DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 14372

Bodypump is te miniem gebruikt zowel commercieel als geografisch

Hof van Beroep Gent 3 november 2014 & Rechtbank van Koophandel Gent 3 maart 2011, IEF 14372 (Bodypump)
Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen, Alexis Hallemans, Tom Heremans, CMS. Eerder gepubliceerd als IEFbe 1048. Woord- en beeldmerk vervallen verklaard. HDD exploiteert groepsfitnessprogramma's en is sinds 2008 houder van woordmerk BODY PUMP en beeldmerk 'Lesmills Bodypump'. Gedaagde exploiteert The Escape Center en heeft in 1998 beeldmerk 'bodypump' gedeponeerd, maar heeft geen normaal gebruik gemaakt van het merk. Zowel commercieel als geografisch is het gebruik te miniem geweest.

De stukken tonen veeleer aan dat het teken 'body pump' gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of dlensten waarvoor het is ingeschreven.

13. HDD werpt op dat de heer X geen normaal gebruik gemaakt heeft van het woord- en beeldmerk dat hij deponeerde (toepassing van artikel 2.26 en 2. 27 BVIE). Met name zou het gebruik te miniem zijn, zowel wat betreft de commerciële exploitatie als geografisch.

Er wordt een normaal gebruik van een merk gemaakt wanneer het, overeenkomstig de wezenlijke functie ervan, te weten het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt gebruikt teneinde voor die waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat alleen ertoe strekt, de aan de merkinschrijving verbonden rechten te behouden. Bij de beoordeling of een normaal gebruik van het merk is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan warden vastgesteld dat de commerciële exploitatie ervan in het economische verkeer regel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd warden geacht om voor de door het mark beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk, (GEU 19 december 2012, C-149/11, Leno Merken BV/Hagelkruis Beheer BV, curia.europa.eu, r.o. 29)

(...)
Met de neergelegde stukken bewijst de heer X onvoldoende dat hij het gedeponeerde woord- en beeldmerk 0628 789 gebruikt heer voor het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven. Dit is zijn identiteit, minstens de identiteit van het fitnesscentrum waar het merk gebruikt word. Er kan uit de stukken niet afgeleid worden dat het merk gebruikt werd om aan de gemiddeld geïnteresseerde consument duidelijk te maken dat een fitnessdienst aangeboden werd, die specifiek van de heer X, desgevallend van zijn fitnesscentrum, afkomstig was. De stukken tonen veeleer aan dat het teken “Bodypump" gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat de heer X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven.

Dit alles verantwoordt niet dat de heer X een monopolie heeft op het teken "Bodypump", dat in principe voor de gehele Benelux geldt.

Op andere blogs:
Dirkzwager

IEF 14368

Het merk Pickwick 'thuis sinds 1753' niet misleidend

RCC 1 oktober 2014, IEF 14368 (Pickwick)
Afwijzing. Misleiding. Rechtsvoorganger van merk. Het betreft een TV-commercial voor ‘Pickwick thee’. De uiting begint met een vrouw gehuld in kleding uit de 18e eeuw die (thee)water kookt boven een open vuur. Vervolgens speelt de commercial blijkens de kleding van de vrouw zich af in telkens verschillende tijdvakken en eindigt in de huidige tijd. De reclame eindigt met de tekst en een voice-over die zegt: “Pickwick thuis sinds 1753”. De reclame wordt afgesloten met de zin: “Pickwick, thuis sinds 1753”, terwijl de merknaam “Pickwick” pas bestaat sinds het begin van de 20ste eeuw. Het bedrijf “Douwe Egberts” is weliswaar opgericht in 1753, echter de thee die destijds werd verkocht had (nog) niet de naam “Pickwick”. De merknaam “Pickwick” is bedacht naar aanleiding van ‘the Pickwick papers’ van Charles Dickens. Aangezien Charles Dickens in 1753 nog niet geboren was, kan het niet zo zijn dat de merknaam “Pickwick” toen al bestond. De Commissie wijst de klacht af. Deze rechtsvoorganger is, naar adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, de rechtstreekse voortzetting van een bedrijf dat in 1753 is opgericht.

Het oordeel van de Commissie:

1. De Commissie is van oordeel dat de klager ontvankelijk is in zijn klacht nu de klacht voldoende duidelijk is gemotiveerd en de klacht onmiskenbaar inhoudt dat sprake is van misleidende reclame. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat de onderhavige reclame-uiting misleidend is nu in de uiting wordt gezegd: “Pickwick thuis sinds 1753” en hiermee wordt gesuggereerd dat Pickwick al bestaat sinds 1753, terwijl de merknaam “Pickwick” pas in het begin van de 20ste eeuw is ontstaan. Dat klager niet heeft vermeld welke specifieke artikelen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) naar zijn mening door adverteerder zijn overtreden, brengt niet met zich dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

2. Niet in geschil is dat het merk “Pickwick” is ontstaan in 1937 toen de rechtsvoorganger van Douwe Egberts theeproducten is gaan verkopen onder de merknaam Douwe Egberts Pickwick thee.

3. Deze rechtsvoorganger is, naar adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, de rechtstreekse voortzetting van een bedrijf dat in 1753 is opgericht. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de televisiecommercial in deze zin opvatten, dat adverteerder met de beelden van de vrouw die kennelijk in de 18e eeuw water kookt en de daarop volgende beelden van opvolgende tijdvakken, naar dit specifieke bedrijf bedoelt te verwijzen teneinde de historische context van haar bedrijfsvoering duidelijk te maken. Dat zij in de slogan aan het einde van de televisiecommercial, waartegen de klacht zich in het bijzonder richt, niet haar statutaire of handelsnaam noemt maar uitsluitend gebruik maakt van een merknaam die dateert uit 1937, is onvoldoende om de reclame-uiting onjuist of misleidend te achten. Uit de televisiecommercial blijkt immers voldoende duidelijk dat adverteerder met deze merknaam vooral naar zichzelf bedoelt te verwijzen als een sinds 1753 bestaand bedrijf dat onder meer thee voor consumenten op de markt brengt (“Pickwick, thuis sinds 1753”). In de uiting ligt niet besloten dat de merknaam Pickwick reeds sinds 1753 is gebruikt. Nu de gemiddelde consument naar het oordeel van de Commissie de uiting ook in die zin zal opvatten, kan de klacht niet slagen.
IEF 14350

BBIE-serie oktober 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 20-tal oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie september 2014.

30-10
CHIANTI CLASSICO DAL 1716
WINE WONDERS
Afgew.
nl
29-10
I-FOURC
IFORCE
Afgew.
nl
29-10
I-FOURC
IFORCE
Afgew.
nl
28-10
DUPHALAC
duphar healthcare
Toegew.
nl
20-10
BLOCK
E BLOCK SAVE ON ENERGY
Toegew.
nl
17-10
CHIARA BONI
B BONI SELECTION
Gedeelt.
nl
16-10
VACATURE
VACATURECLUB
Afgew.
nl
09-10
BASIC
AH BASIC
Afgew.
nl
09-10
GEO
Géomédia
Gedeelt.
fr
09-10
TRAXON
TRAXGO
Toegew.
nl
07-10
PELIKAN
PELICAN
Gedeelt.
nl
07-10
PELIKAN
(fig.)
Afgew.
nl
06-10
NEXT
ENEXT
Gedeelt.
nl
06-10
AIDA
VIDA CERVECERIA TAPERIA
Afgew.
nl
06-10
AIDA
VIDA
Afgew.
nl
06-10
WISE
WISE MAG
Gedeelt.
nl
03-10
OSAGA
OSAKA HOCKEY COM
Gedeelt.
nl
02-10
PASA
PASA
Afgew.
nl
02-10
VANS
VANSYB
Toegew.
nl
30-09
ORYX PETROLEUM
ONIXOIL
Gedeelt.
nl
IEF 14348

ALL SPORT-tekens maken bij verstek inbreuk op ALL STAR

Vzr. Rechtbank Den Haag 6 november 2014, IEF 14348 (Converse tegen Dolce Girls)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Fabiënne Dohmen, Kennedy Van der Laan. Merkenrecht. Bij verstek wordt Dolce Girls verboden inbreuk te maken op de ALL STAR-merken door de ALL SPORT-tekens te gebruiken. Door een registeraccountant dient informatie te verschaffen over het totaal aantal schoenen waarop de ALL SPORT-tekens zijn aangebracht. Proceskosten in de verstekprocedure worden ex 1019h Rv begroot.

2.5. De vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat deze zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de in het dictum opgenomen gebo-den en veroordelingen worden beperkt tot Nederland, zoals – zo begrijpt de voorzieningen-rechter het petitum – door Converse c.s. ook is gevorderd. Het uit te spreken inbreukverbod is slechts toewijsbaar aan All Star als houdster van de merken. De termijn om te voldoen aan het bevel tot het staken van de inbreuk respectievelijk tot het doen van opgave zal om redenen van uitvoerbaarheid worden bepaald op twee werkdagen, respectievelijk twee maanden. De dwangsom zal worden gemaximeerd.

2.6 (...) De proceskosten worden in een verstekprocedure gelet op de eisen van een goede procesorde slechts overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv begroot, indien zij bij dagvaarding reeds zijn opgegeven en gespecificeerd dan wel, indien zij pas na dagvaarding worden opgegeven en gespecificeerd, aan de niet-verschenen ge-daagde(n) kenbaar zijn gemaakt, bijvoorbeeld door aangetekende verzending per post of afzonderlijke betekening.
IEF 14328

Inbreuken op KING CUISINE door KING SALADES-logo

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 oktober 2014, IEF 14328 (King Cuisine)
Door gedaagde wordt beeldmerk KING SALADES gedeponeerd, dat stemt zodanig overeen met het woordmerk KING CUISINE dat daardoor conform 2.20 BVIE sub b verwarring bij het publiek kan ontstaan. Inbreuk door de zoon van de oprichter van King Cuisine op het aan King Cuisine toekomende merkrecht en handelsnaamrecht op “King Cuisine”, alsmede het auteursrecht op het logo van een koningskop.

4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door [gedaagde] gedeponeerd beeldmerk KING SALADES zodanig overeenstemt met het woordmerk KING CUISINE, dat daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan, conform lid 1 sub b van artikel 2.20 BVIE.
Het woord KING is het kenmerkende bestanddeel van het merk KING CUISINE. Dit woord wordt beklemtoond en verwijst naar de onderneming van King Cuisine. Gebruik van het woord KING in combinatie met SALADES zal door het publiek worden geassocieerd met de onderneming van King Cuisine. Het in het beeldmerk opgenomen koningskoplogo verwijst eveneens naar King Cuisine, die dit logo in het verleden heeft gebruikt. De associatie met King Cuisine wordt nog versterkt door de betrokkenheid van [gedaagde] en zijn familie in het verleden bij de onderneming van King Cuisine, waardoor afnemers van King Cuisine de associatie zullen maken dat [gedaagde] nog steeds bij King Cuisine is betrokken. Verwarring wordt tevens veroorzaakt doordat de woorden CUISINE en SALADES beide verwijzen naar voedingsmiddelen en het niet ongebruikelijk is om één kenmerkend bestanddeel voor meerdere producten te gebruiken. King Cuisine heeft in dit verband als voorbeeld Easyjet genoemd, die tevens als merknamen Easycar en Easybus gebruikt.
Voorts heeft te gelden dat de merken van partijen zijn ingeschreven voor dezelfde klassen/aanduidingen, namelijk klasse 29 en 30. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ter zitting duidelijk is geworden dat King Cuisine nog steeds salades produceert en verkoopt. Op grond van het voorgaande is de vordering op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE toewijsbaar.

4.2. Hetgeen omtrent de verwarring hierboven is overwogen geldt eveneens voor het gebruik door [gedaagde] van de handelsnaam KING SALADES. Als bijkomend argument voor verwarring geldt hier nog dat de onderneming van [gedaagde] op korte afstand (ongeveer 8 kilometer) van de vestigingsplaats van King Cuisine is gevestigd. Ook op grond van artikel 5 Handelsnaamwet is de vordering 6.1 van King Cuisine toewijsbaar.

4.3. Ten aanzien van de auteursrechten op het koningskoplogo, dat onderdeel is van het door [gedaagde] gedeponeerd beeldmerk is de voorzieningenrechter van oordeel dat, indien de stelling van [gedaagde] wordt gevolgd dat Glas Studios rechthebbende is op de auteursrechten op dat werk, die auteursrechten niet toekomen aan [gedaagde]. Gesteld noch gebleken is immers dat Glas Studios haar auteursrechten aan [gedaagde] heeft overgedragen. King Cuisine heeft door overlegging van productie 5 aangetoond dat zij in 1991 het logo met de koningskop nog heeft gebruikt. Daaruit kan worden afgeleid dat Glas Studios minst genomen aan King Cuisine een licentie voor gebruik van het koningskoplogo heeft verstrekt. Met King Cuisine is de voorzieningenrechter van oordeel dat die licentie dan een exclusief karakter heeft, aangezien dit logo immers op verzoek van de vader van [gedaagde] speciaal voor de rechtspersoon die thans King Cuisine heet ontworpen. Gelet op de veronderstelde licentie, dan wel het auteursrecht van King Cuisine, staat het [gedaagde] niet vrij om het koningskoplogo zonder toestemming van King Cuisine te gebruiken. Dat dit logo op dit moment niet in ongewijzigde vorm door King Cuisine wordt gebruikt is in het kader van auteursrechtinbreuk niet relevant.

IEF 14321

Handelsnamen van broers in bulldozerverhuur

Vzr. Rechtbank Overijssel 28 oktober 2014, IEF 14321 (Gebr. Bulldozerverhuur)
Eiser vordert (onder meer) dat gedaagden, beide broers van eiser, het gebruik van hun handelsnamen staken op straffe van een dwangsom. De samenwerking, na bedrijfsopvolging, tussen partijen door zich als één bedrijf te presenteren, levert uitsluitend handelsnaamgebruik van eisers handelsnaam op. De achternaam (al dan niet in combinatie met Bulldozerverhuur) is het kenmerkende element, en de verwarring wordt versterkt door gebruik van hetzelfde logo van een bulldozer met een hoop grond. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels toe.

4.5.Partijen twisten over de vraag wie als eerste een handelsnaam met daarin de woorden “Bulldozerverhuur” en “[achternaam]” in het handelsverkeer is gaan gebruiken.
De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde sub 1 zijn handelsnaam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” weliswaar enkele weken eerder heeft ingeschreven in het handelsregister dan eiser zijn handelsnaam “Bulldozerverhuur [achternaam]”, maar op basis van deze enkele inschrijving kan niet worden aangenomen dat hij deze naam vrijwel direct daarna ook daadwerkelijk in het handelsverkeer is gaan voeren. Door gedaagden zijn verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit dat kan worden afgeleid. In dit verband is van belang dat de samenwerking tussen gedaagden en eiser op 1 september 2007 is begonnen en dat zij zich naar hun klanten toe hebben gepresenteerd als één bedrijf, waarbij door hen uitsluitend gebruik is gemaakt van eisers handelsnaam. Naast de werkzaamheden onder eisers handelsnaam hebben gedaagden geen andere activiteiten verricht. Gelet hierop kan uit het feit dat de naam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” in 2007 is opgenomen in het telefoonboek niet worden afgeleid dat gedaagden toen al onder deze naam klanten hebben geworven. Ook op basis van de door gedaagden overgelegde facturen op naam van – onder andere – “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” kan dat niet worden aangenomen, daar deze facturen afkomstig zijn van leveranciers van gedaagden en niet zijn gericht aan hun eigen klanten. Het feit dat eiser brieven en facturen aan “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” en “Jac. [achternaam] Bulldozerverhuur” heeft verstuurd, kan niet tot een ander oordeel leiden, aangezien dit interne correspondentie betreft. Gezien het voorgaande is voorzieningenrechter van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat eiser zijn handelsnaam “Bulldozerverhuur [achternaam]” eerder in het handelsverkeer is gaan voeren dan gedaagde sub 1 zijn handelsnaam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur”.

4.9. Met betrekking tot het onder II. gevorderde wordt overwogen dat eiser ter zitting heeft verklaard dat met het woord beeldmerk het door eiser gebruikte logo van een bulldozer met een hoop grond wordt bedoeld. De voorzieningenrechter constateert dat partijen (nagenoeg) dezelfde afbeelding als logo gebruiken. Door gedaagden is niet weersproken dat eiser deze afbeelding langer als logo gebruikt dan zij. Ook is niet bestreden de verwarring onder de (potentiële) klanten van eiser wordt versterkt door het gebruik van hetzelfde logo door gedaagden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagden onrechtmatig jegens eiser handelen door gebruik te maken van hetzelfde logo als waarvan deze gebruik maakt.
IEF 14317

Gerecht EU oktober 2014

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Hieronder de tabel met 13 arresten die wellicht de moeite waard is om door te nemen.

T-263/13 Beroep verworpen
T‑531/12 Beroep verworpen
T‑77/13 DODIE DODOT Vernietiging OHIM
T-122/13 en T-123/13 DODOT Vernietiging
T-300/12  GLOBO Vernietiging OHIM
T-342/12 Beroep verworpen
T-262/13 SKYSOFT SKY Beroep verworpen
T-515/12 The English Cut El Corte Inglés Beroep verworpen
T-458/13 en T-459/13 GRAPHENE (absolute gronden – OHIM) Beroep verworpen
T-444/12 LINEX LINES PERLA Vernietiging OHIM
T-297/13 United Autoglass Beroep verworpen
T-543/12
El Corte Inglés
Vernietiging OHIM
T-453/11 LAGUIOLE LAGUIOLE Vernietiging OHIM

Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 14307

Recht op vernietiging van Techno buggy’s

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14307; ECLI:NL:RBDHA:2014:13292(Koelstra c.s. tegen Van Asten c.s.)
Auteursrecht. Merkenrecht. Onthoudingsverklaring. Misleidende reclame. Keywords. Koelstra is een onderneming die o.a. buggy’s (waaronder de ‘Limbo’) produceert en verkoopt. Van Asten exploiteert een winkel die babyartikelen verkoopt. Koelstra constateert een Techno Limbo buggy, waarop de Koelstra merken zijn aangebracht, wordt aangeboden via winkel en webshop. De voorzieningenrechter beveelt de misleidende mededelingen te staken, gebiedt tot rectificatie. De nog bestaande voorraad Techno buggy´s moet worden vernietigd op grond van de onthoudingsverklaring. Het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, vormt geen merkinbreuk.

4. De beoordeling
A. De Techno
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanbieden en verhandelen van de Techno een inbreuk vormde op de Koelstra merken en op de auteursrechten van Koelstra. De voorzieningenrechter neem dat dan ook tot uitgangspunt. Ook is niet in geschil dat zowel Van Asten als Babysupershop de Techno hebben verhandeld. Uit de in 2.14. weergegeven onthoudingsverklaring volgt dat zij op 20 juni 2014 al hadden toegezegd, op verbeurte van een contractuele boete, dat zij die inbreuk gestaakt zouden houden. Gesteld noch gebleken is dat zij zich niet aan die toezegging hebben gehouden. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk (spoedeisend) belang zij nog heeft bij het gevorderde inbreukverbod, naast de verkregen onthoudingsverklaring. Gelet daarop vormt de inbreuk die met de Techno is gemaakt onvoldoende grond voor toewijzing van het door Koelstra c.s. gevorderde inbreukverbod jegens Van Asten en Babysupershop.

4.5. In de onthoudingsverklaring is ook toegezegd dat Van Asten en Babysupershop opgave zouden doen van hun leverancier, inkoop- en verkoopgegevens en winstgegevens. Blijkens de door Van Asten c.s. als productie 21 overgelegde correspondentie zijn Van Asten en Babysupershop die toezegging nagekomen. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk spoedeisend belang zij op dit moment nog heeft bij het door haar gevorderde bevel tot opgave. Die vordering zal derhalve worden afgewezen.

4.6. Tijdens de zitting bleek dat de overeengekomen afgifte ter vernietiging van de beslagen en voorradige Techno buggy’s nog niet heeft plaatsgevonden. Koelstra c.s. heeft derhalve nog wel spoedeisend belang bij haar vordering tot (afgifte ter) vernietiging. Vast staat dat deze buggy’s inbreuk maken op de auteursrechten van Koelstra en de merkrechten van Tonqa en Simki. Op grond van zowel de onthoudingsverklaring van Van Asten c.s., als op grond van artikel 28 Auteurswet en/of de artikelen 14 en 102 GMVo jo. 2.22 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: BVIE) heeft Koelstra c.s. recht op (afgifte ter) vernietiging van de Techno buggy’s. Dat geldt niet alleen voor de Techno buggy’s die Van Asten thans in voorraad heeft, maar ook voor de hieronder te bespreken te retourneren buggy’s. De vordering tot vernietiging zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum bepaald.

4.10. Met de hiervoor besproken rectificatie wordt in wezen deels voldaan aan de vordering tot het gelasten van een recall. Ter zitting heeft Koelstra c.s. erkend dat een volledige recall van de Techno buggy’s ondoenlijk is voor Van Asten en Babysupershop, omdat een groot deel van de Techno buggy’s over de toonbank is verkocht zodat de kopers niet bekend zijn. Gelet daarop en op de toewijzing van de rectificatie, is er naast de rectificatie onvoldoende grond voor toewijzing van een afzonderlijke recall.

B. De reclames van Van Asten c.s.


De gestelde misleidende reclames
4.14. Koelstra c.s. heeft onbetwist gesteld dat Van Asten c.s. dit type buggy van Koelstra, dat onderdeel uitmaakt van de nieuwste collectie, nimmer in haar assortiment heeft gehad, zodat zij deze evenmin in voorraad kan hebben gehad. Met de aanbieding van dit type buggy, voorzien van een afbeelding ervan en de tekst “beschikbaarheid: niet in voorraad”, wordt voorshands oordelend evenwel de suggestie gewekt dat Van Asten c.s. deze buggy wel in voorraad heeft gehad, dan wel dat deze buggy gekocht kan worden en geleverd kan worden zodra zij weer op voorraad is. Dit geldt temeer voor de advertentie op www.beslist.nl. Met Koelstra c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze uitingen om die reden misleidend zijn en derhalve in strijd zijn met artikel 6:194 sub c BW. Het argument van Van Asten c.s., dat zij wel een ouder model van de Simba Twin buggy in haar assortiment heeft gevoerd, doet aan het voorgaande niet af.

4.16. Met deze advertentie wordt naar voorlopig oordeel de suggestie gewekt dat buggyshop.eu het gehele assortiment aan Koelstra buggy’s aanbiedt, dat deze alle in voorraad en direct leverbaar zijn met bovendien een laagste prijsgarantie. Nu Van Asten c.s. heeft erkend dat zij thans geen enkele buggy van Koelstra in voorraad heeft, is deze advertentie voorshands oordelend misleidend op grond van artikel 6:194 sub c BW. Het element van de laagste prijsgarantie is op grond van artikel 6:194 sub d eveneens misleidend omdat het in samenhang met het voorgaande geen betrekking kan hebben op enig product van Koelstra.

4.20. De Koelstra buggy’s die voorkomen in de misleidende reclames worden op de markt gebracht door Koelstra. Daardoor zijn deze misleidende reclames onrechtmatig jegens Koelstra. Koelstra c.s. hebben niet gesteld dat en waarom deze reclames tevens onrechtmatig zijn jegens Tonqa en Simki. Dit is ook niet voorshands aannemelijk, omdat deze vennootschappen slechts houdstermaatschappijen zijn. Jegens hen is het gevorderde verbod om misleidende reclame te maken derhalve niet toewijsbaar.

Merkgebruik in reclame

4.25. De wijze waarop Babysupershop gebruik maakt van keyword advertising tast de herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra niet aan. De gemiddelde internetgebruiker die na het intoetsen van het woordmerk Koelstra in een zoekmachine, een advertentie van Babysupershop bij de advertenties aantreft en daarop klikt, komt op een website waarop duidelijk is vermeld van welke producenten de daarop aangeboden producten afkomstig zijn. Alleen bij de producten die daadwerkelijk van Koelstra afkomstig zijn is dat vermeld, bij andere producten zijn andere merknamen vermeld. Daarmee weet de internetconsument onmiddellijk dat het hier niet gaat om de website van Koelstra of een onderneming waarmee zij een economische band heeft. Dat geldt ook als er geen Koelstra producten op die websites te koop worden aangeboden. Alle andere producten vermelden immers andere merken. De herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra is daarom niet in het geding.

4.27. Van een aantasting van de investeringsfunctie is slechts sprake als het gebruik door Koelstra c.s. van het woordmerk ter verwerving of behoud van een reputatie, aanzienlijk wordt verstoord door het keyword adverteren van Babysupershop. Dat daarvan sprake zou zijn, is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Koelstra c.s. hebben daarover concreet gesteld dat de verkoop van haar buggy’s in de afgelopen maanden sterk is teruggelopen en dat haar handelsrelatie met Prénatal is verstoord. Dat die gestelde gebeurtenissen het gevolg zijn van het keyword adverteren door Babysupershop, is echter geenszins aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Het gebruik van keywords met het woordmerk Koelstra door Babysupershop is in zijn algemeenheid derhalve geen inbreuk op de merkrechten van Koelstra c.s. op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMVo.

4.29. Een en ander leidt tot de conclusie dat het gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, geen merkinbreuk vormt. Nu Van Asten c.s. al hebben verklaard de Techno buggy niet meer aan te zullen bieden, heeft Koelstra c.s. geen spoedeisend belang meer bij een verbod op gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, zodat de vordering tot het staken van merkinbreuk door keyword advertising in zijn geheel zal worden afgewezen.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt Babysupershop binnen 2 (twee) werkdagen na betekening van dit vonnis ieder onrechtmatig handelen jegens Koelstra, bestaande uit het doen van misleidende mededelingen in internetadvertenties op de wijze als beschreven in 4.12 en 4.15, te staken en gestaakt te houden;

5.2. beveelt Van Asten en Babysupershop tot het geven van opdracht tot het plaatsen van een rectificatie in de eerst mogelijke editie van het maandblad Ouders Van Nu en het maandblad Wij Jonge Ouders binnen 30 (dertig) dagen na betekening van dit vonnis, met daarin de navolgende tekst in een duidelijk leesbaar lettertype: (...)

5.3. beveelt Van Asten en Babysupershop binnen 90 (negentig) dagen na betekening van dit vonnis de bij hen bestaande voorraad Techno’s alsmede de naar aanleiding van de in 5.2 bevolen publicatie geretourneerde exemplaren, ter keuze van Koelstra hetzij op eigen kosten en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Koelstra te doen vernietigen, hetzij deze aan Koelstra c.s. af te geven ter vernietiging op een door Koelstra c.s. nader te bepalen plaats en tijdstip;

5.4. veroordeelt Van Asten en Babysupershop om aan Koelstra c.s. een dwangsom te betalen van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde in gebreke blijft om tijdig en volledig te voldoen aan (één of meerdere van) de in 5.1 tot en met 5.3 bedoelde bevelen, tot een maximum van € 100.000,- voor iedere gedaagde is bereikt;

5.5. compenseert de proceskosten;

5.6. bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv, voor zover het de in 5.2 en 5.3 gegeven voorzieningen betreft, op 6 (zes) maanden na dagtekening van dit vonnis;

5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14305

BVIE als posterieur verdrag volgens EEX-Vo

Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14305 (Brite Strike)
Merkenrecht. Bevoegdheid. Brite Strike Inc. vordert een verklaring voor recht dat gedaagde te kwader trouw BRITE STRIKE heeft laten inschrijven, de nietigheid en de doorhaling van het merk. Gedaagde heeft woonplaats in Luxemburg en er is geen verbintenis die in Nederland is of moet worden uitgevoerd. Partijen mogen zich uitlaten over het stellen van (prejudiciële) vragen over de bevoegdheidsregeling van de EEX-Vo in relatie tot het BVIE en artikel 4.6 en bij welk gerecht. Gewezen wordt op een tussenvonnis (FKP/Spirits, IEF 14088).

4.4. Gezien het vorenstaande en gelet op de verplichting van de rechtbank haar bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen ambtshalve vast te stellen, zijn voor de beoordeling van de incidentele vordering de volgende vragen van belang:
I. Dient het BVIE (op de in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 november 2013, overwegingen 28 - 34 genoemde gronden) te worden aangemerkt als een posterieur verdrag zodat artikel 4.6 BVIE niet kan worden aangemerkt als een bijzondere regeling in de zin van artikel 71 EEX-Vo?
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:
II. Volgt uit artikel 22 lid 4 EEX-Vo dat zowel de Belgische, als de Nederlandse en de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen?
III. Zo nee, hoe dient dan in een geval als het onderhavige te worden vastgesteld of de Belgische, dan wel de Nederlandse of de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd is? Kan voor deze (nadere) vaststelling van de internationale bevoegdheid artikel 4.6 BVIE (wél) worden toegepast?
IV. Voor zover met vaststelling van de internationale bevoegdheid niet tevens de relatieve bevoegdheid is vastgesteld, dient dan de relatieve bevoegdheid te worden bepaald aan de hand van het nationale (Belgische, Nederlandse respectievelijk Luxemburgse) recht of dient daarvoor artikel 4.6 BVIE (wél) te worden toegepast?

Lees de uitspraak IEF 14305 (pdf / html)

IEF 14302

Verwijzing nietigverklaring jongere Beneluxmerken naar Rotterdam

Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14302 (FKP tegen Spirits c.s.)
Relatieve bevoegdheid. Merkenrecht. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de inbreukvordering tegen Zao gericht. Rechtbank verwijst de zaak tot nietigverklaring van de bedoelde Jongere Beneluxmerken naar de Rechtbank Rotterdam.

2.3. Gelet op het nu ingenomen standpunt door eisers dient de zaak te worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam voor zover het de tegen Spirits International gerichte vordering betreft tot nietigverklaring van de onder III van het petitum bedoelde Jongere Merkregistraties3. Ongeacht de beantwoording van de in het tussenvonnis van 30 juli 2014 aan de orde gestelde vragen is de rechtbank Rotterdam als de rechter van de plaats van vestiging van Spirits International in ieder geval relatief bevoegd om van het geschil kennis te nemen.