Octrooirecht  

IEF 22046

Novartis heeft geen belang meer bij schadevergoedingsvordering

Rechtbanken 24 apr 2024, IEF 22046; ECLI:NL:RBDHA:2024:7198 (Novartis tegen Teva), https://ie-forum.nl/artikelen/novartis-heeft-geen-belang-meer-bij-schadevergoedingsvordering

Rb. Den Haag 24 april 2024, IEF 22046; ECLI:NL:RBDHA:2024:7198 (Novartis tegen Teva). Novartis, een farmaceutisch bedrijf, heeft verschillende octrooiaanvragen ingediend, waaronder EP 246 en EP 603. Teva bezit in Nederland marktvergunningen voor een generieke versie van everolimus genaamd Everolimus Teva. Novartis heeft Teva herhaaldelijk aangeschreven voor mogelijke inbreuken op hun octrooien, waarbij zij verwezen naar EP 603 en de aanvraag voor EP 246. In een kort geding van 27 mei 2019 eiste Novartis dat Teva werd verboden inbreuk te maken op EP 246 en EP 603, maar deze vorderingen werden afgewezen [zie IEF 18615]. Het hof vernietigde dit vonnis [zie IEF 18737]. Nu eist Novartis schadevergoeding van Teva voor inbreuk op EP 246. Volgens de wet worden echter na herroeping van een Europees octrooi de rechten ervan geacht nooit te hebben bestaan. Daarom moeten de vorderingen van Novartis in conventie worden afgewezen. De reconventionele vordering van Teva tot vernietiging van EP 246 wordt ook afgewezen, omdat zij geen belang meer heeft. 

IEF 22038

Octrooi op doseringsregime antistollingsmiddel is inventief

Rechtbank Den Haag 27 mrt 2024, IEF 22038; ECLI:NL:RBDHA:2024:4371 (Teva tegen Bayer), https://ie-forum.nl/artikelen/octrooi-op-doseringsregime-antistollingsmiddel-is-inventief

Rb. Den Haag 27 maart 2024, IEF 22032; ECLI:NL:RBDHA:2024:4371 (Teva tegen Bayer) Teva vordert in conventie vernietiging van het Nederlandse deel van EP 961 en veroordeling van Bayer omdat het geclaimde doseringsregime voor de vakpersoon op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek en EP 961 dus niet inventief is. In reconventie vordert Bayer een inbreukverbod op het Nederlandse deel van EP 961 en een verbod om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren. De rechtbank hanteert de problem-solution-approach als hulpmiddel bij de beoordeling van de inventiviteit. Het op te lossen technische probleem is “het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is tegen TEDs”. De rechtbank oordeelt dat de vakpersoon niet routinematig op een eenmaal daagse dosering zou uitkomen. Dat in dit geval sprake is van een niet voor de hand liggende stap om op basis van de resultaten uit de eerdere stap een eenmaal daagse dosering te onderzoeken bij patiënten, wordt ook onderschreven door de route die Bayer in de praktijk heeft afgelegd. Het ontwikkelingstraject van het doseringsregime van rixaroxaban was geen one way street. De relevante vakpersoon, uitgaande van het objectieve technische probleem en gebruikmakend van de resultaten van eerdere studies, zou met een redelijke verwachting van succes de veiligheid en effectiviteit van rivaroxaban bij patiënten onderzoeken in een twee- of driemaal daagse dosering. Het octrooi wordt geldig bevonden. De vordering in conventie wordt afgewezen, in reconventie wordt het gevorderde inbreukverbod toegewezen.

IEF 22037

Kort geding betreffende proceskosten octrooizaak

Rechtbank Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037; ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/kort-geding-betreffende-proceskosten-octrooizaak

Vzr. Rb. Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037;  ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.). Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 en brengt onder de merknaam Xarelto een geneesmiddel op de markt met als werkzame stof rivaroxaban. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard van april 2024. Bayer vordert in dit kort geding nog om Viatris c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, nadat zij inhoudelijk tot een schikking zijn gekomen. Aan haar vordering legt Bayer ten grondslag dat zij ten tijde van de inhoudelijke procedure evident belang had bij het vorderen van het inbreukverbod. Na het aanvragen van het kort geding zijn partijen tot een regeling gekomen dat Viatris c.s. vrijwillig voldoet aan de (hoofd)vorderingen hiervan. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot een veroordeling van Viatris c.s. in de proceskosten, nu zij moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gesteld partij. Viatris meent echter dat de kosten van Bayer nodeloos waren en voert verweer. Hier gaat de voorzieningenrechter niet in mee. Viatris had onder de omstandigheden kunnen vermoeden dat Bayer haar octrooi zou handhaven. Viatris c.s. wordt dan ook in proceskosten veroordeeld. 

IEF 22033

Hoger beroep heeft schorsende werking

Unified Patent Court (UPC) 2 mei 2024, IEF 22033; (Progress Maschinen & Automation tegen AWM Srl en Schnell S.p.A.), https://ie-forum.nl/artikelen/hoger-beroep-heeft-schorsende-werking

UPC CoA 2 mei 2024, IEF 22033; UPC_CoA_177/2024 (Progress Maschinen & Automation tegen AWM Srl en Schnell S.p.A.). Partijen in dit geschil zijn Progress Maschinen & Automation, AWM Srl en Schnell S.p.A.. Eerder heeft het gerecht in eerste aanleg in Milaan geoordeeld dat bewijsmateriaal dat bij verweerder is verzameld moet worden teruggegeven aan verweerder. Hiertegen heeft appellant hoger beroep ingesteld. Daarnaast verzoekt appellant in deze zaak dat dit hoger beroep schorsende werking heeft. Uit artikel 74 (1) UPCA volgt dat hoger beroep geen schorsende werking heeft, tenzij het Hof anders beslist op een gemotiveerd verzoek van een van de partijen. Hiervan is in casu sprake. Het Hof oordeelt dat tenuitvoerlegging van de beschikking, namelijk de teruggave van het bewijsmateriaal, het hoger beroep grotendeels ineffectief maakt, aangezien de gelaste teruggave van het bewijsmateriaal moeilijk zou kunnen worden teruggedraaid als het beroep voor appellant succesvol blijkt te zijn.

IEF 22028

Vertrouwensbeginsel bij beroepstermijnen UPC

Unified Patent Court (UPC) 26 apr 2024, IEF 22028; (AIM Sport Development tegen Supponor), https://ie-forum.nl/artikelen/vertrouwensbeginsel-bij-beroepstermijnen-upc

UPC CoA 26 april 2024, IEF 22028; UPC_CoA_500/2023 (AIM Sport Development tegen Supponor). Over de uitleg van artikel 62 UPCA in combinatie met regels 220.1 (c) en 224.1 (b) RoP is onduidelijkheid ontstaan bij AIM, appellant in dit hoger beroep. Volgens Supponor, verweerder in dit hoger beroep, is het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat appellant het beroepschrift te laat heeft ingediend. Bij een hoger beroep tegen een beslissing op een procedure betreffende een voorlopige maatregel geldt een indieningstermijn van vijftien dagen. Het gerecht in eerste aanleg heeft deze beslissing tegelijkertijd gewezen met de beslissing op de inbreukprocedure, waarbij de indieningstermijn van een verzoekschrift voor hoger beroep twee maanden bedraagt. In de ‘informatie over beroep’ is vervolgens geen onderscheid gemaakt tussen (de termijnen in) de afzonderlijke procedures. Hierdoor dacht appellant dat de termijn van twee maanden van toepassing was. Het Hof oordeelt dat de hogere voorziening toch niet niet-ontvankelijk is. Het vertrouwensbeginsel heeft als gevolg dat appellant mocht vertrouwen op de informatie van het gerecht in eerste aanleg.

IEF 22017

Conflict over uitleg schikkingsovereenkomst betreffende geoctrooieerde kits

Rechtbanken 13 mrt 2024, IEF 22017; ECLI:NL:RBDHA:2024:4939 (Giskit tegen Medical c.s. ), https://ie-forum.nl/artikelen/conflict-over-uitleg-schikkingsovereenkomst-betreffende-geoctrooieerde-kits

Rb. Den Haag 13 maart 2024, IEF 22017; ECLI:NL:RBDHA:2024:4939 (Giskit tegen Medical c.s.). Giskit houdt zich bezig met het ontwikkelen, octrooieren, maken, verkopen en distribueren van medische hulpmiddelen en farmaceutische producten. Medical Swan is een afnemer van Medical Device. Giskit heeft een technologie voor schuimechoscopie ontwikkeld en is aan de hand van deze technologie houdster van de octrooien EP 1 793 860 B1 (EP 860) en EP 2 488 211 B1 (EP 211). Eind 2016 is door Giskit mogelijke inbreuk geconstateerd. De producten waren, via Medical Swan, afkomstig van Medical Device. Giskit heeft Medical Swan en Medical Device op 15 december 2016 gesommeerd de inbreuk op de octrooien te staken. Medical Device en Medical Swan hebben de gestelde inbreuk in eerste instantie betwist. Partijen hebben uiteindelijk afspraken gemaakt, die zij hebben vastgelegd in schikkingsovereenkomsten. Medical Device zou hierna middelen voor schuimechoscopie verhandeld hebben en zodoende inbreuk op de octrooien van Giskit hebben gemaakt. Giskit vordert in de zaak 20-319 dat de rechtbank Medical Device veroordeelt tot nakoming van de schikkingsovereenkomst en tot betaling van de verbeurde boetes. In de zaak 20-180 worden soortgelijke vorderingen tegen Medical Swan ingesteld.

IEF 22019

Advies OCNL is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb

Raad van State 24 apr 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL), https://ie-forum.nl/artikelen/advies-ocnl-is-geen-besluit-in-de-zin-van-art-1-3-awb

RvS 24 april 2024, IEF 22019; ECLI:NL:RVS:2024:1710 (Appellant tegen OCNL). De Dienst Wegverkeer heeft op 18 juli 2019 op grond van artikel 84 van de Rijksoctrooiwet 1995 een verzoek ingediend bij het Octrooicentrum om advies uit te brengen over twee octrooien, NL1042756 en NL1042286, waarvan appellant octrooihouder was. Het Octrooicentrum heeft vervolgens twee adviezen uitgebracht, waartegen appellant bezwaar heeft ingesteld. Het Octrooicentrum heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de adviezen volgens hem niet op rechtsgevolg zijn gericht en daarom geen besluiten zijn als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant betoogt dat de adviezen van het Octrooicentrum wel besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn. Appellant heeft echter afstand gedaan van de in het geding zijnde octrooien, waardoor het procesbelang bij het hoger beroep komt te vervallen en appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank is verder van oordeel dat de adviezen waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, geen besluiten zijn zoals bedoeld in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. 

IEF 22012

Uitspraak ingezonden door Rogier de Vrey, CMS.

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt tot ongeldige octrooirechten

Rechtbanken 24 apr 2024, IEF 22012; ECLI:NL:RBDHA:2024:6307 (Ferm tegen Avery), https://ie-forum.nl/artikelen/schending-geheimhoudingsovereenkomst-leidt-tot-ongeldige-octrooirechten

Rb. Den Haag 24 april 2024, IEF 22012; ECLI:NL:RBDHA:2024:6307 (Ferm tegen Avery). Onderhavige uitspraak betreft de overweging van de rechtbank in twee samenhangende zaken. Ferm en ADE hebben samengewerkt aan het ontwikkelen van een concept om een RFID, een chip met antenne, te integreren in onder meer autobanden. In het kader van deze samenwerking hebben zij een geheimhoudingsovereenkomst gesloten. Ferm stelt in de zaak 20-180 dat ADE in strijd met deze overeenkomst informatie over het concept heeft gedeeld met ADC, dat behoort tot hetzelfde concern als ADE (ADE en ADC gezamenlijk: Avery). ADC zou hiervan hebben geprofiteerd en ook onrechtmatig hebben gehandeld jegens Ferm. Ferm vordert schadevergoeding. De rechtbank wijst dit toe en oordeelt hierbij dat ondanks de handelingen van partijen dateren van voor de inwerkingtreding van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen, deze toch toegepast dient te worden. Deze is immers een codificatie van het Nederlands leerstuk omtrent onrechtmatige verwerving van bedrijfsgeheimen. Voorts legt de rechtbank uit dat het feit dat bepaalde informatie (technologie) mogelijk als niet inventief wordt gezien in octrooirechtelijk zin, niets afdoet aan het feit dat het wel een bedrijfsgeheim kan zijn. Dit betoog van ADE faalt dus eveneens. De rechtbank oordeelt dat enkel profiteren van een wanprestatie geen onrechtmatigheid oplevert, maar er bijkomende omstandigheden moeten zijn om het als onbetamelijk te achten. In casu is sprake van dergelijke omstandigheden. Dat ADC niet bestreden heeft dat zij wist van het bestaan van de geheimhoudingsovereenkomst en dat Ferm nadeel moet lijden door de tekortkoming, zijn enkele voorbeelden van deze omstandigheden.

IEF 21997

Voorlopig beslagverlof op IE-rechten verleend met oog op mogelijke doorstart

Rechtbanken 22 feb 2024, IEF 21997; ECLI:NL:RBROT:2024:3066 (Verzoekster tegen belanghebbende), https://ie-forum.nl/artikelen/voorlopig-beslagverlof-op-ie-rechten-verleend-met-oog-op-mogelijke-doorstart

Rb. Rotterdam 22 februari 2024, IEF 21997; ECLI:NL:RBROT:2024:3066 (Verzoekster tegen belanghebbende). In onderhavige procedure heeft verzoekster bij verzoekschrift van 16 februari 2024 verlof verzocht om beslag te mogen leggen op de octrooi- en merkenrechten (inclusief octrooiaanvragen) van belanghebbende genoemd in het verzoekschrift. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de curator bezig is met een doorstart waarbij de IE-rechten worden betrokken. Ook blijkt dat verzoekster een vordering heeft op belanghebbende van € 1.718.464,80, inclusief rente en kosten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorlopig verlof kan worden verleend voor de beslaglegging. De proportionaliteit en subsidiariteit van deze beslaglegging zullen later, nadat partijen en curator gehoord worden, beoordeeld worden. In de beschikking van 12 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter de termijn van het voorlopige beslag verlengd tot 12 april 2024, 12.00 uur. 

IEF 21996

Curator mag containers met identificatietekens niet verkopen

Rechtbanken 31 jan 2024, IEF 21996; ECLI:NL:RBDHA:2024:1089 (Container Centralen tegen QPE), https://ie-forum.nl/artikelen/curator-mag-containers-met-identificatietekens-niet-verkopen

Rb. Den Haag 31 januari 2024, IEF 21996; ECLI:NL:RBDHA:2024:1089 (Container Centralen tegen QPE). Container Centralen is een Deense onderneming die zich bezighoudt met exploiteren van twee rouleersystemen van containers die gebruikt en uitgewisseld worden in onder meer de bloemen- en potplantenbranche. Deze “poolsystemen” maken het mogelijk dat een partij een beladen container kan afleveren bij een andere partij en eventueel vandaaruit aan verdere afnemers, zonder dat bij elke tussenstop de op de container geladen producten van de ene container op de andere overgeplaatst hoeven te worden. De CC Containers zijn, ongeacht of ze eigendom van CC zijn of door één van de contractanten in het CC Containersysteem zijn ingebracht, onderling op het oog niet van elkaar te onderscheiden. Naast CC Containers verhuurt Container Centralen ook EC Containers. Quality Plants Europe B.V. (hierna: QPE) exploiteert een groothandel in bloemen en planten. Zij is op 16 februari 2022 failliet verklaard. Op haar bedrijventerrein heeft de curator 614 CC Containers en 463 EC Containers aangetroffen. Diverse contractanten van Container Centralen en ook Container Centralen zelf hebben QPE verzocht deze te retourneren. Container Centralen is houdster van het Uniebeeldmerk, drie Gemeenschapsmodellen en het octrooi betreffende het RFID-label. Container Centralen vordert bij de rechtbank (onder meer) afgifte van de containers en een verkoopverbod voor de curator.