Merkenrecht  

IEF 3110

Een zilte douche

Rechtbank 's Gravenhage, 20 december 2006, KG ZA 06-1347, Watts Industries Netherlands tegen Nieuwenhuis Handelsonderneming B.V.

Merkenrecht. Ocean heeft weinig onderscheidend vermogen voor waterige producten als douchekolommen.

Watts is een producent van onder meer waterappendages in alle maten, aansluitingen en uitvoeringen, zoals keerkleppen, appendages voor CV en warmwater installaties en vlinderkleppen voor industriële toepassingen. Watts is de houder van de twee Benelux woordmerken OCEAN voor verschillende klassen, het Benelux beeldmerk OCEAN en het Benelux beeldmerk WATTS OCEAN.

Nieuwenhuis houdt zich als groothandel bezig met de im- en export van huishoudelijke artikelen en doe-het-zelfartikelen. Nieuwenhuis is houdster van het merk Saniscape dat zij gebruikt voor, kort gezegd, sanitaire producten.

In de zogeheten KARWEI-krant van de gelijknamige marktketen Karwei werd een door Nieuwenhuis geleverde douchekolom aangeboden onder de naam “Douchekolom Ocean”. Rechtsboven in de advertentie stond ook het logo van Saniscape afgebeeld. Op de douchekolom zelf zijn geen merk- of modelaanduidingen aangebracht. De aanduiding Ocean was wel aangebracht op de verpakking.

Watts heeft Nieuwenhuis gesommeerd de veronderstelde merkinbreuk te staken. Nieuwenhuis is naar eigen zeggen zonder dat zij daartoe gehouden was grotendeels aan de eisen van Watts tegemoetgekomen. Watts acht de toezeggingen van Nieuwenhuis niet voldoende en start een kort geding.


Watts stelt hieraan ten grondslag de inbreuk op de merkrechten van Watts, de weigering van Nieuwenhuis om aan te geven of en zo ja, hoeveel inbreukmakende producten zich nog bij Karwei en eventuele overige afnemers bevinden, het feit dat Nieuwenhuis niet ingaat op de eis om de inbreukmakende producten onmiddellijk om te stickeren, tezamen met de weigering van Nieuwenhuis om te verklaren dat inbreuk is gemaakt op aan Watts toekomende merkrechten. 


De Voorzieningenrechter stelt vast dat aannemelijk is dat de douchekolommen met de aanduiding Ocean van de markt zijn verdwenen. Gegeven echter de plaatsing van de advertentie in de Karweikrant en de verkopen van het product, leidt de toezegging van Nieuwenhuis en de uitvoering daarvan, zonder dat daar een boetebeding aan is verbonden, er niet toe dat de merkhouder zijn spoedeisende belang bij een gerechtelijk verbod en dwangsom verliest.


De Voorzieningenrechter stelt voorop dat het merk OCEAN voor de waren zoals Watts produceert of levert enig (producten die in het watermanagement worden toegepast), maar niet veel onderscheidend vermogen heeft. Dat ligt anders bij het merk WATTS OCEAN vanwege het onderscheidende deel WATTS. Een en ander voert tot het voorlopig oordeel dat het teken Ocean niet overeenstemt met het merk WATTS OCEAN. In dat merk overheerst het deel Watts. Het enkele teken Ocean, dat eerder beschrijvend dan onderscheidend is, stemt daar dan ook onvoldoende mee overeen. Hierbij is ook relevant dat de waren van partijen niet of nauwelijks soortgelijk zijn. Ten slotte richten beide partijen zich ook nog eens op een verschillend publiek.


Ten aanzien van de stelling van Nieuwenhuis dat Watts haar merken WATTS OCEAN en OCEAN niet normaal gebruikt heeft overweegt de Voorzieningenrechter als volgt.


Normaal gebruik van het merk WATTS OCEAN wordt voorshands aangenomen vanwege het gegeven dat de vennootschap tot voor enige tijd nog Watts Ocean was geheten en dat zij daarmee ook naar buiten trad, ook bij de presentatie van haar producten, hetgeen een aanwijzing oplevert voor normaal gebruik. Het normaal gebruik van de beeldmerken OCEAN wordt niet aangenomen. Ten aanzien van het woordmerk OCEAN oordeelt de Voorzieningenrechter voorshands dat er geen sprake is van merkgebruik bij het gebruik van de aanduiding “patent ocean” op keerkleppen. Deze aanduiding is in feite een verwijzing naar het inmiddels vervallen octrooi van een thans niet meer bestaande octrooihouder met de handelsnaam Ocean. Het is niet een teken dat de waar identificeert. Het publiek zal het teken Ocean opvatten als een handelsnaam van de houder van het “patent”, niet als een merkaanduiding.


De Voorzieningenrechter overweegt – voor het geval dat het normaal gebruik van het woordmerk OCEAN op een later moment blijkt – dat Nieuwenhuis het teken Ocean gebruikt als modelaanduiding van een van de douchekolommen die zij onder het merk SANISCAPE op de markt brengt, hetgeen als een eerlijk gebruik in de handel in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE kwalificeert.


De vorderingen van Watts worden afgewezen.


Lees het vonnis hier.

IEF 3108

Zonnig vonnis

sunday.bmpRechtbank Amsterdam, 8 maart 2006, rolnr. H 05.2459. Sunday's Nederland tegen Suncentre the Sunflower, Eljaafari en De Leng (Met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Sunday exploiteert een keten van 54 zonnestudio's en is eigenaar van de beneluxbeeldmerken "Sunday's" voor diensten van zonnestudio's, "professioneel zonnen" voor onder meer diensten van zonnestudio's. Tevens heeft Sundays een gemeenschapsmerk. Sunday's beticht Suncentre The Sunflower van inbreuk op aan haar toekomende merkrechten door gebruik te maken van het logo "the sunflower" op de gevel aan een vestiging van The Sunflower en op van haar afkomstige brochures en van onrechtmatige daad. De rechter wijst de vordering op grond van art. 13A lid 1 sub b BMW toe.

The Sunflower voert aan dat het merk van Sunday's zowel met betrekking tot de tekst, de betekenis, de vormgeving als de kleurstelling zodanig afwijkt van het door The Sunflower gebruikte logo dat van merkinbreuk geen sprake is. 

Omdat Sunday's geen beroep op haar Gemeenschapsmerk heeft gedaan laat de rechter dit buiten beschouwing en worden alleen de beneluxmerken in aanmerking genomen. In dit geval gaat het om dezelfde diensten, hieraan doet niet af of de wijze waarop die diensten worden aangeboden wel of niet verschillen.

 

De rechter acht geen inbreuk op grond van 13A lid 1 sub a BMW aanwezig omdat het logo "the sunflower" zich onderscheidt van het merk van Sunday's. Er is wel inbreuk op grond van artikel 13A lid 1 sub b BMW:

"naar het oordeel van de rechtbank is met name door het gebruik bij merk én teken van hetzelfde lettertype, van de letters SUN, en van een langgerekte ovaal met aan één zijde een kleine uitstulping met lettertekens, sprake van een zodanige mate van overeenstemming dat de gemiddelde oplettende consument in verwarring kan geraken, met name over de vraag of de gebruiker van het logo "the sunflower" behoort tot dezelfde organisatie a;s de merkhouder en dus of de diensten dezelfde herkomst hebben"

De verschillen zijn niet voldoende om de totaalindruk die het logo "the sunflower" maakt voldoende te doen verschillen van het merk, om het gevaar voor verwarring tegen te gaan.

Lees hier het arrest.

 

IEF 3104

Gebruikte portakabins

portakabin.bmpGerechtshof Amterdam, 14 december 2006, rolnr. 1050/06 KG (bij vervroeging). Portakabin Limited en Portakabin B.V. tegen Primakabin B.V. (Met dank aan Olav Schmutzer, NautaDutilh)

Gebruik van merknaam in ‘adwords’.

Zowel eisers Portakabin als gedaagde Primakabin zijn producent en leverancier van mobiele bouwsystemen. Portakabin is rechthebbende op het woordmerk PORTAKABIN in de Benelux en de EU. Primakabin verkoopt naast haar eigen producten tevens tweedehands units van Portakabin. Primakabin maakt hierbij onder meer gebruik van adwords als ‘portakabin’, ‘portacabin’, ‘portokabin’ en ‘portocabin’. De advertentie die verschijnt na het intikken van één van de adwords luidt: “gebruikte portakabins’. Eisers maken bezwaar tegen deze handelswijze op grond van de artikelen 2.20 lid 1 onder a, b, c en d BVIE.

Het Hof evenals de voorzieningenrechter zijn van mening dat het gebruik van de naam ‘portakabin’ door Primakabin niet kan worden aangemerkt als ‘gebruik ter onderscheiding van waren of diensten’, waardoor een beroep op artikel 2.20 lid 1 onder a, b en c niet op gaat. Het beroep op artikel 2.20 lid 1 onder d gaat volgens het Hof ook niet op, aangezien Primakabin geen ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het gebruik van de merknaam. Hierbij is van belang dat Primakabin meer dan 50% van haar omzet haalt uit de verkoop van tweedehands units van het merk PORTAKABIN.

Het gebruik van het merk PORTAKABIN is echter enkel gerechtvaardigd, voor zover het wordt gebruikt voor de desbetreffende waren en derhalve enkel voor het direct doorleiden naar de subpagina waarop Primakabin tweedehands units van Portakabin aanbiedt.

Tenslotte dient Primakabin zich te onthouden van het gebruik van de tekst “gebruikte portakabins” in haar advertentie, aangezien Portakabin niet hoeft te accepteren dat haar merk als soortnaam wordt gebruikt.

Lees hier het volledige arrest.

 

IEF 3101

Nepsultanas

sultana.bmpKoekjesfabrikant Van Delft haalt zijn Provita yoghurt biscuits uit de handel. Dit gebeurt na aandringen van voedingsmiddelenconcern Verkade, dat vond dat het koekje te veel op de Sultana YoFruit leek. Verkade dreigde daarom met een kort geding.

Verkade had Van Delft in november gesommeerd te stoppen met de verkoop. Nu Verkade zijn doel heeft bereikt, zijn verdere juridische stappen vooralsnog van de baan, aldus de onderneming maandag.

Van Delft gaat de yoghurtbiscuits aanpassen zodat ze wat minder op Sultana YoFruit lijken. De 'nieuwe' koeken moeten in het voorjaar in de winkel liggen.

Lees hier meer (Elsevier Voedingsmiddellen industrie). Eerder bericht hier.

 

IEF 3099

Gerechtelijke vakantie

Zowel het hof als het gerecht hebben van 18 december 2006 tot en met 7 januari 2007 een gerechtelijke vakantie. Eerstvolgende IE-arresten in het nieuwe jaar zijn de volgende:

- Donderdag 11 januari 2007:  HvJ EG, arrest C-175/05 Commissie / Ierland

Over  "uitlening" en de reikwijdte van de vrijstelling uit artikel 5, lid 3 van de richtlijn. Aangevoerd wordt dat deze vrijstelling zo ruim is dat alle openbare onderwijs- en academische instellingen die voor het publiek toegankelijk zijn, openbaar mogen uitlenen, met als gevolg dat alle instellingen voor openbare uitlening van uitleenrechten zijn vrijgesteld en dus geen vergoeding hoeven te betalen.

"De Commissie voert aan dat deze situatie kennelijk verder gaat dan op grond van de uitzonderingen van artikel 5, lid 3, van de richtlijn is toegestaan en dat Ierland daarom zijn verplichtingen op grond van de artikelen 1 en 5 van de richtlijn niet is nagekomen."

- Dinsdag 16 januari 2007:  GvEA, arrest T-53/05 Calavo Growers / OHMI - Calvo Sanz (Calvo)

"De kamer van beroep was van oordeel dat de oppositieafdeling niet bevoegd was om uitspraak te doen op de oppositie, omdat verzoeksters argumenten met betrekking tot de grond van de zaak niet-ontvankelijk waren bij gebreke van vertaling in de procestaal.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster schending van de artikelen 42, lid 3, en 74, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk juncto regel 20, lid 3, van de uitvoeringsverordening aan."

Zie voor de agenda van het hof en het gerecht hier.

IEF 3091

Kecofa / Lancôme

Annotatie bij HR 16 juni 2006 (Kecofa / Lancôme). Gepubliceerd op de website van het IVIR, eerder verschenen in Ars Aequi 2006-11, p. 821-824 door P.B. Hugenholtz.

Gepubliceerd op de website van het IVIR, eerder verschenen in Ars Aequi 2006-11, p. 821-824. Lees hier verder.

IEF 3074

Met het oog op de toekomst

hsn.bmpHvJEG 14 december 2006, zaak C 316/05, Nokia Corp. tegen Joacim Wärdell

Prejudiciële beslissing op Zweeds verzoek een over eventuele geldige (nationale) redenen om een geen verbod met dwangsom voor mogelijk toekomstige inbreuk op een gemeenschapsmerk op te leggen. Gemeenschapmerk is geen nationaal merk en mag dus niet als zodanig behandeld worden. De gemeenschapsmerkrechter dient toekomstige inbreuk, wanneer die inbreuk niet volledig uitgesloten is, altijd te voorkomen.

Wärdell importeerde stickers voor draagbare telefoons. De stickers bevatten een lichtdiode die knippert wanneer de telefoon rinkelt.  Op een deel van deze „flash stickers” was het merk Nokia afgedrukt. .

Aangezien Wärdell zich in het verleden niet aan merkinbreuk schuldig had gemaakt en hem alleen nalatigheid kon worden verweten, oordeelde de Zweedse rechter dat hem geen verbod met dwangsom diende te worden opgelegd. Daarop heeft Nokia beroep ingesteld en gesteld dat alleen al het feit dat Wärdell een objectieve inbreuk op haar merkrecht heeft gemaakt volstaat om hem een verbod met dwangsom op te leggen, om toekomstige inbreuk te voorkomen.


In haar antwoord op de vier prejudiciële vragen bevestigt het HvJ  het standpunt van Nokia.


- Het feit alleen dat het risico van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk niet duidelijk aanwezig is of anderszins beperkt is, vormt voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.


- De omstandigheid dat het nationale recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid, is voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden vormt om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.


De rechtbank moet, zodra zij voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk heeft verboden, van de in de wettelijke regeling van deze lidstaat voorziene maatregelen nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd.


- Een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, is verplicht om overeenkomstig het nationale recht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs indien dat recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid.


Door de rechtbanken voor het gemeenschapsmerk een algemene verplichting op te leggen om dergelijke maatregelen te nemen wanneer zij voortzetting van inbreuk of dreigende inbreuk verbieden, heeft de gemeenschapswetgever evenwel uitgesloten dat volgens het nationale recht van een lidstaat dergelijke maatregelen slechts kunnen worden genomen indien is voldaan aan bijkomende voorwaarden.


- Een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, is verplicht om van de in het nationale recht voorziene maatregelen die te nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs wanneer deze maatregelen krachtens dat recht niet kunnen worden genomen bij een overeenkomstige inbreuk op een nationaal merk.


Lees het arrest hier.

IEF 3073

Vooruit

De Telegraaf bericht dat “Het ministerie van Binnenlandse Zaken wil dat de rechtbank in Amsterdam een einde maakt aan de 'Denk Vooruit'-campagne van Greenpeace. Het gaat om een persiflage op de gelijknamige campagne van de overheid, waarin burgers worden geattendeerd op de mogelijkheid van rampen en hoe ze zich daarop kunnen voorbereiden.
 
(…) De overheid vindt dat Greenpeace inbreuk heeft gemaakt op het merken- en auteursrecht door gebruik te maken van het logo en de slogan van de 'Denk Vooruit'-campagne. Greenpeace is het niet eens met die lezing.” De rechtbank in Amsterdam behandelde het kort geding woensdagmiddag.

Lees hier meer.

IEF 3072

Wheely

wheely.bmpGerechtshof Amsterdam, 11 mei 2006, Euretco Tweewielers B.V. tegen Encon Design en Sijpkens (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Over normaal gebruik, geregistreerde klassen en schadevergoeding.

Sijpkens heeft in 1995 het beeldmerk Wheel Bike Systems gedeponeerd. Encon brengt onder het teken WHEELY BIKE SYSTEMS een met de hand te bedienen fietsophangsysteem op de markt. In 1999 heeft Euretco het woordmerk WHEELY gedeponeerd. In de catalogus van Batavus van 2001 werd het systeem te koop aangeboden.

Euretco verzorgt een retailserviceorganisatie gericht op ondernemers in de tweewielerbranche. Onder het teken WHEELY worden sinds 1998 door bij Euretco aangesloten dealers die opereren onder de winkelformule FIETSWERELD, (kinder)fietsen verhandeld. Euretco heeft in eerste aanleg gevorderd dat Encon c.s. zullen worden bevolen iedere inbreuk op het merkrecht WHEELY te staken. Daarnaast heeft zij de doorhaling van het beeldmerk van Sijpkens gevorderd. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.


Grief 1 richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de aanduiding BATAVUS WHEELY SYSTEM kan worden aangemerkt als normaal gebruik van het merk. Gelet op de verschillen kan niet worden gesproken van een slechts op onderdelen afwijkend gebruik . "De grief heeft geen succes. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het woord WHEELY in het gedeponeerde beeldmerk het onderscheidende kenmerk vormt, in aanmerking genomen dat het naast de - sterk beschrijvende - woorden BIKE SYSTEMS grafisch op de voorgrond treedt en in zijn schrijfwijze er door gekenmerkt wordt dat de tweede letter E in het woord hoger geplaatst is dan de eerste letter E zodat de vorm van de E's min of meer doet denken aan de wielen van een fiets, waarvan het voorwiel door een fietslift omhoog worden gebracht. [...] Dezelfde overheersende kenmerken zijn terug te vinden in de schrijfwijze van het woord WHEELY in het teken BATAVUS WHEELY SYSTEM."


Zowel het gebruik op de website als het gebruik bezien in samenhang met het gebruik in de vorm van BATAVUS WHEELY SYSTEMS wettigt volgens het hof de conclusie dat sprake is van een normaal gebruik van het merk als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a BMW.


Met grief drie verdedigt Euretco het door de rechtbank verworpen standpunt dat Encon het merk WHEELY BIKE SYSTEMS niet heeft gebruikt voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Het hof stelt dat er in de BMW, noch in het Uitvoeringsreglement aanknopingspunten zijn te vinden voor het kennelijk door Euretco verdedigde standpunt dat het begrip 'de waren waarvoor het merk is gedeponeerd'  een zodanig scherpe begrenzing vindt in de gekozen (in elk geval geregistreerde) klasse, dat aan deze geregistreerde klasse doorslaggevende betekenis toekomt bij de beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van instandhoudend gebruik van het merk. Het hof stelt dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een zodanige onnauwkeurige, in ieder geval vage en/of ruime aanduiding van de waren, dat het gebruik van het omstreden merk voor een fietsopbergsysteem niet kan worden aangemerkt als gebruik van het merk voor de waren waarvan opgave is gedaan.


De rechtbank heeft volgens het hof terecht de reconventionele vordering van Encon ten aanzien van inbreuk op het merkrecht afgewezen, aangezien Encon als licentiehouder als bedoeld in artikel 11D BMW niet de bevoegdheid kan ontlenen tot het instellen van een verbods- of gebodsvordering. Onterecht afgewezen zijn de vorderingen tot het verkrijgen van schadevergoeding en of het afdragen van ten gevolge van het inbreukmakende gebruik genoten winst (welk recht de licentiehouder wel toekomt).


Grief 2 in het incidenteel appèl klaagt erover dat de rechtbank de vordering tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat, niet meteen heeft toegewezen. Het debat over de omvang van de schade zal pas kunnen plaatsvinden na de vaststelling dat (enig) oorzakelijk verband bestaat tussen de merkinbreuk en de onrechtmatige dreiging met rechtsmaatregelen enerzijds en de door Encon gestelde schade anderszijds.


Lees het arrest hier.