnenkort onder eigen naam ergens anders publiceert.

Zie hier voor eerdere berichtgeving op IEForum over een publicatie van Joost Smiers. 

IEF 1278

Wijzigingen (2)

Nog even een paar extra documenten, inclusief de begeleidende briefjes, m.b.t de implementatiewetgeving Handhavingsrichtlijn (zie twee berichten hieronder), via de website van Justitie: 

- "Hoi Nicole,  Hierbij, zoals afgesproken, het commentaar van mevrouw Fasseur op het wetsvoorstel IE. Groeten Dorien" (hier)

- "Nicole, Dank voor je reactie. Inmiddels kreeg ik van een lid van de Adviescommissie nog nadere opmerkingen over het voorstel. De Adviescommissie als geheel heeft er niet meer naar kunnen kijken, maar er lijken ook geen bezwaren tegen te bestaan. Daarom neem ik - gezien de tijdsdruk - de vrijheid om dit je op deze wijze informeel toe te sturen. Met vriendelijke groet, Adrienne Hoevers, Nederlandse Orde van Advocaten (hier)

- Nader rapport, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad van State, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad voor de Rechtspraak, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies van Adviescommissie Intellectuele eigendom NOvA o.l.v. Mr W.A. Hoyng (hier)

IEF 1276

Belangrijke en interessante wijzigingen

Op donderdag 24 november jl. is het wetsvoorstel tot implementatie van de Europese richtlijn m.b.t. de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar dit wetsvoorstel werd reikhalzend uitgezien omdat de betreffende richtlijn betrekkelijk veel ruimte laat aan de nationale wetgevers.

Brengt het wetsvoorstel interessant nieuws? Ja.

De belangrijkste en interessantste wijzigingen zijn:

a) Er komen uitgebreidere mogelijkheden voor het leggen van bewijsbeslag (art 1019 a-d Rv).
b) Er komt een Einstweilige Verfügung: (een verbod in) kort geding zonder dat de gedaagde wordt gehoord (art. 1019e) (maar dan moet er wel sprake zijn van dreigende onherstelbare schade).
c) Er komt een verruimde mogelijkheid voor veroordeling in proceskosten in IE-zaken (art. 1019h)

Daarnaast wordt het noemen van de voorman en het verschaffen van andere informatie over het distributie-kanaal gecodificeerd (art. 1019f). verder worden er in de Auteurswet, de WNR en Databankenwet enkele wijzigingen ingevoerd ter zake van (kort gezegd) ‘vermoeden van makerschap’ en ten aanzien van beslagmogelijkheden. In Landbouwkwaliteitswet (!?) worden enkele procedures inzake geografische benamingen vastgelegd.

“Uitkristalliseren en naar bevind van zaken handelen”

Het meest fascinerend is op het eerste gezicht het voorgestelde art. 1019h Rv dat ruimere proceskostenveroordelingen in IE-zaken mogelijk maakt. Dit kan heel interessant worden, maar is volledig afhankelijk van hoe de rechterlijke macht dit gaat invullen. In de MvT staat te lezen dat één en ander zich opnieuw moet uitkristalliseren en dat de rechter “naar bevind van zaken [moet] handelen”. Let op: ook eisers/rechthebbenden kunnen in ruimere proceskosten worden veroordeeld.

Artikel 1019h Rv luidt als volgt:

“Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet”.

Memorie van Toelichting:

Artikel 14 van de richtlijn verplicht tot een ruime proceskostenveroordeling van de verliezende partij. In het Nederlandse civiele procesrecht wordt thans uitgegaan van forfaitaire kostenveroordeling, gebaseerd op vaste tarieven (artikel 239 Rv en de Wet tarieven in burgerlijke zaken). Daarnaast voorziet artikel 6:96 BW in schadevergoeding voor de redelijke kosten tot verkrijging van voldoening buiten rechte.

De proceskostenveroordeling zal zich onder het nieuwe regime in intellectuele-eigendomsinbreukzaken opnieuw moeten uitkristalliseren. De rechter zal moeten komen tot een veroordeling in evenredige kosten, te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Deze billijkheid zal bijvoorbeeld meespelen bij de proceskostenveroordeling van een inbreukmaker te goeder trouw. Beperking van de proceskostenveroordeling tot hetgeen onder het huidige recht gebruikelijk is, ligt dan meer voor de hand dan een volledige kostenveroordeling.

Deze laatste ligt vooral in de rede wanneer het gaat om grootschalige namaak of piraterij. Voor de inbreuken die daartussen liggen, zal de rechter naar verwachting naar bevind van zaken handelen en beoordelen wat redelijke en evenredige kosten zijn die door de verliezende partij dienen te worden gedragen. Door de formulering van de aanhef van het artikel - voor zover nodig in afwijking van de artikelen 237 e.v. - wordt aangegeven dat in situaties waarin de forfaitaire kostenveroordeling meer op zou leveren dan de werkelijk gemaakte kosten, de forfaitaire kostenveroordeling voorgaat.

Prof. mr Dirk J.G. Visser

Voorstel van wet

Memorie van Toelichting

IEF 1275

Ius Proprietatis Librariae

Om de paar jaar publiceert de uitgeverij van het Vaticaan het Lexicon Recentis Latinitatis, een vuistdik woordenboek waarin moderne begrippen een nieuwe Latijnse omschrijving hebben gekregen. Het pas verschenen ‘Vaticaans woordenboekje’ een cadeauboekje van de hand van van Marc Leijendekker biedt een kleine selectie uit het Lexicon.

Een van de lemmata is dit boekje is “copyright”, waarvoor de correcte Vaticaans-Latijnse vertaling volgens het boekje “Ius Proprietatis Librariae” is. Enthousiast googelen levert helaas maar weinig op. De website van het Vaticaan zelf weet schijnbaar van niets. De enige vermelding op die site geeft zelf alleen het korte ius proprietas als vertaling voor ‘quod vulgo dicitur «copyright»’.

Quoad libros liturgicos Ritus romani editione typica promulgatos sive ante sive post Concilium Vaticanum II ex decreto Congregationum pro tempore competentium, Sedes Apostolica per Administrationem Patrimonii aut, eius nomine et mandato, per «Libreria Editrice Vaticana» ius proprietatis, quod vulgo dicitur «copyright», obtinet ac sibi vindicat. Licentia tamen denuo imprimendi ad Congregationem de Cultu Divino et Disciplina Sacramentorum spectat.” (Hele tekst hier).

Een van de weinige geslaagde hits verwijst naar een Finse nieuwssite in het Latijn (bonusterm: information society = societatem informationis):

Praesidentiae Finnicae quam maxime interest societatem informationis promovere et efficere, ut UE curam in quasdam quaestiones implicatiores huius provinciae conferat. Quod rursus manifestum erat, cum in urbe Helsinki die 29.10. conventus fieret, ubi problemata - technologia informationis digitalis pullulante - ad ius proprietatis librariae pertinentia tractabantur.” (Hele tekst hier).

Dit maakt natuurlijk, hoewel dat niet voor iedereen zal gelden, benieuwd naar andere Latijnse vertalingen van IE-begrippen. Voor de term Intellectuele Eigendom zelf lijken twee varianten te bestaan ‘Ius Mentis’ (iusmentis.com)  en ‘Proprietas Intellectualis’(Institutum Inventionis et Proprietatis Intellectualis), respectievelijk Recht van de Geest en Eigendom van het Intellect. Zou signus een goede vertaling zijn voor merk en forma een goede voor model? En wordt merkrecht (recht op een merk) dan Ius Signo? Wie meer weet mag het vanzelfsprekend mailen, graag zelfs.

IEF 1273

Hevige discussie

Interessante vragen in een zeer uitgebreid rechtbankverslag op Netkwesties.nl: "De rechter moet uitspraak doen in het conflict tussen een persfotograaf en Galeries.nl over het zonder toestemming publiceren van een foto van Wieteke van Dort. ... Aanleiding voor de zaak is het zonder toestemming publiceren van een door fotograaf Peter van Rijswijk gemaakte foto van Wieteke van Dort, tegenwoordig kunstenares, op de grootste kunstsite van Nederland, Galeries.nl. … De kwestie spitst zich vooral toe op de hoogte van de schadevergoeding die Van Rijswijk eist. Het bedrag werd zo hoog omdat de fotograaf volgens zijn leveringsvoorwaarden voor gepubliceerde foto's waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven een bedrag mag vragen ter hoogte van drie keer de gebruikelijke vergoeding. … Het bedrag wordt nog hoger doordat Van Rijswijk ontdekte dat Tutein Nolthenius meerdere domeinnamen voor zijn site hanteert: naast Galeries.nl ook onder andere Galeries.nu en Artnet.com. Die extra domeinnamen zijn onderwerp van hevige discussie. Moeten we ze zien als nieuwe openbaarmakingen?  … De laatste ophoging van de schadeclaim ontstond doordat Tutein Nolthenius twee kleinere versies van de foto als 'aankeilers' op zijn site plaatste. …Het werken met doorkliks is gewoon een eigenschap van internet," verweerde de uitgever van Galeries.nl zich. Lees hier meer.

IEF 1272

Vogelvrij beperkt

Nog geen mening over het arrest (hier) van de Hoge Raad in Lycos-Pessers? Geen zin om zelf iets te verzinnen? Kies gewoon een mening die bij je past:

- Nu.nl / Brein: "Gebruikers Kazaa vogelvrij verklaard. Auteursrechtenorganisatie Brein heeft vrijdag de aanbieders van illegale muziek via uitwisseldiensten als Kazaa vogelvrij verklaard. Als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad verliezen de aanbieders hun anonimiteit en kan de stichting ze tot stoppen dwingen en schadevergoeding eisen, zei directeur T. Kuik." Bericht hier, persbericht hier.

- Solv.nl: "Het enige wat men diende aan te tonen is dat de ander mogelijk onrechtmatig heeft gehandeld. De Hoge Raad gaat hier niet in mee en benadrukt dat het Hof geen algemene regel heeft geformuleerd:     

“Het hof heeft ook, anders dan Lycos betoogt, niet een algemene regel geformuleerd dat ieder die kennis bezit van bepaalde informatie verplicht is deze te verschaffen aan degene die bij kennisneming van die voor hem onbekende informatie een redelijk belang heeft, maar zijn oordeel toegesneden op het onderhavige geval.”

Verderop in de uitspraak herhaalt de Hoge Raad dat het oordeel van het Hof is toegesneden op het onderhavige geval en zich over andere gevallen niet heeft uitgelaten. Daarmee heeft de Hoge Raad de reikwijdte van het oordeel van het Hof duidelijk willen inperken. Het is dus de vraag welke maatstaf moet worden gehanteerd als het niet om een mogelijk onrechtmatige uiting gaat, maar om mogelijk auteurs- of merkenrechtinbreuk." Bericht hier.