DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 12769

Herhalingsvergoeding ook voor digitale themakanalen

Rechtbank Amsterdam 15 mei 2013, LJN CA1603 (herhalingsvergoeding digitale themakanalen)
Mediarecht. Contractenrecht. Herhalingsvergoeding acteur. Naburige rechten. Begrip uitzenden in de overeenkomst. Geen belang bij opgave (meer). Acteur en vennootschap 1 hebben met betrekking tot een rol in de serie een acteursovereenkomst getekend, met de uitdrukkelijke voorwaarde dat een regeling over herhalingen van de serie zou worden getroffen. Ook voor herhalingen op de themakanalen en CCF is een herhalingsvergoeding verschuldigd.

Vennootschap 1 wordt veroordeeld de acteursovereenkomst met de acteur na te komen en wordt tevens veroordeeld tot betaling aan de acteur van een herhalingsvergoeding voor de herhalingen van de serie op de digitale themakanalen Comedie Central Family en [vennootschap 3]. In de acteursovereenkomst zijn partijen deze herhalingsvergoeding overeengekomen. De rechtbank oordeelt, anders dan vennootschap 1 heeft betoogd, dat die ook van toepassing is op herhalingen op digitale themakanalen. De acteur heeft geen belang meer bij een veroordeling om opgave te doen van het aantal uitgezonden herhalingen, nu deze opgave al is gedaan. Vennootschap 1 wordt veroordeeld een bedrag van € 54.453,60 bruto aan de acteur te voldoen.

2.4 (...) Artikel 14, derde lid, van de Overeenkomst luidt:
“Onder uitzenden wordt in deze overeenkomst verstaan het exclusieve recht van de Producent om de opname van de prestatie/uitvoering te (doen) uitzenden voor een algemeen publiek via ether- en satelliet-zendinrichtingen, en al dan niet gelijktijdige doorgifte/overbrenging daarvan per kabel, en het exclusieve recht om de opname van de prestatie/uitvoering te (doen) uitzenden voor een specifiek publiek in hert kader van abonnee- en pay-TV, pay-per-view en closed circuit.”

3.2.  [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag, kort gezegd, dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst, nu [vennootschap 1] heeft laten weten geen herhalingsvergoeding aan [eiser] te zullen betalen voor de herhalingen op de digitale themakanalen. [eiser] heeft de rol in de serie geaccepteerd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat een regeling over herhalingen van de serie zou worden getroffen. Hem was in het jaar 2000 namelijk al duidelijk dat succesvolle televisieseries veel werden herhaald zonder dat de acteurs in dat succes deelden. Een voorbeeld daarvan is de kinderserie [titel 2], die eindeloos is herhaald zonder dat hij daarvoor een vergoeding ontving. De herhalingsvergoeding heeft [eiser] daarom uitdrukkelijk bedongen, en wel per herhaling van elke aflevering van de serie. [vennootschap 1] schiet ook tekort in de nakoming van de Overeenkomst omdat zij nalaat volledige informatie te verstrekken over het aantal uitzendingen. Het als productie 7 overgelegde overzicht is onvolledig omdat daaruit niet blijkt uit hoeveel daadwerkelijke uitzendingen één zogenoemde ‘run’ bestond en er twijfels zijn of er alleen in 2010 op CCF is uitgezonden. Verder komt het vreemd en onjuist voor dat [vennootschap 1] niet meer kan nagaan hoe vaak de serie op [vennootschap 3] is uitgezonden omdat de administratie van [vennootschap 3] c.q. [vennootschap 1] dan kennelijk niet meer dan 7 jaar wordt bewaard. Bovendien is door [B] namens [vennootschap 1] gezegd dat er een bedrag staat gereserveerd voor de hoofdcast en een dergelijk bedrag zou verantwoord moeten zijn. [eiser] zou graag bevestigd willen zien dat de serie alleen op [vennootschap 3] en CCF is verschenen en niet ook op andere zenders is uitgezonden. Om de hoogte van de aan [eiser] te betalen vergoeding te kunnen vaststellen, heeft [eiser] informatie nodig over het precieze aantal uitzendingen van herhalingen van afleveringen van de serie op de zenders CCF en [vennootschap 3] en mogelijk andere zenders of op andere uitzendwijzen, aldus [eiser].

3.3. (...verweer...) Het betalen van een hoge vergoeding voor elke herhaling ongeacht welke exploitatiewijze en omvang van het publiek, vormt een enorme belemmering voor de exploitatie. De herhalingsvergoeding overstijgt vele malen de eigen inkomsten van [vennootschap 1] uit de exploitatie en dit kan niet de bedoeling zijn. De redelijkheid brengt mee dat [eiser] de overeenkomst ook nooit zo had kunnen begrijpen. De term “abonneetelevisie” had in 2001 bovendien een andere lading had dan nu. Destijds ging het om betaaltelevisie op aparte zenders achter een decoder: een zogenoemd premium pay kanaal, zoals Filmnet. Tegenwoordig vallen onder abonneetelevisie ook de zogenoemde low pay kanalen -zoals [vennootschap 3] en CCF- waarvoor slechts een klein extra bedrag wordt betaald bij een standaard digitaal abonnement.

4.3.  De rechtbank is, anders dan [vennootschap 1], van oordeel dat [vennootschap 1] aan [eiser] voor de herhalingen op de themakanalen [vennootschap 3] en CCF een herhalingsvergoeding is verschuldigd. Daartoe is het volgende redengevend.

Uitzenden
4.4.  In artikel 14, derde lid, van de Overeenkomst staat met zoveel woorden: ‘onder uitzenden in deze overeenkomst wordt verstaan (…)’. Dit betekent dat de definitie van uitzenden weldegelijk, en anders dan [vennootschap 1] heeft betoogd, gelding heeft voor alle bepalingen in de Overeenkomst. In dit artikel 14, derde lid, wordt onder uitzenden niet alleen het uitzenden voor een algemeen publiek verstaan maar daaronder valt ook het uitzenden voor een specifiek publiek in het kader van abonnee- en pay-TV, pay-per-view en closed circuit. De rechtbank volgt [vennootschap 1] dan ook niet in haar betoog dat de Overeenkomst alleen zou zien op gratis televisie voor een groot publiek. De Overeenkomst ziet immers ook expliciet op betaaltelevisie voor een kleiner publiek. [vennootschap 1] heeft wel aangevoerd dat de exploitatie via zogenoemde digitale low pay kanalen ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst nog niet bestond, maar dit leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat uitzendingen via de themakanalen niet onder de definitie van uitzenden in de Overeenkomst vallen. Allereerst geldt dat de omstandigheid dat een exploitatiewijze nog niet is voorzien, nog niet betekent dat die niet onder de overeenkomst zou kunnen vallen. In dit geval komt daar nog bij dat partijen in artikel 14, eerste lid van de Overeenkomst (zie hiervoor onder 2.4) zijn overeengekomen dat [eiser] aan de Producent het onvoorwaardelijke recht verleent de prestatie te exploiteren op welke wijze heden of in de toekomst ook bekend. Partijen hebben aldus onder ogen gezien dat de overdracht van rechten door [eiser] mede betrekking heeft op exploitatiewijzen die in de toekomst mogelijk zouden blijken te zijn. Deze bepaling biedt dan ook steun aan de stelling van [eiser], dat de door hem bedongen herhalingsvergoeding mede ziet op nog niet voorziene exploitatiewijzen. De omstandigheid dat betaaltelevisie indertijd een andere lading had dan nu, omdat consumenten voor de digitale themakanalen veel minder betalen dan zij destijds betaalden voor bijvoorbeeld Filmnet, kan hieraan niet afdoen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de themakanalen een beperkter publiek hebben dan betaaltelevisie indertijd had en de omstandigheid dat de opbrengsten voor [vennootschap 1] uit de themakanalen vele malen lager zijn dan de aan [eiser] te betalen herhalingsvergoeding. Dit zijn namelijk allemaal (financiële) argumenten aan de zijde van [vennootschap 1] om, gegeven de door [eiser] bedongen herhalingsvergoeding, al dan niet te besluiten om de serie te doen laten uitzenden via een digitaal themakanaal tegen een door [vennootschap 1] daarvoor te vragen vergoeding. Zij raken echter niet de ruime definitie van uitzenden en de daaraan gekoppelde herhalingsvergoeding die partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen hadden.

Herhalingsvergoeding na vijf jaar?
4.5.  De rechtbank verwerpt het verweer van [vennootschap 1] dat [eiser] na vijf jaar geen recht meer zou hebben op een herhalingsvergoeding.

Herhalingsvergoeding alleen voor primetime herhalingen?
4.6.  De rechtbank volgt [vennootschap 1] niet in haar betoog dat de herhalingsvergoeding alleen kan gelden voor primetime-herhalingen.

Herhalingsvergoeding per aflevering of per serie?
4.7.  [vennootschap 1] heeft wel terecht aangevoerd dat de Overeenkomst niet inhoudt dat [eiser] na vijf jaar recht heeft op een herhalingsvergoeding per aflevering.

Nakoming overeenkomst
4.10.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [vennootschap 1], door te weigeren aan [eiser] een herhalingsvergoeding te betalen voor de uitzendingen via de digitale themakanalen, tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst. [eiser] heeft daarom recht op en belang bij toewijzing van zijn vordering tot nakoming, zoals hiervoor weergegeven onder 3.1. sub I. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan het verweer van [vennootschap 1] dat toewijzing van de vordering tot executieproblemen zal leiden, stellende dat partijen van mening verschillen over de uitleg van die overeenkomst. In dit vonnis is immers over de uitleg van artikel 4, tweede lid, van de Overeenkomst geoordeeld, in het bijzonder dat [vennootschap 1] ook voor de herhalingen van de serie op digitale themakanalen een herhalingsvergoeding is verschuldigd. Op voorhand kan daarom niet worden aangenomen dat zich op dit punt executiegeschillen zullen voordoen.

Opgave verstrekken
4.11.  [vennootschap 1] heeft aangevoerd dat zij inmiddels opgave heeft verstrekt van het aantal keren dat de serie op CCF is uitgezonden. Elke aflevering van de serie is 20 keer op CCF uitgezonden in de periode 4 januari 2010 tot en met 3 januari 2011 en voor het overige is de serie op CCF niet uitgezonden.

4.12.  De rechtbank begrijpt dat [vennootschap 1] als verweer voert dat [eiser] geen belang meer heeft bij zijn vordering tot het verstrekken van de verzochte informatie omdat [vennootschap 1] hieraan reeds heeft voldaan. De rechtbank volgt [vennootschap 1] hierin.

Lees de uitspraak LJN CA1603 (pdf)

IEF 12768

Niet herkenbaar in beeld, maar wel geluidsopnames gebruiken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 april 2013, LJN CA3185 (eiseres tegen TROS)
Mediarecht. Tros Vermist heeft in een uitzending aandacht besteed aan een vermissing van een meisje die door haar moeder (zonder toestemming van de vader) is meegenomen naar Turkije. Daarbij zijn beeld- en geluidsopnames van de moeder gemaakt. De voorzieningenrechter legt aan de Tros een verbod op om de moeder herkenbaar in beeld te brengen, omdat dit voor de maatschappelijke discussie niet van belang is, terwijl de moeder er een groot belang bij heeft dat zij niet herkenbaar in beeld wrodt gebracht. Tros mag wel de geluidsopnames gebruiken omdat niet te verwachten is dat de moeder daarmee in haar privacybelang wordt benadeeld.

4.11.  Voor de maatschappelijke discussie is niet van belang dat [eiseres] herkenbaar in beeld wordt gebracht, terwijl zij zelf een groot belang heeft niet herkenbaar in beeld te komen. Tros zal worden veroordeeld haar niet herkenbaar in beeld te brengen, wat zij overigens ook ter zitting reeds heeft toegezegd.

4.12.  [eiseres] wenst dat ook haar stem niet hoorbaar zal zijn. Voor een goede beoordeling van hetgeen zij heeft verklaard heeft het hoorbaar maken van het stemgeluid echter een meerwaarde ten opzichte van het enkel citeren van haar verklaring. Anderzijds is niet te verwachten dat [eiseres], doordat haar stem in het programma Tros vermist hoorbaar is geweest, wordt benadeeld in haar privacy-belang, omdat er weinig mensen zullen zijn die haar tevoren niet kenden en haar op grond van haar stemgeluid elders zullen herkennen als de moeder van [minderjarige] die in Tros vermist hoorbaar is geweest. Tros zal dus niet worden veroordeeld de stem van [eiseres] onhoorbaar te maken.

De voorzieningenrechter
5.1.  verbiedt Tros om, na betekening van dit vonnis, beeldmateriaal dat van [eiseres] in de periode van 30 december 2011 tot heden is opgenomen uit te zenden dan wel openbaar te maken, voor zover [eiseres] daarbij herkenbaar in beeld wordt gebracht,

5.2.  verbiedt Tros om, na betekening van dit vonnis, de uitzending van 23 maart 2012 van Tros Vermist nogmaals uit te zenden dan wel openbaar te maken, voor zover [eiseres] daarbij herkenbaar in beeld wordt gebracht,

IEF 12736

Rechter verbiedt naam eiser te vermelden op sites en social media

Vzr. Rechtbank Overijssel 6 juni 2013, LJN CA2280 (naam eisende partij)
Mediarecht. Onrechtmatige daad. Kort gedingrechter verbiedt gedaagde partij om de naam van eisende partij te vermelden op de site van www.pedofielennetwerknoordholland.nl of deze naam te publiceren op Hyves, Facebook, weblogs, Twitter, Linkedin, dan wel op websites, weblogs van derden onder eigen naam of onder een pseudoniem of uit hoofde van een functie eiser neer te zetten als kindermisbruiker, pedofiel, en/of hem in verband te brengen met pedofiele praktijken of kinderporno en/of om video’s op internet te plaatsen die een dergelijke strekking hebben dan wel een link of verwijzing naar de uitzending van SBS6 van Undercover in Nederland.

De voorzieningenrechter
3.1. verbiedt gedaagde op zijn website www.pedofielennetwerknoordholland.nl
te plaatsen de naam van [eiser] en de link c.q. verwijzing naar de uitzending van SBS6 van Undercover in Nederland d.d. [datum] of andere soortgelijke berichten en voor zover dergelijke berichten nog op de website staan deze binnen één dag na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde handelt in strijd met dit verbod, tot een maximum van € 50.000,00;

3.2. verbiedt gedaagde zowel mondeling als schriftelijk, waaronder op internet, op eigen websites, Hyves, Facebook, weblogs, Twitter, Linkedin, dan wel op websites, Hyves, Facebook, weblogs van derden onder eigen naam of onder een pseudoniem of uit hoofde van een functie eiser neer te zetten als kindermisbruiker, pedofiel, en/of hem in verband te brengen met pedofiele praktijken of kinderporno en/of om video’s op internet te plaatsen die een dergelijke strekking hebben dan wel een link of verwijzing naar de uitzending van SBS6 van Undercover in Nederland d.d. [datum] en/of de naam van [eiser] erbij te plaatsen;
IEF 12728

Gelegenheid om voicelogs ten kantore van notaris te beluisteren

Hof Den Haag 28 mei 2013, LJN CA1269 (Newice B.V. tegen Pretium Telecom B.V.)
Uitspraak ingezonden door Jurian van Groenendaal, Boekx Advocaten.
Mediarecht. Hoger beroep van IEF 12032. Exhibitieincident (843a Rv). Appellanten vorderen in dit incident ex artikel 843a Rv de ter beschikkingstelling van de voicelogs van de volledige telefoongesprekken op een gegevensdrager. Het hof beveelt Pretium c.s. om aan de appellanten de gelegenheid te geven om ten kantore van een notaris desgewenst in aanwezigheid van de schoonmoeder van appellant, de voicelogs van gesprek I en de opnamen van de gesprekken II, III en IV te beluisteren.

5.  [appellanten], hebben aangevoerd dat zij een rechtmatig belang hebben bij het beluisteren van de gespreksopnamen. Dit belang bestaat ten eerste uit de noodzaak van verificatie van de door Pretium c.s. overgelegde transcripten. Ten tweede bestaat dit belang uit de noodzaak van verificatie van de integriteit en omvang van de opname. Bij dit laatste gaat het onder meer om de wijze waarop het gesprek door de telemarketeer is gevoerd, bijvoorbeeld in een zodanig tempo dat [schoonmoeder appellant sub 1] onder mentale druk werd gezet en niet kon begrijpen waarmee zij instemde.
[appellanten] betwisten dat gesprek I slechts deels is opgenomen. Zij achten volstrekt ongeloofwaardig dat Pretium juist het belangrijke wervingsgesprek slechts deels zou hebben opgenomen. Daarnaast wijzen zij op een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2011 (LJN: BQ3528) waarin ook sprake was van volledige transcripten.

6.  Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten], een rechtmatig belang bij verificatie van de integriteit van de opnamen en de juistheid van de overgelegde transcripten. Dit belang wordt gediend door het beluisteren van de gesprekken, zoals Pretium c.s. heeft aangeboden.

8.  Omtrent de wijze van kennisneming zal het hof bepalen dat [appellanten], in de gelegenheid moeten worden gesteld de gesprekken te beluisteren ten kantore van een notaris, op de in het dictum vermelde wijze. Voor verstrekking van gegevensdragers ziet het hof geen rechtmatig belang bij [appellanten], nog daargelaten de vraag of het bescheiden betreft aangaande een rechtsbetrekking waarin zij partij zijn. De door [appellanten], gewenste doelen kunnen ook met het beluisteren worden bereikt.

Lees de uitspraak LJN CA1269 (pdf)

IEF 12665

KRO hoeft Ryanair ruwe beelden interviews niet te overhandigen

Een redactionele bijdrage van Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan.
KRO’s Brandpunt Reporter besteedde op 28 december 2012 en 3 januari 2013 aandacht aan de bedrijfscultuur van Ryanair en de mogelijke invloed daarvan op de veiligheid. Ryanair startte daarop een bodemprocedure, omdat zij meent dat Ryanair er in de uitzendingen ten onrechte openlijk van wordt beschuldigd de vliegveiligheid in gevaar te brengen door haar brandstofbeleid en door piloten ook te laten vliegen als ze ziek zijn. In de uitzendingen werden diverse betrokkenen geïnterviewd, onder wie een aantal anonieme Ryanair-piloten. Ryanair wilde via de rechter de beschikking krijgen over al het ruwe beeldmateriaal van die interviews, naar eigen zeggen omdat zij vermoedde dat de uitspraken van de geïnterviewden door de KRO uit de context zouden zijn gehaald.

In een tussenvonnis van 15 mei 2013 wijst de rechtbank Amsterdam deze vordering (ex artikel 843a Rv) van Ryanair af. De rechtbank heeft nog niet beslist over de (on)rechtmatigheid van de uitzendingen, daarover wordt verder geprocedeerd, maar Ryanair heeft volgens de rechtbank geen recht op het ruwe beeldmateriaal.

Om te beginnen stelt de rechtbank vast dat toewijzing van Ryanair’s vordering “volgens vaste rechtspraak een inmenging in de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM”.

Vervolgens maakt de rechtbank onderscheid tussen de herkenbaar in beeld gebrachte geïnterviewden en de anonieme piloten. Over die eerste groep stelt de rechtbank vast dat het vermoeden van Ryanair dat hun uitspraken uit de context zijn gehaald, wordt tegengesproken door de KRO ingebrachte verklaringen van de geïnterviewden. Daarom gaat de rechtbank niet mee in dat vermoeden van Ryanair.

Over de groep anonieme piloten oordeelt de rechtbank dat “de vordering tot afgifte van het ruwe beeldmateriaal ook strekt tot openbaarmaking van die journalistieke bronnen van de KRO”. Ryanair zou mogelijk op grond van dat ruwe materiaal de identiteit van haar werknemers kunnen achterhalen. Daarom acht de rechtbank grote terughoudendheid op zijn plaats. Een inbreuk op het recht op bronbescherming (dat voortvloeit uit artikel 10 EVRM) is volgens “vaste rechtspraak slechts gerechtvaardigd als een algemeen (of publiek) belang dat vereist”. Ryanair heeft niets gesteld waaruit zo’n algemeen belang kan worden afgeleid en de rechtbank oordeelt expliciet dat “haar eigen belang bij de bescherming van haar imago bij het grote publiek, daar niet onder [valt]”.

Tot slot weegt de rechtbank ook nog mee dat Ryanair andere mogelijkheden heeft om haar vermoeden dat de uitspraken uit de context zijn gehaald te staven (denk aan het horen van getuigen), waarbij – anders dan bij deze vordering tot afgifte – geen inbreuk hoeft te worden gemaakt op artikel 10 EVRM.

Zie in contrast met dit vonnis de – evident onjuiste – uitspraak inzake Pretium/TROS als gevolg waarvan de TROS uiteindelijk genoodzaakt was het ruwe beeldmateriaal aan Pretium te overhandigen (omdat de uitspraak waarin werd geoordeeld dat wel aan artikel 10 EVRM had moeten worden getoetst om formele redenen na verloop van tijd niet meer in de weg stond aan de plicht het materiaal te overhandigen).

De KRO wordt in deze procedure bijgestaan door Jens van den Brink en Emiel Jurjens.

Christien Wildeman

Op andere blogs:
Media Report, KRO hoeft Ryanair ruwe beelden interviews niet te overhandigen

IEF 12641

Voldoende mogelijkheid geboden weerwoord te geven

Rechtbank Amsterdam 3 mei 2013, LJN BZ9848 (eiser tegen TROS)
Uitspraak mede ingezonden door Bertil van Kaam en Remco Klöters, Van Kaam advocaten.

Mediarecht. Uitzending programma. Onrechtmatige publicatie. Eer en goede naam. Eiser drijft een opleidingsbureau voor onder andere rijinstructeurs. Op 26 maart 2013 is door het Tros programma 'Opgelicht?!' aandacht besteed aan eiser en zijn activiteiten met haar opleidingsbureau. Eiser vordert onder meer veroordeling van de Tros tot het staken van het doen van diffamerende uitlatingen over hem dan wel zijn bureau en dat Tros wordt veroordeeld tot het publiceren van een rectificatie. Tros heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een groot aantal klachten over de werkwijze van eiser heeft ontvangen. Eiser is voldoende mogelijkheid geboden om een weerwoord te geven op de geuite klachten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van Tros jegens eiser. De vorderingen worden afgewezen.

4.3.  Tros heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een groot aantal klachten over de werkwijze van [vennootschap 1] heeft ontvangen. Dat in het programma “Opgelicht?!” een vijftal klagers in de gelegenheid wordt gesteld om hun ervaringen te vertellen acht de voorzieningenrechter daarom op zichzelf niet onrechtmatig. De weergave van de ervaringen van de aan het programma meewerkende cursisten wordt omlijst door een voice-over die de diverse kritiekpunten samenvat alvorens (één of meer van) aan het programma meewerkende cursisten in eigen woorden de klacht weergeeft. Ook dit is als zodanig niet onrechtmatig. [eiser] heeft bovendien niet aannemelijk kunnen maken dat de kritiek op zijn handelwijze uit de lucht gegrepen is. Anders dan op de tot voor kort door hem gebruikte website is vermeld, krijgen cursisten kennelijk niet standaard een persoonlijke mentor die regelmatig hun studieprestaties bespreekt. Het verwijt dat cursisten, nadat het inschrijfgeld is betaald, ermee geconfronteerd worden dat zij ook de kosten voor het examen dienen te voldoen, blijkt juist. Het verweer van [eiser] dat hij die kosten vervolgens weer terugbetaalt doet er niet aan af dat de cursisten met een andere gang van zaken worden geconfronteerd dan zij op grond van de vooraf gegeven informatie mochten verwachten. Voorts heeft [eiser] niet weersproken dat in een periode van twee jaar slechts vier cursisten examen hebben gedaan, waarvan er maar twee zijn geslaagd. Dat op grond van deze feiten vraagtekens worden gesteld bij de bedrijfsvoering van [eiser] is begrijpelijk, en het in dat kader aan het woord laten van derden (niet-cursisten) acht de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] voldoende mogelijkheid is geboden om een weerwoord op de geuite klachten gegeven. Hij heeft er zelf voor gekozen om dit te doen door middel van een e-mail. De inhoud daarvan is in de uitzending weergegeven. Het totaalbeeld dat uit de uitzending oprijst, namelijk dat door [vennootschap 1] niet datgene geboden wordt wat op grond van de door haar verstrekte informatie mag worden verwacht, is door [eiser] echter niet weerlegd. Dat dit veroorzaakt wordt door verkeerd handelen van docenten en betalingsgedrag van het UWV, zoals [eiser] stelt, kan daaraan niet afdoen. Mocht de stelling van [eiser] juist zijn, dan nog zijn dit omstandigheden die voor het bedrijfsrisico van [vennootschap 1] komen.

IEF 12638

In het artikel speelt appellant een zeer ondergeschikte rol

Hof Amsterdam 16 april 2013, LJN BZ9784 (Grill-Steakhouse Maya en Café Alto tegen Stichting ter Bevordering van Informatie en Publiciteit)
Mediarecht. Geen onrechtmatige publicatie. Artikel op website www.speculanten.nl is niet onrechtmatig tegenover appellanten. Er worden slechts mogelijke banden aangewezen. Appellant speelt een ondergeschikte rol in het artikel.

De Stichting is domeinnaamhouder van de website www.speculanten.nl. Het feitelijk beheer van de website vindt plaats door het Speculanten Onderzoeks Kollektief (SPOK). Het SPOK stelt zich ten doel om misstanden in de Amsterdamse vastgoedmarkt en horeca aan de kaak te stellen, alsmede het gemeentelijk beleid te dier zake kritisch te volgen. In juni 2011 is op de website een artikel geplaatst onder de titel “De [Appellant sub 1] connectie”. Medio november 2011 hebben Appellanten dit gemerkt en zich hierover via hun advocaat bij de Stichting beklaagd. Daarop zijn enkele aanpassingen in de tekst van het artikel aangebracht.

Het hof is van oordeel dat het artikel slechts wijst op mogelijke banden tussen criminelen en de Amsterdamse horeca/het Amsterdamse vastgoed, alsmede op de houding van de gemeente Amsterdam ter dier zake. In het artikel speelt Appellant een zeer ondergeschikte rol, waarbij hij niet als crimineel of verdacht wordt neergezet. Maya BV en Café Alto BV komen in het artikel niet voor. Evenmin suggereert het artikel dat vanuit restaurant Maya en/of jazzcafé Café Alto (nog steeds) drugshandel wordt bedreven. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis.

3.2.2. Het hof is echter - met de Stichting - van oordeel dat het artikel, in zijn geheel gelezen en beschouwd, de zojuist vermelde suggesties niet bevat maar slechts wijst op mogelijke banden tussen (veroordeelde of veronderstelde) criminelen en de Amsterdamse horeca/het Amsterdamse vast goed, alsmede op de houding van de gemeente Amsterdam ter dier zake. In het artikel speelt [ Appellant sub 1 ] een zeer ondergeschikte rol, waarbij hij niet als crimineel of verdacht wordt neergezet. Maya BV en Café Alto BV komen in het artikel, zoals hierna onder 3.4.2 nog nader aan de orde zal komen, als zodanig niet voor. Evenmin suggereert het artikel dat vanuit restaurant Maya en/of jazzcafé Café Alto (nog steeds) drugshandel wordt bedreven. De omstandigheid dat het artikel “De [ Appellant sub 1 ] connectie” heet leidt, mede in aanmerking genomen dat [ voornaam ] [ X ] in het artikel als “[ ]” wordt aangeduid, niet tot een ander oordeel, omdat in deze titel met “[ Appellant sub 1 ]” kennelijk op [ voornaam ] [ X ] wordt gedoeld en de inhoud van het artikel geen grond geeft te veronderstellen dat [ Appellanten ] tot de “connection” van [ voornaam ] [ X ] behoren. Ten slotte is de opmerking van de advocaat van de Stichting tijdens de zitting in eerste aanleg, dat sprake is van “covers om bepaalde personen hun gang te laten gaan”, niet relevant, zelfs al zou die opmerking - wat de Stichting betwist - doelen op restaurant Maya en jazzcafé Café Alto. De door [ Appellanten ] ingestelde vorderingen zijn immers gebaseerd op de stelling dat het artikel onrechtmatig is en niet op (beweerdelijk) onrechtmatige uitlatingen van de advocaat van de Stichting.

3.2.3. Uit het voorgaande volgt dat de stelling van [ Appellanten ] dat hun eer, goede naam en reputatie door de strekking (“essentie”) van het artikel worden geschonden op een onjuiste lezing van het artikel berust, reden waarom de genoemde grieven in zoverre worden verworpen.
IEF 12608

Congresmiddag: Het nieuwe mediarecht

Double Tree by Hilton, Amsterdam, donderdag 16 mei van 13.00 tot 17.30 uur.

Het nieuwe mediarecht omvat een breed scala aan civielrechtelijke en regulatoire vraagstukken rondom de distributie en inhoud van mediadiensten, van lasterlijke perspublicaties en bronbescherming tot toezicht op videowebsites en toegang tot elektronische programmagidsen. De snelheid van de rechtsontwikkeling in het mediarecht wordt in vergaande mate bepaald door de digitalisering: nieuwe technologieën en veranderende kijkersbehoeften leiden tot een veelheid aan nieuwe diensten, exploitatiemodellen en bijbehorende juridische vragen.

Op donderdag 16 mei van 13.00 – 17.30 organiseert eduLex, onderdeel van deLex, een congresmiddag in Double Tree by Hilton te Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst maken vier ervaren sprekers u wegwijs in het nieuwe mediarecht anno 2013, waarbij thematische verdieping wordt gecombineerd met een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen. Hier aanmelden

Wouter Hins zal spreken over de gevoelige verhouding tussen persvrijheid en nationale veiligheid. Aan de orde komen het verbod om staatsgeheimen te publiceren, methoden van nieuwsgaring, klokkenluiders, journalistieke bronbescherming en openbaarheid van bestuur.

Remy Chavannes bespreekt verschillende juridische aspecten van internettelevisie (IPTV), met de nadruk op auteursrecht, mediarecht en privacyrecht. Aan de orde komen o.a.:
- Jurisdictie van mediatoezichthouders over grensoverschrijdende IPTV-diensten: wie gaat waar over en hoe kunnen de betrokken aanbieders dat beïnvloeden?
- Het regelen van individuele en collectieve rechten voor IPTV-diensten: wie moet bij wie zijn en waarvoor?
- Registratie en exploitatie van kijkgegevens: tot waar en niet verder en wat als je meer wil?

Robert van den Broek bespreekt de actualiteiten op het gebied van de regelgeving voor omroepen. Zo komen de beleidsregels publieke media-instellingen aan bod, de (nieuwe) beleidsregels van reclame- en sponsoring commerciële media-instellingen en de actualiteiten met betrekking tot nevenactiviteiten. Tevens zal hij de ontwikkelingen op het gebied van het reclame- en dienstbaarheidsverbod voor de publieke omroep behandelen.

Jens van den Brink zal zowel de Nederlandse als Europese jurisprudentie bespreken. Hij zal zich concentreren op de volgende onderwerpen: Actualiteiten (on)rechtmatige publicaties – Wat mogen media wel en niet? Welke tendens is er te ontdekken in de laatste jurisprudentie over onderwerpen als wederhoor? Het portretrecht, onderzoeks- en undercoverjournalistiek, consumentenprogramma’s, overvaltechnieken en online uitingen.

Programma
12.00 – 13.00 uur Ontvangst met lunch, intekenen
13.00 – 14.00 uur prof. Wouter Hins - IViR en Universiteit Leiden
14.00 – 15.00 uur Remy Chavannes - Brinkhof
15.00 – 15.30 uur Pauze
15.30 – 16.30 uur Robert van den Broek - Van Kaam advocaten
16.30 – 17.30 uur Jens van den Brink - Kennedy Van der Laan
vanaf 17.30 Netwerkborrel
19.00 uur Einde programma

Er zijn 4 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Plaats
Double Tree by Hilton
Amsterdam, Centraal Station
Uw route plannen: hier
Parkeersuggestie: Oosterdok parking

Kosten deelname
€ 495,00 Per persoon
€ 450,00 Sponsors IE-Forum, en
€ 195,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, koffie, thee, documentatie en borrel, excl. BTW.
Kortingen kunt u via de vernieuwde webshop zelf aangeven.

Hier aanmelden

IEF 12593

Nota wijziging mediawet: Must carry zenders mogen auteursrechtelijke vergoeding vragen

Nota naar aanleiding van verslag wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen, Kamerstukken II 2012/13, 33 426, nr. 8. en 33 541, nr. 6.rainbow
De minister: Het wettelijk voorschrift dat pakketaanbieders aan hun abonnees een minimumpakket van 30 digitale tv-zenders moeten doorgeven, biedt naar mijn mening voldoende garantie op een gevarieerd aanbod. In dit pakket zijn allereerst de zogenoemde must carry zenders opgenomen. (...) Aangezien er op de verspreiding van de publieke kanalen een must carry verplichting rust, wordt hiermee ook voorzien in de verspreiding van het teletekstsignaal. Themakanalen zoals www.uitzendinggemist.nl of www.politiek24.nl vallen niet onder de huidige noch de nieuwe must carry regeling.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de verplichte opname van de landelijke, regionale en lokale publieke zenders in het zenderpakket een belemmering voor deze zenders is om een auteursrechtelijke vergoeding voor programma’s aan de distributeurs te vragen.

De NPO onderhandelt al jaren met de kabelbedrijven over een auteursrechtelijk vergoeding voor zijn programma’s. Dit betreft zowel de zenders die onder de must carry regeling vallen, als andere diensten zoals themakanalen en Uitzending gemist. In 2010 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het standpunt van de Europese Commissie. Kort gezegd komt dit standpunt er op neer dat zenders die onder de must carry regeling vallen, een auteursrechtelijke vergoeding mogen vragen.

Wijziging mediawet, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 541, nr. 6.

De leden van de CDA-fractie stellen vragen over de ‘schatkamer’ van de publieke omroep, zoals deze wordt beheerd door Beeld en Geluid. Zij vragen naar continuering en uitbreiding van het beschikbaar stellen van digitale audiovisuele collecties aan het gehele Nederlandse onderwijs via Teleblik, en het beschikbaar stellen van het archief via het internet, en welke auteursrechtelijke en financiële beperkingen hierbij een rol spelen.

De regering is het met deze leden eens dat brede beschikbaarheid van publieke programma’s wenselijk is. De ontsluiting van het archief voor gebruik in het onderwijs via Teleblik is waardevol. Wat betreft de beschikbaarstelling van het gehele archief via het internet liggen de zaken een stuk complexer. Er zal voor een groot gedeelte van de collectie een auteursrechtelijke vergoeding verschuldigd zijn aan de rechthebbenden (producenten, tekstschrijvers, regisseurs, collectieve
beheersorganisaties, etc.). De programma’s die door de publieke omroep zijn uitgezonden zijn immers niet altijd rechtenvrij.

De genoemde leden vragen naar een visie op het gebruik van andere omroepen en omroep-lagen van het beeldmateriaal van de Nederlandse publieke omroep.

(...) Veelal worden afspraken gemaakt over de uitzendrechten en de daarbij behorende vergoedingen. Zo kan bijvoorbeeld worden geregeld dat een programma lineair kan worden uitgezonden, met een aantal herhalingen en een aantal dagen beschikbaarheid op een on demandplatform. Het contract regelt bijvoorbeeld het gebruik van de auteursrechten en de vergoedingen daarvoor. Het digitaal aanbieden (in welke vorm dan ook) van programma’s die uitgezonden zijn op de publieke zenders aan een breed publiek zal daarom extra kosten met zich brengen, voor zover hier vooraf geen afspraken over zijn gemaakt. Omroepen kunnen via Beeld en Geluid (al dan niet tegen betaling) beschikken over elkaars materiaal uit andere programma’s.

De genoemde leden vragen hoeveel de NPO, als coördinerende organisatie, en de individuele omroepen, gespecificeerd naar omroep, en de kabelbedrijven aan auteursrechten betalen aan organisaties als Buma/Stemra en Videma en eventuele
andere.


De individuele publieke omroepen betalen geen vergoeding aan Buma/Stemra et cetera. De overeenkomsten met deze partijen worden door de NPO aangegaan op grond van de wettelijke taak in artikel 2.2, tweede lid, sub f, van de Mediawet. De
NPO behartigt die zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor de landelijke publieke mediadienst en de landelijke publieke media-instellingen. De NPO kan in het kader van deze taak in naam van de gezamenlijke landelijke publieke mediainstellingen overeenkomsten met derden aangaan (artikel 2.3, eerste lid, van de Mediawet). Dergelijke overeenkomsten zijn bindend voor de omroepen.

De verplichtingen uit hoofde van de rechtencontracten bedragen volgens het jaarverslag 2011 van de NPO 21,8 miljoen. Deze verplichtingen hebben betrekking op rechtenvergoedingen voor muziekrechten, beeldrechten en zogenoemde fonogrammen. Hierbij zijn niet inbegrepen de rechtencontracten op het gebied van bijvoorbeeld nieuws of de aankoopcontracten voor buitenlandse programma’s.

De bedragen die de omroepen betalen voor eigen producties of via de producties aan onafhankelijke producenten zijn niet bekend. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan vergoedingen voor regisseurs, scenarioschrijvers, en andere creatieve
medewerkers. De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast wat de inkomsten van zowel de NPO als de individuele omroepen zijn aan auteursrechten.

In het jaarverslag van de NPO over 2011 staat onder de post Overige bedrijfsopbrengsten de ontvangst van vergoedingen van de kabelmaatschappijen en overige distributeurs voor de (digitale) doorgifte van Nederland 1, 2, en 3, themakanalen en Uitzending Gemist. Dit bedraagt ongeveer 10,0 miljoen euro. De ontvangen rechtenvergoeding voor leaders en tunes bedraagt 1,2 miljoen euro. De NPO en de omroepen ontvangen ook rechtenvergoedingen via Videma voor de vertoning van hun programma’s via gesloten netwerken en groepstelevisie. Ook zijn er inkomsten uit de Thuiskopie. De ontvangsten worden op grond van de Mediawet weer besteed aan de programma’s. De inkomsten van de individuele omroepen door
exploitatie van rechten zijn niet bekend.

IEF 12587

Congresmiddag: Het nieuwe mediarecht

Double Tree by Hilton, Amsterdam, donderdag 16 mei van 13.00 tot 17.30 uur.

Het nieuwe mediarecht omvat een breed scala aan civielrechtelijke en regulatoire vraagstukken rondom de distributie en inhoud van mediadiensten, van lasterlijke perspublicaties en bronbescherming tot toezicht op videowebsites en toegang tot elektronische programmagidsen. De snelheid van de rechtsontwikkeling in het mediarecht wordt in vergaande mate bepaald door de digitalisering: nieuwe technologieën en veranderende kijkersbehoeften leiden tot een veelheid aan nieuwe diensten, exploitatiemodellen en bijbehorende juridische vragen.

Op donderdag 16 mei van 13.00 – 17.30 organiseert eduLex, onderdeel van deLex, een congresmiddag in Double Tree by Hilton te Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst maken vier ervaren sprekers u wegwijs in het nieuwe mediarecht anno 2013, waarbij thematische verdieping wordt gecombineerd met een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen. Hier aanmelden

Wouter Hins zal spreken over de gevoelige verhouding tussen persvrijheid en nationale veiligheid. Aan de orde komen het verbod om staatsgeheimen te publiceren, methoden van nieuwsgaring, klokkenluiders, journalistieke bronbescherming en openbaarheid van bestuur.

Remy Chavannes bespreekt verschillende juridische aspecten van internettelevisie (IPTV), met de nadruk op auteursrecht, mediarecht en privacyrecht. Aan de orde komen o.a.:
- Jurisdictie van mediatoezichthouders over grensoverschrijdende IPTV-diensten: wie gaat waar over en hoe kunnen de betrokken aanbieders dat beïnvloeden?
- Het regelen van individuele en collectieve rechten voor IPTV-diensten: wie moet bij wie zijn en waarvoor?
- Registratie en exploitatie van kijkgegevens: tot waar en niet verder en wat als je meer wil?

Robert van den Broek bespreekt de actualiteiten op het gebied van de regelgeving voor omroepen. Zo komen de beleidsregels publieke media-instellingen aan bod, de (nieuwe) beleidsregels van reclame- en sponsoring commerciële media-instellingen en de actualiteiten met betrekking tot nevenactiviteiten. Tevens zal hij de ontwikkelingen op het gebied van het reclame- en dienstbaarheidsverbod voor de publieke omroep behandelen.

Jens van den Brink zal zowel de Nederlandse als Europese jurisprudentie bespreken. Hij zal zich concentreren op de volgende onderwerpen: Actualiteiten (on)rechtmatige publicaties – Wat mogen media wel en niet? Welke tendens is er te ontdekken in de laatste jurisprudentie over onderwerpen als wederhoor? Het portretrecht, onderzoeks- en undercoverjournalistiek, consumentenprogramma’s, overvaltechnieken en online uitingen.

Programma
12.00 – 13.00 uur Ontvangst met lunch, intekenen
13.00 – 14.00 uur prof. Wouter Hins - IViR en Universiteit Leiden
14.00 – 15.00 uur Remy Chavannes - Brinkhof
15.00 – 15.30 uur Pauze
15.30 – 16.30 uur Robert van den Broek - Van Kaam advocaten
16.30 – 17.30 uur Jens van den Brink - Kennedy Van der Laan
vanaf 17.30 Netwerkborrel
19.00 uur Einde programma

Er zijn 4 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Plaats
Double Tree by Hilton
Amsterdam, Centraal Station
Uw route plannen: hier
Parkeersuggestie: Oosterdok parking

Kosten deelname
€ 495,00 Per persoon
€ 450,00 Sponsors IE-Forum, en
€ 195,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, koffie, thee, documentatie en borrel, excl. BTW.
Kortingen kunt u via de vernieuwde webshop zelf aangeven.

Hier aanmelden