Octrooirecht  

IEF 22097

Afwijzing van vorderingen tot vernietiging van Settlement Agreement na nietigverklaring van octrooien en modellen

Rechtbanken 12 jun 2024, IEF 22097; ECLI:NL:RBDHA:2024:9032 (Printabout tegen HP c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/afwijzing-van-vorderingen-tot-vernietiging-van-settlement-agreement-na-nietigverklaring-van-octrooien-en-modellen

Rb. Den Haag 12 juni 2024, IEF 22097; ECLI:NL:RBDHA:2024:9032 (PrintAbout tegen HP c.s.). Samsung ontwikkelt en verkoopt laserprinters en tonercartridges. PrintAbout en Samsung hebben in 2014 een Settlement Agreement gesloten betreffende de verhandeling van inbreukmakende cartridges, waarbij vier van de vijf Europese octrooien en twee Gemeenschapsmodellen van Samsung in latere procedures ongeldig zijn verklaard. Nadien heeft Samsung aandelen overgedragen aan HP Inc. en de naam S-Printing gewijzigd naar HP Printing, en voegt HP c.s. zich als partij in deze zaak. PrintAbout vordert de vernietiging of ontbinding van de Settlement Agreement en terugbetaling van schadevergoeding, op grond van de vernietiging van de octrooien en Gemeenschapsmodellen. Samsung en HP c.s. verweren zich tegen de vorderingen en vragen om niet-ontvankelijk verklaring van PrintAbout en veroordeling in de proceskosten.

IEF 22084

Conclusie A-G: Merck Sharp & Dohme

HvJ EU 6 jun 2024, IEF 22084; ECLI:EU:C:2024:472 (Merck Sharp & Dohme), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-a-g-merck-sharp-dohme

Conclusie A-G HvJ EU 6 juni 2024, IEF 22084; IEFbe 3744; C‑119/22 en C‑149/22 ECLI:EU:C:2024:472 (Merck Sharp & Dohme) Onderhavige zaken hebben betrekking op de voorwaarden waaronder ABC’s in de Unie kunnen worden afgegeven voor in geneesmiddelen gebruikte samenstellingen van werkzame stoffen. In de zaken staat artikel 3 onder a en onder c ABC-verordening centraal. A-G Emiliou is in het kader van artikel 3 onder c ABC-verordening van mening dat het Hof de letterlijke uitlegging van artikel 3 onder c ABC-verordening moet volgen, inhoudende dat i) het relevante “product” de samenstelling A+B is, en ii) de inspecteur moet nagaan of de octrooihouder reeds een ABC voor die samenstelling heeft verkregen. Door een juiste uitlegging en strikte toepassing van de laatste voorwaarde, kan de in Actavis I [IEF 13336] en Actavis II [IEF 14750] aangehaalde beleidsproblematiek worden aangepakt. Met betrekking tot artikel 3 onder a ABC-verordening, concludeert de A-G dat een product om te kunnen worden beschouwd als beschermd door een basisoctrooi in de zin van de bepaling, niet alleen uitdrukkelijk moet worden vermeld of ‘specifiek moet kunnen worden geïdentificeerd’ in de conclusies (vermeldingscriterium), maar ook moet vallen onder de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van dat octrooi (uitvindingscriterium) [IEF 17872]. Het gaat dan in feite om een beoordeling achteraf van de informatie in het octrooi.

IEF 22060

Uitspraak ingezonden door Stefan van Kolfschooten, Pinsent Masons.

Vordering tot opeising octrooien afgewezen, geen wezenlijke bijdrage

Rechtbank Den Haag 15 mei 2024, IEF 22060; C/09/433553 HA ZA 22-688 (Wilmar tegen NapiFeryn), https://ie-forum.nl/artikelen/vordering-tot-opeising-octrooien-afgewezen-geen-wezenlijke-bijdrage

Rb. Den Haag 15 mei 2024, IEF 22060; C/09/433553 HA ZA 22-688 (Wilmar tegen NapiFeryn). Wilmar is een onderneming die gespecialiseerd is in de verwerking van oliehoudende zaden, met name koolzaadolie. NapiFeryn houdt zich hoofdzakelijk bezig met onderzoek en ontwikkeling op het gebied van biotechnologie, onder andere methodes voor de productie van natuurlijke functionele plantaardige eiwitten, specifiek uit koolzaadolie. Zij heeft een technologie ontwikkeld om uit zaden eiwitten te verkrijgen en acht de potentie van deze techniek enorm. Ter bescherming van deze technologie heeft NapiFeryn in 2018 een Nederlandse octrooiaanvrage ingediend (hierna: NL 320). De conclusies hiervan omvatten onder andere het proces voor de preparatie van een eiwit-vezel concentraat uit plantmateriaal. Onder de inroeping van de prioriteit van dit octrooi heeft NapiFeryn in 2019 een internationale octrooiaanvrage ingediend (hierna: WO 222) Twee wetenschappers en Wilmar zijn aandeelhouders van NapiFeryn. Aan de investering van Wilmar ligt een overeenkomst ten grondslag, de Investment Agreement. In deze hoofdzaak vordert Wilmar om NapiFeryn te bevelen om NL 320, WO 222 en alle andere octrooien en octrooiaanvragen die een beroep doen op de prioriteit van NL 320 voor de helft aan Wilmar over te dragen. Hieraan ten grondslag legt Wilmar de Investment Agreement, waaruit blijkt dat de geclaimde materie voor de helft aan Wilmar toekomt. De zaak betreft dus een gedeeltelijke opeising van het Nederlandse en internationale octrooi. Deze laatste is de verleningsfase ingegaan en gepubliceerd als EP 460. De vordering ziet dus ook op de opeising van de Europese octrooiaanvrage EP 460.

IEF 22055

Octrooi-inbreuk op zonnepanelen niet bewezen

Rechtbank Den Haag 16 mei 2024, IEF 22055; ECLI:NL:RBDHA:2024:7439 (Maxeon tegen AIKO c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/octrooi-inbreuk-op-zonnepanelen-niet-bewezen

Rechtbank Den Haag 16 mei 2024, IEF 22055, ECLI:NL:RDBHA:2024:7439 (Maxeon tegen AIKO c.s.) Maxeon maakt onderdeel uit van de Maxeon-groep1 en houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en op de markt brengen van zonne-energie-technologie, waaronder zonnepanelen. Eironn is een Nederlandse dochtervennootschap van de Chinese zonnepanelenfabrikant Shanghai Aiko. Maxeon beschikt over een uitgebreide octrooiportefeuille op het gebied van zonne-energie-technologie en meent dat Aiko inbreuk maakt op EP 788. Maxeon vordert een inbreukverbod. Partijen twisten over de vraag of de Aiko-panelen en het fabricageproces van die panelen voldoen aan kenmerken en conclusies van EP 788, met name of onder de groef een ‘gediffundeerde passivatiezone’ aanwezig is die is gedoteerd met fosforatomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Maxeon haar bij dagvaarding ingenomen stellingen ter zake, in het licht van de uitvoerig gemotiveerde betwisting door AIKO c.s., onvoldoende nader onderbouwd en daardoor niet aannemelijk gemaakt dat de Aiko-panelen beschikken over een gediffundeerde passivatiezone in het substraat onder de groef die is gedoteerd met een N-type doteringsmiddel, terwijl deze kortgedingprocedure zich niet leent voor bewijslevering op dit punt. Dat AIKO c.s. met de verhandeling van de Aiko-panelen letterlijk inbreuk maakt op EP 788, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat sprake zou zijn van inbreuk bij wege van equivalentie, heeft Maxeon niet gesteld. De voorzieningenrechter laat die vraag verder onbeoordeeld.

IEF 22049

Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans, Ruben Laddé, Auke-Frank Tadema en Allard van Duijn, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.

Hoge Raad verwerpt cassatieberoep Pharmathen Global tegen Novartis

Hoge Raad 17 mei 2024, IEF 22049; Zaak nr. 23/00091 (Pharmathen Global tegen Novartis), https://ie-forum.nl/artikelen/hoge-raad-verwerpt-cassatieberoep-pharmathen-global-tegen-novartis

In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van Pharmathen Global B.V. tegen Novartis A.G. verworpen. Deze zaak draaide om octrooi-inbreuk en de vraag of feitelijk leidinggeven aan inbreukmakende handelingen als een voorbehouden handeling geldt. Novartis A.G. is een wereldwijd opererend farmaceutisch concern dat zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie en verkoop van geneesmiddelen. Novartis is houdster van Europees octrooi EP 2 377 519 B1, dat betrekking heeft op de samenstelling van octreotide micropartikels. In 2022 stelde Novartis dat Pharmathen inbreuk maakte op dit octrooi door het produceren van haar octreotide LAR-producten [zie IEF 21102]. Het gerechtshof Den Haag oordeelde uiteindelijk dat Pharmathen Global schuldig was aan octrooi-inbreuk en dat Pharmathen Global inbreuk maakte door leiding te geven aan de inbreukmakende handelingen van haar Griekse dochteronderneming, Pharmathen Griekenland.

IEF 22048

Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.

Geen meldingsplicht voor Teva over parallel lopende zaak in kort geding tegen Novartis

Rechtbanken 7 jul 2021, IEF 22048; C/ 15/3 16187 / KG ZA 21-240 (Novartis c.s. tegen Teva), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-meldingsplicht-voor-teva-over-parallel-lopende-zaak-in-kort-geding-tegen-novartis

Vzr. Rb. Noord-Holland 7 juli 2021, IEF 22048, LS&R 2239; Zaak nr. C/ 15/3 16187 / KG ZA 21-240 (Novartis c.s. tegen Teva) Novartis c.s., een farmaceutisch bedrijf, is houder van het Europese octrooi EP246. Teva, een bedrijf dat generieke geneesmiddelen verkoopt, heeft aangekondigd EP246 in Nederland niet te respecteren, wat leidde tot een inbreukprocedure door Novartis c.s. In een eerdere kortgedingprocedure heeft het hof Den Haag het octrooi geldig bevonden en Teva een verbod opgelegd om inbreuk te maken op EP246.

IEF 22046

Novartis heeft geen belang meer bij schadevergoedingsvordering

Rechtbanken 24 apr 2024, IEF 22046; ECLI:NL:RBDHA:2024:7198 (Novartis tegen Teva), https://ie-forum.nl/artikelen/novartis-heeft-geen-belang-meer-bij-schadevergoedingsvordering

Rb. Den Haag 24 april 2024, IEF 22046; ECLI:NL:RBDHA:2024:7198 (Novartis tegen Teva). Novartis, een farmaceutisch bedrijf, heeft verschillende octrooiaanvragen ingediend, waaronder EP 246 en EP 603. Teva bezit in Nederland marktvergunningen voor een generieke versie van everolimus genaamd Everolimus Teva. Novartis heeft Teva herhaaldelijk aangeschreven voor mogelijke inbreuken op hun octrooien, waarbij zij verwezen naar EP 603 en de aanvraag voor EP 246. In een kort geding van 27 mei 2019 eiste Novartis dat Teva werd verboden inbreuk te maken op EP 246 en EP 603, maar deze vorderingen werden afgewezen [zie IEF 18615]. Het hof vernietigde dit vonnis [zie IEF 18737]. Nu eist Novartis schadevergoeding van Teva voor inbreuk op EP 246. Volgens de wet worden echter na herroeping van een Europees octrooi de rechten ervan geacht nooit te hebben bestaan. Daarom moeten de vorderingen van Novartis in conventie worden afgewezen. De reconventionele vordering van Teva tot vernietiging van EP 246 wordt ook afgewezen, omdat zij geen belang meer heeft. 

IEF 22038

Octrooi op doseringsregime antistollingsmiddel is inventief

Rechtbank Den Haag 27 mrt 2024, IEF 22038; ECLI:NL:RBDHA:2024:4371 (Teva tegen Bayer), https://ie-forum.nl/artikelen/octrooi-op-doseringsregime-antistollingsmiddel-is-inventief

Rb. Den Haag 27 maart 2024, IEF 22032; ECLI:NL:RBDHA:2024:4371 (Teva tegen Bayer) Teva vordert in conventie vernietiging van het Nederlandse deel van EP 961 en veroordeling van Bayer omdat het geclaimde doseringsregime voor de vakpersoon op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek en EP 961 dus niet inventief is. In reconventie vordert Bayer een inbreukverbod op het Nederlandse deel van EP 961 en een verbod om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren. De rechtbank hanteert de problem-solution-approach als hulpmiddel bij de beoordeling van de inventiviteit. Het op te lossen technische probleem is “het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is tegen TEDs”. De rechtbank oordeelt dat de vakpersoon niet routinematig op een eenmaal daagse dosering zou uitkomen. Dat in dit geval sprake is van een niet voor de hand liggende stap om op basis van de resultaten uit de eerdere stap een eenmaal daagse dosering te onderzoeken bij patiënten, wordt ook onderschreven door de route die Bayer in de praktijk heeft afgelegd. Het ontwikkelingstraject van het doseringsregime van rixaroxaban was geen one way street. De relevante vakpersoon, uitgaande van het objectieve technische probleem en gebruikmakend van de resultaten van eerdere studies, zou met een redelijke verwachting van succes de veiligheid en effectiviteit van rivaroxaban bij patiënten onderzoeken in een twee- of driemaal daagse dosering. Het octrooi wordt geldig bevonden. De vordering in conventie wordt afgewezen, in reconventie wordt het gevorderde inbreukverbod toegewezen.

IEF 22037

Kort geding betreffende proceskosten octrooizaak

Rechtbank Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037; ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/kort-geding-betreffende-proceskosten-octrooizaak

Vzr. Rb. Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037;  ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.). Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 en brengt onder de merknaam Xarelto een geneesmiddel op de markt met als werkzame stof rivaroxaban. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard van april 2024. Bayer vordert in dit kort geding nog om Viatris c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, nadat zij inhoudelijk tot een schikking zijn gekomen. Aan haar vordering legt Bayer ten grondslag dat zij ten tijde van de inhoudelijke procedure evident belang had bij het vorderen van het inbreukverbod. Na het aanvragen van het kort geding zijn partijen tot een regeling gekomen dat Viatris c.s. vrijwillig voldoet aan de (hoofd)vorderingen hiervan. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot een veroordeling van Viatris c.s. in de proceskosten, nu zij moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gesteld partij. Viatris meent echter dat de kosten van Bayer nodeloos waren en voert verweer. Hier gaat de voorzieningenrechter niet in mee. Viatris had onder de omstandigheden kunnen vermoeden dat Bayer haar octrooi zou handhaven. Viatris c.s. wordt dan ook in proceskosten veroordeeld. 

IEF 22033

Hoger beroep heeft schorsende werking

Unified Patent Court (UPC) 2 mei 2024, IEF 22033; (Progress Maschinen & Automation tegen AWM Srl en Schnell S.p.A.), https://ie-forum.nl/artikelen/hoger-beroep-heeft-schorsende-werking

UPC CoA 2 mei 2024, IEF 22033; UPC_CoA_177/2024 (Progress Maschinen & Automation tegen AWM Srl en Schnell S.p.A.). Partijen in dit geschil zijn Progress Maschinen & Automation, AWM Srl en Schnell S.p.A.. Eerder heeft het gerecht in eerste aanleg in Milaan geoordeeld dat bewijsmateriaal dat bij verweerder is verzameld moet worden teruggegeven aan verweerder. Hiertegen heeft appellant hoger beroep ingesteld. Daarnaast verzoekt appellant in deze zaak dat dit hoger beroep schorsende werking heeft. Uit artikel 74 (1) UPCA volgt dat hoger beroep geen schorsende werking heeft, tenzij het Hof anders beslist op een gemotiveerd verzoek van een van de partijen. Hiervan is in casu sprake. Het Hof oordeelt dat tenuitvoerlegging van de beschikking, namelijk de teruggave van het bewijsmateriaal, het hoger beroep grotendeels ineffectief maakt, aangezien de gelaste teruggave van het bewijsmateriaal moeilijk zou kunnen worden teruggedraaid als het beroep voor appellant succesvol blijkt te zijn.