Gedeeltelijke nietigverklaring van het besluit van de Kamer van Beroep over het BIG MAC-merk
Gerecht EU 5 juni 2024, IEF 22107, IEFbe 3749; ECLI:EU:T:2024:360 (Supermac’s tegen McDonald’s). Supermac’s heeft op 11 april 2017 een verzoek tot vervallenverklaring ingediend bij EUIPO voor het handelsmerk BIG MAC. Het verzoek tot vervallenverklaring was gebaseerd op artikel 51(1)(a) van Verordening nr. 207/2009, vanwege gebrek aan normaal gebruik. De afdeling verklaarde in 2019 het handelsmerk vervallen met betrekking tot alle aangevochten goederen en diensten. Hiertegen ging McDonald’s, eigenaar van het BIG MAC-merk, in beroep. De Kamer van Beroep vernietigde de beslissing van de Nietigverklaringsafdeling voor bepaalde goederen en diensten, maar handhaafde deze voor andere. Supermac heeft bij het Gerecht beroep ingesteld tegen deze beslissing, met uitzondering van de vaststelling van normaal gebruik van het BIC MAC-merk voor ‘vleessandwiches’ (klasse 30). Het Gerecht heeft het beroep gedeeltelijk toegewezen en de beslissing van de Kamer van Beroep vernietigd met betrekking tot ‘kipsandwiches’ in de klassen 29 en 30, en ‘voedingsmiddelen met gevogelte’ in de klasse de 29 en de diensten in klasse 42.
Uitspraak ingezonden door Benjamin Niemeijer en Marleen van den Horst, La Gro Geelkerken Advocaten.
Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit
Hof Den Haag 16 april 2024, IEF 22013; ECLI:NL:GHDHA:2024:882 (Galenicum tegen Insud). Galenicum is een wereldwijd opererende onderneming die onder andere actief is in de farmaceutische sector. Ze is sinds 25 maart 2020 houdster van een Europees octrooi voor ‘Stable pharmaceutical compositions containing sitagliptin in the form of immediate release tablets’, ook wel EP 187. Insud heeft vervolgens vernietiging van het Nederlandse deel van dit octrooi gevorderd. Zij stelt daartoe dat het octrooi nietig is omdat het niet nieuw is, inventiviteit ontbeert, dan wel toegevoegde materie bevat. Er bestaat een ander soortgelijk octrooi dat ziet op directe compressie in plaats van droge granulatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het octrooi nietig is vanwege gebrek aan inventiviteit, waardoor het Nederlandse deel ervan wordt vernietigd [zie IEF 20505]. Galenicum is aan de hand daarvan in hoger beroep gegaan. Voor het geval dat EP 187 nietig wordt verklaard, heeft Galenicum een hulpverzoek ingediend.
Uitspraak ingezonden door Diederik Stols, Boekx.
Meenemen namaakkledingstukken leidt toch tot inbreuk op merkrechten Off-White
Hof Den Haag 14 mei 2024, IEF 22106; C/09/643901 / HA ZA 23-210 (Off-White tegen geïntimeerde). De zaak betreft de invoer van namaak kledingstukken door geïntimeerde van het kledingmerk Off-White in de Europese Unie. Off-White verwijt geïntimeerde dat hij hiermee inbreuk heeft gemaakt op haar Uniemerkrechten. In eerste aanleg zijn de vorderingen van Off-White afgewezen, aangezien er niet vast is komen te staan dat er sprake was van (dreigend) gebruik in het economisch verkeer in de zin van art. 9 lid 2 UMVo [zie IEF 21886]. Tegen dit oordeel gaat Off-White in hoger beroep. Zij vordert primair een verklaring voor het recht dat geïntimeerde inbreuk heeft gemaakt op de merkenrechten van Off-White.
IE Zomerforum. Deepfakes. De voorbereiding (deel 4)
Tijdens het IE Zomerforum 2024 op donderdag 27 juni zal twee uur worden gedebatteerd over één hoofdvraag:
Welke mate en welke vorm van juridische zeggenschap is wenselijk voor natuurlijke personen en hun nabestaanden ten aanzien van deepfakes van hun persoon?
Vandaag ter voorbereiding in aanloop naar het IE Zomerforum van aankomende donderdag: Wat kunnen we leren van de Verenigde Staten? In de VS wordt niet gesproken over “commercieel portretrecht”, maar over het “right of publicity”. Dit right of publicity is geen federaal recht zoals het Amerikaanse octrooirecht of auteursrecht, maar statelijk recht, dat van staat tot staat kan verschillen. “The right of publicity is an intellectual property right of recent origin which has been defined as the inherent right of every human being to control the commercial use of his or her identity.” Het ongeautoriseerde com- merciële gebruik van de “publicity value” maakt inbreuk op het right of publicity. Hoe kan dit zich verhouden tot deepfakes, en welke lessen kan Nederland of de EU hieruit trekken?
IE Zomerforum. Deepfakes. De voorbereiding (deel 3)
Tijdens het IE Zomerforum 2024 op donderdag 27 juni zal twee uur worden gedebatteerd over één hoofdvraag:
Welke mate en welke vorm van juridische zeggenschap is wenselijk voor natuurlijke personen en hun nabestaanden ten aanzien van deepfakes van hun persoon?
Vandaag ter voorbereiding op het aankomende IE-Zomerforum: Wat kunnen we leren van het strafrecht?
In Ars Aequi schreef Marthe Goudsmit Samaritter, deelnemer aan het panel tijdens het Zomerforum, deze maand over Deepfake pornografie: neppe foto’s, echte afbeeldingen (Analyse en aanbevelingen over de strafbaarstelling van seksueel misbruik met beeldmateriaal in artikel 139h Sr). We plaatsen hier een fragment met grote relevantie voor de discussie tijdens het Zomerforum. Lees het volledige artikel als abonnee van Ars Aequi hier. [Bekijk ook: ECLI:NL:RBAMS:2023:6923. Lees als abonnee van Mediaforum de noot van Thom Dieben hier.]
Conclusie A-G: Copaco
Conclusie A-G HvJ EU 6 juni 2024, IEF 22100; IEFbe 3748; C‑230/33 ECLI:EU:C:2024:463 (Copaco) Copaco distribueert IT-apparatuur aan ondernemingen en consumenten, waarnder kopieerapparatuur, zoals kopieermachines en scanners. Daarover was zij reprografievergoeding verschuldigd. Copaco heeft geweigerd om de facturen te voldoen die Reprobel aan haar heeft uitgereikt op grond van haar aangiften voor het tijdvak van november 2015 tot en met december 2016 omdat uit het arrest Hewlett-Packard Belgium bleek dat het Belgische stelsel tot invoering van de reprografievergoeding in het betreffende tijdvak onverenigbaar was met het Unierecht [IEF 15411]. Copaco betoogt dat art. 5 lid 2 onder a en b, van richtlijn 2001/29 rechtstreekse werking heeft en dat Reprobel een emanatie van de staat is waartegen deze werking kan worden ingeroepen. Reprobel betwist beide beweringen.
IE Zomerforum. Deepfakes. De voorbereiding (deel 2)
Tijdens het IE Zomerforum 2024 op donderdag 27 juni zal twee uur worden gedebatteerd over één hoofdvraag:
Welke mate en welke vorm van juridische zeggenschap is wenselijk voor natuurlijke personen en hun nabestaanden ten aanzien van deepfakes van hun persoon?
Vandaag als voorbereidende stof die tot nadenken aanzet, het huidige portrechtrecht. Een door AI gegenereerd of gemanipuleerd beeld-of videomateriaal dat een gelijkenis vertoont met bestaande personen en door een (ander) persoon ten onrechte voor authentiek of waarheidsgetrouw zou worden aangezien zal in veel gevallen een portret zijn in de zin van art. 19-21 en 35 Auteurswet. Enkele vragen die dit oproept: Valt een visuele lookalike die toevallig op een bestaand persoon lijkt onder het portretrecht? Wat is toeval(lig) in dit verband? En wanneer heeft dan een geportretteerde een redelijk belang om zich tegen de openbaarmaking van een deepfake te verzetten? Lees in het kader hiervan het preadvies van de Commissie Portretrecht uit 1996, en de kritische noot die Feer Verkade hierover schreef.
Noot Anthony Van der Planken onder het arrest van het Hof van beroep te Düsseldorf in de zaak Adidas / Nike
Hoe ver reikt de beschermingsomvang van de drie-strepenmerken van Adidas? Het is een vraag die merkenjuristen al decennia bezighoudt, en die alleen al in de Europese Unie tot tientallen beslissingen heeft geleid, waaronder vier van het Hof van Justitie. Het Hof van beroep te Düsseldorf heeft onlangs een mooie steen bijgedragen aan dit contentieux. In een goed onderbouwd arrest bakende het Hof aan de hand van vijf voorbeelden de beschermingsomvang van één van Adidas’ belangrijkste drie-strepenmerken af.
De zaak in Düsseldorf draaide met name om het hieronder getoonde positiemerk, bestaande uit drie verticale, parallelle strepen van dezelfde breedte aangebracht over de gehele lengte van de pijpen van een broek. Adidas heeft in de Europese Unie verschillende inschrijvingen voor dit positiemerk, waaronder de Duitse inschrijving met nummer 39912356. In 2022 stelde Adidas vast dat grote rivaal Nike gestart was met de verdeling van een aantal sportbroeken met strepenmotieven die, althans volgens Adidas, sterk leken op dit positiemerk. Het ging meer bepaald om de volgende vijf strepenmotieven:
Afwijzing van vorderingen tot vernietiging van Settlement Agreement na nietigverklaring van octrooien en modellen
Rb. Den Haag 12 juni 2024, IEF 22097; ECLI:NL:RBDHA:2024:9032 (PrintAbout tegen HP c.s.). Samsung ontwikkelt en verkoopt laserprinters en tonercartridges. PrintAbout en Samsung hebben in 2014 een Settlement Agreement gesloten betreffende de verhandeling van inbreukmakende cartridges, waarbij vier van de vijf Europese octrooien en twee Gemeenschapsmodellen van Samsung in latere procedures ongeldig zijn verklaard. Nadien heeft Samsung aandelen overgedragen aan HP Inc. en de naam S-Printing gewijzigd naar HP Printing, en voegt HP c.s. zich als partij in deze zaak. PrintAbout vordert de vernietiging of ontbinding van de Settlement Agreement en terugbetaling van schadevergoeding, op grond van de vernietiging van de octrooien en Gemeenschapsmodellen. Samsung en HP c.s. verweren zich tegen de vorderingen en vragen om niet-ontvankelijk verklaring van PrintAbout en veroordeling in de proceskosten.
Vordering art. 843a RV toegewezen
Rechtbank Gelderland 29 mei 2024, IEF 22096; ECLI:NL:RBGEL:2024:3267 (Gecoma tegen BSRP) Naam 1 en Gecoma houden ieder 50% van alle intellectuele eigendomsrechten van De Plaatmaat. Naam 1 is gelieerd aan BSRP, de exploitatie en administratie van De Platmaat vindt plaats in BSRP. Vanaf halverwege 2019 is de verkoop van De Plaatmaat gestart. Gecoma vordert in de hoofdzaak op grond van de door haar gestelde partijafspraken 50 % van het exploitatieresultaat van De Plaatmaat, waaronder met het octrooi gerealiseerde royalty’s. In dit kort geding vordert Gecoma afgifte van administratie van BSRP. De rechtbank merkt als eerste op dat BSRP niet heeft weersproken dat aan het bepaalbaarheidsvereiste (b) is voldaan. Verder is niet in geschil dat Gecoma als octrooihoudster recht heeft op een deel van de met het octrooi gerealiseerde royalty’s. De bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd zijn relevant voor de berekening van het behaalde resultaat en royalty’s en dus van wezenlijk belang voor de rechtspositie van Gecoma. De rechtbank oordeelt dat Gecoma een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de bescheiden (a). Tot slot is duidelijk dat er tussen partijen een rechtsbetrekking bestaat waarbij zowel Gecoma als BSRP partij is en waaromtrent tussen hen een geschil bestaat (c). De vordering wordt toegewezen op grond van art. 843a RV.