IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 11108

DomJur update maart 2011

Op Domjur.nl staan Nederlandse uitspraken en rechtspraak met betrekking tot domeinnamen. In het bijzonder .nl-domeinnamen. De meest recente uitspraak die nog niet hier is gepubliceerd.

WIPO geschillenbeslechting 6 februari 2012,, DNL2011-0060, (inzake eva-solo.nl, Eva Solo A/S tegen Intrec B.V., geschillenbeslechter: Paul Reeskamp) - DomJur 2012-821

Eiser is een in Denemarken gevestigde, internationaal opererende onderneming die onder meer bestek, servies, bloemenvazen en – meer in het algemeen – decoratieve producten voor binnen en buiten ontwikkelt, ontwerpt en verhandelt. De aanvullende voorwaarden voor legitiem gebruik, zijn ook van toepassing op wederverkopers die geen onderdeel maken van het (officiële) distributienetwerk van een rechthebbende.

Aangezien verweerder niet voldoet aan deze voorwaarden, en bekendheid met het merk, dat de domeinnaam identiek is hieraan en het logo prominent is afgebeeld zonder in afdoende bewoordingen afstand wordt genomen van de onderneming van Eiser, ontstaat de onjuiste indruk dat tussen partijen een relevante band ontstaat. Kwader trouw wordt aangenomen en de domeinnaam wordt overgedragen.

 

Onder B. Ook de enkele mededeling op de disclaimer pagina (“Via deze website worden alleen originele producten van Eva Solo A/S te Denemarken te koop aangeboden. Intrec B.V. is wederverkoper van deze Eva Solo producten. Intrec B.V. heeft geen enkele relatie met het distributienetwerk van Eva Solo A/S te Denemarken”) kan naar het oordeel van de Geschillenbeslechter niet leiden tot de conclusie dat daarmee in afdoende mate de (afwezigheid van een) relatie tussen partijen duidelijk wordt gemaakt.

Onder C. Voldoende aannemelijk is dat Verweerder met het gebruik van de Domeinnaam commercieel voordeel tracht te behalen door internetgebruikers naar zijn website te leiden. Dit is op zichzelf evenmin een omstandigheid op grond waarvan kwade trouw kan worden vastgesteld. Kwade trouw kan in geval van een wederverkoper evenmin worden vastgesteld enkel op basis van het feit dat een merk onderdeel uitmaakt van een domeinnaam.

In de onderhavige zaak is Verweerder echter reeds sinds de registratie van de Domeinnaam bekend met het Merk, is de Domeinnaam identiek aan het Merk en worden het Merk en het logo van Eiser prominent afgebeeld op de ontwerpen van de website onder de Domeinnaam, zonder dat er in afdoende duidelijke bewoordingen afstand wordt genomen door Verweerder van (de onderneming van) Eiser. Hierdoor ontstaat – zoals hiervoor besproken – de onjuiste indruk dat tussen partijen een rechtens relevante band bestaat.

Voorgaande DomJur Update december 2011.

IEF 11107

Europees procesrecht

Reglement voor de procesvoering van het HvJ EU Raad van de EU 22 maart 2012, doc. 8020/12, COUR 10 INST 231 JUR 164.

European Court of JusticeVoor de Europese ambities: Europees procesrecht. De definitieve versie van het ontwerp van het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie, toegestuurd door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Inwerkingtreding volgt (eerste dag van de derde maand na bekendmaking in PbEU).

Praktische aanwijzingen voor de partijen voor het Gerecht EU, PbEU 2012 L 68/23 e.v.

Onder andere over het gebruik van technische communicatiemiddelen, opmaak van processtukken en bestanden via e-Curia, de structuur en inhoud van memories, overlegging van bijlagen, over de versnelde procedure, voorlopige maatregelen in kort geding. Deze aanwijzingen zijn 8 maart 2012 in werking getreden.

IEF 11106

Het aangehaalde 'hydra' effect bestaat niet

Een bijdrage van Tim Kuik, Stichting BREIN in de eerdere discussie.

Ik waardeer Bernt's gedrevenheid maar we moeten de realiteit inderdaad onder ogen blijven zien. Het aangehaalde 'hydra' effect (dat er voor elke gesloten site tien terugkomen) bestaat niet. BREIN haalde vorig jaar meer dan 600 sites neer en er zijn er nu geen 6000 voor in plaats gekomen. Integendeel, geen enkele site kan meer zo groot groeien als The Pirate Bay en als elk land zo zou handhaven als Nederland dan hoefde BREIN niet eens aan access providers te vragen om te blokkeren. Het file sharen neemt wel af, zeker nu er naast handhaving ook steeds meer legale platforms komen. De legitimatie van handhaving neemt enkel af indien er tezamen met handhaving geen legaal alternatief geboden zou worden en het is inmiddels gelukkig achterhaald om te stellen dat dit nog onvoldoende het geval is. Bovendien handhaaft BREIN niet tegen gebruikers, maar tegen sites.

Het 'downloadverbod' (dwz het opheffen van de uitzondering voor privé downloaden van evident illegaal aanbod) rechtvaardigt niet het afschaffen van de thuiskopieheffing die bovendien helemaal niet over downloaden gaat (want enkel op blanco cd's en dvd's geheven wordt). Ik gun het IViR een lang leven en veel subsidie maar de genoemde toekenning van een subsidie voor onderzoek naar een alternatief vergoedingssysteem is helaas mede gebaseerd op de onjuiste aanname dat het auteursrecht niet zou zijn te handhaven op het internet. Gelukkig lees ik dat het nog drie jaar duurt voordat het onderzoek is afgerond. Dus tegen die tijd moet de markt het ongelijk van Bernt's premisses maar bewezen hebben. Dat lijkt me een schone taak.

Eerder:
Interview met professor Bernt Hugenholtz in Het Amsterdams Balie Bulletin [IE-Forum kort nieuws 21 maart 2012]
Op verzoek geschreven reactie door Tim Kuik (RE: Beroemdsheidseconomie niet voor de meerderheid, IEF 11100)
Reactie door professor Bernt Hugenholtz, (Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen, IEF 11104).

IEF 11105

Behoren te weten

Rechtbank Haarlem 15 februari 2012 (bij vervroeging), LJN BV9607 (Medec Benelux en Encomed tegen Medicare Uitgeest)

Merkenrecht. Te goeder trouw. Op normale wijze gebruikt. Wetenschap van gebruik.

Sinds 1994 is Medec Benelux opgericht als ten behoeve van de doorstart van het gefailleerde Medec Holland, waar A werkzaam was. Medec is ontwikkelaar en fabrikant van anesthesieapparatuur. In 1996 heeft A met zijn broer B Medicare opgericht voor onderhoud en verhandelen van anesthesieapparatuur. Door een niet tijdige verlenging is het beeldmerk van en met woordelement MEDEC zoals hiernaast (boven) vervallen. Medicare registreert het beeldmerk zoals hiernaast (onder).

Er volgt nietigverklaring en doorhaling van het Benelux merk. Op grond van artikel 2.4 sub f onder 1° BVIE wordt geen recht op een merk verkregen door de inschrijving van een merk waarvan het depot te kwader trouw is verricht, met name het depot dat wordt verricht terwijl de deposant weet of behoort te weten, dat een voorgebruiker binnen de laatste drie jaren in het Benelux-gebied een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, en die derde zijn toestemming niet heeft verleend. Rechtbank concludeert dat aan alle voorwaarden van artikel 2.4 sub f onder 1° BVIE is voldaan, zodat gedaagde geen recht op het merk van eiseres heeft verkregen door de inschrijving van dat merk.

4.2.  Op grond van artikel 2.4 sub f onder 1° BVIE wordt geen recht op een merk verkregen door de inschrijving van een merk waarvan het depot te kwader trouw is verricht, met name het depot dat wordt verricht terwijl de deposant weet of behoort te weten, dat een derde (hierna: de voorgebruiker) binnen de laatste drie jaren in het Benelux-gebied een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, en die derde zijn toestemming niet heeft verleend.
Tussen partijen is niet in geschil dat het door Medicare gedeponeerde beeldmerk in zeer hoge mate overeenstemt met de door Medec Benelux van Medec Holland overgenomen en thans vervallen beeldmerken voor dezelfde waren en diensten. Beantwoording behoeven derhalve slechts de vragen (1) of Medec c.s. het (beeld)merk Medec in de periode van drie jaar vóór 21 mei 2010 te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt in het Benelux-gebied, en (2) of Medicare van dit gebruik wist of behoorde te weten. De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.

Te goeder trouw
4.4. Blijkens de door Medicare als productie overgelegde overeenkomst met de curator in het faillissement van Medec Holland heeft Medec Benelux in 1994 de volle en vrije onbezwaarde eigendom over de rechten op het gebruik van onder meer de merknaam Medec verkregen. Vast staat daarmee dat Medec Benelux die rechten eerder heeft verworven dan Medicare die op 21 mei 2010 heeft gedeponeerd. Daarmee is Medec Benelux bij ieder gebruik van dat merk voorafgaand aan het depot daarvan door Medicare te goeder trouw. Dat het merk in 2005 is vervallen, doet daaraan niet af, nu de aanwezigheid van goede trouw bij de voorgebruiker wordt voorondersteld (vgl. Benelux Gerechtshof 21 november 1983, NJ 1985, 333) en Medicare heeft gesteld noch aangetoond dat Medec Benelux niet te goeder trouw was.

Op normale wijze

4.5. Bij de beoordeling of van een merk een ‘normaal gebruik’ is gemaakt is onder meer van belang of het merk wordt gebruikt teneinde voor die waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat enkel ertoe strekt, de aan het merk verbonden rechten te behouden (HvJ EG 11 maart 2003, NJ 2004, 339). Op grond van de in 4.3 bedoelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat deelname aan vakbeurzen en afbeelding van het merk op de geproduceerde c.q. gedistribueerde apparatuur en accessoires duidt op een reële commerciële exploitatie ervan, zodat de rechtbank van oordeel is dat Medec c.s. het merk op normale wijze heeft gebruikt.

Wetenschap van gebruik?
4.7. Maar zelfs als veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat Medicare daadwerkelijk niet wist van het voorgebruik van het door haar gedeponeerde merk Medec door Medec Benelux, dan had zij dit naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval wel behoren te weten. Op het moment dat Medicare werd opgericht door één van de ex-werknemers van Medec Holland, beschikte Medec Benelux immers reeds over de – exclusieve – gebruiksrechten van het merk Medec, welk gebruik Medec Benelux op dat moment ook van het merk maakte en waarvan gesteld noch gebleken is dat zij dit gebruik in België ooit heeft gestaakt. Gezien de hoog specialistische branche waarin partijen opereren, moet het gebruik van het merk Medec door Medec Benelux in de belanghebbende kringen dan ook als algemeen bekend worden verondersteld, terwijl niet gebleken is van een discontinuïteit in de bedrijfsvoering van Medec Benelux op basis waarvan Medicare gerechtvaardigd zou hebben kunnen aannemen dat Medec Benelux niet langer actief is op de markt, althans dat zij het gebruik van het merk Medec zou hebben gestaakt in de Benelux. [red. accent]

IEF 11104

Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen

Een reactie van Bernt Hugenholtz, IViR op de reactie van Tim Kuik, Stichting BREIN [IEF 11100].

Al jaren roep ik tijdens conferenties en symposia dat de rechtshandhaving van het auteursrecht online, ook al levert dat incidenteel successen op, structureel weinig oplost. (Meestal zit Tim Kuik dan naast mij in een panel; dus echt verrast over wat ik onlangs tegen het Amsterdams Balie Bulletin gezegd heb, kan hij niet zijn.)

De omvang van het file sharen is in 2012 niet kleiner dan eind vorige eeuw toen Brein en andere piraterijbestrijders aan hun campagnes begonnen. Voor iedere kop die Brein de digitale draak heeft afgeslagen, zijn er – in Nederland of elders ter wereld – tien bijgekomen. Erger: de sociale legitimatie van het auteursrecht lijkt door al deze handhavingsacties eerder ondermijnd dan versterkt te zijn.

Dat is allemaal heel onrechtvaardig; dat ben ik met Tim graag eens. En ik ben de laatste om voor Mininova, Megaupload en de andere piratennesten die door een rechterlijk verbod ten onder gaan ook maar een traan te laten. Maar we moeten de realiteit wel onder ogen zien. Het grootschalig illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen. En de digitale consument wil kunnen blijven down- en uploaden.

Ondertussen zijn de inkomsten die (muziek)auteurs en artiesten aan het Internet ontlenen, alle rechtshandhaving ten spijt, nog altijd minimaal. Ook dit ben ik met Tim eens: niet iedere auteur kan leven van beroemdheid. Des te tragischer dat die inkomsten nog zullen teruglopen als het door Brein gewenste downloadverbod er komt, waardoor de Thuiskopieheffing feitelijk wordt afgeschaft.

Vandaar dat ik (ook al jaren) pleit voor een andere benadering: legaliseren van file sharen in combinatie met een eerlijke vergoeding voor muziekauteurs en artiesten. Dat zou op allerlei manieren kunnen: door een wettelijke licentie, door subsidiemaatregelen of – heel simpel – door een vrijwillige collectieve licentie. Aan het IViR is onlangs door NWO een ‘TOP-subsidie’ toegekend om de verschillende modaliteiten van een alternatief vergoedingssysteem vanuit juridisch, economisch en sociologisch te onderzoeken en door te rekenen. Over drie jaar weten we meer.

IEF 11103

Wetswijziging Toezicht CBO's: Eerste Kamer

Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, kamerstukken I, 31 766, nr. A.  en via overheid.nl

Nu de wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft bereikt met een aantal amendementen, zoals deze in de Tweede Kamer zijn besproken, treft u hier de definitieve versie aan zoals deze door de Eerste Kamer in behandeling is genomen.

IEF 11102

Zoektocht naar de mooiste merkenfoto van 2012

Uit't persbericht: Fotowedstrijd Brands in the Picture, de zoektocht naar de mooiste merkenfoto van 2012, gaat op maandag 2 april van start. Novagraaf organiseert deze fotocompetitie dit jaar voor de tweede keer. De editie van 2011 was een groot succes met meer dan 700 inzendingen. Iedereen die een eigen, creatieve kijk op merken heeft en dit op camera vastlegt, kan aan de wedstrijd deelnemen via www.brandsinthepicture.nl. De inzenders maken kans op een gloednieuwe fotocamera.

Merken zijn een onlosmakelijk onderdeel van ons dagelijks leven. Je ziet merken overal om je heen, of het nu reclame in een blad is of op een bus, op de gevel van een pand, op kleding of misschien wel als graffiti op de muur. Ze geven consumenten vertrouwen, zorgen voor herkenbaarheid en soms vertegenwoordigt een merk zelfs een gehele lifestyle (denk maar eens aan Apple). We staan er alleen niet altijd bij stil hoe mooi merken en logo’s eigenlijk kunnen zijn. Daarom heeft Novagraaf Brands in the Picture geïnitieerd, een unieke fotowedstrijd waarin merken centraal staan.

Deelname / beoordeling vakjury
Deelname aan de fotowedstrijd is toegankelijk voor iedereen die een of meerdere merken op creatieve wijze fotografeert. Via de speciale website www.brandsinthepicture.nl kunnen de foto’s worden ingestuurd van maandag 2 april tot en met vrijdag 25 mei. Uit alle inzendingen wordt een selectie gemaakt die door een vakjury wordt beoordeeld. Professioneel fotograaf Nikki Nooteboom is de voorzitter van de jury. De winnaar van Brands in the Picture ontvangt een fotocamera ter waarde van € 499,-. Daarnaast zal de foto in verschillende media gepubliceerd worden.

Van 2 april tot 25 mei loopt de competitie.

IEF 11101

Roep dreigend tekort een halt toe

Corine Wolfert, Verbeter R&D klimaat voor medicijnen - Roep dreigend tekort een halt toe, FD (samenvatting) 26 maart 2012.

Bijdrage ingezonden door Theo-Willem van Leeuwen, merkenbureau Abcor.

Afgelopen jaar en ook dit jaar komen er steeds vaker berichten langs dat bepaalde medicijnen niet tot moeilijk te verkrijgen zijn, zoals de werkzame stofnamen: Bleomycine (antikankermiddel), Doxorubicinehydrochloride (antiborst en eierstokkanker), Cytarabine (anti-acute leukemie), Thiopental (anestheticum) en onlangs Methoxy Polyethyleenglycol-Epoëtine beta (voor symptomatische anemie bij nierziekte). De algemene berichtgeving luidt dat er productieproblemen zijn in voornamelijk de Amerikaanse productievestigingen. Daarnaast zijn er in Nederland Kamervragen gesteld of deze tekortkomingen ook zijn ontstaan door parallel export. Deze reden is vooralsnog tegengesproken. De vraag die we daarom hier stellen is dan ook waarom medicijnen steeds vaker niet meer te verkrijgen zijn op de Europese markt en in het bijzonder in Nederland.

De afgelopen jaren hebben we gezien dat de fusie- en overnamegolf in de farmaceutische industrie steeds verder doorgaat. Bedrijven fuseren onder andere om hun leger wordende R&D pijplijn aan te vullen en zo toekomstige omzet veilig te stellen. Het ontwikkelen van een nieuw medicijn kost al gauw 1 mld Euro en duurt tussen de 8 en 15 jaar. Bovendien vallen zeer veel mogelijke stoffen (die als nieuw medicijn kunnen dienen) in de ontwikkelfase af. Slechts 1 op 5000 stoffen haalt de eindstreep. Het geïnvesteerde bedrag in een nieuw medicijn dient in een relatief korte periode terugverdiend te worden. Het octrooieren van een mogelijk nieuw medicijn moet gebeuren in het begin van de ontwikkelingsfase. Een octrooi kent een termijn van 20 jaar en onder voorwaarde kan voor een farmaceutisch product een verlengingstijd van maximaal 5 jaar aangevraagd worden. Voordat het medicijn is uitontwikkeld, zijn er zo 10 jaar verstreken. Het zou anders oneerlijk zijn dat medicijnen effectief een korter beroep kunnen doen op een octrooibescherming.

Door het verstrijken van het octrooi van een aantal goedlopende medicijnen en tegelijkertijd een gebrek aan nieuwe geneesmiddelintroducties lopen de inkomsten terug met als gevolg reorganisaties, voornamelijk binnen de R&D. Recentelijk werd 2000 man ontslagen bij Novartis omdat hun merk DIOVAN met de werkzame stof Valsaran te maken kreeg met competitie van de generieke versies van dit product. Farmaceutische bedrijven stoppen soms met de productie van oudere geneesmiddelen waarvan de winstgevendheid nihil is wegens het verloop van het octrooi en de generieke competitie. Of simpelweg omdat de mogelijk noodzakelijke investering in een productie-unit te duur is.

Het verlies van kennis en mankracht door ontslagen, zorgt voor een verdere druk op het farmaceutische R&D- en productieproces. De vele overnames dragen er ook toe bij dat er op grote schaal gereorganiseerd is. De industrie probeert op deze manier schaalvoordelen te behalen door afdelingen te centraliseren. Het gevolg is dat een bedrijf kwetsbaar is, zodra er niet geproduceerd kan worden op de enige vestiging die een bepaald product produceert. Een andere vestiging kan het niet meer overnemen.

Ook door de steeds strengere regelgeving van de EMA, FDA en andere gezondheids autoriteiten is het steeds moeilijker geworden om een medicijn te ontwikkelen en op de markt te zetten. We zien dan ook dat er steeds minder nieuwe geneesmiddelen op de markt komen. De farmaceutische industrie is hierdoor veelal aangewezen op hun bestaande geneesmiddelen om de kosten die zij maken terug te verdienen. En juist de prijzen van de medicijnen liggen erg onder vuur. Door de marktwerking van de Nederlandse zorgverzekeraars wordt de vraagprijs van medicijnen verder gedrukt.

Het goedkoper worden van medicijnen kan parallelimport in de hand werken. In Europa hebben we te maken met het vrije verkeer van mensen en goederen. Handelaren zoals parallel importeurs maken dankbaar gebruik om medicijnen in het goedkope Europese land in te kopen en duurder te verkopen in het ander Europese land. Zolang de handelaren zich houden aan de ompakvereisten kan het farmaceutische bedrijf hiertegen weinig ondernemen. Het gaat hierbij voornamelijk om dat het omgepakte product niet wordt aangetast of dat de reputatie van het merk of merkhouder wordt geschaad. Daarnaast dient de ompakker en de merkhouder op de verpakking te staan en moet de merkhouder op de hoogte te zijn gebracht. De ompakker moet net zoals een farmaceutisch bedrijf voldoen aan de wettelijke eisen van Goede Manieren van Produceren (GMP). Nadat hij in het bezit is van een vergunning die verstrekt wordt na een succesvolle inspectie door de lokale overheid, mag hij de omgepakte medicijnen gaan verhandelen.

De farmaceutische sector probeert al jaar en dag deze parallelhandel te verminderen. Zij levert bijvoorbeeld hun distributeurs in die goedkope landen een beperkte voorraad. Op deze manier wordt alleen de plaatselijke bevolking voorzien wordt van medicijnen. Het doel hiervan is overbevoorrading te voorkomen zodat handelaren deze partijen niet kan opkopen voor de parallelhandel. De parallel importeurs zijn hiertegen in opstand gekomen. De rechter oordeelde dat een beperkte bevoorrading alleen mag, indien dit redelijk en evenredig is en strekt tot de bescherming van het bedrijfsbelang. Daarbij wordt gekeken naar de onderlinge relatie met de distributeur en de grootte van de orders in verhouding met de behoefte van de markt.

Een ander middel dat wordt toegepast om parallelhandel te verminderen, is het hanteren van prijsdifferentiatie van medicijnen door fabrikanten. Hierbij blijft het normale tarief voor de lokale bevolking gehandhaafd maar voor de mogelijke parallelhandel wordt een hoger tarief gerekend. Ook hiertegen is verweer gevoerd door de parallelhandelaren. In 2009 deed het HvEJ uitspraak. Zij bepaalde dat het mededingsverbod niet van toepassing is op de farmaceutische sector, indien het bedrijf kan aantonen dat de prijsdifferentiatie bijdraagt tot verbetering van de productie of distributie van goederen of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang. De achterliggende gedachte is dat innovatie in het belang van de consument is. De consument heeft baat bij onderzoek en ontwikkeling van nieuwe medicijnen. De winst die de farmaceutische industrie maakt, is noodzakelijk om de R&D draaiende te houden. Het is niet vereist dat alle gelden terugvloeien naar R&D maar een substantieel deel . De consument profiteert daarentegen niet van parallelimport. De winst die daarbij wordt gemaakt, komt alleen tengoede aan de parallelhandelaar. De farmaceutische industrie is van mening dat hervormingen nodig zijn om meer transparantie in de prijzen binnen de Europese Unie te krijgen. Om dit voor elkaar te krijgen moeten wel alle EU landen op één lijn zitten wat op dit moment nog niet het geval is.

De mogelijkheid om een medicijn onder verschillende merknamen in de Europese Unie op de markt te brengen, mag ook niet zondermeer. De Europese autoriteiten zullen overtuigd moeten worden dat het hier niet gaat om het afschermen van markten. Daarbij moet de producent aantonen dat het voeren van verschillende merknamen noodzakelijk is omdat de merknaam in het registratiedossier of in het merkenregister is geweigerd.
Deze beperkende maatregelen maakt het voor de farmaceutische industrie moeilijk om parallel import te bestrijden. Daarnaast is zij gehouden aan vastgestelde nationale prijzen, waardoor het varen van een eigen prijskoers onmogelijk is.

Een ander groot probleem zijn de namaakgoederen. Medicijnen die niet of een ander actief ingrediënt bevatten dan op de verpakking staat, kan voor levensgevaarlijke situaties leiden. De industrie is op eigen initiatief in gesprek gegaan met de Europese Commissie om hiertegen op te treden. Men wil een grotere bewustwording kweken onder het publiek en betere voorlichting geven aan artsen, apothekers, douaniers en politie. Daarnaast wil men een centraal distributie verificatie systeem opzetten. Deze database volgt het medicijn tot aan de eindleverancier. Er is al een pilot in Zweden geweest en dat was succesvol. Het is wel een duur systeem zodat de industrie het volgen alleen vanaf de distributie in wil laten gaan en niet zoals de Europese Commissie heeft voorgesteld vanaf de werkzame grondstof. Zo’n duur systeem zal gevolgen hebben voor de kostprijs van het medicijn. Het is trouwens nog niet duidelijk welke gevolgen dit systeem zal hebben voor de ompakkers (de parallel handelaren).

Dat de bevolking maar mondjesmaat wordt geïnformeerd over medicijntekorten is vanwege de politieke en tegengestelde belangen. Aan de ene kant staan de overheid en de zorgverzekeraars die de gezondheidszorg zo goedkoop mogelijk willen reguleren. De prijzen zijn zoveel mogelijk vast dan wel opgelegd. Door de marktwerking, generieke producten en het toelaten van parallelhandel worden prijzen verder gedrukt. Aan de andere kant staat de farmaceutische sector die zijn product wil verkopen tegen de best mogelijke prijs om R&D te kunnen financieren en om bedrijfscontinuïteit te garanderen.

Het huidige beleid van marktwerking, prijsregulatie (prijsdrukken) en het beperken van IE-rechten (merken en octrooien) is niet bevorderend voor de innovatie van medicijnen. Het lijkt eerder een versterkende werking te hebben op de beperkte medicijnaanvoer naar Nederland wat uiteindelijk leidt tot schade onder patiënten. Tijd voor een algehele herbezinning?

IEF 11100

RE: Beroemdsheidseconomie niet voor de meerderheid

Een reactie van Tim Kuik, Stichting BREIN op interview met Bernt Hugenholtz in Amsterdams Balie Bulletin [eerder in kort nieuws 21 maart]

Hugenholtz maakt zijn opmerking dat handhaving van auteursrecht op muziek zinloos is in de context dat beroemde muzikanten hun reputatie tegenwoordig verzilveren in concerten en merchandising. Die "beroemdsheidseconomie" gaat natuurlijk niet op voor de overgrote meerderheid van auteurs en artiesten die moeten sappelen om rond te komen. Maar ook los daarvan is er voor geen enkele auteur of artiest reden om niet mee te delen in de opbrengsten uit verspreiding van hun werk via internet. Illegale sites als The Pirate Bay verdienen daar dik geld mee en steken het in eigen zak.

Er is niets mis mee dat soort sites af te sluiten tenzij zij stoppen toegang te verlenen tot illegaal aangeboden bestanden, zoals bijvoorbeeld Mininova wel gedaan heeft (op basis van een vonnis in een BREIN-zaak [IEF 8127]).

Het is heel goed mogelijk om de illegale concurrentie de pas af te snijden door zulke sites aan te pakken. Als er in elk land zo gehandhaafd zou worden als in Nederland dan zou The Pirate Bay niet meer kunnen bestaan en zouden nieuwe illegale sites nooit meer de gelegenheid krijgen om zo groot te groeien als Mininova ooit was en The Pirate Bay nu is. Vorig jaar sloot BREIN meer dan 600 sites maar een aantal daarvan kan nu nog naar malafide hosting providers in het buitenland vluchten [anti-piracy 20 maart 2012]. Implementatie van ACTA door die landen zal daar een eind aan moeten maken. Tot het zover is vraagt BREIN als uiterste redmiddel om blokkering door access providers.

Overigens is het saillant dat Hugenholtz op het gebied van privacy op internet wel verboden en regulering wil. Het is niet goed te begrijpen waarom dat wel handhaafbaar zou zijn als het auteursrecht dat niet zou zijn. Ter vermijding van misverstanden: BREIN staat pal achter de wens van Hugenholtz tot regulering mede omdat de praktijk laat zien dat ook illegale sites over privacy gevoelige informatie beschikken en daar niet altijd goede bedoelingen mee hebben.

Tim Kuik
Directeur Stichting BREIN.

IEF 11099

BIE Symposium Innovatie 2.012

In de praktijk is het beschermen van innovatieve ideeën en producten niet altijd even makkelijk: minder maatschappelijk draagvlak, meer inbreuk en steeds complexere regels van Europese wetgevers en rechters. Dit symposium gaat over de rol van intellectuele eigendomsrechten (i.e.-rechten) bij het beschermen van innovatie. Ervaren praktijkjuristen bespreken de nieuwste ontwikkelingen in Europa en geven praktische invalshoeken hoe vormgeving, uitvindingen en merken zich al dan niet laten beschermen.

Inschrijven: link.

Waar De Industrieele Groote Club - Dam 27 1012 JS Amsterdam
Wanneer 17 april 2012, 14:00 - 18:00
Prijs: Toegang € 100,-; BIE abonnees € 50,- , leden rechterlijke macht en wetenschappelijk personeel (fulltime) gratis
Inclusief: borrel
Dit symposium wordt georganiseerd door de redactie en de uitgever van Berichten Industriële Eigendom (BIE) als dank voor de jarenlange inzet van prof. mr. J.J. Brinkhof en prof. mr. J.H. Spoor voor dit blad.
Extra: 3 PO-punten zijn aangevraagd

Programma
14:00 opening (prof. mr. C.J.J.C. van Nispen).
14:15 IE 2.012 - prior art bij productvormgeving en uitvindingen: de fear factor
(mr. A. Tsoutsanis).
14:45 Merkenrecht 2.012 - een holistische benadering of het Hof van Justitie met een rol plakband?
(prof. mr. T. Cohen Jehoram).
15:15 pauze
15:30 Octrooirecht 2.012 - strategisch innoveren en procederen
(mr. M. van Gardingen).
16:00 De toekomstige Europese octrooijurisdictie en de impact op de praktijk
(prof. mr. W. Hoyng).
16:30 pauze
16:45 IE 2.022: vooruitblik IE & Innovatie in de toekomst
Paneldiscussie o.l.v. jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper met prof. mr. J.J. Brinkhof, prof. dr. D. Jacobs, mr. R. Kalden, prof. mr. J.H. Spoor en prof. mr. D.W.F. Verkade.
17:45 afsluiting (prof. mr. C.J.J.C. van Nispen).
18:00 Borrel