DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 14450

Wie het laatst lacht, verkrijgt merkbescherming

Bijdrage ingezonden door Michiel Heffels, Lena Kröger, Spiegeler advocaten. Merkenrecht. Duitsland. Sinds 2012 heeft de Duitse stad Düsseldorf een nieuw logo. In dikke rode letters lacht het je toe als je logo dusseldorfbezoekt. Volgens vertegenwoordigers van de stad moet het nieuwe logo het positieve Lebensgefühl van Düsseldorf auf den Punkt bringen. Jammer alleen dat men voor een bestaand concept koos. Zowel Denemarken als Dubrovnik gebruikten eerder al de lachende “:D” ter promotie van hun land en stad. De lachende D van Denemarken is zelfs qua ontwerp volledig identiek.

Nog frappanter is het dat Düsseldorf sinds afgelopen maand de trotse houder van het beeldmerk :D is. Dit logo werd al begin 2013 samen met het beeldmerk :DÜSSELDORF aangevraagd, maar vanwege oppositie tegen de inschrijving, is de registratie pas nu een feit. Aan het OHIM zelf lag het niet; zij had geen enkel bezwaar tegen inschrijving van een emoticon als beeldmerk. Het Deutsche Patent und Markenamt (DPMA) was kritischer – de aanvraag is sinds augustus 2012 aanhangig en er is nog geen beslissing in zicht. Nu maakt het na de registratie als Gemeenschapsmerk voor bescherming in Duitsland niet echt meer uit dat het DPMA kennelijk een strengere toets hanteert, maar het is toch opmerkelijk dat een nationaal merkenbureau blijkbaar van mening verschilt met een overkoepelend Europees orgaan.

Er bestaat niet voor het eerst verschil van inzicht op Europees en nationaal niveau over de registratie van emoticons als merk. Al sinds 2008 staat de smiley :-) als merk bij het OHIM ingeschreven; merkhouder is een Fins bedrijf. Opmerkelijk is dat het Finse Patent en Registratiebureau door de Finse bestuursrechter terug is gefloten en zij in 2012 de in 2006 in Finland als merken beschermde emoticons :-), =), =(, :) en :( uit het nationale merkenregister moest schrappen. De redenering van de rechter kwam erop neer dat de smiley publiek domein was en dus niet als merk had mogen worden beschermd.

Vergelijkbare betogen zijn ook gehouden toen in 2008 de Russische entrepreneur Oleg Teterin met veel bombarie beweerde het emoticon ;-) te hebben laten beschermen en aankondigde hiervoor (vrij vertaald) “niet al te hoge licentiekosten” van enige tienduizenden dollars te willen heffen. Het is niet erg aannnemelijk dat Oleg Teterin ook maar iets heeft kunnen verdienen aan zijn beweerdelijk verkregen merk.

Michiel Heffels en Lena Kröger

IEF 14449

Auteursrechtdebat: Muziek herovert de wereld

Met streaming is de nieuwe Gouden Eeuw voor muziek aangebroken. Door Bjorn Schipper, Schipper Legal. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. De muziekwereld bevindt zich wereldwijd in een interessante fase. Een fase waarin muziek voor alles en iedereen altijd en overal beschikbaar is. En met elkaar gedeeld kan worden. Muziek was nog nooit zo divers en veelomvattend aanwezig in het leven van mensen als vandaag de dag. De opkomst van het internet en de social media is zo bezien een zegen voor de muziekindustrie.

Na het tijdperk van de downloads krijgt streaming de laatste jaren steeds meer de overhand. Zoals altijd doet iedere nieuwe vorm van muziekexploitatie stof oplaaien. Het verbaast dan ook niet dat streaming onder vuur ligt. Het verbaast wel dat het sentiment rondom streaming op oneigenlijke wijze ingekleurd wordt. De prijs van een stream vergelijken met de prijs van een download – of zo u wilt: de prijs van een CD, LP of cassette – is als appels met peren vergelijken. De marktmechanismen en neveneffecten van het streamen van muziek zijn niet een-op-een te vergelijken met de muziekverkoop via fysieke dragers en downloads.

Streaming afschieten met het argument dat artiesten per gespeelde track ‘maar een paar tienden van een cent’ zouden kunnen ontvangen, maakt blind voor de in mijn optiek veel belangrijkere positieve neveneffecten van streaming. Grote aantallen streams duidt op een grote groep luisteraars/fans en dus serieuze belangstelling in zowel muziek als artiesten. Kunst is dan om deze belangstelling vast te houden en uit te breiden. Tienden van centen per stream omzetten in bijvoorbeeld de aanschaf van concertkaartjes, vinyl (!) en merchandise, vormt voor artiesten de echte uitdaging. Al dan niet met behulp van geïntegreerde social media en verzameling en analyse van Big Data. Muziek als zuiver promotiemiddel van artiesten, is het niet ooit zo bedoeld?

Cureren is een ander belangrijk aspect van de beschikbaarstelling van muziek via streamingdiensten. Het is fijn dat het online muziekaanbod zowat oneindig lijkt, probleem is echter dat haast onbeperkte keuzevrijheid meteen ook keuzestress bij gebruikers veroorzaakt. Waar zoekmachines als Google het gebruik van het internet vergemakkelijken, is cureren van muziek binnen streamingdiensten de sleutel tot succes. De gebruiker moet soms een handje geholpen worden door middel van muziekselecties en slimme koppelingen van specifieke muziek. Bijvoorbeeld binnen een bepaald muziekgenre maar juist ook daarbuiten. Met als gevolg dat ‘nieuwe’ muziek beschikbaar komt voor de individuele gebruiker. Het cureren kan zo tot permanente ontsluiting van oude muziekcatalogi leiden. Smaak zal ook minder afhankelijk worden van de waan van de dag. Haast alle muziek is voor iedereen beschikbaar, obscuur of niet. Het publiek zit online in de muzikale driver's seat.

Afgelopen maand kwam streamingdienst Spotify onder vuur te liggen toen artieste Taylor Swift besloot haar muziek niet meer via Spotify beschikbaar te stellen. Ook Prince heeft besloten zijn muziek van het internet te halen. Taylor Swift wilde naar eigen zeggen niet langer meewerken aan het principe ‘dat muziek geen waarde heeft en gratis zou moeten zijn’. De repliek van Daniel Ek, de CEO van Spotify, loog er vervolgens niet om. Ek stelt dat artiesten – anders dan bijvoorbeeld bij ‘piratensites’ het geval is – met Spotify wel degelijk geld kunnen verdienen, onder meer via advertenties bij gratis abonnementen als ook via de betalende abonnementen. Ek ontrafelt tevens de ‘mythen’ van de reeds genoemde ‘tienden van centen’ (het is inderdaad appels met peren vergelijken; bij Spotify is het aantal plays ontegenzeggelijk groter) en dat Spotify debet zou zijn aan het teruglopen van de markten voor downloads en CD’s (met of zonder Spotify, deze markten zouden toch wel teruglopen). Om eerlijk te zijn vind ik de argumentatie van Ek overtuigender dan die van Taylor Swift: Spotify en andere online streamingdiensten bieden artiesten nieuwe mogelijkheden en kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor een krimp van de muziekindustrie. Feit is dat met de opkomst van het internet en de bijbehorende digitale mogelijkheden van exploitatie van muziek de traditionele controle op distributie van muziek compleet is veranderd.

Opvallend is dat in publieke discussies als die tussen Spotify en Taylor Swift de platenlabels vrijwel altijd op de achtergrond blijven. Boodschap is dat artiesten het slachtoffer zijn van het verdienmodel van streamingdiensten als Spotify. Dat artiesten in exploitatiecontracten er vaak veel slechter vanaf komen, lijkt geen rol van betekenis te spelen in de kritiek op nieuwe online verdienmodellen. Zuivere discussies over dit onderwerp zouden ook aandacht moeten besteden aan deze blinde vlek.

In deze context is het verfrissend kennis te nemen van de recente keynote speech van Steve Albini tijdens de muziekconferentie Face the Music in Melbourne. Albini is bandlid van rockgroep Shellac en voormalig bandlid van de Amerikaanse bands Big Black en Rapeman, en daarnaast schrijver van het essay The Problem With Music uit 1993. Albini zegt in zijn keynote letterlijk dat internet de problemen van de muziekindustrie heeft opgelost. In zijn ogen was de muziekindustrie van vóór het internet zeer inefficiënt, met name op het gebied van distributie en promotie. Dit heeft vooral de major platenlabels en enkele supersterren geen windeieren gelegd, aldus Albini. Het tijdperk van de CD liet bomen tot in de hemel groeien. Volgens Albini heeft het internet dit 'systeem' overhoop gehaald. Met als gevolg dat de band tussen artiesten en hun fans nog nooit zo direct was als nu het geval is. Deze nieuwe realiteit biedt kansen, vooral voor de artiesten zelf. Albini schetst dat het maken van muziek tegenwoordig niet per definitie duur hoeft te zijn - vooral in de demo fase - en dat artiesten hun muziek wereldwijd sneller en gemakkelijker kunnen delen, zonder belemmeringen. Artiesten hebben daarmee de controle terug over hun exposure. Het publiek kan daarentegen altijd en overal van muziek genieten, komt sneller in aanraking met 'nieuwe' muziek. Onze muzieksmaak wordt breder. Fans vormen online communities en blijken meer dan ooit bereid geld uit te geven aan concertkaartjes en bijzondere producties. Vinyl zit niet voor niets weer in de lift. Online delen en interconnectiviteit zijn Albini's toverwoorden. Albini concludeert onder meer dat het internet de muziekindustrie een stuk efficiënter heeft gemaakt. Dat daarbij tussen diverse actoren een ingrijpende herverdeling van posities en macht plaatsvindt, so be it. Albini heeft een punt, ook al zal niet iedereen blij zijn met deze constatering.

Streaming past naadloos in de ideale wereld van Albini. Focussen op 'tienden van centen' is staren naar de navel. Taylor Swift geeft aan haar collega-artiesten dan ook het verkeerde signaal af. Waar zij als superster kennelijk een terugtrekking kan permitteren, kunnen de meeste andere artiesten dit zeer zeker niet. Zij zullen gebruik moeten maken van de mogelijkheden van streaming om hun exposure te vergroten. Een directe band met fans ligt in het verschiet. Muziek herovert mede dankzij streaming wereldwijd onze harten en alleen dat al zou reden genoeg moeten zijn om de nieuwe Gouden Eeuw aan te kondigen.

Bjorn Schipper

IEF 14445

Hoe zit het ook alweer met… Sinterklaas

Sinterklaasbijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Het ‘Zwarte Piet-verbod’ heeft afgelopen jaar in het hele land voor verhitte discussies gezorgd. Er is zelfs een Zwarte Piet-wet voorgesteld die deze makker een juridische definitie moet geven. En Sinterklaas dan? Die komt er nu wat bekaaid vanaf. Toch heeft ook Sinterklaas zich juridisch niet onbetuigd gelaten.

Sinterklaas speelde vaker een rol in juridische geschillen. Boekx heeft vijf bijzondere zaken voor u op een rijtje gezet. Het ging daarin onder meer om de volgende vragen:
- Wat is het Sinterklaas-verbod in Deventer?
- Hoe zit het met het portretrecht van de acteur die de rol van de officiële Sinterklaas speelt?
- Mocht voor de horrorfilm ‘Sint’ reclame worden gemaakt middels posters met een zombie-Sint?
- Wat mag een bedrijf verwachten van de manier waarop een ingehuurde Sint en zijn Pieten hun rol invullen? Kan het bedrijf geld terugvorderen als dat totaal niet aan de verwachtingen voldoet?
Aan welke normen moet de vertolking van Sinterklaas tenminste voldoen?
- Voor het fotograferen van Prinses Amalia gelden strenge eisen. Als zij bij de intocht is, mag ze dan wel gewoon gefotografeerd worden?
- En tenslotte de zaak van de brandende tabberd. Een student laat bij wijze van grap zijn Sinterklaaspak in brand steken. Hoe een ludieke actie tijdens een ontgroening eindigde in het ziekenhuis en met een strafzaak.

0. Sinterklaas-verbod Deventer
Zo werd er tien jaar geleden geprotesteerd tegen een heus Sinterklaas-verbod. Nu was dat niet in Amsterdam maar in Deventer, en massale aandacht heeft dat niet getrokken. Wat was het geval? Sinds 1919 bevat de Algemeen Plaatselijke Verordening in Deventer (APV) in artikel 5.38 de regel dat het verboden is om ‘op of aan de weg of zichtbaar vanaf de weg in een voer- of vaartuig zich verkleed als Sinterklaas op te treden of zich te bevinden’. Het is de enige gemeente in Nederland met een dergelijk verbod en de burgemeester geeft jaarlijks speciaal ontheffing voor een intocht op 5 december. Het verbod is ooit ingesteld door de aanhoudende incidenten tussen diverse rivaliserende sinterklaasverenigingen in deze oude Hanzestad aan de IJssel, die alle hun eigen intocht hielden. De Sinten vochten elkaar zo nu en dan de wijk uit. Niet zo best voor het broze sinterklaasgeloof van de Deventerse kindertjes. Ook honderd jaar geleden gingen er zwarte pieten dus al gewapend over straat. In 2004 poogde de lokale hulpsinterklaas P. Westerbeek met steun van de lokale winkeliersvereniging de intocht te vervroegen. Hij stapte in vol ornaat, geflankeerd door enkele Pieten, naar de bestuursrechter waar de burgemeester vervolgens in een pleidooi op rijm het verbod verdedigde. Het verbod staat nog altijd in de APV en leidt in Deventer jaarlijks tot discussie.

1. Het portretrecht van Sinterklaas
De acteur Bram van der Vlugt was lange tijd de ´officiële´ Sinterklaas. Hij speelt vanaf 1986 Sinterklaas tijdens de landelijke intocht die op TV wordt uitgezonden. Van der Vlugt is een bekend acteur, niet alleen op toneel en op tv, maar ook in commercials. In de Sinterklaasperiode in 1999 haakt KPN in een reclamefolder aan op de Goedheiligman die cadeautjes uitdeelt. KPN huurt niet zelf een Sint in, maar gebruikt foto´s van de ´echte´ Sinterklaas, gespeeld door Bram van der Vlugt. Kan deze acteur zich verzetten tegen commercieel gebruik van zijn portret, in de rol van de ´officiële´ Sinterklaas?

De zaak komt voor de rechter. Van der Vlugt vordert een verbod, een voorschot op schadevergoeding en een rectificatie. De rechter maakt er weinig woorden aan vuil en geeft ´Sinterklaas´ grotendeels gelijk. Van der Vlugt is herkenbaar, in ieder geval voor een deel van het publiek. Het is duidelijk de van TV bekende Sinterklaas, en het is bekend dat Van der Vlugt die rol speelt. Daarom is het portret van de officiële Sinterklaas een portret van Van der Vlugt. En die heeft een redelijk belang om zich te verzetten tegen het commerciële gebruik dat KPN van zijn portret maakt: er is sprake van verzilverbare populariteit. De rechtbank verbiedt KPN het portret nog verder te gebruiken. Een voorschot op schadevergoeding wordt niet toegewezen. Van der Vlugt had aan deze vordering ten grondslag gelegd dat hij de ‘echte’ Sinterklaas verschoond wil houden van commerciële smetten en dat door toekenning van schadevergoeding de schade die KPN aan Van der Vlugt en uiteindelijk het algemeen belang heeft toegebracht, enigszins wordt geredresseerd. Maar de Rechtbank vindt die schade ´thans te onbepaald´. Dat is meer iets voor een bodemprocedure. KPN moet rectificeren, met de volgende tekst:

‘RECTIFICATIE Bij vonnis van 24 november 1999 heeft de president van de rechtbank te Amsterdam geoordeeld dat ons gebruik in reclamemateriaal van het portret van Bram van der Vlugt als Sinterklaas onrechtmatig is jegens Bram van der Vlugt. Tevens heeft de president ons veroordeeld om deze onrechtmatige uiting door middel van deze tekst te rectificeren.
KPN Telecom’

Laten we hopen dat niet al te veel kinderen deze rectificatie hebben gelezen en daardoor erachter zijn gekomen dat zelfs de officiële Sinterklaas niet echt is, maar werd gespeeld door de bekende acteur Bram van der Vlugt…
*** 
2. De horrorsint
Dick Maas, bekend van Nederlandse horrorfilms als De Lift en Amsterdamned, maakte in 2010 een horrorfilm over Sinterklaas. Sint (gespeeld door Huub Stapel) blijkt een moordlustig type. Geen grote kindervriend. Het is geen kinderfilm natuurlijk. De film draait in de bioscoop in de Sinterklaastijd. Er wordt reclame voor gemaakt. Ook kinderen worden geconfronteerd met de enge posters die de film aankondigen. Die hangen onder meer in bioscopen en later ook in abri’s. Oordeel zelf hoe eng je deze poster vindt, en hoe schadelijk dit is voor tere kinderzieltjes. Het regent klachten bij de Reclame Code Commissie. Een recordaantal van meer dan 2.400 klachten. Sommige klagers schakelen zelfs deskundigen in om hun klacht kracht bij te zetten. Die deskundigen zijn het overigens niet volledig eens over de schadelijkheid van de posters voor kinderen van 12 jaar en jonger. De Reclame Code Commissie stelt zich altijd terughoudend op als het gaat om normen met een subjectief karakter, zoals goede smaak en fatsoen. De vraag die zij beantwoord is of de poster ‘een bedreiging inhoudt voor de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid’. De Reclame Code Commissie vindt de poster niet bijzonder angstaanjagend voor kinderen. De overwegingen zijn kort maar krachtig:

 

 

Op het eerste gezicht herkent men op de poster het silhouet van Sinterklaas op zijn paard, hetgeen de Commissie voor kinderen niet angstaanjagender acht dan een willekeurige andere afbeelding van de Sint. Het gezicht van de Sint is zeer onduidelijk en donker afgebeeld. Bij bestudering van zeer nabij wordt dit nauwelijks anders. Gelet hierop acht de Commissie het niet aannemelijk dat kinderen ten gevolge van dit beeld angstig zullen worden. Ook voor het overige acht de Commissie de poster niet angstaanjagend voor kinderen. De details op de poster zoals ter vergadering besproken (zoals de staf, het paardenhoofd en de gedeeltelijk rode letters) zullen door kinderen naar het oordeel van de Commissie niet met horror in verband worden gebracht of als ‘eng’ worden ervaren.

De klagers gaan – vanzelfsprekend – in beroep tegen de afwijzing van hun klacht, en het College van Beroep bevestigt het oordeel van de Reclame Code Commissie.

Alleen indien, zoals niet gebruikelijk is te achten, de verlichte poster intensief en van zeer nabij wordt bestudeerd, ziet men dat het gelaat van de persoon donker is gekleurd en sterk gegroefd is, en dat het om een “afwijkend” gelaat gaat. Verdere gelaatsdetails zijn echter ook dan nauwelijks waar te nemen. Ogen, neus en mond zijn niet goed zichtbaar. Voor zover men zou kunnen denken dat het om een skelet, “zombie” dan wel anderszins als “eng” te beschouwen persoon gaat, is deze indruk niet zodanig sterk dat de poster de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Overigens merkt het College nog op dat het gelaat zich aan de bovenzijde van de poster bevindt. Gelet hierop en op het feit dat de poster in bioscopen aan de muur hangt, zullen kleine kinderen niet in staat zijn dit gelaat van zeer nabij te bekijken. De op de poster afgebeelde persoon is voor kinderen die bang zijn voor Sinterklaas niet angstaanjagender dan een willekeurige afbeelding van Sinterklaas op een poster.
Kortom, kinderen die toch al bang zijn voor Sinterklaas zullen door deze poster niet extra bang worden, en kleine kinderen zijn te klein om het zombie-hoofd van dichtbij te bestuderen.
Voor de liefhebber: de trailer van de film kun je hier bekijken.
Het ging dus niet om deze posters, die zijn voor de Amerikaanse markt en ‘iets’ minder subtiel.

***
3. De wijze van vertolking van de rol van Sinterklaas
Wat mag een bouwbedrijf verwachten als ze voor een personeelsfeest met 80 kinderen een Sinterklaas met Pieten inhuurt? Dat verloopt natuurlijk niet altijd vlekkeloos. Maar als de opdrachtgever ontevreden is, kan hij dan zijn geld terugeisen? De Sint- en Pietenverhuur werkt met professionele acteurs, maar hun optreden valt bij het bouwbedrijf niet in de smaak. Wat ging er mis? Een paar citaten. Neem even rustig de tijd om dit te lezen, want het begint al grappig maar wordt steeds hilarischer:
- Wij hadden de afspraak gemaakt om niet te strooien, want i.v.m. de marmeren vloer zou dit de veiligheid van de kinderen niet ten goede komen. Uiteindelijk moesten de kinderen toch van de Sinterklaas leren strooien, maar wel dusdanig dat ze op een gegeven moment aangemoedigd werden om recht tegen het (kinder)publiek in zo hard mogelijk te gooien.
- Ook was er een meisje dat tijdens het optreden moest huilen bij Sinterklaas. Sinterklaas ondernam geen enkele adequate actie het kind te troosten.
- Daarnaast vonden wij dat de Sinterklaas erg dominant aanwezig was, hij kwam veel te streng over en was ook vrij kortaf richting de kinderen.
- Ook hebben wij ervaren dat er niet een duidelijke spanningsboog in het verhaal aanwezig was. De Sinterklaas was meer bepaalde onderdelen aan het afraffelen i.p.v. dat hij zijn gedachten richting de kinderen richtte.
- Wat wij ook niet vinden kunnen is dat de Sinterklaas en de hulppieten de woorden ´sexy meisjes´ noemen. Dat heeft geen enkele toegevoegde waarde voor het verhaal.
- Sowieso hadden wij eigen collega’s gevonden die ook als pieten verkleed mee hebben gedaan aan het Sinterklaasverhaal. Achter de schermen hebben we ook geen leuke momenten met de Sinterklaas beleefd. De collega’s werden duidelijk door de Sinterklaas genegeerd en toen wij de moeite deden met hem in contact te komen was daar weinig behoefte aan.
- Het toppunt van de middag was dat er zich een situatie voordeed waarbij een vader naar voren moest komen en een jute zak over zijn hoofd kreeg, een actie die naar onze mening voor kinderen zeer ongepast is.
- De Sinterklaas was te weinig op de voorgrond, hij was erg passief en had zelden het woord. Het was net of er geen Sinterklaas aanwezig was. De Piet was erg duidelijk overheersend, terwijl dit toch de rol van de Sinterklaas zou moeten zijn.

En op basis hiervan moet de rechter oordelen of de ingehuurde Sint en Pieten hiermee tekort zijn geschoten in hetgeen waarvoor ze zijn ingehuurd, het vertolken van de rol van Sint en Piet. De rechter neemt tot uitgangspunt dat de acteurs bij de invulling van hun rollen een ruime mate van artistieke vrijheid hebben. Cruciaal is dat zij zich als redelijk bekwaam acteur inspannen om een voor de kinderen herkenbare Sinterklaas en Zwarte Piet te vertolken. Dit kan op verschillende manieren zonder dat de geloofwaardigheid van Sinterklaas en Zwarte Piet in het gedrang komt. Dat de ene klant daarbij de voorkeur geeft aan de vertolking van Bram van der Vlugt en de andere aan die van de vader van Toon Hermans doet daaraan niet af. Dat is een kwestie van smaak, aldus de rechter. En dan gaat de rechter de punten van kritiek één voor één af. En bij de overwegingen zitten pareltjes…

- Sinterklaas is solidair met de kinderen en wat minder met vader en moeder. Het staat hem soms vrij om de kinderen aan te sporen gezagsondermijnende dingen te doen die ze thuis niet mogen, zoals het strooien en gooien met snoep. Daar past ook bij dat een stoute vader in de zak van Sinterklaas wordt gestopt ´daargelaten of de desbetreffende scène een cultureel hoogtepunt was´.
- In het licht van de artistieke vrijheid kan het Sinterklaas voorts niet worden tegengeworpen dat hij - in de ogen van de volwassenen - geen spanningsboog opbouwt, snel spreekt, zwijgzaam, kortaf en zakelijk is of zich door de kennelijk nogal dominante Hoofdpiet laat overtroeven.
- De uitlating ´sexy meisjes´ levert zonder nadere toelichting ook geen tekortkoming op.
- Dat Sinterklaas heeft nagelaten een huilend meisje in een groep van 80 kinderen adequaat te troosten maakt dat oordeel niet anders, ook al omdat niet duidelijk gemaakt is wat onder de gegeven omstandigheden van Sinterklaas werd verwacht.
- Ook de stelling dat Sinterklaas zich achter de coulissen afstandelijke gedroeg jegens de als Zwarte Piet verklede medewerkers van de opdrachtgever kan het bedrijf niet baten.
Conclusie is dat de huur-Sinterklaas en zijn huur-Pieten niet tekort zijn geschoten. De vordering tot terugbetaling van de huurprijs wordt afgewezen.
***
4. Foto’s van Prinses Amalia bij de intocht van Sinterklaas. Mogen de media die foto’s publiceren?
Wanneer de Koninklijke familie zich in het openbaar begeeft, is het de vraag of de media daar foto’s van mogen maken en publiceren. Eerder is er bijvoorbeeld geprocedeerd over foto’s van Máxima en haar dochters Amalia en Alexia op het Wassenaarse strand, tussen het overige strandpubliek. Die werden gepubliceerd in het roddelblad Party. De foto’s waren gemaakt door een toevallig daar aanwezige fotograaf. Er was dus geen sprake van stalking, en de foto’s zijn op zichzelf onschuldig van aard. Party heeft betoogd dat haar lezers het leuk vinden om te zien dat Máxima ook gewoon moeder is.

De rechter is van oordeel dat het publiceren van de foto’s onrechtmatig is, en dat Máxima, Amalia en Alexia schade hebben geleden ter hoogte van € 1.000,= per persoon. De overwegingen van de rechter zijn interessant. De rechtbank stelt voorop dat publieke figuren aandacht van de media hebben te dulden, maar toch ook weer niet vogelvrij zijn. De media hebben geen toestemming nodig om foto’s te plaatsen die een bijdrage aan het publiek debat leveren. In dat geval kan het recht op bescherming van de privacy van het kroonprinselijke paar en hun dochters minder zwaar wegen dan het recht op vrijheid van meningsuiting van de media. De foto’s die zijn gepubliceerd in Party leveren echter geen bijdrage aan het publiek debat. Dat lezers van Party het ‘leuk’ vinden om te zien dat Máxima ook ‘gewoon moeder is’, is geen rechtvaardiging voor een inbreuk op de privacy van Máxima en haar twee dochters, aldus de rechter. Vervolgens beoordeelt de rechter de omstandigheden waarin de foto’s zijn gemaakt, en kwalificeert het dagje strand als ‘een moment van huiselijkheid buiten de deur waarbij zij niet bedacht hoeven te zijn dat er foto’s op dat moment worden gemaakt die vervolgens worden gepubliceerd’.

Dat is een verschil met foto’s van Willem-Alexander en Máxima op de tribune bij het Olympisch schaatsen in Turijn, en met foto’s van hen bij de intocht van Sinterklaas in Wassenaar. Dat zijn volgens de rechter duidelijk publieke evenementen, waarbij de kroonprinselijke familie heeft te dulden dat er foto’s van hen worden gemaakt en gepubliceerd. De media mogen dus foto’s publiceren van de Koninklijke familie als die bij een intocht van Sinterklaas zijn.

***
5. De brandende tabberd
En dan een opmerkelijke strafzaak over het in brand steken van een Sinterklaas. Op 11 april 2010, terwijl de Goedheiligman al lang en breed in Spanje zat, werd in Giethoorn een studentengrap uitgehaald, in het kader van een ontgroening van de studentenvereniging Albertus Magnus. Vier jongens die lid wilden worden van een dispuut moesten een stunt uithalen om het dispuut ´versteld te doen staan´. Als het lukte, zouden ze lid mogen worden. Ze mochten zelf bedenken wat ze zouden doen. Het liep nogal uit de hand, en leidde tot ziekenhuisopname en zelfs tot een strafzaak.

Het was midden in de nacht (5 uur ’s ochtends om precies te zijn), de vier jongens hadden al twee nachten niet geslapen. Eén van de studenten had een Sinterklaaspak aan en opperde zelf – volgens zijn eigen verklaring – “Steek het Sinterklaaspak maar aan en dan ren ik schreeuwend door de kamer heen en dan spring ik in het water. De anderen vonden het wel cool, of in ieder geval wel lachen. Verdachte heeft mij uiteindelijk in de brand gestoken.” De tabberd brandde als een tierelier. Het slachtoffer liep ernstige brandwonden op zijn rug op. Hij moest in het ziekenhuis worden opgenomen en daar anderhalve week blijven. Maar hij doet geen aangifte. Het is de Officier van Justitie zelf die vindt dat dit zo ernstig is dat er vervolging plaatsvindt.

De rechtbank acht aannemelijk dat het slachtoffer toestemming heeft verleend om het Sinterklaaspak waarin hij gekleed was in brand te steken. Daarom is die brandstichting op zichzelf niet strafbaar. Maar er was meer aan de hand. De verdachte had lampenolie gepakt en over het Sinterklaaspak gegoten. Door dit aan te steken heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat maakt de zaak anders, aldus de rechtbank. Het slachtoffer heeft weliswaar toestemming gegeven om het Sinterklaaspak in brand te steken. Maar hij heeft daarbij niet geweten dat daarbij gebruik zou worden gemaakt van zeer brandbare lampenolie. Hij was daarom niet goed geïnformeerd over de aard, ingrijpendheid en gevolgen van deze handeling. Híervoor had hij geen toestemming gegeven, aldus de rechter. En dan wordt het in brand steken als een poging tot zware mishandeling gekwalificeerd.

De advocaat van de verdachte voerde nog aan dat de studenten oververmoeid waren. Ze konden nauwelijks meer nadenken, laat staan de consequenties van hun handelen overzien. In die toestand bedachten ze een stunt om iedereen versteld te doen staan, zodat ze als lid van het dispuut konden worden geïnaugureerd. De rechtbank neemt deze omstandigheden mee, maar veroordeelt de student die de lampenolie over de tabberd goot wel tot een werkstraf van 50 uren. Eind goed, al goed: de jongens zijn lid geworden van het dispuut. Blijkbaar hadden ze het dispuut voldoende versteld doen staan met een Sinterklaas in lichterlaaie.

BOEKX WENST U EEN PRACHTIG SINTERKLAASFEEST!

Otto Volgenant

IEF 14440

Auteursrechtdebat: Medelijden is niet nodig. Artiesten verdienen toch al genoeg?

Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Een paar weken geleden verscheen een opmerkelijke column van oud-schaatser Ben van der Burg op BNR Nieuwsradio. Wat zou het toch mooi zijn als je als muzikant niet afhankelijk hoeft te zijn van een platenlabel, producer of liedjesschrijver. En wat zou het toch mooi zijn als je duizend fans weet te vinden die honderd euro aan je willen besteden. Een businessmodel dat echter niet het dominante model is geworden binnen de muziekindustrie, verzucht Ben van der Burg. Streamingdiensten als Spotify hebben in plaats daarvan de overhand genomen [BvdB]. Moeten we daar blij mee zijn? Taylor Swift is dat in ieder geval niet. Bart Wirtz was toch wel verbaasd over de hoogte van het bedrag: ‘Ik vind het medium mooi, ik geloof in streaming. Maar na een telefoontje met auteursrechtorganisatie Buma/Stemra bleek ik voor één van mijn tracks die 200.000 keer gestreamd was 2 euro te ontvangen’ [Bart Wirtz, ‘Streaming (2)’, Ntb 2014, p. 28.]. Ben van der Burg windt er verder geen doekjes om:

Toch hoeven we geen medelijden met artiesten te hebben. Ze doen immers wat ze het mooiste vinden: muziek maken. Dan maakt het niet uit of je speelt in een uitverkocht Ziggo Dome of voor vijf dronken mannen in een vaag café. Dan moet je niet zeuren over een paar tiende centen per gespeeld nummer meer of minder. Je hoeft maar één ding goed te doen: je echte fans gelukkig houden.

Is dat zo? Als we Pierre Bourdieu, een van de grootste sociologen uit de twintigste eeuw*, moeten geloven, dan is de autonome creatieve maker inderdaad vooral op zoek naar erkenning, maar of een liedje spelen voor vijf dronken mannen nu genoeg is om van te leven? Om nog maar te zwijgen over of dit nu de erkenning is waar de individuele maker op zit te wachten. Wat denkt u?

Lotte Anemaet
* P. Bourdieu, Die Regeln der Kunst. Genese und Struktur des literarischen Feldes, Frankfurt/Main: Suhrkamp 1999, p. 344. Zie ook: M.R.F. Senftleben, ‘Copyright and Creators’ Interests – Rights and Remuneration in the Light of Bourdieu’s Analysis of the Field of Literary and Artistic Production, p. 14: ‘As bourgeois authors, autonomous authors have to earn a living. Therefore, it is a matter of fairness and equality to remunerate not only bourgeois authors but also autonomous authors for their creative work.’

IEF 14435

Kim Kardashian wil alleenrecht op billenselfie

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Kim Kardashian, de Amerikaanse society-ster die voornamelijk bekendheid geniet door haar indrukwekkende achterwerk, dreigt in een interessant conflict verwikkeld te raken met fitnessmodel Jen Selter. Tot grote ergernis van Kardashian publiceert Shelter op Instagram voortdurend selfies van haar billen. Shelters’ bilpartij schijnt qua omvang en uiterlijk overeenstemming te vertonen met het achterwerk van Kardashian.

NA PORTRETRECHT NU OOK REET-RECHT?
Kardashian, die meent dat de billenselfie toch een beetje haar domein is, overlegt nu met haar advocaten of zij Shelter kan stoppen. Dat is natuurlijk de vraag. Het lijkt alsof Kardashian meent dat zij in het verlengde van het bekende portretrecht een vergelijkbaar recht voor haar achterwerk bezit, zeg maar een soort reet-recht. Op het eerste gezicht lijkt het Amerikaanse recht daar niet in te voorzien.

AUTEURSRECHT POSE?
Maar helemaal met lege handen staat Kardashian misschien ook weer niet. Een bepaalde originele pose op een foto kan onder het auteursrecht vallen en als Selter die specifieke pose heeft gekopieerd dan zou dat een inbreuk kunnen zijn. Maar dan nog, Kardashian is er duidelijk op uit alle selfies van Selter te weren. Maar een monopolie op de billenselfie in het algemeen zit er niet in, zelfs niet voor iemand als Kardashian.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Kim Kardashian wil alleenrecht op billenselfie NRC 02-12-2014

IEF 14434

eBook Google Adwords

J. Becker, 'eBook Maak kennis met Google Adwords - wat mag wel en wat mag niet?'.
Bijdrage ingezonden door Joost Becker, Dirkzwager.
Mogen concurrenten elkaars naam gebruiken voor zoekmachineadvertenties? Over het gebruik van merken en handelsnamen voor zoekmachineadvertenties verscheen in korte tijd veel rechtspraak, zowel op Europees niveau als in Nederland. Kennisname van deze rechtspraak is van belang omdat tegenwoordig aan nagenoeg elke zoekterm online reclame wordt gekoppeld. Veel bedrijven spenderen jaarlijks een groot deel van hun reclamebudget louter aan het adverteren via Google AdWords. Kortom, adwords reclame is niet meer weg te denken van het internet.

De grens van het (on)toelaatbare gebruik van merk- en handelsnamen van een ander  via Google AdWords wordt door de rechter bepaald. In dit eBook vindt u een ruime selectie van rechtspraak over zoekmachineadvertenties. Telkens worden eerst kort de feiten behandeld, waar mogelijk onder toevoeging van de gebruikte tekst van de adword advertentie. Vervolgens worden steeds de kernoverwegingen vanuit de recht-spraak geciteerd en de ingestelde vorderingen behandeld. Aangegeven wordt of de gebruikte adwords reclame volgens de rechtspraak wel of niet door de beugel kan.

In dit eBook wordt een vijftal (kern)arresten van het Europese Hof van Justitie besproken. Daarna worden bijna 20 uitspraken behandeld uit de Nederlandse rechtspraak. Deze uitspraken zijn chronologisch gerangschikt. Met name de tekst van de advertenties is doorslaggevend voor het rechterlijk oordeel of de advertenties al dan niet zijn toege-staan. In meer dan de helft van de gevallen kan de merk- of handelsnaamhouder met succes optreden tegen het gebruik van zijn naam als adword voor zoekmachine-advertenties van een ander.

IEF 14426

Auteursrechtdebat: De rol van internet tussenpersonen in de strijd tegen piraterij - websiteblokkades

Door Esther Schnepper, Köster Advocaten. Thema: Blokkade. Het laat juristen niet los: hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van internet tussenpersonen (ISPs) als het gaat om online inbreuk op auteursrechten? Kunnen zij gehouden zijn persoonsgegevens over hun abonnees te verschaffen, sites op zwart te zetten of zelfs de content op hun site actief te monitoren als het aankomt op handhaving van IE-rechten? Anders gezegd: mogen zij wel worden opgezadeld met de handhavingsproblemen van auteursrechthebbenden?

Als het aan het Europese Hof ligt wel. Dat dit ongewenst is voor de ISPs is een veel gehoorde roep onder de juristen. ISPs zouden 'probleemeigenaar' zijn geworden, tot 'speurhonden van de muziekindustrie' zijn gemaakt of 'op de stoel van de rechter' worden gezet. Tot op zekere hoogte is die sympathie voor de ISPs natuurlijk terecht; zij hebben immers het recht op vrijheid van ondernemerschap, zoals neergelegd in artikel 16 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Dit recht is na het recht op eigendom van de rechthebbenden en het recht op vrije informatie van de internetgebruikers het derde grondrecht van de fair balance dat het Europese Hof van Justitie in het Promusicae-arrest [IEF 5543] introduceerde. Maar hoeveel gewicht legt dit recht van de ISPs nu daadwerkelijk in de schaal? Moet te allen tijde worden voorkomen dat ISPs een rol krijgen in het conflict tussen gebruikers en rechthebbenden?

Mijns inziens niet. ISPs vervullen in onze huidige informatiemaatschappij zo’n belangrijke rol, dat zij in mijn ogen een zekere verantwoordelijkheid moeten nemen. Zij vormen een essentiële schakel in ons dagelijkse online leven. Uit die positie vloeit voort dat zij hun handen niet van de strijd tegen piraterij mogen aftrekken, of zij nu debet zijn aan online inbreuken of niet. Vergelijkbaar is de positie van financiële tussenpersonen zoals PayPal en MasterCard, die in toenemende mate samenwerken met handhavingsorganisaties en op verzoek het betaalverkeer naar inbreukmakende sites blokkeren [torrentfreak]. Geen schuld aan de inbreuk, wel medewerking aan de handhaving. Daarnaast is online handhaving van IE-rechten zo complex gebleken dat enige hulp van ISPs nu eenmaal noodzakelijk is. In sommige gevallen is het voor rechthebbenden onmogelijk achter de identiteit van de inbreukmakende partij te komen zonder hulp van de betrokken ISP. Wanneer gegevens over deze partij al bekend zijn, is het niet altijd mogelijk deze partij civielrechtelijk aan te spreken. Een oplossing via de achterdeur, namelijk door ISPs een blokkeringsbevel op te leggen, lijkt mij daarom een goed alternatief.

Dat het blokkeren van websites door ISPs niet het perfecte alternatief is, is duidelijk. Uiteraard kunnen er vraagtekens gezet worden bij de effectiviteit en proportionaliteit van een blokkeringsbevel, zoals in dit debat al meermaals is gedaan. Met Victor Bouman [Auteursrechtdebat, IEF 14267] ben ik echter van mening dat het beperkte effect op de totale inbreuk niet per definitie moet leiden tot het afschrijven van het blokkeren van websites als handhavingsmiddel. Ook de mogelijke inbreuk op de vrijheid van meningsuiting is in mijn ogen gering. Sommigen betogen dat een websiteblokkade censuur is. Dat is het geval wanneer de blokkade werken ontoegankelijk maakt die toegankelijk hadden moeten zijn. Wanneer het daarentegen gaat om illegaal gepubliceerd materiaal dat zonder toestemming van de maker toegankelijk was, is er geen sprake van censuur, maar van auteursrechthandhaving.

Bovendien komt een blokkeringsbevel nog niet zo slecht uit de bus wanneer het wordt vergeleken met andere alternatieven. Het aanpakken van individuele downloaders is in Nederland een maatschappelijk ongewenste en bovendien moeilijk te realiseren handhavingsmethode. De inbreuk op privacy van internetgebruikers die daarmee gemoeid zou gaan is in mijn ogen ernstiger dan de inbreuk op de vrijheid van ondernemerschap van de ISPs door een blokkeringsbevel. De vergelijking met een ander alternatief, namelijk actieve monitorverplichtingen voor ISPs, relativeert de last die een websiteblokkade voor een ISP teweeg zou brengen nog verder. Vergeleken met actief monitoren is een blokkade een in tijd en kosten zeer geringe last voor een ISP.

Het Hof van Justitie hanteert mijns inziens in het Kino.to arrest [IEF 13690] dan ook een terechte maatstaf door te oordelen dat een resultaatsgericht blokkeringsbevel een ISP niet in de kern van zijn recht op vrijheid van ondernemerschap raakt. Dit recht ziet immers op de vrijheid om ‘te beschikken over de haar ter beschikking staande economische, technische en financiële middelen’. Wanneer niet wordt voorgeschreven op welke manier maar alleen dát de inbreukmakende site geblokkeerd moet worden, is geen sprake van een zodanige inbreuk op de vrijheid van ondernemerschap van de ISP dat deze ongerechtvaardigd is, aldus het Hof. Over het knelpunt ten aanzien van de effectiviteit van blokkades heeft het Hof in hetzelfde arrest bovendien beslist dat blokkades door ISPs auteursrechtinbreuken niet volledig hoeven te beëindigen, maar slechts te verhinderen of bemoeilijken. Daarmee neemt het argument dat blokkades niet efficiënt en daarmee niet proportioneel zijn, in kracht af.

Hoewel ik geenszins wil betogen dat de auteursrechthebbenden te pas en te onpas ISPs moeten kunnen inschakelen ten behoeve van hun strijd tegen piraterij, is hulp van hun kant in de vorm van het blokkeren van inbreukmakende sites in mijn ogen een stap in de goede richting. Zoals hierboven betoogd dienen de ISPs verantwoordelijkheid te nemen die past bij hun huidige positie in de online samenleving. Bovendien is een blokkeringsbevel slechts een geringe inbreuk op de vrijheid van ondernemerschap, zeker in vergelijking met andere handhavingsmethoden. Ten slotte zou de beperkte effectiviteit van websiteblokkades op het totaal van online inbreuken niet in de weg moeten staan aan het inzetten van dit handhavingsmiddel. We zullen zien wat de Hoge Raad in de aanhangige Pirate Bay zaak over deze kwestie zal beslissen.

Esther Schnepper

IEF 14422

Schone schijn

E. Angad-Gaur, Schone Schijn, Sena Performers Magazine 2014-4.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur secretaris/directeur van de Ntb en voorzitter Sena sectie Performers. In de Miljoenennota van dit jaar kondigt het kabinet aan dat de overheid 100 miljoen euro uittrekt ter bestrijding van schijnzelfstandigheid. Misschien zou het kabinet er vooral goed aan doen gemeenten en andere overheden zelf aan te spreken op hun bijdrage aan het probleem.

(...) De overheid die (terecht en in navolging van de landen om ons heen) de positie van auteurs en artiesten wil verbeteren met strengere wetgeving (het auteurscontractenrecht), is tevens een grote opdrachtgever die van veel auteurs volledige overdracht van hun auteursrechten eist. De overheid is de subsidiegever van de Publieke Omroep, de organisatie die muziekauteurs dwingt te tekenen in een door de opdrachtgever aangewezen muziekuitgeverij. En niet zelden ook nog tot het afstaan van een ‘kickback’: het terugbetalen aan de omroep van het van Buma/Stemra ontvangen auteursaandeel op een muziekstuk. (...)

IEF 14420

Noot Paul Geerts onder Kornspitz

P.G.F.A. Geerts, Noot onder Kornspitz, IEF 14420, eerder verschenen: IER 2014/50.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen. (...) Merkenrecht. 6. Dat brengt mij bij de eerste prejudiciële vraag [IEF 13612]. In het Bostongurka-arrest heeft het HvJ beslist dat de vraag of een merk de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het is ingeschreven, niet enkel moet worden beoordeeld in het licht van de wijze waarop consumenten en eindverbruikers het waarnemen, maar ook – naargelang van de kenmerken van de betrokken markt – rekening houdend met de wijze waarop beroepsbeoefenaars, zoals verkopers, het waarnemen [IEF 2843]. Aangezien in de onderhavige zaak het merk "KORNSPITZ" alleen in de perceptie van de eindverbruikers van de broodjes tot soortnaam is verworden wenst de verwijzende rechter te vernemen of de aan de merkhouder verleende rechten ook vervallen kunnen worden verklaard wanneer dit merk in de perceptie van de verkopers van het eindproduct dat is geproduceerd op basis van de door de houder van dat merk geleverde grondstof, niet de gebruikelijke benaming is geworden.

16. Maar men kan op basis van dit arrest evengoed een ander standpunt innemen. In het Levi Strauss/Cassuci-arrest (r.o. 29) weegt het HvJ het belang van de merkhouder om de wezenlijke functie van zijn merk te handhaven af tegen de belangen van de andere marktdeelnemers om te beschikken over tekens om hun waren en diensten aan te duiden. Door te beslissen dat de verbodsvordering van de merkhouder (onder de gegeven omstandigheden) niet kan worden toegewezen, laat het HvJ de belangen van de andere marktdeelnemers zwaarder wegen. Als wij bij de beantwoording van de hierboven in nr. 14 gestelde vraag deze gedachte doortrekken en de belangen van de andere marktdeelnemers laten prevaleren, dan ligt het voor de hand om aan te nemen dat het moment dat de dagvaarding wordt uitgebracht (dan wel een reconventionele vordering wordt ingesteld) beslissend is.

17. Het is een dooddoener, maar het is het HvJ die ook deze knoop uiteindelijk zal moeten doorhakken. Ik ben er een voorstander van om de belangen van de andere marktdeelnemers zwaarder te laten wegen, zodat de merkhouder door een hernieuwde inburgering van het merk tijdens de procedure het verval van dat merk niet kan voorkomen. Met andere woorden: het moment dat de dagvaarding wordt uitgebracht (dan wel een reconventionele vordering wordt ingesteld) zou in mijn ogen dus het beslissende moment moeten zijn, waardoor de merkhouder de vordering tot verval niet kan frustreren.

IEF 14417

Noot Paul Geerts onder Gautzsch/Duna

P.G.F.A. Geerts, Noot onder arrest Gautzsch/Duna, IEF 14417; eerder verschenen: IER 2014/49.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen. Ongeregistreerd gemeenschapsmodel. In dit arrest staat het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel van Duna centraal [IEF 13538]. Een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is een modelrecht dat vormvrij (het hoeft niet aangevraagd, noch ingeschreven te worden) en gratis tot stand komt. Tegenover deze ‘lastenverlichting’ staat echter dat de beschermingsduur slechts drie jaar bedraagt (art. 11 GModVo) en de rechthebbende alleen kan optreden tegen bewuste nabootsing van zijn model (art. 19 lid 2 GModVo). Er moet – om in auteursrechtelijke termen te spreken – sprake zijn van ontlening.

(...) 23. Het blijft speculeren, maar denkbaar is dat het HvJ onder het begrip sanctie alleen wil verstaan maatregelen die een einde aan de betwiste handeling kunnen maken (zie conclusie A-G Wathelet punt 95). Pragmatisme kan eveneens een rol hebben gespeeld. Zo heeft de verwijzende rechter erop gewezen dat het niet erg praktisch is indien de rechter bij de schadevergoedingsactie rekening moet houden met het recht van alle lidstaten waarvoor schade wordt gevorderd. Aanknopen bij het recht van slechts één enkele lidstaat (zoals het HvJ nu voorschrijft) bevordert een effectieve rechtshandhaving (zie r.o. 51).

24. Door de onderhavige beslissing is een verschil ontstaan tussen de GModVo en de GMVo. In het merkenrecht wordt de hier besproken problematiek geregeld in art. 102 GMVo. De eerste zin van art. 102 lid 1 GMVo bepaalt dat wanneer een rechtbank voor het Gemeenschapsmerk oordeelt, dat er sprake is van inbreuk, zij de gedaagde verbiedt de betrokken handelingen te verrichten. Vervolgens biedt de tweede zin de nationale rechter de mogelijkheid om maatregelen te treffen overeenkomstig het nationale recht die er voor zorgen dat het verbod wordt nageleefd, zoals bijvoorbeeld een dwangsom. Een schadevergoedingsactie valt hier niet onder en die vordering wordt dus beheerst door art. 102 lid 2 GMVo. Die bepaling schrijft voor dat de rechtbank voor het Gemeenschapsmerk voor alle andere maatregelen het recht toepast van de lidstaat waar de handelingen die inbreuk maken zijn verricht.

(...)

26. Tot slot wijs ik er voor de volledigheid nog op, dat het HvJ in het onderhavige arrest ook beslist heeft dat de verjaring en het verval van het recht die als verweermiddel aan de krachtens art. 19 lid 2 en art. 89 lid 1 sub a GModVo ingestelde vordering kunnen worden tegengeworpen, vallen onder het nationale recht dat met eerbiediging van de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid moet worden toegepast (r.o. 45-50).

Paul Geerts