Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.943 artikelen gevonden
IEF 12196

Exclusieve sublicentie voor 'Bollywood'-films

Rechtbank Den Haag 2 januari 2013, LJN BZ1931 (X hodn Dasoptical tegen Govinda Tours c.s.)

Auteursrecht op bollywoodfilms. Contractenrecht (handhaven op eigen naam). Bewijs van exploitatierechten. Schadevergoeding en/of winstafdracht.

Dasoptical exploiteert geluids- en beelddragers met name op het gebied van de zogenaamde 'Bollywood'-films. DVD's zijn aan Govinda Videocentre geleverd in 2006 en 2007. X heeft een exclusieve sublicentie voor Europa (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk) om de auteursrechten te handhaven en in 2008 sommeert zij Govinda de verkoop van illegale DVD's te staken.

De rechtbank verwerpt het verweer dat [Y] uitsluitend in de hoedanigheid van vennoot van Govinda Tours is gedagvaard. [Y] is in persoon gedagvaard waarbij in de dagvaarding ter verduidelijking is vermeld dat hij vennoot is van Govinda Tours. Die vermelding heeft als zodanig geen rechtsgevolg.

Dat via de Berner Conventie het Nederlandse recht, waaronder 45d Aw, van toepassing is (vergelijk IEF 9335) en daarmee de producent van een film in beginsel als auteursrechthebbende is aan te merken, doet er niet aan af dat de overlegde documenten voldoende aantonen dat Dasoptical een rechtsgeldige licentie heeft en het recht heeft om op eigen naam de auteursrechten te handhaven. De rechtbank verwerpt het verweer van Govinda Tours c.s. dat uit deze akten niet zou blijken dat X gerechtigd is om op eigen naam schade te vorderen.

De rechtbank verwerpt het laatste verweer van Govinda dat zij de DVD's van Nuff Music in het Verenigd Koninkrijk heeft betrokken. Govinda kan dit echter niet onderbouwen met facturen, noch heeft zij onderbouwd dat Nuff Music over de exploitatierechten voor films in Nederland beschikt.

In het arrest van de Hoge Raad HBS/Danestyle ( LJN AA5519; IE-Klassieker) ligt besloten dat niet cumulatief zowel een vergoeding van schade (in de vorm van winstderving) als winstafdracht gevorderd kan worden (art. 27a lid 2 Aw), zodat de veroordeling in het dictum in de “en/of-vorm” zal worden gezet. De vordering tegen Govinda Tours worden afgewezen, omdat de videotheek niet door Govinda Tours (voor reizen) is voorgezet, maar door zoon Y. De vorderingen tegenover zoon Y worden toegewezen.

4.12. De rechtbank stelt voorop dat de vraag wie als originaire auteursrechthebbende van een film moet worden aangemerkt, op grond van artikel 5 lid 1 jo artikel 14bis lid 2 sub a van de Berner Conventie wordt beheerst door de lex loci protectionis, in casu dus door Nederlands recht.1 Gelet op het bepaalde in artikel 45d Auteurswet (hierna: Aw) is de producent van een film in beginsel als auteursrechthebbende aan te merken.

4.24. De rechtbank verwerpt voorts het verweer van Govinda Tours c.s. dat geen sprake is van inbreuk omdat [Y] de Govinda DVD’s zou hebben betrokken van Nuff Music Ltd. (hierna: Nuff Music) in het Verenigd Koninkrijk. Ook indien dit juist zou zijn, hetgeen door [X] gemotiveerd is betwist omdat er geen logo van Nuff Music op de DVD’s staat en Govinda Tours c.s. geen facturen heeft overgelegd, kan die stelling Govinda Tours c.s. niet baten. Gelet op de door [X] overgelegde documenten ter onderbouwing van zijn exclusieve rechten voor Nederland, had het op de weg van Govinda Tours c.s. gelegen onderbouwd te stellen dat en op welke grondslag Nuff Music beschikt over exploitatierechten ten aanzien van de films voor Nederland. De enkele stelling van Govinda Tours c.s. dat zij ervan uit ging dat Nuff Music de rechten had om de DVD’s te verkopen is hiervoor onvoldoende.

4.29. In artikel 27a lid lid 2 Aw is weliswaar bepaald dat [X] als licentienemer die dit recht bedongen heeft (zie hiervoor in 4.14 t/m 4.16) naast de door hem geleden schade winstafdracht kan vorderen en rekening en verantwoording dienaangaande. In het arrest HBS Trading/Danestyle (HR 14 april 2000, LJN AA5519) ligt echter besloten dat niet cumulatief zowel een vergoeding van schade (in de vorm van winstderving) als winstafdracht gevorderd kan worden, zodat de hierna te bespreken veroordeling in het dictum in “en/of-vorm” zal worden gezet.

Lees de uitspraak zaaknr. 421479 / HA ZA 12-744, LJN BZ1931.

IEF 12195

Eerste facultatieve kwaliteitsaanduiding 'product uit de bergen'

Wijziging Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en Regeling dierlijke producten inzake kwaliteitsregelingen, Stcrt. 2013, 55.

Gold Hill and Flag Mountain

Beschermde geografische aanduiding. Traditionele specialiteiten. Als eerste facultatieve kwaliteitsaanduiding wordt de aanduiding ‘product uit de bergen’ vastgesteld. Product van eilandlandbouw. Verordening (EU) nr. 1151/2012 vervangt de verordeningen (EG) nr. 509/2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en (EG) nr. 510/2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (zie bijlage voor concrete voorbeelden).

Uit de toelichting volgt:

Verordening 1151/2012 laat het bestaande systeem van beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten in stand, maar brengt daarin een aantal wijzigingen aan. De belangrijkste wijzigingen betreffen de volgende.

Allereerst is niet langer sprake van een separate verordening voor traditionele gegarandeerde specialiteiten. Dit onderwerp wordt nu in dezelfde verordening geregeld als de beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Voorts was in verordening (EG) 509/2006 voorzien in de optie om een benaming te laten registreren als gegarandeerde traditionele specialiteit zonder reservering van die benaming in de Unie. Deze mogelijkheid komt niet terug in verordening 1151/2012. Dat betekent dat de registratie van een benaming als gegarandeerde traditionele specialiteit in de toekomst gepaard gaat met de reservering van de benaming in de Unie.

Tot slot wordt de termijn waarbinnen bezwaar kan worden ingediend tegen aanvragen tot bescherming van benamingen uit andere lidstaten of derde landen gewijzigd.

Naast de bestaande kwaliteitsaanduidingen wordt een systeem van facultatieve kwaliteitsaanduidingen geïntroduceerd. Deze aanduidingen worden op Europees niveau vastgesteld en moeten verwijzen naar specifieke horizontale kenmerken die betrekking hebben op een of meer categorieën producten, landbouwproductiemethoden of verwerkingseigenschappen die van toepassing zijn in specifieke gebieden. Als eerste facultatieve kwaliteitsaanduiding wordt de aanduiding ‘product uit de bergen’ vastgesteld.

De totstandkoming van verordening 1151/2012 noodzaakt tot aanpassing van de verwijzingen in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en de Regeling dierlijke producten. Daarnaast wordt een aantal overige aanpassingen gedaan naar aanleiding van de nieuwe verordening. De wijzigingen worden hieronder nader besproken in de artikelsgewijze toelichting.
Uit Verordening 1151/2012:

Artikel 31 - Product uit de bergen
1. De aanduiding "product uit de bergen" wordt ingevoerd als facultatieve kwaliteitsaanduiding.
Deze aanduiding wordt alleen gebruikt voor in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten voor menselijke consumptie waarvan:
a) zowel de grondstoffen als de diervoeders voor landbouwhuisdieren, hoofdzakelijk uit berggebieden afkomstig zijn;
b) in het geval van verwerkte producten, de verwerking eveneens in berggebieden plaatsvindt.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden onder berggebieden binnen de Unie de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1257/1999, bedoelde gebieden verstaan. Voor de producten van derde landen vallen onder berggebieden de gebieden die door het derde land officieel als berggebied aangeduid zijn of die voldoen aan criteria welke gelijkwaardig zijn aan de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 beschreven criteria.
3. In naar behoren gemotiveerde gevallen en om rekening te houden met natuurlijke beperkingen die van invloed zijn op de landbouwproductie in berggebieden, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 56 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van afwijkingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gebruiksvoorwaarden. De Commissie is in het bijzonder bevoegd een gedelegeerde handeling vast te stellen tot vaststelling van de voorwaarden op grond waarvan wordt toegestaan dat de grondstoffen of diervoeders van buiten de berggebieden afkomstig zijn, de voorwaarden op grond waarvan wordt toegestaan dat de verwerking van de producten plaatsvindt in een af te bakenen geografisch gebied buiten de berggebieden, alsook tot afbakening van dat geografische gebied.
4. Om rekening te houden met natuurlijke beperkingen die van invloed zijn op de landbouwproductie in berggebieden, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 56 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de bepaling van de productiemethoden en andere criteria die relevant zijn voor de toepassing van de bij lid 1 van dit artikel ingevoerde facultatieve kwaliteitsaanduiding.

Artikel 32 - Product van eilandlandbouw
Uiterlijk op 4 januari 2014 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor inzake een eventuele nieuwe aanduiding, "product van eilandlandbouw". Deze aanduiding mag alleen worden gebruikt voor in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten voor menselijke consumptie waarvan de grondstoffen afkomstig zijn van eilanden. De aanduiding is bovendien slechts van toepassing op verwerkte producten indien het verwerkingsproces eveneens plaatsvindt op eilanden, in de gevallen waarin dit verwerkingsproces van wezenlijke invloed is op de bijzondere kenmerken van het eindproduct.
Het verslag gaat, indien nodig, vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen met het oog op het reserveren van een facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw".

IEF 12193

Beveiligingslekken van randapparatuur en de verkregen bestandsgegevens

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 december 2012, zaaknr. 531461 / KG ZA 12-1663 MvW/JWR (Orange Business NL B.V. tegen KRO)

Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.

Bedrijfsgevoelige informatie. Beveiligingslekken. Europolbestandsnamen. Orange is aanbieder van IT- en telecommunicatiediensten en KRO is een publiek omroep die voornemens is in de uitzending van KRO Reporter aandacht te besteden aan de manier waarop via randapparatuur, waaronder externe harde schijven, toegang kan worden verkregen tot heimelijke informatie.

Orange stelt dat de vertrouwelijke aard van de informatie en het belang van Orange (en haar klanten) groter is dan het belang van KRO bij openbaarmaking hiervan. Ook doet ze een beroep op portretrecht en privacybescherming. KRO heeft geen wachtwoord gekraakt, zoals bedoeld in artikel 138a Sr en door Orange gesteld, wel zijn bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke gegevens van Orange(-klanten) in haar bezit geweest en deze zal ná de uitzending worden vernietigd. KRO zal niet dan wel zeer beperkt ingaan op de inhoud van de gevonden informatie, omdat de uitzending in het teken staat van gebrekkige veiligheid van randappatuur van computers, Orange is ook in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen. KRO verklaard geen materiaal uit te zenden waarop de medewerker van Orange is te zien.

De voorzieningenrechter acht een deel van de vorderingen toewijsbaar: de bestandsnamen van Europol moeten onleesbaar in beeld worden gebracht. Het wordt verboden de bestandsgegevens te gebruiken, kopiëren aan derden ter beschikking te stellen of openbaar te maken. De naam van Orange mag wel worden genoemd en de namen van enkele klanten van haar, waaronder Europol, eveneens. Onder last van een dwangsom van €50.000 per keer met een maximum van €500.000.

IEF 13762

Klassiekers overzicht

We hebben van veel gebruikers het verzoek gekregen om ook oudere jurisprudentie, die niet altijd gemakkelijk digitaal te vinden is, op te nemen. Daarom hebben we onder leiding van Paul van der Kooij, Universiteit Leiden voor u een selectie gemaakt van uitspraken die een ‘klassieker-status’ hebben bereikt.

Onder de citeerwijze vindt u een link aan naar de oorspronkelijke tekst. We hebben gekozen voor de eenvoudig kopieerbare en/of doorzoekbare versies en een beperkte inhoudsindicatie aan de uitspraak toegevoegd. Heeft u een afschrift van een klassieker die nog niet digitaal beschikbaar is, of vindt u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u ons dan: redactie@ie-forum.nl.

In deze serie:
IE-Klassiekers auteursrecht
IE-Klassiekers databankenrecht
IE-Klassiekers EU-recht
IE-Klassiekers handelsnaamrecht
IE-Klassiekers kwekersrecht
IE-Klassiekers merkenrecht
IE-Klassiekers modellenrecht
IE-Klassiekers naburige rechten
IE-Klassiekers octrooirecht
IE-Klassiekers ongeoorloofde mededinging.

De uitgever

IEF 12192

BBIE serie december 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 16 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie november 2012.

21-12
Appel
ABEL
Afgew.
nl
21-12
ARROW

Arrow Player

Toegew.
nl
20-12
PASHA

PASCH COSMETICS

Toegew.
nl
20-12
YOU
YOUASME
Toegew.
nl
20-12
YOU
MEASYOU
Toegew.
nl
20-12

FLORENTUS HOME GARDEN

Florencis
Gedeelt.
nl
13-12
ALPHA
Alphalys
Gedeelt.
nl
13-12
VACATURE

NL NEDERLANDVACATURE

Afgew.
nl
13-12
VACATURE

NEDERLAND VACATURE NL EERLIJK EN OPEN

Gedeelt.
nl
13-12
VACATURE

BELGIE VACATURE BE EERLIJK EN OPEN

Gedeelt.
nl
12-12
STONCOR
CORESTONE
Afgew.
nl
05-12
DIN
DNI
Afgew.
nl
30-11
SWITCH

SWITCH DATACENTERS

Toegew.
nl
30-11
MediaScout

SCOOT MEDIA

Toegew.
nl
29-11
(fig.)

LA PROVENCALE

Afgew.
fr
29-11
JOUW

KRUIDVAT JOUW EXTRA VOORDEELKAART

Gedeelt.
nl
IEF 12191

Thuiskopieheffing: Een weg naar de internetbelasting is onbegaanbaar

Auteursrechtbeleid; Brief regering; Reactie naar aanleiding van het verzoek van het lid Taverne met betrekking tot de thuiskopieheffingen (n.a.v. motie 29838, nr. 56), kamerstukken II 2012/13, 29 838, nr. 62.

Thuiskopieheffing. Licentiemodel op internet. Internetbelasting. De richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij schrijft voor dat lidstaten met een thuiskopie-uitzondering moeten zorgen voor een billijke compensatie van de rechthebbenden. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief van 3 juli 2012 over het thuiskopiestelsel per 1 januari 2013 (Kamerstukken II 2011-12, 29 838 nr. 52). Tijdens het AO op 22 november jl. en het VAO op 11 december jl. heb ik aangegeven dat er ten aanzien van het auteursrecht op internet een duidelijke keuze gemaakt moet worden tussen een licentiemodel, waarin de rechthebbenden bepalen hoe zij hun werk exploiteren, en een collectief model, waarin de rechthebbenden wettelijk verplicht zijn bepaald gebruik toe te staan en daarvoor dan een vergoeding (“billijke compensatie”) ontvangen. Die vergoeding wordt opgebracht door heffingen.

Omdat rechthebbenden in het licentiemodel zelf kunnen bepalen hoe hun werk op internet wordt geëxploiteerd, biedt dat model mijns inziens verreweg de meeste kansen voor de ontwikkeling van nieuwe legale modellen. Een echt licentiemodel moet rechthebbenden ook de ruimte geven om zelf te bepalen of en welke thuiskopieen zij willen licentiëren. Om de licentiebevoegdheid geldend te kunnen maken, zullen de rechthebbenden moeten beschikken over voldoende mogelijkheden om op te treden tegen commerciële partijen die geld verdienen aan auteursrechtinbreuken.

Een collectief model neemt naar mijn oordeel de prikkel om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen, weg, als rechthebbenden al betaald krijgen en gebruikers al betalen. Een collectief model heeft verder juridisch grenzen: de thuiskopie-uitzondering zoals thans verwoord in artikel 16c Auteurswet mag wel worden ingeperkt, maar niet verder opgerekt.

 

De thuiskopieheffingen die nu die billijke compensatie invullen, kunnen alleen worden afgeschaft, indien zij óf worden vervangen door een ander stelsel dat voor die billijke compensatie zorgt, óf de thuiskopie-uitzondering wordt ingeperkt.

 

In de Europese Unie hebben 22 van de 27 lidstaten een vorm van heffingen; de overige lidstaten kennen geen of een beperkte thuiskopie-uitzondering. Het enige andere bekende concept - viz. Noorwegen - is het reguleren van de opbrengst via belastingmaatregelen, bijvoorbeeld een internetbelasting. Een dergelijke weg acht ik evenwel onbegaanbaar. De reikwijdte van een dergelijke regeling zou elke internetgebruiker raken, ongeacht of en hoeveel thuiskopieën er worden gemaakt. Onduidelijk is voorts in hoeverre zo’n belasting verenigbaar zou zijn met het Europese recht. Een dergelijke belastingmaatregel snijdt immers de band tussen degene die gebruik maakt van auteursrechtelijk beschermd materiaal en degene die de belasting betaalt, door. Dat staat haaks op het uitgangspunt van de hiervoor genoemde richtlijn, te weten dat de persoon die een thuiskopie maakt in beginsel het nadeel dient te vergoeden dat gepaard gaat met die reproductie, door het bekostigen van de billijke vergoeding, eventueel door afwenteling van de kosten van de vergoeding op de privegebruikers zoals in Nederland geschiedt (vgl. ook de uitspraak inzake Padawan, HvJ 21 oktober 2010, Padawan/SGAE, zaak C- 467-08, onder 45 en 50). Bij een ongedifferentieerde heffing op basis van een internetabonnement ontbreekt vermoedelijk een rechtvaardig evenwicht tussen de belangen van de auteursrechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal (vgl. Padawan onder 43). Differentiatie naar privégebruik zou vereisen dat bij voortduring het internetgebruik van privépersonen wordt gevolgd, hetgeen volstrekt onwenselijk mag heten. Zakelijk gebruik van het internet zou moeten worden uitgesloten. Andere uitvoeringsproblemen, zoals de verscheidenheid aan gecombineerde internetabonnementen of de noodzaak voor de belastingdienst om informatie te verwerven én controleren over de internetaansluiting van belastingplichtigen, laat ik hier verder buiten beschouwing.

 

Met andere woorden: thuiskopieheffingen kunnen alleen worden afgeschaft, indien er ruimte wordt gelaten de thuiskopie-uitzondering in te perken. De motie Verhoeven-Oosenbrug (Kamerstukken II 2012-13, 29 838 nr. 56) verzoekt de regering af te zien van wetswijzigingen die het recht op het maken van een thuiskopie beperken. Indien deze motie door uw Kamer wordt aangenomen, zal net als voor 2013 ook voor de jaren daarna een thuiskopieheffingen op voorwerpen moeten worden geheven.

IEF 12190

IE-Klassiekers auteursrecht

HR 28 juni 1946 (Van Gelder/Van Rijn)
Werkbegrip; alleen de vormgeving, die de uiting is van datgene, wat den maker tot zijn arbeid heeft bewogen, de bescherming van't auteursrecht geniet.

HR 25 maart 1949,  (La Belle et la Bête)
Gezamenlijk makersschap: Beslissend voor een gemeenschappelijk auteursrecht van de makers tezamen is, of het werk is ontstaan door een zodanige samenwerking van de auteurs, dat ieders afzonderlijke bijdrage daarvan niet meer te scheiden is en buiten het verband van't geheel dan ook geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling kan zijn.

HR 18 december 1953, (Polak/De Muinck)
Uitputting: dat echter het uitsluitend recht tot openbaarmaking van een werk niet slechts omvat, en dus niet is uitgeput met, de openbaarmaking van één of meer verveelvoudigingen van dat werk, doch -zoals ook art. 12 onder 1e van de Auteurswet doet blijken- ten aanzien van elke verveelvoudiging de auteursgerechtigde en deze alleen de bevoegdheid toekomt deze openbaar te maken; dat dan ook exemplaren zonder haar toestemming in omloop gebracht zijn aan te merken als voorwerpen in strijd met haar auteursrecht openbaar gemaakt.

HR 25 juni 1965, (Radioprogramma's III / Televizier I)
Geschriftenbescherming.

HR 5 januari 1979, (Heertje/Hollebrand)
Verveelvoudiging of inspiratie? het oude werk komt tevoorschijn komt, wanneer de bijdrage van de maker van't nieuwe werk wordt weggedacht.

HR 19 januari 1979, (Poortvliet)
Openbaarmaking van een kalender in een andere vorm (ingelijst schilderijtjes), geen uitputting.

HR 19 februari 1979, BIE 1979, 23 (VNU/Hameetmanl; 't Schaep met de Vijf Pooten)
Commercieel portretrecht.

HR 9 maart 1979, (Dreeshuis/BUMA)
Beperkte kring van personen.

HR 1 juni 1979, (BUMA/De Zon)
Het afspelen van muziek op de werkvloer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HvJ EG 18 maart 1980, zaak 62/79 (Coditel/Ciné Vog Films)
Dienstverrichtingen: kabeltelevisie, Royalty's, wettelijke omroepmonopolies, cessie en geografische grenzen en landsgrenzen.

HR 30 oktober 1981, (Kabel TV-1; CAI Amstelveen I of Kabel I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 14 januari 1983, (Kabelpiraten; KTA/Columbia Pictures e.a. I) of (Kabelpiraat I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 28 oktober 1983, (Olielampjes)
Gedeeltelijke nabootsing is geen verveelvoudiging maar evenmin een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk.

HR 25 mei 1984, (Kabeltelevisie Amstelveen; Kabel II)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 22 november 1985, (Columbia c.s./KTA II; Kabelpiraat II) (tip?)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 29 mei 1987, (Struycken/Riet)
Een combinatie van werken kan niettemin een 'kunstzinnige eenheid' vormen.

BenGH 22 mei 1987, rolnr. A 85-3 (Screenoprints / Citroën)
De formulering dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter én het persoonlijk stempel van de maker zou moeten dragen.

HvJ EG 17 mei 1988, zaak 158/86 (Warner Brothers)
Auteursrechten - Verzet tegen verhuur van videocassettes.

HR 1 juli 1988, Juridischeuitspraken.nl 19880701 (Vondelpark)
Portretrecht: aard en mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, karakter van de foto en context van de publicatie kan van belang zijn.

HvJ EG 24 januari 1989, zaak 341/87 (EMI Electrola)
Auteursrechten - Ongelijke beschermingsduur.

HR 13 oktober 1989, BIE 1990, 88 (Verwerkingsindustrie Vreeland/NPH)
Geen nabootsing, "nawerking" is voor de vraag of er auteursrechtinbreuk is irrelevant.

HR 1 juni 1990, (Kluwer/Lamoth) 
Fotografische werken: eigen karakter mede of in overwegende mate worden bepaald door de keuze en de compositie van't te fotograferen onderwerp.

HR 22 juni 1990, (Malmberg/Beeldrecht)
Recht om te citeren; niet wezenlijk afbreuk aan de door het auteursrecht beschermde belangen.

HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608 (Van Dale/Romme) 
Eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker: trefwoordenbestand.

HR 21 februari 1992, BIE 1993, 65 (Barbie-pop I)
Voor auteursrechtinbreuk is geen bewijs vereist dat de overeenstemming berust op bewuste ontlening.

HR 20 maart 1992, BIE 1993, 43; NJ 1992, 563 (Laservloerplan)
Geen strijd met enige rechtsregel wanneer de ontwerper geen auteursrechten op woord/beeldmerk wenst uit te oefenen.

HR 26 juni 1992, BIE 1993, 5 (Damave/Trouw)
De grenzen van een toelaatbaar citaat overschreden, wanneer de afbeelding de functie van versiering krijgt.

HR 24 december 1993, (Kleine kabelnetten)
Analoge toepassing 'kring-criterium' (12 lid 4 Aw) op kabeldoorgifte.

HR 21 januari 1994, Juridischeuitspraken.nl 19940121 (Ferdi E.)
Portretrecht: belangenafweging bij't oordeel op een portretpublicatie onrechtmatig is.

HR 27 januari 1995,  (Dreentegel)
Een werk dat te zeer het resultaat is van technische uitgangspunten, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen.

HR 27 januari 1995, (Bigott/Doucal) 
Openbaarmaking: werk op de een of andere manier aan het publiek ter beschikking stellen.

HR 20 oktober 1995, (Dior/Evora)
Het bestaan van'n gebruik impliceert niet dat de producent 'geacht moeten worden' zijn stilzwijgende toestemming te hebben gegeven voor't afbeelden van zijn producten, zeker niet wanneer de verkoop plaatsvindt door anderen dan door hem of van zijnenwege aangestelde wederverkopers.

HR 10 november 1995, (Stichting Reprorecht/NBLC)
Papieren knipselkranten kunnen onder artikel 15 Aw ressorteren (beroep op de wetsgeschiedenis).

HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996, 546 (Decaux/Mediamax)
De maatstaf voor zowel inbreuk op het auteursrecht als modellenrecht is de vergelijking van totaalindrukken.

HR 21 juni 1996, (Van Genk/De Wild)
Eigendomsrecht op de broncode van software.

HR 2 mei 1997, Juridischeuitspraken.nl 19970502 (Discodanser)
Portretrecht.

HR 6 maart 1998, (Hille/BUMA-Stemra)
Op een begrafenis muziek draaien valt onder 'openbaarmaking' in de zin van art. 12 Aw.

HR 16 april 1999, (Bigott en Batco/Doucal)
De totaalindruk die wordt opgeroepen; meer gewicht toekennen aan de punten van overeenstemming dan die van verschil.

HR 18 februari 2000, LJN AA4872 (De Vries/De Boer)
Bewijs dat't beweerdelijk inbreukmakende werk ontworpen was voordat het beschermde werk bekend kon zijn.

HR 14 april 2000, LJN AA5519 (HBS/Danestyle)
Aan die eisen heeft het Hof niet voldaan, nu uit de enkele omstandigheid dat een spoedeisend belang bij het gevraagde inbreukverbod bestaat, niet volgt dat een zodanig belang óók bestaat bij toewijzing van een geldsom als voorschot op een ter zake van reeds gepleegde inbreuken verschuldigde schadevergoeding.

HR 29 juni 2001, LJN AB2391 (Impag/Hasbro)
Voldoen spelletjes aan de oorspronkelijkheidseis en derhalve auteursrechtelijk beschermd.

HR 8 februari 2002, LJN AD6093 (E.P. Controls/GEC)
Auteursrecht geschonden door het openbaarmaken van werktekeningen aan een derde.

HR 29 november 2002, LJN AE8456 (Una Voce Particolare)
De totaalindrukken van beide werken verschillen te weinig om te spreken van een zelfstandige werk.

HR 2 mei 2003, LJN AF3416 (SBS/IPA; Breekijzer)
Anders dan door gelaatstrekken, kan door 'andere identificerende factoren' van een portret worden gesproken.

HR 6 februari 2004, LJN AN7830 (Jelles tegen gemeente Zwolle)
"Aantasting van gebouw" kan niet worden aangemerkt als "een totale vernietiging van een werk".

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Bondsrepubliek Duitsland)
Foto's van 't privéleven van Caroline von Hannover mogen niet gepubliceerd worden, valt onder de bescherming van art. 8 EVRM.

HR 24 februari 2005, LJN AU7508 (Technip/Goossens)
Met de door het Hof gebruikte term "subjectieve beoordeling" wordt bedoeld EOK + PS, inzake´n kinetisch schema.

HR 16 juni 2006, LJN AU8940 (Lancome/Kecofa)
Auteursrechtelijke bescherming van een geur; technisch effect is begrenzing van EOK+PS, bij parfum is hiervan geen sprake is.

HvJ EG 7 december 2006, zaak C-306/05 (SGAE/Rafael Hoteles)
Muziekafspeler aanwezig in hotelkamer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HR 30 mei 2008, LJN BC2153 (Endstra/Uitgeverij Nieuw Amsterdam)
Valt een opgenomen gesprek onder een werk in de in zin van de Auteurswet.

HvJ EG 16 juni 2009, zaak C-5/08 (Infopaq/Danske Dagblades Forening)
Elf woorden overnemen valt onder 't reproductierecht, als 't de intellectuele schepping van de auteur uitdrukt.

HR 19 juni 2009, LJN BH7602 (BUMA/Chellomedia)
Het begrip "openbaarmaking" van art. 12 Auteurswet moet beantwoorden aan het begrip "mededeling aan het publiek"

HvJ EG 23 maart 2010, gevoegde zaken C‑236/08 en C-238/08 (Google France / Louis Vuitton Malletier)
Geen inbreuk op 't auteursrecht indien Google geen kennis of controle had over de door zijn diensten gepleegde inbreuken.

HvJ EG 22 december 2010, zaak C-393/09 (BSA, Bezpečnostní softwarová asociace / Ministerstvo kultury)
Grafische gebruikersinterface is geen auteursrechtelijk beschermd computerprogramma.
 


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10559.

IEF 12189

Geen herstel bij EOB door nieuw bewijsmateriaal te leveren

EPO Board of Appeal 6 juni 2012, J 0005-11 (Verari Systems Inc.)

Octrooirecht. De octrooi-aanvrager gaat in beroep tegen het vervallen van zijn rechten door het niet (tijdig) betalen van jaarlijkse octrooiheffing, maar hij kan zijn fout in eerste instantie niet meer herstellen door nieuw bewijsmateriaal op te voeren bij de beroepsgronden. 12(4) RPBA en Article 114(2) EPC.

7. While it is true that the primary function of the Boards of Appeal, as stated above in paragraph 1, is to give a judicial decision on the correctness of a first-instance decision of the Office, that does not necessarily mean that new evidence submitted for the first time on appeal is automatically inadmissible. A rigid rule excluding all new evidence on appeal might lead to injustice and unfairness in some cases and would not be compatible with the principles of procedural law generally recognized in the Contracting States (cf. Article 125 EPC).

8. The appellant does not have an absolute right to introduce new evidence with its statement of grounds of appeal. That is clear from the wording of Article 12(4) of the Rules of Procedure of the Boards of Appeal (RPBA), which refers to "the power of the Board to hold inadmissible facts, evidence or requests which could have been presented or were not admitted in the first instance proceedings". Article 12(4) RPBA must be read in the light of Article 114(2) EPC, which provides:

"The European Patent Office may disregard facts or evidence which are not submitted in due time by the parties concerned."

It is sometimes said that there is a contradiction between the Office's power to disregard late-filed evidence (Article 114(2) EPC) and its obligation to examine the facts of its own motion (Article 114(1) EPC) (see, for example, the discussion in "Case Law of the Boards of Appeal of the European Patent Office", 6th edition 2010, VII.C.1). There is, however, no such contradiction because the Office is not required to disregard late-filed evidence but merely given a discretionary power to disregard such evidence (see T 122/84, OJ EPO 1987, 177, paragraph 11, and the reference made therein to the Travaux Préparatoires to the EPC).

IEF 12188

Kleine blauwe pil is verwijzing naar Viagra

Vz. RCC 4 december 2012, dossiernr. 2012/00981 (The Natural Blue Pill)

Reclamerecht. Doelbewust de verkeerde indruk wekken dat het om het UR-geneesmiddel (en ingeschreven merk) Viagra gaat. Misleidende reclame. De uiting suggereert dat de blauwe pil dezelfde uitwerking heeft als Viagra, terwijl dat voor de prijs die ervoor wordt gevraagd onmogelijk is. De samenstelling van de pil wordt niet gegeven, maar de blauwe kleur verwijst zonder meer naar Viagra.

Door uitdrukkingen als “Dit is die kleine blauwe pil waar iedereen over praat!”, “ …uw uitgelezen kans om die kleine blauwe pil in de privacy van uw huist te testen…” en “Normaal betaalt u tot wel 50 euro voor slechts 4 pillen van 100 mg! Voor een beperkte tijd kunt u ze nu bestellen voor minder dan 12 euro voor 10 pillen!”, wordt  naar het oordeel van de voorzitter de indruk gewekt dat het gaat om het uitsluitend op voorschrift verkrijgbare geregistreerde geneesmiddel Viagra.

Naar het oordeel van de voorzitter wordt door bovengenoemde uitdrukkingen een product, dat lijkt op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product, op een zodanige wijze gepromoot dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product inderdaad door die fabrikant is vervaardigd, terwijl zulks niet het geval is. Naar het oordeel van de voorzitter is de re­cla­me derhalve misleidend in de zin van artikel 8.5 NRC in verbinding met punt 16 van de bij artikel 8.5 behorende bijlage 1. Dit im­pliceert dat de reclame-uiting ook oneerlijk is in de zin van arti­kel 7 NRC.