DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 5611

Zilveren procedure

Hoge Raad, 15 februari 2008, C06/021HR, & C06/093, Rockwool International A/S tegen Benfried Techniek, Koop & Saint-Gobain Glass Benelux (met dank aan Howrey LLP).

Twee arresten in wat waarschijnlijk de langstlopende octrooizaak tot op heden is (25 jaar). HR verwerpt het beroep, werkwijze van St Gobain (Isover) valt niet binnen het bereik van het octrooi van Rockwool.

Lees de arresten hier en hier. Inmiddels ook op rechtspraak.nl, met conclusies AG: hier (inbreuk) en hier (nietigverklaring).

IEF 5606

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 februari 2008, HA ZA 07-1689, Merck Sharp & Dohme Manufacturing tegen Ratiopharm Nederland B.V.

“5.2. Ook het betoog van de Generieken dat sprake zou zijn van ontoelaatbare "dubbele octrooiering" faalt. Merck voert terecht aan dat de herroeping van EP 292 terugwerkende kracht heeft, zodat formeel thans geen sprake meer is van het gelijktijdig van kracht zijn van twee octrooien die dezelfde uitvinding onder bescherming stellen. In het vigerende octrooirechtstelsel is het primair een taak van de verlenende instantie, in dit geval het EOB, om te waken tegen dubbele octrooiering. Het gevaar van dubbele octrooiering heeft in het onderhavige geval overigens bepaald bestaan, nu het EOB de vrijwillig afgesplitste aanvraag voor EP 904 ondanks verscheidene third party observations die wezen op verboden dubbele octrooiering in verband met EP 292, desalniettemin in behandeling heeft genomen, onder naar het wil voorkomen rechtens onjuiste verwerping van dit bezwaar.

Lees hier meer.

HvJ EG, 14 februari 2008, C-244/06, Dynamic Medien Vertriebs GmbH tegen Avides Media AG

“Artikel 28 EG verzet zich niet tegen een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, houdende een verbod op de verkoop en de overdracht per postorder van beelddragers die niet door een hoogste autoriteit van het Land of een nationale instantie voor zelfregulering zijn gekeurd en geclassificeerd met het oog op de bescherming van de minderjarigen en waarop geen van deze autoriteit of instantie afkomstige vermelding is aangebracht van de leeftijd vanaf welke de beelddragers kunnen worden bekeken, tenzij blijkt dat de bij de betrokken regeling vastgestelde procedure voor keuring en classificatie van en het aanbrengen van een vermelding op beelddragers niet gemakkelijk toegankelijk is of niet binnen een redelijke termijn kan worden afgesloten, dan wel dat tegen het besluit tot weigering niet in rechte kan worden opgekomen.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 14 februari 2008, zaak T-189/05, Usinor SA tegen OHIM/Corus UK Ltd.

Oppositie nationaal woordmerk GALVALLIA tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage GALVALLOY.

“71. In the present case, since the goods in question are identical and there are significant visual, phonetic and conceptual similarities between the marks at issue, it cannot be ruled out that even an attentive public, such as the relevant public in this case, could be led to believe that the goods in question come from the same undertaking or economically-linked undertakings, despite the limited distinctiveness of the earlier mark. That is particularly so as the mark applied for contains an element, ‘alloy’, which is even less distinctive than the element that is common to the marks at issue, ‘galva’; the market is oligopolistic; and the mark applied for may appear to be a simple translation of the earlier mark.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar). 

GVEA, 14 februari 2008, zaak T-378/04, Orsay GmbH tegen OHIM / José Jiménez Arellano.

Oppositie ouder woord/beeldmerk D’ORSAY tegen Gemeenschapswoord/beeldmerkaanvrage Orsay.

“45. Die Beschwerdekammer hat daher zu Recht das Bestehen von Verwechslungsgefahr bejaht und folglich dem Widerspruch gegen die Eintragung der Wortbildmarke „Orsay“ für die Waren „Bekleidungsstücke; Stiefel, Schuhe und Hausschuhe; Kopfbedeckungen“ der Klasse 25 unter Bestätigung der Widerspruchsentscheidung stattgegeben.”

Lees het arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar).

GVEA, 14 februari 2008, zaak T-39/04, Orsay GmbH tegen OHIM / José Jiménez Arellano, SA.

Oppositie ouder woord/beeldmerk D’ORSAY tegen Gemeenschapswoord/beeldmerkaanvrage ‘O Orsay’

“55. Die Beschwerdekammer hat daher zu Recht das Bestehen von Verwechslungsgefahr bejaht und folglich dem Widerspruch gegen die Eintragung der Wortbildmarke „O orsay“ für die Waren „Bekleidungsstücke; Stiefel, Schuhe und Hausschuhe; Kopfbedeckungen“ der Klasse 25 unter Bestätigung der Widerspruchsentscheidung stattgegeben.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).

GVEA, 14 februari 2008, T-146/06, Sanofi-Aventis SA tegen OHIM / GD Searle LLC.

Oppositie ouder nationaal woordmerk URION tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage ATURION.

“73.  Dans ces conditions, et eu égard aux circonstances de l’espèce, il y a lieu de considérer que, selon une appréciation globale, il n’existe pas de risque que le public pertinent soit amené à croire que les produits revêtus de la marque verbale ATURION proviennent de l’entreprise titulaire de la marque verbale antérieure URION ou d’une entreprise économiquement liée à cette dernière. C’est donc à bon droit que la chambre de recours a conclu à l’absence de risque de confusion entre ces marques, au sens de l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 40/94.”

Lees het arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar). 

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 31 januari 2008, rolnr. 06/971, Holierhoek tegen Rob Hauwer Film & TV Producties B.V. c.s. (met dank aan  Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

“Ook indien rekening wordt gehouden met de in de latere arresten van toepassing geachte Haviltex-maatstaf is het naar het oordeel van het hof de bedoeling van partijen geweest dat Holierhoek zich heeft verbonden alle rechten over te dragen betreffende alle tegenwoordige en toekomstige (exploitatie)vormen, systemen van de cinematografie, hun toepassingsmogelijkheden, met inbegrip van het recht van overbrenging of uitzending per draad, door radio en televisie, de vergunning tot publieke ontvangst en het recht van overbrenging/exploitatie op videocassette/beeldplaten en heeft hij deze rechten overgedragen, waarbij wordt opgemerkt dat de term ‘etc’ klaarblijkelijk ziet op beeld/geluiddragers die door de voortgeschreden technische ontwikkeling in de plaats van de videocassette komen.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 ebruari 2008, KG C0700233/RO, Driessen tegen Europochette(met dank aan Diederik Stols Diederik Stols, DLA Piper).

“4.7. Driessen heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de uiterlijke kenmerken van de Europochette uitsluitend door de technische functie worden bepaald. Ook dat standpunt verwerpt het hof. Reeds uit het enkele feit dat - zoals uit de producties van Driessen blijkt - er andere bestekhouders, dan die waarvoor Europochette haar modelrecht verkreeg, op de markt zijn die voor hetzelfde gebruik geschikt zijn, doch een andere vorm hebben, volgt dat de vormgeving van de bestekhouder van Europochette niet noodzakelijk is voor het bereiken van het technische effect (het op gemakkelijke, snelle en smaakvolle wij ze presenteren van bestek, al dan niet tezamen met een servet). Blijkens die producties zijn vele variaties en mogelijkheden denkbaar, zoals een ander maatvoering, andere lengte/breedteverhouding, gesloten modellen (waarin het bestek geheel verdwijnt) of juist geopende (waarbij het bestek uitsteekt), de wij ze waarop het voor- of onderblad zijn afgesneden en het al dan niet omvouwbaar maken van het onderblad. Het valt dan ook niet in te zien dat het slaapzakmodel met een recht afgesneden voorblad, waarop Europochette het modelrecht houdt, noodzakelijk is voor het verkrijgen van bovenomschreven technisch effect en dat het model op die grond geen bescherming zou genieten.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Utrecht, 13 februari 2008, KG ZA 07-1271, Verbond van Verzekeraars c.s. tegen Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn(Met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

“4.26. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de Verzekeraars onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het publiek aan de confrontatie met de naam ‘PGGM’een onjuist indruk op het gebied van de aard, het karakter, de betekenis of de voortbrengselen van de onderneming zal overhouden en daardoor zal worden misleid.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5493

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 29 november 2007, LJN: BC2996, Goossens Meubelen B.V. tegen Montis Desing B.V.

Stoelen. Verval auteursrecht bij verstrijken geldigheidsduur van de inschrijving van het modeldepot. Artikel 21 lid 3 BTMW (oud) ook van toepassing wanneer het model niet aan de nieuwheidseis voldeed doch geen nietigverklaring op die grond was gevorderd en in rechte was uitgesproken (oud recht).

Lees het arrest hier.

Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2007, LJN: BC3113, De Staat der Nederlanden tegen Gedaagden.

Reisbureau Rita. Vordering van een verbod spandoeken te verwijderen totdat er een definitieve strafrechtelijke veroordeling is. In de gegeven omstandigheden geen ruimte voor een inbeslagname van de poster op de voet van artikel 96 Sv. Toetsing aan artikel 10 EVRM.

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 31 januari 2008, C-32/07, Europese Commissie tegen Koninkrijk Spanje.(Geen Nederlandse versie beschikbaar).

Het Koninkrijk Spanje is, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

Lees het arrest hier.

GvEA, 30 januari 2008, zaak T-128/06, Japan Tobacco, Inc tegen OHIM /  Torrefacção Camelo Lda.(Geen Nederlandseversie beschikbaar).

Oppositieprocedure op basis van nationale woord- en beeldmerken „CAMEL” , voor sigaretten,  tegen aanvrage Gemeenschapsmerk bestaande uit beeldelementen (kameel, piramiden, palmbomen) en de naam CAFÉ TORREFACTO CAMPO MAIOR CAMELO CAFÉ ESPECIAL PURO Torrefacção Camelo Lda CAMPO MAIOR-PORTUGAL, voor koffie. Oppositie afgewezen.

“C’est donc à bon droit que la chambre de recours a considéré dans la décision attaquée que la requérante n’avait pas démontré que l’enregistrement de la marque demandée était susceptible de permettre à l’intervenante de tirer indûment profit du caractère distinctif et de la renommée de la marque antérieure.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 31 januari 2008, zaak T-95/06, Federación de Cooperativas Agrarias de la Comunidad Valenciana tegen Communautair Bureau voor plantenrassen (CBPR)

Kwekersrecht. “In de eerste plaats zij opgemerkt dat de Spaanse en de Italiaanse taalversie van artikel 68 van de basisverordening bepalen dat wie „directa y personalmente” respectievelijk „direttamente e personalmente” wordt geraakt, beroep kan instellen. De Engelse, de Duitse, de Portugese, de Deense, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Zweedse en de Griekse taalversie stemmen echter overeen met de Franse taalversie, waarin de woorden „directement et individuellement” worden gebruikt. Het vereiste van een eenvormige uitlegging van de gemeenschapsverordeningen brengt met zich mee dat zij in geval van twijfel worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere officiële talen.”

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 31 januari 2008,  Conclusie Advocaat-Generaal P. Mengozzi in zaak C-533/06, O2 Holdings Limited & O2 (UK) Limited tegen Hutchison 3G UK Limited.

“67.      Gelet op een en ander, geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Court of Appeal (England and Wales) te beantwoorden als volgt:

„1)      Het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ingeschreven merk van een concurrent, in het kader van reclame waarin de kenmerken van de door deze concurrent onder dit merk aangeboden waren of diensten worden vergeleken met die van de door de adverteerder aangeboden waren of diensten, wordt uitputtend geregeld door artikel 3 bis van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, en valt niet binnen de werkingssfeer van artikel 5, lid 1, sub a of b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten.

2)      Artikel 3 bis van richtlijn 84/450 dient niet aldus te worden uitgelegd dat het gebruik in vergelijkende reclame van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ingeschreven merk van een concurrent, enkel is toegestaan wanneer dit gebruik noodzakelijk is ter aanduiding van de concurrent of van zijn waren of diensten.”

Lees de conclusie hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 januari 2008, KG ZA 07-1450, Les Laboratoires Servier S.A. tegen Katwijk Farma B.V.

Octrooirecht. “In het licht van de universal seeding hypothese en de theorie van de verdwijnende polymorf (is eenmaal de meest stabiele polymorf gesyn-thetiseerd, dan kan het verschijnsel optreden dat het zelfs niet eens meer mogelijk is om de thermodynamisch minder stabiele polymorfen te synthetiseren) is voorshands onwaarschijn lijk te achten dat niet alle perindopril erbuminezoutkristallen deze stabielste polymorf zijn geweest.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Leeuwarden, 23 januari 2008, KG ZA 07-397. Nederlandse Hartstichting tegen Bumblebeecards B.V.(met dank aan Koen de Bont, Houthoff Buruma). 

“Anderzijds wettigen de meldingen wel het vermoeden dat Bumblebee niet, zoals zij stelt, na 5 februari 2007 geen verkoopactiviteiten met de wenskaarten van het Kinderhartenfonds meer heeft ondernomen, te meer daar de laatste partij wenskaarten de niet geringe omvang had van 31 260 pakjes en Bumblebee geen inzicht heeft gegeven in de distributie van deze kaarten Gevoegd bij de door Bumblebee toegegeven merkinbreuk door het gebruik van de merken van de Hartstichting op haar website, rechtvaardigt dit vermoeden naar het oordeel van de voorzieningenrechter het hierna in het dictum te vermelden verbod op verdere merkinbreuken door Bumblebee.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5489

De afgifte van een ABC

Rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, derde afdeling, meervoudige kamer, 22 oktober 2007, AWB 06/6520, AHP Manufacturing B.V. tegen Octrooicentrum Nederland

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bestuursrechtzaak over de afgifte van een ABC. Rechtbank stelt prejudiciële vragen aan het HvJ. Meerdere basisoctrooien voor een geneesmiddel: moeten de ABC’s gelijktijdig worden aangevraagd?

AHP heeft bij het Octrooicentrum een aanvraag ingediend voor afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat voor het geneesmiddel Enbrel. Het Octrooicentrum heeft deze afgifte geweigerd op grond van een puur tekstuele uitleg van artikel 3 aanhef en onder c van Vo. 1768/96. Kort gezegd moest volgens het Octrooicentrum de aanvrage worden afgewezen, omdat er op het moment van indiening van de aanvraag door AHP al drie certificaten voor het geneesmiddel waren verleend.

Volgens het Octrooicentrum maakt het geen verschil dat deze drie certificaten ten behoeve van drie andere octrooihouders en met betrekking tot andere basisoctrooien zijn verleend. AHP is van mening dat deze strikt tekstuele uitleg in strijd is met de leer van het arrest van het HvJEG in de Biogen-zaak, waaruit blijkt dat er geen voorkeursbehandeling mag zijn tussen octrooihouders. AHP is derhalve tegen het besluit van het Octrooicentrum in beroep gekomen bij de rechtbank Den Haag, sector bestuursrecht.

De rechtbank geeft duidelijk de voorkeur aan de doelmatige uitleg van AHP welke in lijn is met het Biogen-arrest, maar ziet desalniettemin reden om de volgende prejudiciële vragen te stellen met betrekking tot het vereiste van artikel 3 aanhef en onder c van Vo. 1768/92.

1- Verzet artikel 3 aanhef onder c van Vo. 1768/92 zich ertegen dat een certificaat wordt verleend aan de houder van een basisoctrooi voor een product waarvoor op het moment van indiening van de aanvraag voor het certificaat reeds één of meer certificaten zijn verleend aan één of meer houders van één of meer andere basisoctrooien? 

2- Leidt Vo. 1610/96, meer specifiek overweging 17 en artikel 3 lid 2 tweede volzin daarvan, tot een ander antwoord op vraag 1?

3- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang of de laatst ingediende aanvraag, net als de eerdere aanvraag of aanvragen, binnen de termijn van artikel 7 lid 1 van Vo. 1768/92, dan wel binnen de termijn van artikel 7 lid 2 van Vo. 1768/92 is ingediend?

4- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang of de bij de verlening van een certificaat geboden beschermingsduur op hetzelfde moment dan wel op een later tijdstip afloopt dan op grond van één of meer reeds voor het betreffende product verleende certificaten het geval is?

5- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang dat in Vo. 1768/92 niet is bepaald op welke termijn de bevoegde autoriteit de aanvraag voor een certificaat in behandeling moet nemen en uiteindelijk verlenen, waardoor een verschil in behandelingssnelheid van de betreffende autoriteiten in de Lidstaten tot onderlinge verschillen kan leiden in de mogelijkheid tot verlening van een certificaat?

Lees het vonnis hier.

IEF 5479

Niet rechtsreeks en ondubbelzinnig

Rechtbank. 's-Gravenhage, 16 januari 2008 HA ZA 07-1473, Wobben tegen Vestas Wind Systems A/S, Vestas Benelux B.V. en Vestas Offshore Applications B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Versnelde bodemprocedure. Octrooizaak. Octrooien worden vernietigd vanwege het ontbreken van nieuwheid en toegevoegde materie.

Zowel Wobben als Vestas zijn actief in de windenergiesector. Wobben is houder van twee Europese octrooien met betrekking tot een windenergie-inrichting en een werkwijze voor het bedienen van een windenergie-inrichting.

Wobben beschuldigt Vestas van inbreuk op genoemde octrooien. Vestas stelt dat zij geen inbreuk pleegt en stelt bovendien dat de octrooien vernietigd moeten worden omdat die octrooien niet nieuw zijn, niet inventief zijn, niet nawerkbaar zijn en toegevoegde materie bevatten.

De rechtbank wijst de vorderingen van Wobben af omdat de octrooien die Wobben in conventie ten grondslag legt aan zijn vorderingen worden vernietigd.

De rechtbank oordeelt dat als niet, althans onvoldoende weersproken vaststaat dat alle maatregelen uit de conclusies 1 en 8 van EP 691, en de conclusies 3, 4, 5 en 9 voor zover die afhankelijk zijn van conclusies 1 en 8, bekend zijn uit een presentatie van Wobben op een DEWEK conferentie in 1996 en uit een artikel van M. Daubner in een uitgave Wind-Kraft Journal van maart/april 1996. EP 691 voldoet volgens de rechtbank derhalve in zoverre niet aan het nieuwheidsvereiste en komt voor vernietiging in aanmerking.

Voorts overweegt de rechtbank dat Vestas terecht heeft aangevoerd dat de vakman de maatregel dat – samengevat – het door de windturbine aan het net afgegeven vermogen wordt gereduceerd na het onderschrijden van een specifieke waarde van de netspanning, die voorkomt in conclusies 2 en 8 van EP 691, niet rechtsreeks en ondubbelzinnig kan afleiden uit de aanvrage zoals die oorspronkelijk is ingediend, en dat dit aspect van het onderwerp van het octrooi derhalve in strijd met art. 123 lid 2 EOV en artikel 75 lid 1 sub c ROW niet wordt gedekt door de inhoud van die aanvrage. Aangezien de conclusies 3, 4, 5 en 9 (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van conclusies 2 en 8, geldt hetzelfde voor het onderwerp van die conclusies.

Dezelfde conclusie wordt door de rechtbank getrokken ten aanzien van een maatregel die voorkomt in conclusie 1 en 3 van EP 564 en conclusie 6 van EP 691. Ook die maatregel wordt volgens de rechtbank niet genoemd in de tekst van de conclusies en de beschrijving van de oorspronkelijke aanvrage en staat op gespannen voet met de wel daarin opgenomen leer. Hetzelfde geldt voor het onderwerp van conclusie 2 van EP 564 en conclusie 3, 4, 5 en 7 van EP 691, die (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van conclusies 1 en 3 van EP 564, respectievelijk conclusie 7 van EP 691.

De rechtbank concludeert dan ook tot vernietiging van de octrooien. Wobben heeft niet gesteld dat in gewijzigde vorm de octrooien wel in stand gelaten hadden kunnen worden en voor zover hij dat wel heeft bedoeld te stellen, had het op zijn weg gelegen om gewijzigde conclusies te formuleren, hetgeen hij heeft nagelaten.

Partijen zijn onderling overeengekomen dat de proceskosten op EUR 175.000,- zullen worden bepaald. Wobben wordt dan ook in deze proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 5381

Eerst even voor jezelf lezen

1- GvEA, 16 januari 2008, 16 January 2008, zaak T-112/06, Inter-Ikea Systems BV, established in Delft (Netherlands), represented by J. Gulliksson and J. Olsson, lawyers tegen OHIM

Merkenrecht, nietigheidsprocedure. Woord/beeldmerk IKEA tegen word/beeldmerk ‘idea’. “84 Second, while there is settled case-law that the greater the distinctiveness of the earlier mark, the greater the likelihood of confusion (Case T-85/02 Díaz v OHIM – GranjasCastelló(CASTILLO) [2003] ECR II-4835, paragraph 44; see also, by analogy, SABEL, paragraph 25 above, paragraph 24), it must be made clear that a likelihood of confusion presupposes that the marks in question are identical or similar. Thus, although for the purposes of assessing whether there is sufficient similarity between the signs or between the goods and services to give rise to a likelihood of confusion, account must be taken of the fact that a mark is well known or has a reputation, that fact has no bearing on the assessment of the likelihood of confusion where the marks at issue are globally different (see, to that effect, HUBERT, paragraph 48 above, paragraph 65; see also, to that effect and by analogy, Canon, paragraph 23 above, paragraph 19).”

Lees het arrest hier.

2- Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 januari 2008, HA ZA 07-81, Carbonell tegen Van Veldhuizen B.V.

Merken-/handelsnaamrecht. "4.15. Conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen eveneens kunnen worden toegewezen, voor zover deze erop zien Van Veldhuisen c.s. te bevelen het gebruik te staken en gestaakt te houden van handelsnamen welke bestaan uit de afkorting AMC, dan wel de afkorting AMC bevatten (waaronder tevens de genoemde domeinnamen zijn te verstaan), alsmede het gebruik te staken en gestaakt te houden van het dienstmerk AMC, dan wel te verbieden enige naam waarvan de afkorting AMC deel uitmaakt te gaan voeren."

Lees het vonnis hier.

3- Vzr. Rechtbank Arnhem, 15 januari 2008, LJN: BC1837, The Pipes And Drums Of The Royal British Legion, Netherlands.

Embleemrecht. "4.3.  Het verweer van [gedaagde] dat het uniform en de drum weliswaar door
The Pipes and Drums in bruikleen zijn gegeven maar dat die eigendom zijn van RBL en/of RBL Amsterdam omdat die spullen zijn aangekocht met gelden die verkregen zijn door gebruik te maken van de naam en het merk van RBL slaagt niet. Het valt niet in te zien hoe RBL en/of RBL Amsterdam op grond van het handelsnaam- en merkrecht de eigendom kan verwerven van zaken waarop haar naam, merktekens en embleem staat."

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 januari 2008, HA ZA 07-1473, Aloys Wobben tegen Vestas Wind Systems A/S c.s.

Octrooirecht. “ 4.14. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat alle conclusies van EP 564 en EP 691 tenminste gedeeltelijk niet nieuw zijn of niet worden gedekt door de oorspronkelijke aanvrage en in zoverre vernietigbaar zijn. Wobben heeft niet gesteld dat de octrooien in gewijzigde vorm in stand gelaten kunnen worden bij vernietiging op deze gronden. Voor zover hij dat wel heeft bedoeld te stellen, had het op zijn weg gelegen een voorstel voor gewijzigde conclusies te formuleren. Dat heeft Wobben echter nagelaten, ook nadat Vestas hem daar onder meer bij pleidooi uitdrukkelijk op had gewezen. Wobben heeft zelfs in het geheel niet gereageerd op het expliciete verzoek van Vestas aan de rechtbank om, in verband met de afwezigheid van voorstellen voor alternatieve conclusies, de octrooien volledig te vernietigen. Gelet hierop zal de rechtbank, overeenkomstig dat verzoek handelen en de octrooien volledig vernietigen.”  (Proceskosten  € 175.000,00).

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 januari 2008, HA ZA 07-1794, Stichting De Thuiskopie tegen Gedaagde.

Auteursrecht. “4.3. Anders dan gedaagde heeft betoogd, toont de door hem overgelegde factuur niet aan dat de thuiskopievergoeding door Le Group, althans door de fabrikant of importeur, is betaald. De op de factuur afzonderlijk in rekening gebrachte “ copyright heffing ” suggereert enkel dat dit het geval. Dat acht de rechtbank onvoldoende (…).”

Lees het vonnis hier.

6- Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, AWB 06/6520 OCT95, inzake het geding tussenAHP Manufacturing B.V., en het Het Bureau voor de Industriële Eigendom, tevens handelende onder de naam Octrooicentrum Nederland.

Octrooirecht. “1.6. Na afloop van de zitting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat aanleiding bestaat het onderzoek te heropenen teneinde prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitievan de Europese Gemeenschappen te Luxemburg.” (zie ook IEF 5346)

Lees het vonnis hier.

7- Vzr. Rechtbank Arnhem, 10 januari 2008, KG ZA 07-798, D-Sign Denemarkn B.V. tegen StiosSV B.V.

Auteursrecht. “1.1. verbiedt StudioSV om, na betekening van dit vonnis, op de wijze zoals zij op haar website  (in elk geval) van 26 november 2007 tot en met 14 december 2007 heeft gedaan, in het bijzonder door onder de kop ‘De originele -sinds 1976- Trollbeads’ en het tussenkopje ‘Trollbeads is unique jewellery’  de geschiedenis van het merk Trollbeads weer te geven met informatie over en foto’s van de ontwerpers van de Trollbeads (onder vermelding van de tekst ‘Meet the Trollbeads designers, click here’), of anderszins in Nederland bij het publiek de indruk te wekken dat zij behoort tot het distributienet van D-sign Denemarken c.s. althans dat zij een bijzondere commerciële band heeft met D-sign Denemarken c.s.”

Lees het vonnis hier.

8- Rechtbank Maastricht, 7 januari 2008, KG ZA 07-471, Autorent Europa Service Francise B.V. tegen Autorent 4 You c.s.( met dank aan Meta Kuyvenhoven, Versteeg Wigman Sprey).

Handelsnaamrecht. "3.5.3 Gelet op hiervoor in rechtsoverweging 3.5 genoemde grote overeenkomst/geringe afwijking tassen de handelsnamen/tekens Autorent en Autorent4You en het opereren van beide ondernemingen binnen dezelfde markt en binnen dezelfde sectoren en in dezelfde plaats is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat sprake is van verwarring- danwel associatiegevaar bij tenminste een deel van het relevante publiek van partijen, in die zin dat dit publiek zal aannemen dat de diensten dezelfde herkomst hebben (directe verwarring), dan wel dat tussen de ondernemingen van partijen enig verband aanwezig is (indirecte verwarring)."

Lees het vonnis hier.

9- (Ex Parte) beschikking van de voorzieningenrechter Rechtbank ’S-Gravenhage, 9 januari 2008, KG 08/0022, Safretti B.V. tegen Van der Meulen en Wolters.

“Beveelt Van der Meulen en Wolters, ieder afzonderlijk, onmiddellijk na betekening van deze beschikking ieder verkopen, aanbieden (waaronder begrepen via Internet), distribueren, exporteren of anderszins naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap (doen) vervoeren, importeren, marketen, of anderszins in het verkeer brengen van op Gemeenschapsmodel nummer 000646385-0001 inbreukmakende sfeerhaarden, te staken en gestaakt te houden.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5371

Uiteindelijk omgeven (2)

fig6.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-3850, Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Octrooizaak. Wel gemeld, nog niet besproken. Eindvonnis, nadat in juli 2007 tussenvonnis (zie IEF 4436) was gewezen. Daarbij heeft de rechtbank de nieuwheids- en inventiviteitsbezwaren tegen conclusie 5 verworpen. Hetzelfde geldt voor de eerste aanvallen op de overige onafhankelijke conclusies. De rechtbank heeft partijen echter verzocht zich nader uit te laten over andere inventiviteitsbezwaren tegen deze conclusies. Dit leidt er toe dat de rechtbank het octrooi nu gedeeltelijk vernietigt en voor het overige in stand houdt door zelf een beperking aan conclusies 1 en 8 toe te voegen.

Aker Kvaerner is houdster van Europees octrooi 0.627.027 voor een ‘werkwijze en inrichting voor het vervaardigen en uitleggen van een verbindingskabel.’ Nexans vordert de nietigheid van dit octrooi. Het octrooi heeft betrekking op een werkwijze (conclusie 1) en een inrichting (conclusie 8) voor het vervaardigen en uitleggen van een verbindingskabel. Daarnaast ziet conclusie 5 op de verbindingskabel zelf. Een dergelijke verbindingskabel omvat meerdere leidingen en/of kabels en wordt onder meer in de offshore-industrie gebruikt. Dit type kabel wordt in de praktijk en in de oorspronkelijke engelse versie van de conclusies aangeduid als 'umbilical' (navelstreng).

Conclusie 5 is geldig bevonden, omdat deze conclusie definieert dat buitenste kanaalelementen ingericht zijn voor het uiteindelijk omgeven van de leidingen/kabels. Kvaerner heeft toegelicht dat dit betekent dat er sprake moet zijn van volledig omhullen, waardoor de binnenste en buitenste kanaalelementen op elkaar afsteunen en zo een soort koepelvormige behuizing vormen, waarin de kabels/pijpen losjes liggen. Dit wordt aangeduid als "final enclosure" en is niet bekend uit de stand van de techniek.

De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat conclusies 1 en 8 aldus moeten worden gelezen dat het bij die conclusies gaat om een werkwijze respectievelijk een machine ter
vervaardiging van een verbindingskabel volgens conclusie 5, zodat het kenmerk “final enclosure” onderdeel is van ook die conclusies. Terwijl Nexans betoogt dat in conclusies 1 en 8 een nadrukkelijke verwijzing naar conclusie 5 dient te worden opgenomen, stelt Aker Kvaerner zich op het standpunt dat dit niet nodig is omdat dit reeds uit de tekst van de conclusies zelf en uit de beschrijving zou blijken.

De rechtbank verwerpt de stelling van Aker Kvaerner. Noch de bewoording van de conclusies zelf, noch de door Aker Kvaerner aangehaalde delen van de beschrijvingsinleiding, beperken de conclusies 1 en 8, waardoor deze ruimer zullen worden opgevat dan conclusie 5. De conclusies, zonder de beperking van conclusie 5, zijn ongeldig te achten.

De rechtbank vindt het onvoldoende dat Aker Kvaerner heeft aangekondigd een akte van afstand te zullen doen indien de rechtbank dat nodig acht. Nu er geen akte van afstand ligt, dient aanpassing, dat wil zeggen gedeeltelijke vernietiging van de conclusies thans te worden uitgesproken. De rechtbank vernietigt conclusies 1 en 8 van EP 0.627.027 voor Nederland doch houdt deze in stand voor zover daarin na de woorden “een verbindingskabel (2)” de tekst “volgens conclusie 5” wordt opgenomen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5346

Basic patents

In de (niet gepubliceerde?) zaak AHP vs. Octrooicentrum Nederland betreffende een afwijzing van een aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen heeft de Rechtbank Den Haag op 2 November 2007 prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Deze zijn op 12 januari jl. gepubliceerd in het Official Journal:

"1. Does Council Regulation (EEC) No 1768/92 of 18 June 1992 concerning the creation of a supplementary protection certificate for medicinal products (1), as subsequently amended, and more specifically Article 3(1)(c) thereof, preclude the grant of a certificate to the holder of a basic patent for a product for which, at the time of the submission of the application for a certificate, one or more certificates have already been granted to one or more holders of one or more other basic patents?

2. Does Regulation (EC) No 1610/96 of the European Parliament and of the Council of 23 July 1996 concerning the creation of a supplementary protection certificate for plant protection products (2), as subsequently amended, and more specifically recital 17 and the second sentence of Article 3(2) thereof, give rise to a different answer to Question 1?

3. When answering the previous questions, is it relevant whether the last application submitted, like the previous application or applications, is submitted within the period prescribed by Article 7(1) of Regulation (EEC) No 1768/92 or that prescribed by Article 7(2) of Regulation (EEC) No 1768/92?

4. When answering the previous questions, is it relevant whether the period of protection afforded by the grant of a certificate pursuant to Article 13 of Regulation (EEC) No 1768/92 expires at the same time as, or at a later time than, under one or more certificates already granted for the product concerned?

5. When answering the previous questions, is it relevant that Regulation (EEC) No 1768/92 does not specify the period within which the competent authority, as referred to in Article 9(1) of that Regulation, must process the application for a certificate and ultimately grant a certificate, as a result of which a difference in the speed with which the authorities concerned in the Member States process applications may lead to differences between them as to the possibility of a certificate being granted?"

Lees de publicatie hier(met dank aan Martijn de Lange, Octrooicentrum).

IEF 5343

Eerst even voor jezelf lezen

tsh1st.gif1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-1854, Portakabin Limited c.s. tegen Primakabin B.V.

Eindvonnis. “De rechtbank  verklaart voor recht dat, door tegen betaling aan de zoekmachine Google en mogelijk andere exploitanten van internetzoekmachines de opdracht te geven de Adwords portakabin, portacabin, portokabin, portocabin en vergelijkbare zoekwoorden te koppelen aan haar eigen advertentie met als kop “Nieuwe en gebruikte units”, die na intikken van deze zoekwoorden tot medio februari 2006 verscheen, Primakabin inbreuk heeft gemaakt op de exclusieve rechten van eiseressen op het Benelux woordmerk PORTAKABIN.”

Lees het vonnis hier.

2- Vzr. Rechtbank Maastricht, 10 januari 2008, KG ZA 07-481, Sanofi Aventis Netherlands B.V. tegen Pharmachemie B.V.(met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

“2.3. Volgens de Geneesmiddelen informatiebank het CBG heeft Pl~machemiein Nederland geen registraties voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine. Desondanks heeft Sanofi-aventis recentelijk moeten constateren dat Pharmachemie aan de in inkoopgroepen georganiseerde ziekenhuisapothckcn offertes heeft uitgebracht, waarin ook prijsoffertes werden uitgebracht voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine (oxalisin). (…)Sanofi-aventis stelt dat Pharmachemie, door liet aanbieden en/of verhandelen van niet geregistreerde geneesmiddelen handelt in strijd met de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen en geneesmiddelenreclame, waaronder artikel 40 van de Geneesmiddclcnwet jo artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten en onzorgvuldig en onrechtmatig handelt jegens Sanofi-aventis.”

Lees het vonnis hier.

3- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, LJN: BC1642, Reckitt Benckiser (The Netherlands) B.V. tegen Unilever Nederland B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “+50% gratis”, misleidende reclame? Unilever hoeft het gebruik van de claim “+50% gratis” voor Sun vaatwasmachinetabletten niet te staken. Dit oordeelde de voorzieningenrechter in het kort geding dat Reckitt Benckiser (producent van Calgonit vaatwasmachinetabletten) tegen Unilever had aangespannen. Volgens Reckitt is het hanteren van de claim door Unilever misleidend, omdat Unilever, anders dan Reckitt, niet 50% tabletten meer verkoopt bij een gelijkblijvende prijs, maar de prijs van bestaande verpakkingen met een derde heeft verlaagd. Het prijsvoordeel voor de consument is in beide gevallen hetzelfde, namelijk dat ongeveer 2/3 van de oude prijs per tablet wordt betaald. In zoverre is de claim dus niet misleidend. Verder hoeft “+ 50% gratis” niet per definitie te betekenen dat aan de oude hoeveelheid tabletten 50% is toegevoegd. Het teken “+” kan ook worden opgevat in de zin van “voordeel”. Aldus de voorzieningenrechter.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank Dordrecht,  10 januari 2008, LJN: BC1686, Simac Electronics B.V. tegen Optical Network Service Holland B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Vordering tot nakoming van een schikkingsovereenkomst. Schikkingsovereenkomst heeft betrekking op merkinbreuk (Gemeenschapsmerk (woordmerk) FITEL voor onder meer zogeheten fusielasapparaten en cleavers.). Overtreding van de overeenkomst staat vast. Volgt (grotendeels) toewijzing van de vorderingen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-3434 (vonnis in vrijwaring), Heco Stekcultures B.V. tegen Van Zuilen en HA ZA 06-1972 (vonnis in hoofdzaak), Rozen  tegen Heco Stekcultures B.V.

Gemeenschapskwekersrecht.  4.7. Uit het voorgaande volgt dat kwade trouw of enige andere vorm van verwijtbaarheid dan wel toerekenbaarheid niet als eis kan worden gesteld aan de toekenning van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding.”

Lees de vonnissen hier (hoofdzaak) en hier (vrijwaring). 

IEF 5282

Luchtpermeabele openingen

vwgen.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 12 december 2007, HA ZA 06-1570, Agripa Holdings Ltd. tegen Roland International B.V. c.s.

Octrooirecht. Vernietiging van het Nederlandse deel van het Europese octrooi van Agripa wegens gebrek aan inventiviteit. Het octrooi ziet op een “werkwijze en inrichting voor het afbeelden van reclame op een voertuig” met het kenmerk dat het “wapperen” van een reclamepaneel tegen de zijkant van de vrachtauto wordt voorkomen door gebruik te maken van geweven kunststof maasmateriaal die luchtdoorgang toelaat.

De rechtbank oordeelt dat de gemiddelde vakman op grond van de prior art zonder inventieve denkarbeid tot een dergelijke oplossing zou komen. Bij de beoordeling van de nieuwheid en inventiviteit van een conclusie dienen de niet-technische maatregelen buiten beschouwing te worden gelaten. Het octrooi is in zijn geheel nietig.

Agripa is houdster van een Europees octrooi dat ziet op een “werkwijze en inrichting voor het afbeelden van reclame op een voertuig”. Dit reclamepaneel omvat een vel met het kenmerk dat het “een vel van geweven kunststof maasmateriaal is dat van openingen is voorzien die luchtdoorgang daardoorheen toelaten.” Agripa vordert o.a. een inbreukverbod tegen Roland, een producent in dekzeilen en schuifzeilen voor het internationale goederentransport, omdat Roland inbreuk zou maken door in Nederland gebruik te maken van voertuigen met een reclamepaneel dan wel in Nederland reclamepanelen levert en aanbiedt aan derden die inbreuk zouden maken op het octrooi. Roland voert hiertegen gemotiveerd verweer en stelt o.a. dat het octrooi nietig is, vanwege gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. In reconventie vordert zij vernietiging van het octrooi

Beide partijen zijn het eens dat de meest nabije stand van de techniek wordt gevormd door een ouder Europees dat ziet op een “advertising device for detachably attaching a flexible bill sheet”. Voorts oordeelt de rechtbank dat: “4.3 (…) het objectief technische probleem waarvoor de uitvinding beoogt een oplossing te bieden betreft het op alternatieve wijze voorkomen van ‘wapperen’ van het flexibele materiaal tegen de zijkant van de vrachtauto, zonder dat daarvoor een gecompliceerde bevestiging moet worden gebruikt “.

Het octrooi lost dit probleem – anders dan het oudere Europese octrooi – op door gebruik te maken van een doek met luchtpermeabele openingen waardoor de luchtdruk aan beide kanten van het doek gelijk blijft en dus niet gaat “wapperen”. De Rechtbank wijst echter op het feit dat de Japanse octrooi-aanvrage JP 8190355 (“Masao”) de inventiviteit van het octrooi wegneemt, omdat in Masao voor het “wapperprobleem” eenzelfde oplossing als in het octrooi wordt geopenbaard door gebruik te maken van “a sheet configuration having a lot of gaps (…) which comprises a structure provided by knitting threads or wires” waardoor het reclamedoek ””can keep pressure from wind as little as posible”.

Het verweer van Agripa dat het in Masao zou gaan over het “billowen” (opblazen, opbollen) van reclamedoeken op gebouwen en dat het Octrooi zou zien op het voorkomen van “wapperen” van reclamedoeken op rijdende voertuigen is voor de rechtbank  geen reden om aan te nemen dat het octrooi inventief zou zijn. Volgens de rechtbank gaat het immers in beide gevallen om het voorkomen van het probleem van “wapperen” dat ontstaat door een externe invloed die op het reclamedoek wordt uitgeoefend. Conclusie 1 is derhalve nietig.

Voorts oordeelt de rechtbank dat de conclusies 2 t/m/ 21 afhankelijk zijn van conclusie 1 en dus eveneens nietig zijn. Tot slot oordeelt de rechtbank dat hoewel de onafhankelijke conclusie 22 ten dele technisch van karakter is zij toch nietig is, daar de technische maatregelen van conclusie 22 zien op aanpassingen van een voertuig om deze in overeenstemming te brengen met de nietig geachte conclusies 12 en 15. Met verwijzing naar een drietal uitspraken van de Technical Board of Appeal oordeelt de rechtbank dan ook dat de nieuwheid en inventiviteit van conclusies (die ten dele technisch van karakter zijn) slechts kan worden gebaseerd op de technische maatregelen van de conclusies.

Het Nederlandse deel van het octrooi wordt zowel in conventie als in reconventie nietig geacht. Het overige in conventie wordt afgewezen. Agripa wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier. Eerder vonnis in geschil tussen dezelfde partijen: IEF 982.