Merkenrecht  

IEF 4395

El Hema

elh.JPG“Hema B.V dreigt met een kort geding en schadeclaims als Stichting Mediamatic niet onmiddellijk stopt met haar kunstproject El HEMA. El HEMA is een tentoonstelling in het Post CS gebouw rond de vraag “Hoe zou een Arabische HEMA er uit zien?” De tentoonstelling, die op 25 augustus zal openen, maakt deel uit van een serie activiteiten rond Nederlands–Arabische culturele uitwisseling van Mediamatic en anderen.

In een brief aan Mediamatic zegt de Hema over de tentoonstelling: “Het is onmiskenbaar dat Mediamatic daardoor op ongerechtvaardigde wijze tracht aan te haken bij het door HEMA ontwikkelde concept. Dit leidt dan ook tot verwarringsgevaar bij het publiek. Dit is voor HEMA volstrekt onaanvaardbaar.”

Willem Velthoven, bestuursvoorzitter van Mediamatic: “Ik ben enorm verbaasd en teleurgesteld over de agressieve reactie van de Hema. Hoe kan een tentoonstelling nu tot verwarring bij het publiek leiden? Iedereen kent de Hema toch. Wij zijn hier allemaal fans van de Hema. Juist daarom ben ik zo teleurgesteld over de opstelling van de Hema.”

Lees hier meer.  Associatie: eerder 'Albert Heijn' kunstproject (Tarik Sadouma) hier.

IEF 4388

Groen boekje

groene boekje.jpg

De Taalunie maakt bezwaar tegen het gebruik van de naam ' Groene boekje'  en de domeinnaam groeneboekje.info door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en een tweetal ingenieursbureaus.

Gemeenten en projectontwikkelaars maken veelvuldig gebruik van dit boekje, dat officieel 'Bedrijven en Milieuzonering' heet, bij de ruimtelijke inpassing van bedrijven nabij woningen en van nieuwe woningen nabij bedrijven.

De Taalunie stelt dat zij de naam het 'Het Groene Boekje'  als merk heeft beschermd.  Zij geeft met de Sdu het Groene Boekje op papier uit. Volgens Johan Van Hoorde van de Taalunie lijkt het gebruik van GroeneBoekje.info voor een website wel degelijk inbreuk te maken op de merkrechten van de Taalunie: "Het gebruik van Groenboekje.info schept verwarring met onze domeinen en merken. Als de mensen naar ons op zoek zijn kunnen ze uitkomen bij de milieusite, en andersom ook. Als ik het zo zie, zullen we daartegen moeten optreden. We zullen eerst overleg voeren met Sdu Uitgevers." (De merkregistratie nr. 0458972, woordmerk HET GROENE BOEKJE staat  op naam van NV SDU).

Lees hier iets meer.

IEF 4386

Dubbeldik

dubbeldik_2088991c.jpgO.a. de Volkskrant bericht dat Jamin de Hema heeft gesommeerd haar nieuwe Dubbeldik ijsje uit de handel te halen. Volgens Jamin lijkt zowel het ijsje, bestaande uit twee wafels met daartussen een plak ijs in twee verschillende smaken, als de verpakking teveel op haar eigen Dubbeldik ijsje.

Jamin stelt voorts dat Hema door het gebruik van de naam Dubbeldik inbreuk maakt op Jamins merkrechten op dit woord.

Op de kassabon is volgens Jamin ook de naam Dubbeldik te lezen. Zonder de verpakking zouden consumenten geen onderscheid kunnen maken tussen het Jamin- en Hema-ijsje. ‘Dat laat Jamin niet zomaar gebeuren’, aldus een zegsman namens het bedrijf. Jamin neemt de zaak hoog op.

Het Hema-ijsje kost 1 euro en is daarmee 20 eurocent duurder dan de Dubbeldik van Jamin.

Lees hier iets meer

IEF 4380

Alle poppetjes in lettercirkels

biks.JPGZ24.nl bericht over hoe een vermeende inbreukmaker na een overeenkomst met de rechthebbende eindelijk kan optreden tegen inbreukmakers op de vermeende inbreuk “Bikkembergs boos op jumpers. (…) Onder jumpende jongeren vinden de T-shirts met de tekst Jumping is not a Crime grif aftrek. Volgens Dieter Geernaert, advocaat van Bikkembergs, schaadt deze jumper het imago van Bikkembergs: "Bikkembergs is een exclusief merk. Associatie met iets ordinairs als jumpen, tast dat imago aan. Daarom moet het uit de handel worden gehaald."

Alain Horoit heeft het logo ontworpen en wettelijk gedeponeerd. Hij is eigenaar van IMP music, een van de grote namen in de jumpscene. Hij ontkent dat het oude logo een parodie op dat van Bikkembergs is: "Het is een dansende jumper in een cirkel van lettertjes. De gelijkenis met Bikkembergs kleding is geheel toevallig. Dan kan je alle poppetjes in lettercirkels wel gaan verbieden." Horoit heeft zonder morren zijn logo aangepast, ondanks zijn overtuiging dat zijn logo geen kopie is. Het nieuwe logo is nu een dansende jumper in een cirkel vol met woorden. Bikkembergs is akkoord met het nieuwe logo.

(…) Door de populariteit van het jumpen en de cd's worden de 'Jumping is not a crime' T-shirts massaal gekopieerd. Tot voor kort stond Horoit machteloos tegen deze illegale kopieën: "Dan benaderde ik zo'n gastje die een site heeft en vroeg hem te stoppen met het voeren van mijn logo. Dan kreeg ik te horen dat ze niet mijn logo, maar dat van Bikkembergs nagemaakt hadden en vroegen ze mij of ik een deal met Bikkembergs had. Nou, die heb ik nu."

Lees hier meer.

IEF 4375

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Utrecht, 11 juli 2007, HA ZA 06-488. Canon Kabushiki Kaisha c.s. tegen Crown International B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Parallelimport. “Te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de aan Canon c.s. toekomende merkrechten  en auteursrechten, meer in het bijzonder de verkoop en het ter verkoop aanbieden van Digital Rebel camera's, Nederlandse handleidingen op CD-ROM van Canon camera’s en USB lampjes met het Canon logo daarop, dan wel andere producten die inbreuk maken op werken en/of merken van Canon C.S.

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Arnhem, LJN: BA9612. Keesie B.V. tegen Stichting Wildzoekers.

Samenvatting rechtspraak.nl: "Keesie stelt dat Wildzoekers inbreuk maakt op haar auteursrecht, onder meer door na het verstrijken van de licentie nog steeds kenmerkende onderdelen van het door haar ontworpen logo op diverse websites te gebruiken en aldus te verveelvoudigen."

Lees het vonnis hier.

IEF 4346

Geknipt, maar niet helemaal geschoren

wxx.JPGRechtbank Zutphen, 10 juli 2007, KG ZA 07-140. Waxx Kappers tegen Maxx Kappers (met dank aan Alma Theunissen, JPR Advocaten).

Apeldoornse merk- en handelsnaamzaak met Zutphense variant op de proceskostenveroordeling.

Eiser exploiteert sinds 1992 een kapsalon onder de handelsnamen Waxx en Waxx Kappers en heeft in 1999 het Benelux woordmerk Waxx  geregistreerd. Gedaagde exploiteert sinds begin 2006 een kapsalon met de naam Maxx Kappers.

De voorzieningenrechter oordeelt, met betrekking tot de merkenrechtelijke vordering,  dat de aanduidingen visueel en auditief overeenstemmen, dat de grote bekendheid bij het publiek van het merk Waxx niet is betwist, dat partijen binnen een straal van 1,5 kilometer dezelfde diensten aanbieden en dat bovendien “het merk Waxx  opvallend is en niet veel voorkomt, zodat deze een groot onderscheidend vermogen heeft.” Dat gedaagde het merk Waxx niet zou kennen is niet relevant.

Met betrekking tot de handelsnamen oordeelt de rechter dat ook hier “bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.”

De vorderingen worden toegewezen, hoewel de gedaagde niet veroordeeld wordt tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten. Aangezien niet gesteld of gebleken is dat gedaagde te kwader trouw handelde en bovendien een kleine onderneming is, worden de werkelijke proceskosten op grond van de billijkheid gematigd tot  “de proceskosten zoals in handelszaken gebruikelijk”, dat wil zeggen de forfaitaire proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 4345

Une complémentarité esthétique (Tosca 3)

GvEA, 11 juli 2007, zaak T-28/04, Mülhens GmbH & Co. KG tegen OHIM/ Mirco Cara. (Nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag beeldmerk  TOSKA LEATHER, oppositie op grond van ouder nationaal woordmerk TOSCA.

Ander geopponeerd merk, maar de conclusie van het Gerecht is dezelfde als in de hieronder besproken oppositie tegen Tosca Blu,  Esthetische complementariteit leidt i.c. niet tot soortgelijkheid. Voor niet-ingeschreven bekende merken is soortgelijkheid vereist.

Lees het arrest hier.

IEF 4344

Une complémentarité esthétique (Tosca 2)

GvEA, 11 juli 2007, zaak T-263/03, Mülhens GmbH & Co. KG tegen OHIM/ Conceria Toska Srl. (Nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag woordmerk TOSKA, oppositie op grond van ouder nationaal woordmerk TOSCA.

Ander geopponeerd merk, maar de conclusie van het Gerecht is dezelfde als in de hieronder besproken oppositie tegen Tosca Blu,  Esthetische complementariteit leidt i.c. niet tot soortgelijkheid. Voor niet-ingeschreven bekende merken is soortgelijkheid vereist.

Lees het arrest hier.

IEF 4343

Een gemeenschappelijke esthetische functie

piranam.JPGGvEA, 11 juli 2007, zaak T-443/05, El Corte Inglés, S.A tegen OHIM / Juan Bolaños Sabri.

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk “PiraÑAM diseño original Juan Bolaños”, oudere nationale woordmerken PIRANHA. De oppositie betrof klasse 25, kleding. Het Gerecht oordeelt dat waren van klasse 25 in geringe mate soortgelijk zijn aan de eerste groep waren van klasse 18. “Bij de beoordeling van de verbanden die tussen deze waren worden gezien, moet dus rekening worden gehouden met het feit dat misschien een coördinatie wordt nagestreefd bij de vorming van deze uitstraling, in die zin dat de verschillende bestanddelen ervan worden gecoördineerd bij de creatie of aankoop ervan.”

“46 Het Gerecht heeft overigens bevestigd dat „damestassen” in geringe mate soortgelijk zijn aan „damesschoeisel” (arrest SISSI ROSSI, punt 42 supra, punt 68). Deze conclusie moet worden uitgebreid tot de verhouding tussen alle door het aangevraagde merk aangeduide waren van klasse 25 en de door het oudere merk aangeduide producten vervaardigd uit leder en kunstleder voor zover niet begrepen in andere klassen, behorend tot klasse 18.

47 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat de waren van klasse 25 in geringe mate soortgelijk zijn aan de eerste groep waren van klasse 18. Bijgevolg kon de kamer van beroep niet louter op basis van een vergelijking van de betrokken waren concluderen tot het ontbreken van verwarringsgevaar bij het relevante publiek.

48 Met betrekking tot de eventuele complementariteit van kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels van klasse 25 en „uit leder en kunstleder vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen” van klasse 18 zij eraan herinnerd dat volgens de rechtspraak waren complementair zijn wanneer zij dermate onderling verbonden zijn dat de ene waar onontbeerlijk of belangrijk is voor het gebruik van de andere, zodat de consumenten kunnen denken dat de productie van deze waren in handen is van een en dezelfde onderneming (arrest SISSI ROSSI, punt 42 supra, punt 60).

49 Waren als schoeisel, kledingstukken, hoeden of handtassen kunnen naast hun hoofdfunctie een gemeenschappelijke esthetische functie vervullen door samen bij te dragen aan de uitstraling van de betrokken consument.

50 Bij de beoordeling van de verbanden die tussen deze waren worden gezien, moet dus rekening worden gehouden met het feit dat misschien een coördinatie wordt nagestreefd bij de vorming van deze uitstraling, in die zin dat de verschillende bestanddelen ervan worden gecoördineerd bij de creatie of aankoop ervan. Er kan met name sprake zijn van een dergelijke coördinatie tussen kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels van klasse 25 en de verschillende aanvullende kledingaccessoires, zoals handtassen, van klasse 18. Deze eventuele coördinatie hangt af van de betrokken consument, het soort activiteit waarvoor deze uitstraling wordt gevormd (met name werk, sport of vrije tijd) of de marketinginspanningen van de marktdeelnemers in de sector. Dat deze waren vaak in dezelfde gespecialiseerde verkooppunten worden verkocht, draagt bovendien ertoe bij dat de betrokken consument nauwe verbanden tussen deze waren ziet en versterkt de indruk dat de productie ervan in handen is van een en dezelfde onderneming.

51      Hieruit volgt dat bepaalde consumenten een nauw verband zien tussen kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels van klasse 25 en kledingaccessoires zoals bepaalde „uit leder en kunstleder vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen” van klasse 18, en dat zij dus kunnen denken dat de productie ervan in handen is van een en dezelfde onderneming. Derhalve zijn de door het aangevraagde merk aangeduide waren van klasse 25 en de kledingaccessoires die vallen onder „uit leder en kunstleder vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen” van klasse 18 soortgelijk in een mate die niet gering kan worden geacht.

52      De kamer van beroep heeft dus ten onrechte geoordeeld dat er in casu geen verwarringsgevaar bestond, zonder eerst te hebben onderzocht of de tekens overeenstemmen. (…) zodat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd."

Lees het arrest hier.

IEF 4342

Flex

GvEA, 11 juli 2007, zaak T-192/04, Flex Equipos de Descanso SA tegen OHIM/Leggett & Platt, Inc.

Oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor woord LURA-FLEX, oudere nationale beeldmerken die woordelement ‚flex’ bevatten. Beide merken hebben o.a betrekking op bedden. Het Gerecht corrigeert het OHIM op formele gronden.

“66 In casu heeft de kamer van beroep meteen geweigerd de vertalingen van het door verzoekster ter staving van de bekendheid van haar oudere merken aangevoerde bewijsmateriaal toe te laten, op de enkele grond dat de inaanmerkingneming ervan ex officio was uitgesloten wegens de laattijdige overlegging ervan voor de oppositieafdeling. Zij heeft aldus gemeend dat zij geen beoordelingsmarge had om te bepalen of zij met de litigieuze bewijselementen rekening kon houden."

"67 Bijgevolg heeft de kamer van beroep blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door meteen te weigeren gebruik te maken van haar beoordelingsmarge om te bepalen, of rekening diende te worden gehouden met het bewijsmateriaal inzake de bekendheid van de oudere merken van verzoekster.

68 Met betrekking tot de relevantie van de litigieuze bewijselementen kan worden opgemerkt dat de oppositieafdeling uitdrukkelijk heeft gesteld dat zij misschien niet had geconcludeerd tot het ontbreken van gevaar voor verwarring van de conflicterende tekens indien verzoekster binnen de termijnen had aangevoerd dat haar oudere merken een groot onderscheidend vermogen hadden door het wijdverbreide gebruik ervan en de vertalingen had overgelegd die noodzakelijk waren voor de vaststelling van dit sterker onderscheidend vermogen.

69 Voorts blijkt uit de bestreden beslissing dat de kamer van beroep van mening was dat de omstandigheid dat verzoekster het bewijs van de bekendheid van haar oudere merken niet binnen de gestelde termijn had geleverd, niet irrelevant was.

70      Met betrekking tot het stadium van de procedure waarin de bewijzen zijn overgelegd, dient nog te worden opgemerkt dat verzoekster de litigieuze vertalingen op 9 augustus 2002 bij de oppositieafdeling heeft ingediend en op 5 maart 2003 beroep heeft ingesteld bij de kamer van beroep, die de bestreden beslissing op 18 maart 2004 heeft gegeven.

71      In deze omstandigheden blijkt uit het dossier niet dat de kamer van beroep wegens tijdgebrek geen rekening kon houden met de vertalingen van de bewijselementen inzake de bekendheid van de oudere merken waarop de oppositie was gebaseerd.

72      Gelet op een en ander is de bestreden beslissing onrechtmatig, zodat zij moet worden vernietigd, zonder dat op de overige middelen van verzoekster hoeft te worden ingegaan.”

Lees het arrest hier