Alle rechtspraak  

IEF 7184

Omdat hij de foto van het stadion zelf heeft gemaakt

Vzr. Rechtbank Arnhem, 26 september 2008, LJN: BF8857, Gelredome N.V. c.s. tegen Servicetarget.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Verbod op inbreuk op handelsnaamrechten en beeld- en woordmerkrechten en domeinnamen van Gelredome, de exploitant van het gelijknamige stadion in Arnhem. Domeinnaam niet gebruikt, maar gebruik valt niet uit te sluiten: handelsnaaminbreuk. Overdracht domeinnaam. Gebruik foto van stadion met beeldmerk is inbreuk op het beeldmerk.
 
Gedaagde exploiteert onder de naam Servicetarget een eenmanszaak die websites exploiteert. Begin dit jaarheeft gedaagde de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ geregistreerd. Op de aan die domeinnaam gekoppelde sites heeft gedaagde informatie verstrekt over evenementen in het Gelredome stadion. Op die sites(s) was tevens het beeldmerk Gelre Dome te zien.

Handelsnaam:  “4.4.  Gedaagde maakt op dit moment geen gebruik van de domeinnaam ‘atgelredome.nl’. Desgevraagd heeft gedaagde ter zitting niet willen verklaren dat hij geen gebruik meer zal maken van de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ en dat hij die domeinnaam zal overdragen aan Gelredome. Daardoor valt niet uit te sluiten dat gedaagde de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ opnieuw zal gaan gebruiken en ligt de vraag voor of gebruik van die domeinnaam jegens Gelredome strijdig is met het handelsnaamrecht, zoals Gelredome stelt.

4.5.  Op grond van artikel 5 Handelsnaamwet (HNW) is het verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig werd gevoerd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats waar zij zijn gevestigd, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.

4.6.  (…) De vraag is dus of de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ als handelsnaam van gedaagde kan worden aangemerkt.

(…) 4.8.  Op grond van het bovengenoemde toetsingskader oordeelt de voorzieningenrechter dat de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ door gedaagde als handelsnaam is gebruikt. Het kenmerkende bestanddeel van de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ is ‘gelredome’. Dat kenmerkende bestanddeel wijkt niet af van de handelsnaam ‘Gelredome’. Het gebruik van grote of kleine letters in domeinnamen doet er niet toe. gedaagde biedt zijn diensten aan op het internet onder de naam ‘atgelredome.nl’. Een verwijzing naar Servicetarget ontbreekt. Aldus is op de sites niet kenbaar gemaakt dat de informatie over de evenementen in het Gelredome stadion op die sites afkomstig was van de onderneming Servicetarget en niet van Gelredome. Er is hier daarom geen, althans niet uitsluitend, sprake van gebruik van deze domeinnaam als internetadres van gedaagdes onderneming.

4.9.  De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat door het als handelsnaam gebruiken van de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ bij het publiek verwarring tussen de onderneming van gedaagde (Servicetarget) en die van Gelredome is te duchten. Zowel via de sites van Gelredome als de site ‘atgelredome.nl’ werd immers informatie verstrekt over evenementen in het Gelredome stadion. Nu voorts als onweersproken heeft te gelden dat de handelsnaam ‘Gelredome’ grote bekendheid bij het publiek geniet, kan het publiek op grond van het vorenstaande dan ook gemakkelijk hebben gedacht dat de informatie op de sites achter de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ afkomstig was van Gelredome.

4.10.  De conclusie uit het hiervoor overwogene is dat gedaagde met het gebruik van de domeinnaam ‘atgelredome.nl’ het verbod van artikel 5 HNW heeft overtreden en voorts dat die overtreding zich weer zal kunnen voordoen omdat gedaagde niet heeft willen toezeggen dat hij de domeinnaam niet weer in gebruik gaat nemen.”

Woordmerk: 4.11.  Mede gelet op het bovenstaande komt de voorzieningenrechter tevens tot de conclusie dat gedaagde in strijd met artikel 5a HNW heeft gehandeld en dat ook die overtreding weer kan voorkomen. In artikel 5a HNW staat dat het verboden is om een handelsnaam te voeren die het merk van een ander bevat, dan wel daarvan slechts gering afwijkt, waardoor bij het publiek verwarring over de herkomst van de waren is te duchten. Die verwarring is te duchten. Juist omdat ook het woordmerk Gelredome onweersproken grote bekendheid geniet bij het publiek en omdat het gebruik van grote of kleine letters in domeinnamen er niet toe doet, wijkt de handelsnaam ‘atgelredome.nl’ te weinig af van het woordmerk Gelredome om bij het publiek geen verwarring te doen ontstaan over de herkomst van de verstrekking van informatie over evenementen in het Gelredome stadion.”

Beeldmerk: “4.12.   Inmiddels informeert gedaagde via zijn website ‘stadionconerten.nl’ het publiek over evenementen in het Gelredome stadion. Op die site en daaraan gekoppelde sites staat een foto van het Gelredome stadion met daarop het beeldmerk Gelre Dome. Gedaagde vindt dat hij die foto op zijn sites mag gebruiken omdat hij de foto van het stadion zelf heeft gemaakt. Daarbij is het gratis reclame voor Gelredome, aldus gedaagde. Deze verweren baten gedaagde niet.

(…) “4.14. Dat dit beeldmerk voorkomt op een foto die gedaagde zelf van het Gelredome stadion heeft gemaakt, omdat het beeldmerk Gelre Dome groot op het stadion prijkt en dat de weergave van het beeldmerk op de sites van gedaagde mogelijk reclame oplevert voor het Gelredome stadion, is op grond van het hier weergegeven toetsingskader niet relevant. Het gaat erom dat gedaagde het beeldmerk zonder toestemming van Gelredome N.V. in het economisch verkeer gebruikt voor dezelfde waren en diensten als waarvoor het beeldmerk is ingeschreven. De conclusie is daarom dat gedaagde met de site ‘stadionconcerten.nl’ inbreuk maakt op de merkenrechten van Gelredome N.V. “

Proceskosten:  “4.16.  gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelredome vordert op grond van artikel 1019h Rv vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten en stelt die kosten op € 6.000,00 tot aan deze uitspraak. Gelredome heeft evenwel slechts een kostenoverzicht overgelegd tot en met 22 augustus 2008. Gelet op dat overzicht en op het feit dat Gelredome nadien voor het opstellen van de dagvaarding, de zitting en de voorbereidingen daarop, ook kosten zal hebben moeten maken, zullen de werkelijk door Gelredome gemaakte proceskosten die gedaagde moet vergoeden, worden bepaald op:  - dagvaarding    €    85,44  - vast recht      254,00 - salaris advocaat    4.500,00, Totaal    €  4.839,44”

Lees het vonnis hier.

IEF 7178

Het bollende effect van de broek

Boven Elwood - onder JJ75. Klik voorvergrotingVzr. Rechtbank Amsterdam, 16 oktober 2008, KG ZA 08-1621 P/MV, G-Star International B.V. tegen Bestseller A/S (met dan aan Leonie Kroon, DLA Piper)

Auteursrecht. Merkenrecht. Vormmerken. Eiser G-Star. stelt dat met de door gedaagde Bestseller onder de merknaam Jack & Jones verkochte JJ75-spijkerbroek inbreuk wordt gemaakt op de rechten van G-Star met betrekking tot G-Stars eigen bestseller, de Elwood-spijkerbroek. De voorzieningrechter oordeelt echter dat de totaalindruk van beide broeken niet gelijk is, een bolle knie tegenover een platte knie, en wijst de vorderingen af.  Geen eenvoudig kort geding, proceskosten €14.666,-. Klik op afbeelding voor vergroting (boven: G-star Elwood).

“4.3. Anders dan G-Star heeft gesteld is de totaalindruk van beide broeken niet gelijk. De Elwood kenmerkt zich door de driedimensionale, bollende (op een motorbroek geïnspireerde) pasvorm. Met name de kniestukken en de wijze waarop de naad in de knieholte is aangebracht geven de Elwood het karakteristieke bollende effect. De broek van Bestseller is daarentegen "plat". De vijf volgens G-Star onderscheidende elementen van de Elwood (zie 2.2) zijn niet één op één terug te vinden in de broek van Bestseller. Wel zijn van die vijf elementen er drie in gewijzigde vorm terug te vinden. Het betreft de volgende drie elementen:

(1) beide broeken beschikken over (een soort van) kniestuk. Het kniestuk van de Elwood is een "echt" ingezet kniestuk dat door de coupenaden aan beide zijden en door de wijze waarop de naad in de knieholte is aangebracht een bollend effect aan de broek geeft. Het kniestuk van de broek van Bestseller betreft geen echt kniestuk. De stof van de pijp loopt door en op die pijp zijn stiksels aangebracht die slechts de suggestie wekken van een kniestuk. Het kniestuk bolt niet en heeft niet aan iedere zijde één coupenaad (zoals de Elwood), maar alleen aan de binnenzijde twee coupenaden.

(2) de Elwood heeft in de knieholte, ter hoogte van het kniestuk, een naad die mede bijdraagt aan het bollende effect van de broek. De broek van Bestseller heeft onder de knieholte (ongeveer 20 centimeter gerekend vanaf het midden van het "kniestuk) een naad, die geen bollend effect tot gevolg heeft.

(3) op beide broeken bevindt zich aan de voorkant een schuine naad van heup tot lies, echter de naad bij de broek van Bestseller loopt aanmerkelijk schuiner dan bij de Elwood. De twee andere (volgens G-Star) kenmerkende elementen, te weten het ronde stiksel op het zitvlak en de band aan de achterzijde aan de onderkant van de pijp, komen in de broek van Bestseller niet voor. De drie in gewijzigde vorm overgenomen elementen maken dat de broeken weliswaar enige gelijkenis vertonen, maar deze gelijkenis is onvoldoende om te oordelen dat de totaalindruk van beide broeken gelijk is. De vraag of de Elwood auteursrechtelijk beschermd is, kan in dit geding dan ook onbeantwoord blijven. Ook indien wordt uitgegaan van auteursrechtelijke bescherming van de Elwood, dan is geen sprake van inbreuk op dit auteursrecht.

4.4. Naast het auteursrecht heeft G-Star zich beroepen op de onder 2.3 genoemde vormmerken. Bestseller heeft aangevoerd dat deze merken met een grote mate van waarschijnlijkheid door een bodemrechter nietig zullen worden verklaard en dat G-Star zich om die reden niet op de merken kan beroepen. Ook de vraag of dit het geval is, kan in dit geding in het midden blijven, aangezien - uitgaande van de geldigheid van de merken van G-Star - de broek van Bestseller geen inbreuk maakt op die merken. De verschillen tussen de Elwood en de broek van Bestseller zijn - zoals hiervoor reeds beschreven - te groot. Ook hier geldt dat de Elwood zich kenmerkt door de bollende pasvorm, dat dit met betrekking tot het vormmerk voor het kniestuk ook zo is beschreven (zie onder 2.3 "het kniestuk bolt enigszins") en dat de broek van Bestseller "plat" is. Door het gebrek aan overeenstemming tussen de broeken, is voorshands geen sprake van verwarringsgevaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7171

Een tweede betekenis bezitten

GvEA, 15 oktober 2008, T-405/05, Powerserv Personalservice GmbH tegen OHIM

Eerst even voor jezelf lezen. Gemeenschapsmerken. Niet-succesvolle nietigheidsprocedure tegen gemeenschapswoordmerk MANPOWER.

Het Gerecht is het eens met de kamer van beroep dat merk door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland en Oostenrijk, maar herziet de beslissing van de kamer van beroep in die zin dat het merk  in Nederland, Zweden, Finland en Denemarken toch als niet beschrijvend moet worden aangemerkt voor de waren en diensten waarvoor het werd ingeschreven. (personeelsdiensten) 

Voor het eindresultaat maakt die herziening echter niets uit, aangezien de kamer van beroep weliswaar oordeelde dat het merk Nederland, Zweden, Finland en Denemarken wel beschrijvend was, maar in die landen wel “een tweede betekenis bezat voor uitzendwerk (…)  en dus niet nietig worden verklaard krachtens artikel 51, lid 2 GmVo (inburgering).

Lees het arrest hier.

IEF 7170

Eine Gattungsbezeichnung

Intelligent Voltage GuardGvEA, 15 oktober 2008, T-297/07, TridonicAtco GmbH & Co KG tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar) 

Gemeenschapmerken. Terechte weigering beeldmerk  ‘Intelligent Voltage Guard’, klassen 9 en 11, elektronica en lampen. Engelstalig publiek ervaart woord- en beeldbestanddelen als beschrijvend.

“32. Der Wortbestandteil der angemeldeten Marke besteht aus gängigen Begriffen der englischen Sprache.

33. Wie die Beschwerdekammer in Randnr. 14 der angefochtenen Entscheidung bemerkt hat, ist ferner festzustellen, dass der Begriff „intelligent“ ein hochentwickeltes und unabhängiges System oder Gerät beschreibt. Der Begriff „voltage“ beschreibt die Potentialdifferenz oder die elektromotorische Kraft, gemessen in Volt. Der Begriff „guard“ steht für alles, was Schutz gewährt oder gewähren soll.

34. (…) Wie die Beschwerdekammer zu Recht festgestellt hat, dürften die Verbraucher, die sich für den Erwerb von Waren wie die in der Anmeldung angegebenen interessieren, den Ausdruck „intelligent voltage guard“ für eine Gattungsbezeichnung halten, die angibt, dass die Waren mit einer Vorrichtung oder einem Verfahren zum Schutz vor zu hoher oder zu niedriger Netzspannung ausgestattet sind.

35. Entgegen dem Vorbringen der Klägerin ist die Kombination der drei Begriffe nämlich weder vage noch ungewöhnlich. Der Ausdruck kann sowohl von einem technisch versierten als auch von einem durchschnittlichen Verbraucher schnell und eindeutig als Hinweis auf ein Merkmal der Ware verstanden werden.

36. Infolgedessen wird der Ausdruck „intelligent voltage guard“ von den maßgeblichen Verkehrskreisen nicht als Hinweis auf eine bestimmte betriebliche Herkunft, sondern als Hinweis auf die Funktion als intelligenter Spannungsschutz verstanden werden.

37. In Bezug auf den Bildbestandteil hat die Beschwerdekammer zutreffend ausgeführt, dass er dem Archetyp entspreche, den man sich sofort vorstelle, wenn man an ein elektrisches Messgerät denke. Folglich wird der maßgebliche Verbraucher den Bildbestandteil als typische Darstellung eines Voltmeters und damit eines Merkmals des Produkts auffassen und nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft.“

Lees het arrest hier.

IEF 7169

De hoofdstad van Mauritius

GvEA, 15 oktober 2008, T-230/06, Rewe-Zentral AG tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Gemeenschapsmerken.  Onterechte weigering woordmerk PORT LOUIS voor klassen 18, 24 en 25, o.a. kleding, textiel. Gerecht vernietigt de eerdere beslissing van het OHIM dat Port Louis beschrijvend is voor textiel omdat het een (mogelijke) herkomstaanduiding zou zijn. Port Louis is in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bekend als de hoofdstad van Mauritius en Mauritius is (potenteel) bekend als lage-lonen-textielindustrieland, maar daarmee is het  volgens het gerecht nog niet (potentieel) beschrijvend voor textiel. 

"66. Daher hat es die Beschwerdekammer, selbst wenn man annimmt, dass Port Louis den maßgeblichen Verkehrskreisen als bestimmter geografischer Ort hinreichend bekannt ist, zu Unrecht als wahrscheinlich angesehen, dass diese Verkehrskreise gegenwärtig oder in der Zukunft in der Lage sein könnten, eine Verbindung zwischen Port Louis und der Produktion von Heimtextilien herzustellen.“

Lees het arrest hier

IEF 7168

Tegen de niet verschenen gedaagde

Gedaagde ODL - klik voor vergrotingEiser Ligman - Klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 15 oktober 2008, KG ZA 08-1041, Ligman Lighting Co. Ltd tegen ODL Leuchten GmBH (met dank aan Karianne Thomas en Herwin Roerdink, Van Doorne).

Merkenrecht, auteursrecht en proceskosten in verstekzaak. Hoogte proceskosten is vanzelfsprekend niet betwist: €20.023,24. Vonnis treedt in de plaats van de wilsverklaring van gedaagde tot overdracht domeinnamen.

De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en veroordeelt gedaagde om iedere inbreuk op de merkrechten en auteursrecht van eiseres, waaronder het gebruik van de domeinnamen en de websites gekoppeld aan ‘ligman.nl’, ligmanlighting.nl en ‘ligmanlighting.eu ‘en/of andere met de merken van eiseres overeenstemmende domeinnamen te staken en gestaakt te houden en bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de gedaagde tot het geven van de opdracht aan de isp van ODL, de SIDN en de EURid tot het overdragen van de domeinnamen aan de eiseres, dan wel een door haar aangewezen partij."

Lees het vonnis hier.

IEF 7161

Licht & Ruimte

GvEA, 10 oktober 2008, zaak T-224/07, Imperial Chemical Industries plc. tegen OHIM. (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Terechte weigering Gemeenschaps-woordmerkaanvrage LIGHT & SPACE (klasse 2, verf).

“29. In light of the foregoing, it cannot be held that the Board of Appeal erred in deciding that the mark applied for will be perceived first and foremost by the relevant public as a promotional message, rather than as an indication of the commercial origin of the goods.”

Lees het arrest hier.

IEF 7160

Een pallet van onderdelen

GveA, 10 oktober 2008, gevoegde zaken T-387/06 tot en met T-390/06, Inter-Ikea Systems BV tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Merkenrecht. Weigering beeldmerken die bestaan uit afbeeldingen van een onderdeel van een pallet. GvEA nuanceert de afwijzende beslissing van het HIM: De palletonderdelen zijn beschrijvend voor pallets en palletdingen, maar niet voor, bijvoorbeeld, de exploitatie van octrooirechten en het verlenen van intellectuele eigendomsrechten.  Afbeeldingen in het arrest.

“35. It must next be observed that, while the graphic representations in question in the registration applications faithfully reproduce the appearance of one of the main elements of the ‘OptiLedge’ pallet, they do not represent that loading pallet in its entirety, which comprises, as can be seen in paragraph 12 above, at least two main elements each of which has three feet under the rectangular base. As the applicant claims, the marks applied for cannot therefore be regarded as faithful representations of a pallet intended for moving or storing goods.

36. It is however clear that, to the extent that those graphic representations exactly reproduce the shape of one of the main elements of the product which they are to designate or of the product to which the services referred to in paragraph 34 above relate, namely a pallet potentially designed in the same way as the ‘OptiLedge’ pallet, those signs cannot distinguish the goods and services at issue as regards their commercial origin. As the Board of Appeal comments in paragraph 24 of the contested decisions, the signs applied for are a representation of a shape which is likely to be commonly used in trade, since, for technical reasons, use will necessarily be made of that shape whenever loading pallets of the pallet type known as ‘OptiLedge’ are required. For that reason, the relevant public will often encounter that shape, which, since it is likely to appear on pallets with a variety of commercial origins, will be incapable of indicating the commercial origin of the designated goods and services referred to in paragraph 34 above

(…) 42. In that regard, while the competent authority may use only general reasoning for all of the goods or services concerned where the same ground of refusal is given for a category or group of goods or services (BVBA Management, Training en Consultancy, paragraph 37), that does not apply in this case. As stated in paragraphs 39 to 41 above, it is clear from the contested decisions that the Board of Appeal confined itself to examining the distinctive character of the marks applied for solely in relation to pallets, and did not, even in general terms, proceed to an examination of distinctive character in relation to the other goods and services designated in the trade mark registration applications. Consequently, the Office cannot claim that the contested decisions contain general reasoning for all of the goods in question which are unrelated to loading pallets.

(…) 45. In light of all the foregoing considerations, it must be concluded that the contested decisions must be annulled in so far as the Board of Appeal’s finding that the marks applied for were devoid of any distinctive character (…), but not in so far as that finding related to ‘loading pallets of metal’, ‘loading carriers and loading pallets of metal for packaging and transportation purposes’ and ‘metal transport pallets’, in Class 6; ‘goods pallets not of metal’, ‘loading pallets and loading carriers not of metal for packaging and transportation purposes’ and ‘transport pallets not of metal’, in Class 20; and the ‘rental of loading pallets’ services, in Class 39”

Lees het arrest hier.

IEF 7157

RA RAA AA AAA

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 9 oktober 2008, KG ZA 08-1706 P/PvV, Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants c.s. tegen Stichting Wakkere Accountant c.s (NIVRA - NOVAA tegen NOVRA). (Met dank aan Carja Mastenbroek, DLA Piper)

Eerst even voor jezelf lezen. Wettelijk beschermde titels accountants. Merkenrecht. Collectieve merken. De voorzieningenrechter beveelt gedaagden om te staken en gestaakt te houden ieder gebruik in het economisch verkeer van de tekens NOVRA, RAA, AAA, waaronder mede begrepen wordt het gebruik als merk, als handelsnaam, als domeinnaam in persberichten, advertenties, mailings, campagnes en op de website en in andere uitingen van gedaagden. Proceskosten  €15.000,00, nu er sprake is van een “een gemiddeld kort geding”.

"4.6. Met betrekking tot de vraag of door SWA c.s. inbreuk wordt gemaakt op de merkrechten van NIVRA C.S., wordt overwogen dat RA en AA reeds lang beschermde wettelijk titels zijn. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat ook de met die titels samenhangende collectieve merken RA en AA bekendheid genieten en een groot onderscheidend vermogen hebben. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat NIVRA en NOVAA, gelet op de eis van inschrijving in de door hen bijgehouden registers voor het mogen gebruiken van de wettelijk beschermde titels RA en AA, binnen de financiële wereld grote bekendheid genieten.

4.7. Vastgesteld wordt dat het door SWA C.S. gebruikte teken RAA zich nauwelijks onderscheidt van het collectieve woord en beeldmerk RA. Auditief is het onderscheid tussen RAA en RA vrijwel nihil en visueel is er slechts één letter verschil. Daar komt bij dat door SWA c.s. niet duidelijk is gemaakt waar de letters RAA exact een afkorting van zijn, zodat, nu zij zich opwerpt als een alternatief voor bij NIVRA aangesloten leden, voldoende aannemelijk is dat door SWA c.s. bewust is gekozen voor een teken dat dicht bij het merk RA ligt om daarmee geassocieerd te worden. Dat dit tot verwarring bij het relevante publiek zal leiden en op termijn tot verwatering van het merk RA, zoals door NIVRA c.s. gesteld, is dan ook aannemelijk. Voorshands is dan ook sprake van een situatie als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, sub b, BVIE, zodat NIVRA c.s. op grond van dat artikel het gebruik van het merk RAA door SWA c.s. kan verbieden. De vordering om SWA c.s. te bevelen het gebruik van het teken RAA te staken en gestaakt te houden zal daarom worden toegewezen.

4.8. Voorts wordt vastgesteld dat ook het teken NOVRA zich nauwelijks onderscheidt van de beeld- en woordmerken NIVRA en NOVAA. Auditief worden NIVRA, NOVRA en NOVAA immers vrijwel hetzelfde uitgesproken en visueel is er slechts één letter verschil. Ten opzichte van NIVRA heeft NOVRA een O in plaats van een I en ten opzichte van NOVAA een R waar deze bij NOVAA ontbreekt. Daarnaast werpt NOVRA zich op als alternatief voor de leden van NIVRA en NOVAA en wordt het teken NOVRA dus voor dezelfde diensten als NIVRA en NOVAA gebruikt. Ook hier is aannemelijk dat bewust naar een naam is gezocht die zo dicht mogelijk tegen die van NIVRA en NOVAA ligt. Hierop wijst ook het feit dat NOVRA niet duidelijk heeft kunnen maken waarom de R van "Register" in de naam is opgenomen. NOVRA houdt zelf geen register bij en een register voor "register adviseurs" bestaat ook niet elders. Van een toevallige overeenkomst als gevolg van een afkorting van woorden die een beschrijving van de activiteiten vormen is dan ook geen sprake. Verwarring bij het relevante publiek en associatie met NIVRA en NOVAA is mede door het gebruik van het woord "register" aannemelijk. Ook met betrekking tot het teken NOVRA is er derhalve sprake van een situatie als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, sub b, BVIE. De vordering om SWA C.S. te bevelen het gebruik van het teken NOVRA te staken en gestaakt te houden zal daarom worden toegewezen, alsmede de vordering om Lemoine, die immers ook gebruik maakt van het inbreukmakende teken NOVRA, te bevelen de domeinnaam www.novra.org aan NIVRA over te dragen. De vordering tot omleiding van de domeinnaam naar www.nivra.nl wordt afgewezen. Hierbij heeft NIVRA, naast het toe te wijzen verbod tot verder gebruik en het gebod tot overdracht geen belang. Zij heeft die domeinnaam immers nooit zelf gebruikt, zodat niet valt in te zien waarom die situatie niet nog kort tijd kan voortduren. Ook de vordering om te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een akte tot overdracht wordt afgewezen. Voorshands is aannemelijk dat de toe te wijzen dwangsom voldoende prikkel zal vormen om de overdracht te effectueren.

4.9. Met betrekking tot het merk AA wordt overwogen dat dit door NOVAA, voor zover dat uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt, slechts als beeldmerk is geregistreerd. Niet is gebleken dat door SWA c.s. een beeldmerk wordt gebruikt dat gelijk is aan of overeenstemt met het door NOVAA geregistreerde beeldmerk AA, zodat voorshands niet sprake is van situatie als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, BVIE. Wel is voldoende aannemelijk dat door SWA c.s. met het teken AAA bewust is gekozen voor een teken dat dicht bij de wettelijk beschermde titel AA ligt, zodat het teken AAA met de titel AA zal worden geassocieerd. SWA C.S. tracht aldus bij het publiek de onjuiste indruk te wekken dat ook deze titel een beschermde titel van NOVAA is. NOVRA handelt met het gebruik van deze titel dan ook onrechtmatig jegens NOVAA. Ook de vordering om SWA c.s. te bevelen

(…) 4.12. SWA c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Door NIVRA C.S. is op grond van artikel 1019h Rv een volledige vergoeding van de advocaatkosten gevorderd. In verband daarmee wordt overwogen dat het hier een gemiddeld kort geding betreft. In de indicatietarieven die voor IE-zaken gelden is voor een dergelijk kort geding een bedrag van maximaal EUR 15.000,00 als redelijk en evenredig begroot. In hetgeen van de zijde van NIVRA c.s. is betoogd wordt geen aanleiding gezien om in dit geval van dit indicatietarief af te wijken. (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7155

The parallel importer

HvJ EG, 9 oktober 2008,  conclusie A-G Sharpston in zaak C-276/05, The Wellcome Foundation Ltd. tegen Paranova Pharmazeutika Handels GmbH. Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberster Gerichtshof (Oostenrijk). (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Geneesmiddelen. Parallelimport. Ompakken. Bericht met uitleg aan de merkhouder.

“63. In the light of the above, I am of the view that the questions referred by the Oberster Gerichtshof, Austria, should be answered as follows:

(1) Where a parallel importer of pharmaceutical products repackages the products in new packaging on the ground that repackaging is necessary in order to market the product in the Member State of importation, the lawfulness of the new packaging is to be measured solely against whether it is such as to damage the reputation of the trade mark and its proprietor.

(2)  In such circumstances, the parallel importer, in order to fulfil his duty of notification under Article 7 of the Trade Marks Directive as interpreted by the Court of Justice, must give the proprietor of the trade mark information which objectively demonstrates that the repackaging was necessary. Such information may, but need not necessarily, include identification of the Member State of export.”

Lees de conclusie hier.