DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 9714

Gem. Hof 19 april 2011, LJN BQ6341 (Vansh Jewelry & Fashion N.V. tegen Utrima N.V.)

Coupons gericht op Arubaanse publiek (en toeristen)

in navolging van HR 8 januari 2010, LJN BK3164 conclusie Verkade en IEF 8509.

Aruba. Merkenrecht. Reclame-uiting. Verkrijging merkrecht op de voet van art. 2 lid 1 Merkenverordening Aruba, rechtscheppend eerste gebruik van merk in Aruba; maatstaf. Is het gebruik van merk van dien aard geweest dat voor derden voldoende kenbaar was dat het gebruik ertoe strekte het Arubaanse publiek te bereiken. Met name is het de vraag of advertenties van Utrima in tijdschriften die in de passagiershutten van de cruiseschepen worden neergelegd als (eerste) gebruik in Aruba kunnen gelden. Het antwoord is ontkennend.

Hof oordeelt dat er tijdschriften en kortingscoupons waren die mede gericht waren op het Arubaanse publiek, teneinde aldus (ook) het Arubaanse publiek te bewegen tot het doen van aankopen in de winkel op Sint Maarten. Hieruit volgt dat het hoger beroep faalt.

2.2 Het Hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat onder op het Arubaanse publiek gerichte reclame-uitingen mede dienen te worden begrepen reclame-uitingen die gericht zijn op toeristen die Aruba bezoeken. Utrima heeft in dat verband gemotiveerd gesteld dat het Arubaanse publiek, meer in het bijzonder maar niet uitsluitend de toeristen die Aruba bezoeken, in Aruba geconfronteerd werd met de, in Aruba verspreide, advertenties zoals bedoeld onder met name (b), (c) en (d). Het verweer dat voornoemde reclame-uitingen niet in Aruba verspreid en/of verkrijgbaar zouden zijn geweest, is door Vansh onvoldoende onderbouwd zodat aan dat verweer verder voorbij wordt gegaan. De door Utrima gestelde reclame-uitingen en

 het aanbod daarvan in Arubaanse winkels en aan Arubaanse klanten staat daarmee vast. Daarbij geldt dat in ieder geval de verspreiding van de advertenties en kortingscoupons zoals bedoeld onder (c) en (d) niet beperkt was tot verspreiding onder cruisetoeristen. De verspreiding in Arubaanse winkels en onder Arubaanse klanten veronderstelt gerichtheid op het Arubaanse publiek (vgl. conclusie A-G Verkade onder 3.8). Dat de genoemde tijdschriften en kortingscoupons niet specifieke Arubaanse uitgaven betroffen maar mede gericht waren op, onder meer, Sint Maarten doet daaraan niet af. Voldoende is dat de tijdschriften en kortingscoupons mede gericht waren op het Arubaanse publiek. Dat Utrima niet over een winkel in Aruba beschikte is daarbij evenmin doorslaggevend, temeer niet nu het een feit van algemene bekendheid is dat er sprake is van veel interregionaal (toeristen)verkeer tussen de diverse landen in het Caribisch gebied en meer in het bijzonder tussen de Caribische delen van het Koninkrijk der Nederlanden. Door in bedoelde tijdschriften en kortingscoupons onder vermelding van haar merk reclame te maken voor de door haar verhandelde waren, teneinde aldus (ook) het Arubaanse publiek te bewegen tot het doen van aankopen in haar winkel op Sint Maarten, heeft Utrima in Aruba van dat merk ter onderscheiding van haar waar gebruik gemaakt in vorenbedoelde zin. Voor derden die met dat gebruik geconfronteerd werden was voldoende kenbaar dat het gebruik ertoe strekte (ook) het Arubaanse publiek te bereiken. De overige gestelde reclame-uitingen behoeven gelet hierop geen bespreking meer. [red. vetgedrukt]

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9708

Rechtbank ‘s-Hertogenbosch 25 mei 2011, HA ZA 10-1890 (Melano B.V. tegen T.)

Verwisselbare elementen is een trend

Met dank aan Hans Erik van Gorp, Rassers advocaten

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Melano verkoopt sieraden met verwisselbare elementen. Gedaagde T. biedt onder onder de naam Eligo imitaties aan, maar gebruikt mede de handels- en merknaam Melano.

Een aantal sieraden is vrijwel identiek. "Een trend [komt] niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Dat kan wel gelden voor de uitwerking van deze trend". Het staat niet vast dat de sieraden van Melano werken zijn in de zin van de Auteurswet. Vordering afgewezen. Niet of onvoldoende onderbouwd zijn de vorderingen ten aanzien van de gestelde slaafse nabootsing en merk- en handelsnaaminbreuk op internetsites. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv en Indicatietarieven in IE-zaken.

Auteursrecht 4.10. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van overeenstemming tussen bovengenoemde sieraden van Melano met sieraden van T. Het onderscheid waar T. op wijst (het ontbreken van de vermelding Melano, iets bredere randjes en een geringe afwijking in de maat) acht de rechtbank van ondergeschikte aard. Dat zelfde geldt voor de omstandigheid dat de Melano sieraden van roestvrij staal zijn gemaakt, terwijl de sieraden van T. van zilver zijn.

4.18. De rechtbank is van oordeel dat uit de door T. overgelegde producties 2a en 2b, evenals de in depot gegeven folders, volgt dat meerdere bedrijven sieraden verkopen waarbij onderdelen verwisselbaar zijn. De rechtbank volgt partijen, waar zij stellen dat er sprake is van een trend, gebaseerd op het idee van verwisselbaarheid. Zoals hiervoor al overwogen komt een trend niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Dat kan wel gelden voor de uitwerking van deze trend.

4.20. Aldus heeft Melano haar stellingen met betrekking tot de auteursrechtelijke bescherming van haar sieraden in onvoldoende mate onderbouwd. Het is dan ook niet komen vast te staan dat de sieraden van Melano werken zijn in de zin van de auteurswet. Om die reden kan Melano zich niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Haar vorderingen voor zover deze zien op inbreuk op auteursrecht zullen dan ook worden afgewezen.

Slaafse nabootsing: 4.24. Met betrekking tot dit alles stelt Melano niets, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van slaafse nabootsing die als onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt. Voor zover haar vorderingen gebaseerd zijn op slaafse nabootsing, zullen deze dan ook worden afgewezen.

Merk- of handelsnaaminbreuk 4.26. (…) De enkele omstandigheid dat op één of meerdere internetsites zowel de naam Melano als Quiges voorkomt, leidt echter niet tot de gevolgtrekking dat T. dan ook inderdaad de naam Melano voor zijn producten heeft gebruikt.

Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat op de site van mevrouw Nobis wellicht kan worden doorgeklikt op de naam Melano en dat dan sieraden te zien zijn die mevrouw Nobis van T. zou hebben gekocht. Daarbij is geen sprake van gebruik door T. van de naam Melano, doch hooguit van gebruik door mevrouw Nobis van de naam Melano.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9707

Rechtbank Amsterdam 25 mei 2011, HA ZA 10-2385 (Sandoz B.V. tegen Nycomed GmbH)

Een bittere pil voor Nycomed

Met dank aan Kurt Stöpetie, Brinkhof advocaten.

Merkenrecht. Vormmerken. Geneesmiddelen. Verstreken octrooirechtelijke exclusiviteit van werkzame stof pantroprazol, Pantozol (maagzuurremmer) wordt van UR- naar 'Over the counter' (OTC-)geneesmiddel.

Sandoz vordert de nietigverklaring van een aantal Benelux en internationale merkinschrijvingen met betrekking tot de pilvorm van door gedaagde Nycomed aangeboden geneesmiddel op basis van 2.28 lid 1 BVIE. De elementen (vorm, kleur en opdruk) en de totaalindruk van de pilvormige merken missen onderscheidend vermogen. Beroep op inburgering slaagt niet nu Vorderingen worden toegewezen. 1019h Rv proceskostenveroordeling.

4.8 Om te beoordelen of een merk onderscheidend vermogen heeft, dient de door dit merk opgeroepen totaalindruk te worden onderzocht. (...) Het kan immers nuttig zijn om tijdens de globale beoordeling elk bestanddeel van het betrokken merk te onderzoeken. De rechtbank zal bij de beoordeling derhalve eerste de verschillende bestanddelen van de uiterlijke verschijningsvorm, te weten de vorm en kleur van de table alsmede de kleur en het lettertype van de opdruk 'P20/P40', en daarna de totaalindruk onderzoeken (HvJ EG 29 april 2004, Henkel/OHIM, C-144/06, par 39 en 41 (LJN: BF6671)).

4.10 de vorm en kleur van de tablet (...) stelt de rechtbank vast dat de ovale vorm en de gele kleur van de table gangbaar en gebruikelijk zijn. In zoverre is geen sprake van een significante afwijking.

4.11. de kleur bruin van de opdruk (...) De rechtbank is van oordeel dat het gebruik van een donkere kleur als opdruk op een gele tablet zodanig voor de hand ligt ten behoeve van voldoende zichtbaarheid van die opdruk, dat het enkele gebruik van de kleur bruin niet kan worden beschouwd als significante afwijking van hetgeen gebruikelijk en gangbaar is in de relevante sector als hierboven omschreven, maar als een voor de hand liggende variatie daarop. De rechtbank neemt daabij in overweging dat ter bewerkstelliging van een contrast met de kleur geel van de tablet de keuzemogelijkheden beperkt zijn.

4.12. de opdruk 'P20/P40' (...) dat het in de farmaceutische industrie gebruikelijk is om op tabletten de werkzame stof aan te duiden met haar beginletter, gevolgd door cijfers die zien op de hoeveelheid verwerkte werkzame stof. Deze toegevoegde grafische elementen zijn dus niet onderscheidend als bedoeld in 2.28 lid 1 sub b BVIE, aldus Sandoz.

4.18 Hiertoe is redengevend dat de totaalindruk van de gele kleur, de ovale vorm en de bruine opdruk P20/P40 in onderlinge samenhang bezien, niet zodanig significant afwijken van hetgeen in de relevante sector gangbaar en gebruikelijk is, dat dit ertoe leidt dat men deze tablet ziet als een herkomstaanduiding als bedoeld in artikel 2.28 lid 1 b BVIE. Er zijn geen concrete aanwijzingen, zoals de wijze waarop de verschillende bestanddelen zijn gecombineerd, die erop duiden dat het samengestelde merk, in zijn geheel beschouwd, méér weergeeft dan de som van de bestanddelen ervan.

4.23 (...) daaronder zijn immers ook de consumenten/eindgebruikers te verstaan. Met betrekking tot de consument/eindgebruiker stelt Nycomed niet meer dan dat sprake is van langdurig en exclusief gebruik. Dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van inburgering.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9705

OLG Stuttgart 4 maart 2010, 2 U 86-09 (Converse Inc tegen MAWA Sportswear GmbH)

Stuttgarter lezing Omkeringbewijslast

Met dank aan Peter Claassen en Janneke Klompmakers, AKD advocaten & notarissen

In navolging van IEF 9683 en serie Converse-uitspraken. Duitsland. Merkenrecht. "Official Dealer/ offizieller Händler". Wederverkoop en (tussen)handelaren. Geen omkering bewijslast inzake uitputting.

Eerder werd de uitspraak OLG Düsseldorf 10 mei 2011, I-20 U 157/10 (REWE Großflächengesellschaft mbH tegen Converse Inc.) gepubliceerd. Meer dan een jaar eerder oordeelde het OLG Stuttgart anders. Belang van de uitspraak is dat het OLG in Stuttgart in de zaak tussen Converse en een wederverkoper oordeelt dat Converse niet in haar bewijs is geslaagd dat er sprake is van counterfeit en belast Converse, op basis van de Hof van Justitie uitspraak Van Doren/Lifestyle Sports van 8 april 2003, met het bewijs dat de beweerdelijk inbreukmakende schoenen buiten de EU in het verkeer zijn gebracht. Dit is feitelijk omkering van de bewijslast. Slaagt Converse niet in de bewijslast, dan gaat het Gerechtshof ervan uit dat het merkrecht, berustende op de betreffende schoenen, is uitgeput.

De uitspraak van het OLG Stuttgart (met beëdigde vertaling) hier pdf en origineel link

Ter aanvulling:  hiertegen is cassatie aangetekend. En deze uitspraak is al eens aangehaald (en hieraan voorbij gegaan) door het LG Düsseldorf , zie hier (link):

Vergleichbar, Die Feststellungen des Oberlandesgerichts Stuttgarts in dem Urteil vom 4. März und ein Interview mit dem Co-Inhaber der All Star DACH GmbH Herrn Willy Umland (Bl. 215 GA) vermögen keinen Rückschluss auf ein faktisch selektiv wirkendes Vertriebssystem der Beklagten zulassen.

IEF 9704

Rechtbank 's-Gravenhage 25 mei 2011, HA ZA 11-520 (Björn Borg Brands AB/DBM B.V. tegen Dirx Drogisterijen/Sportstrading Holland B.V.)

Incidenten: dubbel in vrijwaring oproepen

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Inbreuk op kleding. Sporttrading levert aan Dirx Drogisterijen. Dirx roept leverancier op in vrijwaring, mocht inbreuk vaststaan, aansprakelijkheid verhalen op Sporttrading (incident A). Sporttrading doet hetzelfde met twee van haar leveranciers (incident B).

Incident A: Vertraging in procedure staat toewijzing niet in de weg. Dirx heeft belang bij het in vrijwaring oproepen van Sportrading ondanks dat deze ook is gedagvaard in hoofdzaak. Incident B: Betwisting van rechtsverhouding waardoor veroordeling kan afwentelen, is niet relevant. Misbruik procesrecht, conclusie volgt niet uit de omstandigheden.

6.2. Björn Borg en DBM betwisten dat de door Sporttrading genoemde vennootschappen betrokken zijn bij enige rechtsverhouding met Sporttrading. Die betwisting is echter niet relevant. Voldoende is de stellling van Sporttrading dat zij de kleding van deze vennootschappen geleverd heeft gekregen. Of dit juist is zal in de vrijwaringsprocedure moeten blijken. Bewijs daarvan in dit incident kan niet worden verlangd.

6.3. Evenmin is noodzakelijk dat, zoals Björn Borg en DBM verlangen, Sporttrading in dit incident bewijst dat de vennootschappen gehouden zijn de nadelige gevolgen van een veroordeling van Sporttrading in de hoofdzaak te dragen. Indien juist is de stelling dat Sporttrading de kleding van de vennootschappen heeft betrokken, volgt daaruit in beginsel dat zij een veroordeling in de hoofdzaak op de vennootschappen kan afwentelen. Voor toewijzing van de incidentele vordering is dat voldoende.

6.4. Björn Borg en DBM menen dat Sporttrading misbruik van procesrecht maakt omdat zij met de oproeping in vrijwaring slechts beoogt de hoofdprocedure te vertragen. Deze conclusie kan niet worden afgeleid uit de door Björn Borg en DBM gestelde omstandigheden dat Sporttrading ook in andere procedures buitenlandse partijen in vrijwaring heeft opgeroepen en eerder heeft geweigerd haar leveranciers bekend te maken. Het overige verweer tegen de incidentele vordering van Sporttrading is gelijk aan dat tegen de incidentele vordering van Dirx als weergegeven onder 5.2 en wordt op dezelfde gronden verworpen.

Lees het vonnis hier (pdf)

IEF 9703

Rechtbank 's-Gravenhage 25 mei 2011, HA ZA 10-3127 ([x] tegen Tevea B.V. en Ranex International B.V.)

Incidenten: ambtshalve schorsing

Indicentele conclusie tot schorsing ex artikel 104 Gemeenschapsverordening, ambtshalve schorsing, nietigheidsprocedure gestart bij BHIM, het is aannemelijk dat Gemeenschapsmerk nietig zal worden verklaard. Schorst en houdt beslissingen aan.

2.2. Tevea en Ranex vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de onderhavige procedure ambtshalve schorst, met veroordeling van [X] in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv. Zij voeren hiertoe aan dat, gelet op de door All-Line International Inc. – door Tevea en Ranex in de onderhavige procedure in vrijwaring opgeroepen – op 21 september 2010 bij het Bureau voor de Harmonisatie binnen de Interne Markt (hierna: BHIM) aanhangig gemaakt nietigheidsprocedure tegen het Gemeenschapsmerk van [X], de rechtbank de onderhavige procedure dient te schorsen, nu er geen bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten en het aannemelijk is dat het Gemeenschapsmerk nietig zal worden verklaard.

Lees vonnis hier (pdf)

IEF 9702

Gerecht EU 25 mei zaak T-397/09 en T-422/09

Embleem van staat  |  Spaanse spraakgelijkenis

Gerecht EU 25 mei 2011, zaak T-397/09 (Prinz von Hannover tegen OHMI)

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Beeldmerk met wapen. Absolute weigeringsgronden. Imitatie van heraldisch embleem van een staat. Verwerping van beroep tegen weigering OHIM in te schrijven. Art. 6 ter Unieverdrag van Parijs, 7(1)(h) GemVo 207/2009. Embleem van staat kan niet als merk worden ingeschreven. Afwijzing van het beroep. Lees het arrest hier.

 

Gerecht EU 25 mei 2011, zaak T-422/09 (São Paulo Alpargatas tegen OHMI - Fischer)

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Aanvraag gemeenschapsbeeldmerk BAHIANAS LAS ORIGINALES, ouder gemeenschaps en nationaal woordmerk HAVAIANES. Relatieve weigeringsgrond, Geen verwarringsgevaar. Overeenstemmende tekens. Welisweer soortgelijke uitspraak elevante Spaanse publiek kan hier voldoende onderscheid maken, visuele en begripsmatige verschil neutraliseert fonetische gelijkenis. Vernietiging van weigering van inschrijving. Lees het arrest hier.

32. Force est de constater que les termes « havaianas » et « bahianas » sont pratiquement identiques sur le plan phonétique, du point de vue du public espagnol. En effet, les lettres « b » et « v » étant prononcées de manière identique en langue espagnole et la lettre « h » n’étant pas prononcée,

 

 

sauf lorsque le public comprend le mot comme un terme étranger venant d’une langue dans laquelle cette lettre est prononcée, le terme « bahianas » se prononce de la même manière que s’il s’écrivait « vaianas ». De même, le terme « havaianas » pourrait être prononcé par le public espagnol soit en aspirant la lettre « h », s’il établit le rapport avec le terme « hawaianas », soit sans prononcer cette lettre, conformément à la règle de base de la langue espagnole. Dans les deux hypothèses, le terme « bahianas » est, du point de vue phonétique, intégralement repris dans le terme « havaianas », celui-ci ne comportant qu’un son, « ha » ou « a » supplémentaire.

42      Dans ces circonstances, il y lieu de considérer que, dès lors qu’il n’est pas possible de constater une différence conceptuelle entre les signes en conflit à l’égard d’une partie du public espagnol – que ce soit parce qu’il n’attribue aucune signification à chacun des signes ou parce qu’il leur attribue des significations qui ne peuvent pas être considérées comme complètement différentes –, la similitude phonétique élevée et les éléments similaires sur le plan visuel entre la marque demandée et la marque espagnole figurative antérieure ne sont pas neutralisés dans l’esprit de ce public et, par conséquent, empêchent de qualifier les signes de différents. Dès lors, la chambre de recours a commis une erreur d’appréciation en considérant que les signes étaient différents pour l’ensemble du public espagnol.

IEF 9699

Rechtbank Utrecht 16 november 2000, LJN AA8345 (Dikkerboom Betonboringen B.V. tegen Interboor Nederland B.V.)

Familienaam, domeinnaam en naamtelefoonnummer

oude uitspraak, gepubliceerd op 24 mei 2011, met dank aan DomJur

Merkenrecht. Domeinnaam. Naamtelefoonnummer. Familienaam. Registratie onvoldoende om te spreken van merkgebruik of gebruik overeenstemmend teken in het economisch verkeer. Geen verzet tegen gebruik door natuurlijk persoon van diens familienaam, mits niet ter onderscheiding van waren of diensten, i.c. bij de domeinnaam wordt het merk gebruikt in de particuliere sfeer (een genealogisch onderzoek), zodat te dien aanzien aan de voorwaarde wordt voldaan. Vorderingen domeinnaam afgewezen.

Naamtelefoonnummer geen sprake van voeren van handelsnaam in de zin van Handelsnaamwet. Thans niet meer door gedaagde in gebruik, merkhouder heeft belang bij registratie, opdracht tot overdracht volgens de OPTA-instructies.

3.7. Voor zover de stelling van Dikkerboom Betonboringen betrekking heeft op het gebruik van de domeinnaam en het naamtelefoonnummer, faalt deze eveneens. Ingevolge artikel 13A lid 6 sub a BMW kan een merkhouder zich niet verzetten tegen het gebruik in het economisch verkeer door een natuurlijk persoon van diens familienaam. Daarbij geldt dan wel de voorwaarde dat die naam niet wordt gebruikt ter onderscheiding van waren of diensten.

Bij de domeinnaam wordt het merk gebruikt in de particuliere sfeer (een genealogisch onderzoek), zodat te dien aanzien aan de voorwaarde wordt voldaan. Het feit dat - indien een schermafdruk gemaakt wordt van de internetpagina's die zich in het domein "dikkerboom.com" bevinden - aan de onderzijde van deze pagina's de tekst "https://www.interboor.nl/..." zichtbaar wordt, maakt dit niet anders. Deze tekst vormt immers slechts de aanduiding van (het voor Interboor gereserveerde gedeelte van) de server waarop de internetpagina's die zich bevinden binnen het domein "dikkerboom.com", zijn geplaatst.

Anders dan Dikkerboom Betonboringen heeft gesteld, betreft het in deze ook geen zogenaamde "link", waarmee men op eenvoudige wijze de internetpagina van Interboor zou kunnen bereiken. Indien een bezoeker van de website "www.dikkerboom.com" de website van Interboor wenst te bereiken, zal hij het volledige internetadres van Interboor (www.interboor.nl) moeten ingeven. Bovendien is voormelde tekst - zoals gezegd - slechts zichtbaar op het moment dat de betreffende internetpagina op papier wordt afgedrukt. Gezien de overige inhoud van de website van [gedaagde sub 2] is niet erg aannemelijk dat een potentiële opdrachtgever voor betonboringen een dergelijke afdruk zal maken. Daarbij komt dat - zoals Interboor ter zitting heeft toegezegd - de internetpagina's die zich bevinden in het domein "dikkerboom.com" binnen afzienbare termijn van de server van Interboor verwijderd zullen worden.

3.10. Vooropgesteld wordt dat door de enkele registratie van de domeinnaam en het naamtelefoonnummer nog geen sprake is van het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet. Voor zover de stelling van Dikkerboom Betonboringen ziet op deze registratie, dient deze dan ook te worden afgewezen.

3.18. De stelling van Dikkerboom Betonboringen dat het top level-domein ".com" duidt op een domeinnaam van een commerciële onderneming en dat zij dientengevolge meer belang heeft bij deze domeinnaam dan [gedaagde sub 2], wordt afgewezen. Op dit moment bevinden zich in vorenbedoeld top level-domein zowel domeinnamen van commerciële instellingen als van particulieren.

3.19. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet geoordeeld kan worden dat het belang van [gedaagde sub 2] bij handhaving van de domeinnaamregistratie niet opweegt tegen de belangen van Dikkerboom Betonboringen bij overdracht daarvan.

3.23. [gedaagde sub 2] heeft - desgevraagd - ter zitting verklaard dat hij het naamtelefoonnummer thans niet gebruikt en dat hij het naamtelefoonnummer slechts gekocht heeft in verband met mogelijke toekomstige ontwikkelingen.

3.24. De president is op grond van het voorgaande van oordeel dat het belang van [gedaagde sub 2] op geen enkele wijze opweegt tegen het belang van Dikkerboom Betonboringen. De vordering tot overdracht van het naamtelefoonnummer aan Dikkerboom Betonboringen zal dan ook worden toegewezen.

Lees het vonnis hier (link en pdf)

IEF 9683

OLG Düsseldorf 10 mei 2011, I-20 U 157/10 (REWE Großflächengesellschaft mbH tegen Converse Inc.)

"Official Dealer" omkeringbewijslast

Met dank aan Leonie Kroon en Niels Mulder, DLA Piper.

In navolging van IEF 9669 en serie Converse-uitspraken. Duitsland. Merkenrecht. "Official Dealer/ offizieller Händler". Wederverkoop en (tussen)handelaren. Omkering bewijslast inzake uitputting. Namaak hoeft de eiser niet te bewijzen. Op de beweerdelijke inbreukmaker rust stel- en bewijsplicht ten aanzien van bevrijdend uitputtingsverweer.

Gründe I, p. 3. Die Klägerin, die diese Schuhe für Fälschungen hält, hat die Beklagte aut Unterlassung und Auskunft in Anspruch genommen. Das Landgericht hat die Beklagte antragsgemäß verurteilt und zur Begründung ausgeführt, es könne dahinstehen, ob es sich um Fälschungen handele, da die Beklagte jedenfalls ein von der Zustimmung der Klägerin getragenes Inverkehrbringen im Europäischen Wirtschaftraum nicht dargelegt habe. Die Beklagte sei hierfür darlegungs- und beweispflichtig, da sie die Gefahr einer Abschottung der Märkte, die eine Umkehr der Darlegungs- und Beweislast rechtfertigen könne, nicht nachgewiesen habe. Eine ausschließliches oder selektives Vertriebssystem unterhalte die Klägering unstreitig nicht. Die Auszeichnung offizieller Händler sei auch nicht mit einem selektiven Vertriebssystem vergleichbar. Das System der Auszeichnung offizieller Händler sei für Außenseiter nicht nachteilig, eine faktische Marktabschottung bewirke es jedoch nicht.

Gründe II p. 7. Selbst eine von Markeninhaber nicht verlangte, aber geduldete Praxis der Vertriebsberechtigden, die Waren ausschließlich an augewählte Händler abzugeben, vermag daher eine Beweislastumkehr nicht zu rechtfertigen. Ein solches Verhalten hätte zwar eine faktische Abschottung des Marktes zur Folge, diese wäre allerdings, solange sich alle Vertriebsberechtigten daran halten, total. Ein legaler Erwerb von Ware wäre überhaupt nur möglich, wenn einer der Vertriebsberechtigten ausscheren würde. Da diese Ausscheren für ihn allerdings in Ermangelung einer Verpflichtung gegenüber dem Markeninhaber keine Konsequenzen hätte, ist nicht zu erkennen, weshalb dem Dritten eine Offenbarung seiner Quelle nicht zuzumuten sein sollte.

Gründe II p. 8.Im Übrigen ist eine faktische Abschottung des deutschen Absatzmarktes durch die Official-Dealer-Kampagne der AllStar Dach GmbH nicht festzustellen. Der Verkehr ist an das Nebeneinander von Vertragshändlern und sonstigen Anbietern gewöhnt.

Lees de uitspraak hier (pdf)

IEF 9697

Gerecht 24 mei 2011, zaak T-392/10, T-404/09 en T-161/10

Gerecht EU 24 mei 2011, zaak T-392/10 (Euro-Information tegen OHIM)

Gemeenschapsmerk. Inschrijving woordmerk EURO AUTOMATIC CASH voor o.m. geldautomaten geweigerd. Beschrijvend merk voor alle waren en diensten waarvoor aangevraagd. Lees het arrest hier.

Gerecht EU, 24 mei 2011, zaak T-408/09 (Ancotel GmbH tegen OHIM-Acotel SpA)

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag gemeenschapsbeeldmerk ANCOTEL, ouder beeldmerk ACOTEL. Oppositie gedeeltelijk toegewezen, Gerecht vernietigt de beslissing, aangezien het OHIM zich bij de vaststelling van het relevante publiek ook gebaseerd op voorgenomen merkgebruik en niet slechts op de in de aanvrage vermelde waren en diensten. Lees het arrest hier

Gerecht EU 24 mei 2011, zaak T-161/10 (Longevity Health Products, Inc. tegen OHIM-Tecnifar, Industria Tecnica Farmaceutica SA)

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. aanvraag woordmerk E-PLEX, ouder nationaal woordmerk EPILEX. Relatieve weigeringsgrond. Verwarringsgevaar door overeenstemmende tekens. Lees het arrest hier.