Handelsnaamrecht  

IEF 14027

Met terugwerkende kracht vervalt de dwangsom

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 juli 2014, IEF 14027 (FysioSupplies tegen eiser)
Uitspraak ingezonden door Diederik Donk en Heleen Maatjes, The Legal Group.  Handelsnaamrecht. Het hof veroordeelde eiser tot het staken van handelsnaam Fysiosupplies, maar het dictum strekte niet zover dat eiser actief recherche dient te plegen, staking van executie werd bevolen [IEF 12682]. Het Hof vernietigt later het vonnis [IEF 13786]. Het beschrijvend karakter van het woord fysiosupplies sluit handelsnaambescherming niet uit, maar beperkt de beschermingsomvang. Als gevolg van de vernietiging van het vonnis, vervalt de titel voor de invordering van de dwangsommen met terugwerkende kracht. Het beroep wordt verworpen.

2.9. Het hof stelt vast dat als gevolg van de vernietiging van het vonnis van 19 maart 2013 de titel voor de invordering van de dwangsommen als bedoeld in art. 611c Rv, met terugwerkende kracht is komen te vervallen. De schorsing van de executie van deze (vervallen) dwangsommen is daarmee betekenisloos geworden. Daarom behoeven de grieven van FysioSupplies in het thans voorliggende geschil, waarin de schorsing wordt bestreden, verder geen bespreking meer.

2.10 Nu het belang van FysioSupplies bij de beoordeling van haar hoger beroep is komen te vervallen, dient dit beroep te worden verworpen.
IEF 14017

Tien kennisclips IE

Recent heeft Dirk Visser tien kennisclips intellectuele eigendom gemaakt. Het zijn korte filmpjes van tussen de acht en de tien minuten. Ze zijn bedoeld als inleiding en aanvulling op het onderwijs voor de eerstejaars rechtenstudenten in Leiden. Deze ‘kennisclips IE’ kunnen ook dienen als eerste kennismaking met de verschillende deelgebieden van het recht van de intellectuele eigendom voor studenten aan andere universiteiten of hbo-instellingen en voor andere belangstellenden. Voorkennis is niet nodig. De kennisclips zijn hieronder te vinden: Het is - zoals bekend uit het Svensson-arrest [IEF 13540] - toegestaan naar deze kennisclips te linken of deze te embedden, bij voorkeur met bron- en naamsvermelding:

De kennisclips IE hebben de volgende onderwerpen:
1. Handelsnaamrecht, ‘Uit een beeldscherm komt geen bier’.
2. Merkinschrijving, ‘Have a break’.
3. Merkinbreuk, ‘Een borrel met een zeepsmaak’.
4. Modellenrecht, ‘Not as cool’.
5. Auteursrechtelijk werk, ‘Ze heeft de zwarte band winkelen’.
6. Muziekauteursrecht, ‘De Turijnse tandarts’.
7. Octrooiinschrijving, ‘Pingpongballetjes in de Donald Duck’.
8. Uitleg van een octrooi, ‘De kromlijnige beweging’.
9. Onstoffelijkheid, ‘Het best bewaarde geheim’.
10. Slaafse nabootsing, ‘Imitation is the life blood of competition’.
De kennisclips hoeven niet in deze volgorde te worden bekeken en kunnen eventueel gebruikt worden in combinatie met het boekje ‘Hoofdstukken intellectuele eigendom’.

Sommige verwijzingen zijn mogelijk al weer iets verouderd, zoals die naar het Marco del Corso-arrest [IEF 11045] (dat sinds het OSA-arrest [IEF 13584] mogelijk niet meer voor auteursrechtrecht geldt) en het Apple/Samsung-arrest [IEF 12714] (dat sinds het Karen Millen-arrest [IEF 13959] mogelijk deels is achterhaald, maar voor een eerste kennismaking met het rechtsgebied lijkt dit geen al te groot probleem).

De kennisclips zijn gemaakt bij het Centre for Innovation van de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden door Thomas Hurkxkens met hulp van Leidse studenten voor wie dit onderdeel uitmaakte van het Honours College Law programma, te weten Anne-Marie Beens, Nesli Cubukcu, Joanne van Eenennaam, Mesut Korkmaz, Anna Nijmeijer en Kumar Roepnarain.

IEF 13965

Assortiment 'hot chocolate'-zaak niet wezenlijk anders

Ktr. Rechtbank Amsterdam 26 mei 2014, 13965 (CoffeeCompany tegen Dam Spirit)
Franchise. Contractrecht. Uit de overgelegde stukken en foto’s blijkt dat het assortiment dat in de vestiging wordt gevoerd, terwijl zij opereert als “hot chocolate” zaak of “ijssalon” niet wezenlijk anders is dan dat ten tijde van het opereren als “koffieschenkerij” onder de franchiseformule van Coffee Company. Het assortiment, de prijsstelling, de benaming van de producten, de inrichting, uitstraling en het personeel gelijk is gebleven. Staking naam 'Coffee Company Dam'. Onaannemlijk dat 'Hot Chocolate Company' is gevoerd. Als franchisegever en overdrager van kennis en knowhow heeft Coffee Company een te beschermen belang: toewijzing verbod horecaonderneming, geen overname vestiging.

Gebruik namen
12. Naar voorlopig oordeel is Dam Spirit op grond van artikel 27 lid 7 van de licentieovereenkomst gehouden het gebruik van de naam Coffee Company Dam te staken. Het spreekt vanzelf dat voortgezet gebruik van deze naam bij het publiek de indruk kan wekken dat de vestiging nog verbonden is aan Coffee Company. Dit geldt niet voor de naam “Hot Chocolate”, waarbij wordt overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat Dam Spirit aan deze naam het woord “Company” heeft toegevoegd.

13. De vordering onder 2. I zal worden toegewezen en die onder 2.II zal worden afgewezen.
Staken exploitatie onderneming door Dam Spirit?
17. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel de activiteiten, die na 1 december 2013 in de vestiging werden en worden uitgeoefend, beschouwd moeten worden als soortgelijke activiteiten in de zin van artikel 18 van de licentieovereenkomst. Hieruit volgt dat Coffee Company recht en spoedeisend belang heeft bij toewijzing van een verbod om gedurende een jaar, ingaande 1 december 2013, een soortgelijke horecaonderneming te voeren als zij deed ten tijde van de licentieovereenkomst, zoals hierna te bepalen. Er bestaat geen aanleiding het verbod later te laten ingaan dan per 1 december 2013. Als Coffee Company eerder een verbod had willen hebben, had zij de onderhavige procedure eerder moeten aanspannen. Dat zij reeds vanaf december 2013 wist van de nieuwe activiteiten in de vestiging heeft zij niet weersproken. Voor een langer verbod dan een jaar bestaat evenmin aanleiding, nu artikel 18 lid 2 van de licentieovereenkomst de non-concurrentieclausule tot dit ene jaar beperkt.

Overdracht onderneming aan Coffee Company?
20. Voorshands wordt hieromtrent als volgt geoordeeld. Coffee Company heeft niet betwist dat over het betreffende artikel tussen partijen onderhandeld is. Vastgesteld wordt dat in artikel 27 lid 2 wordt gesproken over het recht van voortzetten van de onderneming door Coffee Company, in het geval van opzegging, terwijl in het eerdere concept dit recht bestond “bij beëindiging c.q. bij ontbinding van de onderhavige overeenkomst”. Daarom komt de uitleg die Dam Spirit aan dit artikel uit de overeenkomst geeft de kantonrechter aannemelijk voor, ook al is het vervolg van artikel 27, met name artikel 27 lid 9, niet overeenkomstig geredigeerd.
IEF 13963

Doorgelinkte filterwebshop.nl geen handelsnaaminbreuk op filter-webshop.nl

Vzr. Rechtbank Overijssel 18 april 2014, IEF 13963 (www.filter-webshop.nl)
Domeinnaam. Geen handelsnaam. Eiser verkoop verbruiksgoederen voor de industrie, scheepvaart, offshore via een webshop www.filter-webshop.nl. Gedaagde verkoopt brandstof-lucht-smeerolie, water en hydrauliekfilters voor transport via www.filterwebshop.nl. Omdat deze laatste domeinnaam doorlinkt naar een andere website, is er geen sprake van handelsnaamgebruik door gedaagde en geen inbreuk. Voor de registratie van domeinnamen het basisprincipe geldt: “die het eerst komt, het eerst maalt”, er is geen reden om hiervan af te wijken. Mede vanwege het beschrijvend karakter (verkoop van filters via een webshop) is er weinig onderscheid karakter te vinden in de domeinnaam.

4.6. Uit de door partijen overgelegde screenprints en hetgeen daarover ter zitting naar voren is gebracht, blijkt genoegzaam dat, wanneer de domeinnaam “filterwebshop.nl” in de adresbalk wordt ingetypt, de bezoeker van die website automatisch wordt doorgelinkt naar de website van [gedaagde] met als domeinnaam “[gedaagde]”. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] naast het hiervoor aangeduide gebruik van de domeinnaam als webadres nog op andere wijze onder de naam “filterwebshop.nl” naar buiten treedt. Het voorgaande leidt voorshands tot de conclusie dat de domeinnaam door [gedaagde] slechts als (internet)adres wordt gebruikt en niet als handelsnaam wordt gevoerd. Van een inbreuk op het handelsnaamrecht van [eiser] is daarmee geen sprake.
4.7. (...) De enkele omstandigheid dat deze geregistreerde domeinnaam nagenoeg gelijk is aan een reeds daarvóór door een ander geregistreerde domeinnaam die deze domeinnaam tevens als handelsnaam voert, maakt het daadwerkelijke gebruik van de door [gedaagde] geregistreerde domeinnaam niet onrechtmatig en noopt niet tot afwijking van eerdergenoemd basisprincipe.
In dit verband is nog van belang dat de hier aan de orde zijnde domeinnamen enkel een beschrijvend karakter hebben, namelijk de verkoop van filters via een webshop. Dergelijke domeinnamen hebben per definitie een weinig onderscheidend karakter. Niet onrechtmatig kan worden geacht wanneer een bedrijf met vergelijkbare activiteiten gebruik gaat maken van een (later geregistreerde) domeinnaam met nagenoeg dezelfde beschrijvende naam.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13961

Dealerverzekering wordt als product en niet als handelsnaam gebruikt

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29 april 2014, IEF 13961 (Dealerdiensten tegen Dealer Verzekerd)
Uitspraak ingezonden door Marlies Wiegerinck, Arnold + Siedsma. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eiser houdt zich bezig met bemiddeling auto- en werkmateriaalverzekeringen en heeft een omkaderde afbeelding als Gemeenschapsbeeldmerk DEALER Verzekering. Dealer Verzekerd biedt aan autodealers verzekeringsproducten voor aanbod aan klanten. Met enkele schermafdrukken van eigen website toont Dealerdiensten niet het handelsnaamgebruik van 'Dealerverzekering', het is eerder een productnaam. Evenmin is niet gebleken van zodanig gebruik om door te dringen tot het publiek als handelsnaam. De totaalindrukken van het door eiser gedeponeerde Gemeenschapsmerk en de door gedaagde gebruikte afbeeldingen tonen geen gelijkenis die tot (in)directe verwarring leidt.

4.5. (...) De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat Dealerdiensten er niet in is geslaagd aan te tonen dat zij zich onder de handelsnaam "Dealerverzekering" aan het publiek presenteert. Evenmin is gebleken van zodanig gebruik door Dealerdiensten van het woord "Dealerverzekering" in het handelsverkeer dat voldoende is om door te dringen bij het publiek als gebruik als handelsnaam. Dit heeft tot gevolg dat het beroep op artikel 5 van de Handelsnaamwet niet kan slagen.

4.6. Voor zover Dealerdiensten heeft gesteld dat Dealer Verzekerd onrechtmatig handelt door gebruik te maken van afbeeldingen die lijken op de afbeelding die zij als Gemeenschapsmerk heeft gedeponeerd overweegt de voorzieningenrechter als volgt: Vergelijking van de totaalindrukken van de door Dealerdiensten gedeponeerde afbeelding met de door Dealer Verzekerd gebruikte afbeeldingen wijst uit dat geen sprake is van gelijkenis die tot gevolg heeft dat (in)directe verwarring tussen de onderneming van partijen te duchten valt. De afbeelding van Dealer Verzekerd zijn niet voorzien van een kader, de woorden "Dealer Verzekering" zijn in dezelfde kleur zwart en in een kleine drukletters afgebeeld. De afbeelding van Dealerdiensten wijkt daarvan af omdat die afbeelding omkaderd is door een zwart kader, het woord Dealer is afbeeld in hoofdletters en in oranje kleur, terwijl het woord verzekering in kleine letters en in zwart is weergegeven. Daar komt bij dat partijen ieder een ander lettertype gebruiken en dat de door Dealer Verzekerd gebruikte "v" in het woord "verzekerd" er qua vormgeving uitspringt en in oranje is weergegeven.
IEF 13919

Gebruik als handelsnaam niet onderbouwd

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 20 mei 2014, IEF 13919 (Capability Herstel tegen Capability Online)
Handelsnaamrecht. Eisers verlenen diensten op het gebied van arbodienstverlening, werving, selectie en detachering. Capability Online ontwikkelt en produceert maatwerksoftware en onderhoudt een online platform voor persoonlijke ontwikkeling en training. Het meest verstrekkende verweer van Capability Online slaagt: VEC gebruikt de door haar ingeroepen inbreuk makende handelsnamen niet, zodat van een inbreuk op een handelsnaam ex artikel 5 Hnw geen sprake kan zijn. Om die reden wordt het verzoek van VEC niet-ontvankelijk verklaard. Dat er een groot bord naast de snelweg staat, de handelsnaam op briefpapier, werkkleding en in e-mailadres wordt gebruikt en in een radioreclame, wordt door eisers niet onderbouwd.

Ten overvloede wordt overwogen dat gedaagden eerder dan de KvK-inschrijving van eisers de handelsnaam voerde en dat boven dat er geen verwarringsgevaar is te duchten: partijen hebben andere producten en diensten.

4.4. Ten overvloede wordt overwogen dat in het geval Capability Herstel wel ontvankelijk zou zijn geweest in haar vordering, ook die vordering zou zijn afgewezen op dezelfde grond als hiervoor overwogen in rechtsoverweging 4.3. Immers, VEC c.s. heeft ter zitting verklaard evenmin de handelsnaam Capability Herstel ter aanduiding van de onderneming te voeren, zodat ook deze naam in dat geval niet ter beoordeling zou hebben voorgelegen.

4.6. Verder staat bovendien niet vast dat sprake is van te duchten verwarringsgevaar bij het relevante publiek, zodat de vordering ook om die reden niet had kunnen slagen. Dit blijkt reeds uit de bedrijfsomschrijvingen van partijen en uit hetgeen door partijen ter zitting is verklaard wat betreft de activiteiten van beide ondernemingen. Gelet op de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken, staat vast dat partijen zich ieder met andere producten en een ander type dienstverlening op de markt begeven. VEC c.s. stelt zich voornamelijk bezig te houden met arbeidsverzuim gerelateerde zaken en met arbeidspreventie. Capability Online stelt daarentegen dat zij maatwerksoftware en online werkomgevingen c.q. platforms aanbiedt, zijnde een andere product/dienst. De stelling van VEC c.s. een bezoeker van een door Capability Online ontworpen (online)platform/website kan doorlinken naar opleidingsprogramma’s en dat deze programma’s dezelfde diensten aanbieden als VEC c.s. (bijvoorbeeld e-learning), slaagt niet.

IEF 13917

Accountwijzigingen en merkregistratie na aankondiging ontslag

Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 juni 2014, IEF 13917 (Maggroep tegen Qaboos)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten. MAGgroep is een franchiseorganisatie die als leverancier van scan- en herkensoftware van Qaboos naar Basecone is overgegaan. Qaboos wordt ontslagen als bestuurder, maar deze wijzigt (ten onrechte) de mijndomein.nl- en het dropbox-beheerdersaccount. Zij moet haar medewerking verlenen tot het terugzetten van de accounts. Het is niet aannemelijk dat X (van Qaboos) aanspraak maakt op staking van handelsnaam =MAG en woord- en beeldmerk. De merkregistratie is pas gedaan na aanzegging van het ontslag en is mogelijk nietig vanwege depot te kwader trouw.

6.2. Subsidiair, in het geval het ontslag rechtsgeldig is gegeven, maakt X aanspraak op staking van elk gebruik van de handelsnaam =MAG en het woord- en beeldmerk. Dat X uitsluitend rechthebbende van die handelsnaam en dat woord- en beeldmerk is, is echter niet aannemelijk geworden. X heeft geen licentieovereenkomst overlegd waaruit dat blijkt, Evenmin is aannemelijk geworden dat X, de handelsnaam =MAG voert en gebruikt sedert 1 juni 2009, zoals X stelt in zijn conclusie van eis in reconventie, doch ter zitting nuanceert in die zin dat hij de handelsnaam is gaan gebruiken in hoedanigheid van MAGzorg. MAGzorg is opgericht en jaar na datum van de oprichting door X en Y van MAG-Franchise in 2011. MAG-Franchise voerde de handelsnaam MAG dus eerder. De Omstandigheid dat in MAG-Franchise weinig activiteiten hebben plaatsgevonden, doet daar niet aan af. Dat X het woord- en beeldmerk MAG en =MAG heeft gedeponeerd leidt evenmin tot het voorshands oordeel dat X aanspraak kan maken op staking van elk gebruik daarvan door MAGgroep. Immers X heeft het woord- en beeldmerk pas gedeponeerd op 12 april 2014, derhalve na aanzegging van het ontslag van Qaboos als bestuurder van MAGgroep. Dat X de registratie ter kwader trouw heeft gedaan en deze mogelijk nietig is, kan dan ook niet worden uitgesloten. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat X de handelsnaam =MAG heeft ontworpen. Uit de ter zitting door gedaagde ter onderbouwing van deze stelling overlegde e-mailwisseling uit 2011 blijkt juist dat X en Y in het kader van de door hen op te richten vennootschap MAG-Franchise, zich samen bezighielden met het ontwerpen van een logo voor MAG-Franchise. (...)
IEF 13897

Feelgood is voor persoonlijke verzorgingsproducten beschrijvend en veelgebruikte term

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juni 2006, IEF 13897 (Doctor Feelgood massage tegen Feelgood-store)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Afwijzing. Rechtspraak.nl:(Oud-)medewerkster van massagesalon Doctor Feelgood start eigen massagesalon met de naam Feelgood-Store. Doctor Feelgood vordert verbod inbreuk op merk- en handelsnaamrechten dan wel op grond van onrechtmatige daad. Vordering wordt afgewezen omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen verwarringsgevaar bestaat. Daarbij speelt een rol dat feelgood een beschrijvende, algemene en veelgebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term wellness, en eiseres slechts rechten heeft verkregen voor de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood. Zij kan geen bescherming krijgen voor alleen het onderdeel feelgood van haar merk- en handelsnaamrechten.

Ook geen onrechtmatig handelen. Geen strijd met het non-concurrentiebeding nu de onderneming van gedaagde meer dan 15 km van de dichtstbijzijnde vestiging van eiseres is gelegen. Proceskosten gematigd.

4.3. Doctor Feelgood heeft gesteld dat het onderdeel Feelgood in de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood het meest onderscheidende onderdeel is. Het navoegsel ‘store’ is beschrijvend en dient niet in de vergelijking te worden betrokken, aldus Doctor Feelgood. [gedaagde] heeft aangevoerd dat Doctor Feelgood geen bescherming kan claimen voor het woord of de woorden feel good, nu dit onderdeel beschrijvend is. Verder is er volgens haar geen sprake van verwarringsgevaar omdat beide ondernemingen in een andere plaats zijn gevestigd en zich richten op een ander publiek.

4.4. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Voor de vraag of verwarringsgevaar te duchten is door het gebruik door [gedaagde] van de naam Feelgood-Store, dient volgens vaste rechtspraak te worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. Daarbij is de totaalindruk van beide handelsnamen van belang. Doctor Feelgood zal dus niet worden gevolgd in haar stelling dat het woord store buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vergelijking. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood Store teveel van elkaar verschillen om aan te nemen dat sprake is van verwarringsgevaar. Daarbij wordt meegewogen dat het onderdeel feelgood in de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood een beschrijvende, algemene en veelgebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term wellness. Weliswaar beschrijft het niet precies de aangeboden dienst (massages) maar gelet op de algemeenheid van de term, in samenhang met het feit dat Doctor Feelgood (slechts) rechten heeft verkregen op de gehele naam Doctor Feelgood kan geen bescherming worden verkregen voor het enkele onderdeel Feelgood. Nu wordt geoordeeld dat geen sprake is van verwarringsgevaar is niet voldaan aan de vereisten voor inbreuk op de handelsnaamrechten of merkrechten en zal het primair gevorderde worden afgewezen.

4.5. Wat betreft het subsidiair gevorderde geldt het volgende. Met Doctor Feelgood is de voorzieningenrechter van oordeel dat het handelen van [gedaagde] vragen oproept en dat zij, door korte tijd nadat zij voor Doctor Feelgood diensten is gaan verrichten als masseuse zelf een massagesalon te openen/nieuw leven in te blazen zonder dat aan [eiseres sub 2] mede te delen, waarbij zij een naam heeft gekozen die overeenkomsten vertoont met Doctor Feelgood de grenzen van het toelaatbare heeft opgezocht. [gedaagde] heeft ter zitting zelf ook erkend dat zij bij het kiezen van de naam van haar onderneming is geïnspireerd door Doctor Feelgood. Dat [eiseres sub 2] door de handelwijze van [gedaagde] onaangenaam is getroffen is dan ook invoelbaar. Voor het aannemen van onrechtmatig handelen is het echter onvoldoende. [gedaagde] handelt niet in strijd met het non-concurrentiebeding, nu haar bedrijf meer dan 15 kilometer verwijderd is van de dichtstbijzijnde vestiging van Doctor Feelgood. Tevens speelt een rol dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood- Store als hiervoor overwogen te zeer van elkaar verschillen om verwarringsgevaar aan te nemen en dat, nu zij met haar eenmanszaak buiten Amsterdam gevestigd is, niet aannemelijk is dat zij serieuze concurrentie voor Doctor Feelgood zal vormen. Ook de overige vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13886

Doorstart na verkoop handelsnamen

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 december 2013, IEF 13886 (Bel Installatietechniek tegen ITW Eibergen)
Vergelijk met IEF 13460. Geen behoud handelsnamen door enkele inschrijving in handelsregister. Artikel 1019i Rv brengt niet met zich mee dat deze bodemprocedure als voorzien in artikel 6 Handelsnaamwet niet aanhangig mocht worden gemaakt na het verstrijken van de in het eerste artikel bepaalde termijn. Doorstart van onderneming van de gefailleerde vennootschappen met verkoop door de curator van handelsnamen. Handelsnamen Elektroburo H. Vos, H. Vos Materieel en Vos installateurs tegenover Vos Installatiebedrijven en Vos Installatietechniek.

4.2 Onder grief 1, gericht tegen rov. 1.4 van de beschikking, klagen Bel en [verzoeker] erover dat daarin sprake is van een inschrijving in het handelsregister van de handelsnamen die door ITW werden gebruikt.
Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter klaarblijkelijk de handelsnamen bedoeld zoals deze stonden ingeschreven zonder zich erover uit te laten of deze namen ook door ITW werden gebruikt, zodat deze grief berust op een onjuiste lezing van de beschikking en faalt.

4.6. (...) Volgens Bel en [verzoeker] is de in artikel 6 van de Handelsnaamwet voorziene procedure weliswaar een bodemprocedure, maar niet een procedure als bedoeld in artikel 1019i Rv en zijn ITW en de curator daarom niet-ontvankelijk in hun verzoek.

4.7 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat het voorschrift van artikel 1019i Rv nog niet meebrengt dat ITW en de curator de onderhavige bodemprocedure niet aanhangig mochten maken na het verstrijken van de onder artikel 1019i Rv bepaalde termijn (indien zij die termijn al zouden hebben overschreden). Die opvatting strookt overigens niet met de bepaling van artikel 257 Rv dat beslissingen bij voorraad geen nadeel toebrengen aan de zaak ten principale. Welke gevolgen een termijnoverschrijding heeft voor de in het kort geding vonnis gelaste voorlopige maatregelen is niet van belang in deze rekestprocedure maar hooguit in de appelprocedure van het kort geding.
De grief treft geen doel.

4.9 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Het gaat hier over de doorstart van een onderneming van gefailleerde vennootschappen, waartoe de curator de inventaris, voorraden en immateriële activa, onder meer bestaande uit de (let wel: reeds vóór augustus 2012 gevoerde) handelsnamen, het klantenbestand, de telefoonnummers, de portefeuille onderhanden werk, de lopende opdrachten en de domeinnamen, heeft verkocht en klaarblijkelijk ook aan de koper heeft overgedragen. Dit laatste wordt door de grief ook niet betwist en vindt eveneens bevestiging in voormelde brieven van [verzoeker] van 10 augustus 2012 en van [B] namens Vos Installatiebedrijven van 23 augustus 2012 aan afnemers en leveranciers, waartoe geen afzonderlijke vermelding was vereist dat ITW de houder van deze handelsnaam was. In het geval van een doorstart zal de door te starten onderneming veelal in een instabiele situatie verkeren en zal de voortzetting ervan ook niet steeds probleemloos en glad verlopen. In een dergelijke situatie mag een concurrent niet al te snel aannemen dat de overnemer met al een eigen handelsnaam vervolgens niet meer de oude handelsnaam van de overgenomen onderneming zal gaan voeren. Voorkomen moet worden dat een dergelijke concurrent misbruik zou kunnen maken van die tijdelijke instabiliteit. Aan het voortgezet gebruik van de handelsnaam mogen daarom in die overgangsperiode niet al te hoge eisen worden gesteld.
Tegen deze achtergrond hebben Bel en [verzoeker] voormelde afzonderlijke stellingen van ITW en de curator met hun algemene ontkenning onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat vaststaat dat ITW zelf de handelsnaam Elektroburo H. Vos en de verwante naam Vos Elektra voor haar installatiewerkzaamheden gebruikt. Voorts staat vast dat, zoals de grief tot uitgangspunt neemt, de zustervennootschap Vos Installatiebedrijven B.V. deze aan de door ITW overgenomen handelsnamen verwante handelsnaam gebruikt. Bel en [verzoeker] zijn dat gebruik weliswaar ten pleidooie gaan betwisten, maar die betwisting geldt als een in het licht van de twee-conclusie-regel ontoelaatbare nieuwe grief. ITW heeft deze nieuwe stelling niet aanvaard en in het verweerschrift in hoger beroep onder 58 valt niet te lezen dat ITW impliciet zou erkennen de handelsnaam Vos Installatiebedrijven niet te gebruiken. In een situatie, waarin de zustervennootschap Vos Installatiebedrijven B.V. dergelijke activiteiten onder die handelsnaam is of zal gaan ontplooien, ontleent zij de bevoegdheid daartoe klaarblijkelijk aan ITW (de door Bel en [verzoeker] vermoede rechtstreekse overdracht is gemotiveerd bestreden), welke vennootschap deel uitmaakt van hetzelfde concern. Het voorschrift van artikel 2 van de Handelsnaamwet staat daaraan niet in de weg. In ieder geval mag ITW dan nog steeds worden geschaard onder “ieder belanghebbende“ in de zin van artikel 6 van de Handelsnaamwet en kan zij zelf, mede ten behoeve van Vos Installatiebedrijven B.V. tegen zodanige inbreuk ageren.
De grief wordt daarom verworpen.

4.16. Naar het oordeel van het hof blijkt uit het dictum, gelezen in onderling verband en samenhang met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen, voldoende duidelijk dat Bel en [verzoeker] voor hun installatiebedrijf weg moeten blijven van de handelsnamen met daarin het bestanddeel Vos of H. Vos in combinatie met beschrijvende woorden zoals installatietechniek, installatie techniek, installatie, techniek, installateurs etc. en dat deze dwangsom geen betrekking heeft op een naam als Bel Installatietechniek. Inmiddels hebben ITW en de curator te kennen gegeven dat een nieuw alternatief zoals Bel Installatietechniek geen strijd oplevert met deze veroordeling.
De veroordeling tot uitschrijving van de verboden handelsnamen uit het handelsregister is onder artikel 6 lid 1 van de Handelsnaam wel mogelijk omdat ook dit een aspect betreft van het voeren van een verboden handelsnaam.

IEF 13882

Alles aan gedaan om (oude) verwijzingen op internet aan te (laten) passen

Ktr. Rechtbank Oost-Brabant 22 mei 2014, IEF 13882 (B.V. Haan Techniek tegen Boomgaard B.V.)
Uitspraak ingezonden door Kimberley Valentien, Amice Advocaten. Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. Vaststellingsovereenkomst. Boomgaard gebruikte de aanduiding 'De Haan' resp. 'Haan' in o.a. handelsnamen en domeinnamen. Partijen zijn destijds tot een vaststellingsovereenkomst gekomen, waarbij (volgens Haan) Boomgaard (oude) verwijzingen op internet zou aanpassen wanneer partijen content zouden aantreffen. Haan heeft Boomgaard erop geattendeerd per direct vermeldingen op internet te verwijderen. Boomgaard heeft te kennen gegeven dat er geen sprake is van overtreding en betwist dat zij toezegging heeft gedaan om verplicht dergelijke handelingen te verrichten. De kantonrechter oordeelt dat Boomgaard alles heeft gedaan wat in haar macht ligt om (oude) verwijzingen op internet aan te (laten) passen), waardoor niet in strijd is gehandeld met de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast is niet gebeleken dat partijen een dwangsom aan de inspanningsverplichting hebben verbonden. Beide vorderingen worden afgewezen.

Leestips: 3.4, 3.5, 3.6, 3.8