IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 4 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 6422

Eerst even voor jezelf lezen.

tp.gifGerechtshof te Amsterdam, nevenzittingplaats Arnhem, 24 juni 2008, zaaknr. 104.004.660, Procter & Gamble Nederland B.V. tegen Philips Domestic Appliances and Personal Care B.V. en Koninklijke Philips Electronics N.V. (met dank aan Ton Artz, Leijnse Artz).

Reclamezaak over superioriteitsclaims met betrekking tot elektrische tandenborstels van Philips en Procter & Gamble.

“4.1 3 Het hof verwerpt de stelling van Philips dat het opgelegde gebod te ruim en, mede gelet op de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM, disproportioneel is. Nu Philips haar claim dat de FlexCare superieur zou zijn op het gebied van plakverwijdering niet aannemelijk kan maken, mag Philips de FlexCare naar het voorlopig oordeel van het hof niet presenteren als effectiever en/of beter dan de Oral-Btandenborstels. Weliswaar is een gebod tot het staken van dergelijke uitingen in kort geding, waar geen plaats is voor uitgebreid feitenonderzoek ingrijpend, zoals Philips terecht betoogt, maar dat neemt niet weg dat Procter&Gamble een gerechtvaardigd belang heeft bij het tegenhouden van reclame-uitingen die jegens haar als onrechtmatig hebben te gelden. (…)”

Lees het arrest hier. Vonnis Rb. Utrecht:IEF 5212.

Rechtbank Breda, 9 juli 2008, LJN: BD6815, Office Of Fair Trading tegen Best Sales B.V.

Misleidende reclame ex artikel 2 lid 2 Richtlijn nr. 84/450 EEG. Toepasselijkheid Engels recht. Op vordering van the Office of Fair Trading komt de rechtbank tot de conclusie dat Best Sales in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van de CMAR 1988 en dat Best Sales door het verzenden van misleidende mailings de belangen heeft geschaad of de belangen zou kunnen beschadigen van Engelse consumenten. 

Lees het vonnis hier.

IEF 6421

Flirt wordt vaste verkering

ranitz-swens.gifRemco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten): Lord Hoffmann zoekt na flirt nu vaste verkering – House of Lords uitspraak in Conor/Angiotech brengt UK opnieuw dichter bij EOB.(Remco de Ranitz en Otto Swens vertegenwoordigen Angiotech in Nederlandse octrooiprocedures).

“En daar was gisteren dan vrij plotseling de ‘Opinions’ beslissing  van de House of Lords in Conor / Angiotech waar de octrooiwereld reikhalzend naar uitkeek . Direct kopte de bekende Engelse IE weblog ipkat.com “Breaking news: Angiotech appeal allowed”. Inderdaad: breaking news, want in eerste en tweede aanleg was Conor in het gelijk gesteld en was het octrooi van Angiotech vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit. De House of Lords legt echter een andere maatstaf aan en acht het octrooi vervolgens geldig.

(…) De House of Lords, de hoogste rechter in de UK, brengt onmiskenbaar het Engelse octrooirecht verder in lijn met het ‘Europese’ octrooirecht, zoals met name neergelegd in de uitspraken van het EOB. Daarnaast is de uitspraak interessant omdat kritiek wordt geuit op de ‘obvious to try’ test, die een uitvinding snel (te snel?) voor de hand liggend maakt. Verder moet bedacht worden dat de UK een ‘common law’ land is. Een uitspraak van de House of Lords vormt een autoriteit die direct navolging zal vinden in de lagere Engelse rechtspraak. Voor ons Nederlanders is ten slotte aardig dat de Lords zich expliciet aansluiten bij diverse overwegingen in het vonnis van 17 januari 2007 van de Rechtbank Den Haag in de Nederlandse zaak Angiotech v Conor zaak. Dit is met name aardig, omdat de Engelse appelrechter nu juist behoorlijke kritiek had geuit op de benadering van ‘onze’ rechtbank.

(…) Een duidelijke conclusie verbindt Lord Walker echter niet aan zijn overwegingen en ook de andere Lords laten de ‘obvious to try’ test verder onbesproken. De Lords besteden ook geen aandacht aan de Europese maatstaf voor de beoordeling van inventiviteit, de ‘problem-solution’-methode. Van een definitieve keuze voor de Europese inventiviteitsbenadering kan dus ook (nog?) niet worden gesproken. Feit blijft dat de Lords met de sterke nadruk op de ‘expectation of success’ en de kritiek op de ‘obvious to try’ test wel weer verder opgeschoven zijn naar het EOB en ‘het continent’.

Lees het gehele artikel hier. Uitspraak hier. Eerder artikel Swens & De Ranitz  over deze zaak hier.

IEF 6420

Eerst even voor jezelf lezen

rtp.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 3 juli 2008, zaaknr. 105.004.393/01, Novogen Research Pty. Ltd. tegen Care for Women B.V. (met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek). 

Octrooirecht. “10.3 (…).Aangezien de in rode klaver aanwezige isoflavonen die in glycoside-vorm verkeren oplosbaar zijn in kokend water, zal de bekende kruidenthee ten opzichte van de oorspronkelijke (veelal gedroogde) plantendelen verrijkt zijn met deze isoflavonen en is een thee een ''extract" in de ruime betekenis van het octrooi, zoals ook de in het octrooi vermelde "drankjes, druppels, suspensies of siropen" dat zijn (…). Het is dan ook niet relevant dat het woord ''extract" niet letterlijk in het artikel van Beckham voorkomt. Hetzelfde geldt voor het begrip "enkelvoudige dosering voor toediening". Niet is in te zien dat het drinken van één of meer kopjes thee (met isoflavonen afkomstig van rode klaver) wezenlijk anders is dan het innemen van één of meer eetlepels (of maatbekertjes) van een drankje (met dezelfde werkzame stoffen afkomstig van rode klaver).

10.4 Uit hetgeen hiervoor onder 10.1.- 10.3. is overwogen volgt dat de combinatie van kenmerken A, B (voor zover beperkt tot klaver), C, en E rechtstreeks en eenduidig expliciet dan wel impliciet is geopenbaard in het genoemde artikel van Beckham, zodat conclusie 1 welke deze combinatie als een alternatief inhoudt, de vereiste nieuwheid mist.”

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag hier.

IEF 6419

Een ernstige inbreuk op de rechtsorde

pfoon.gifRechtbank Dordrecht, 3 juli 2008, LJN: BD6236, strafzaak.

Telefoontap. Het bedrijfsmatig verspreiden van illegale navigatiesoftware is een ernstige inbreuk op de rechtsorde.  Rechter-commissaris verleent geen machtiging tot een bevel tot het opnemen van telecommunicatie gevoerd via het betreffende telefoonnummer door verdachte, omdat het hier geen delict zou betreffen dat naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De raadkamer is het daar niet mee eens en vernietigt de beslissing.

“De raadkamer overweegt dat blijkens het zich bij de stukken bevindende proces-verbaal aanvraag telefoontap mogelijk sprake is van de plaatsing van honderden advertenties waarin navigatiesoftware wordt aangeboden. De advertenties worden volgens een gehoorde getuige geplaatst sedert maart 2007. De advertenties zijn geplaatst op de internetsite ‘Markplaats.nl’, hetgeen een bekende en veelgeraadpleegde advertentiesite is. Sprake zou zijn van vele honderden advertenties; volgens de getuige zijn er 500 advertenties verwijderd. Onderzoek van de FIOD wijst uit dat tot recentelijk toe veel van de betreffende advertenties zijn geplaatst.

Op grond van deze omstandigheden is sprake van een verdenking van het stelselmatig -strafbaar- handelen, gedurende een langere periode, terwijl verwijdering van advertenties niet heeft geleid tot afname of beëindiging van de plaatsing van de advertenties. Voor de aanbieding van de software wordt gebruik gemaakt van een algemeen bekende en drukbezochte advertentiesite op internet. Dit alles betekent voorts dat moet worden aangenomen dat dit strafbaar handelen tot grote financiële schade kan leiden. Aldus is sprake van de verdenking van een misdrijf dat naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.

Lees het vonnis hier.

IEF 6418

Dienstmededeling

Hoewel het ontegenzeggelijk een redactionele taak is om navraag te doen bij auteurs over eventuele betrokkenheid bij zaken die zij becommentariëren of annoteren, kan het wel eens voorkomen, sterker nog, komt het helaas wel eens voor, dat deze verantwoordelijk over het hoofd wordt gezien. Het wordt dan ook zeer op prijs gesteld als een auteur haar of zijn relatie tot een zaak bij aanlevering duidelijk maakt (dit geldt vanzelfsprekend niet voor het aanleveren van rechtspraak of tips over mediapublicaties).

De betrokkenheid van de auteur wordt altijd vermeld bij de publicatie, ook als deze pas later blijkt.

Redactie IEForum.nl

IEF 6417

Gelet op artikel 15d

gnroes.bmpStaatscourant 2008, 128, pag. 6. Benoeming van de heer mr. G.N. Roes tot voorzitter Stichting Onderhandelingen Leenrechtvergoedingen. 30 juni 2008/Nr. 5551029/08/6 Directie Wetgeving, Sector Privaatrecht

De Minister van Justitie, Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Gelet op artikel 15d van de Auteurswet en artikel 15b van de Wet op de naburige rechten;

Besluit: De heer mr. G.N. Roes met ingang van 1 juli 2008 voor een periode van drie jaar te benoemen als voorzitter van de stichting, bedoeld in artikel 15d van de Auteurswet en artikel 15b van de Wet op de naburige rechten.

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

 

IEF 6416

Alsof er geen faillissement was

Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2008, LJN: BD6619, gevoegde zaken United Stenting Inc. tegen curator Jomed c.s.

United Stenting heeft een octrooi [biflex-technologie] verkocht aan Jomed en daarbij bedongen dat Jomed haar om toestemming moet vragen bij verkoop van het octrooi aan een derde. Na faillissement van Jomed heeft de curator het octrooi - zonder toestemming te vragen aan United Stenting - verkocht aan een derde. United Stenting vraagt als schuldeiseres te worden toegelaten in het faillissement en houdt de curator qq en pro se aansprakelijk voor pretense schade. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen.

“4.13.  De verplichting om toestemming te vragen bij verkoop van het octrooi kan naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de royalties-verplichting en de back-license in diezelfde overeenkomst. United Stenting heeft hiermee immers een handvat gekregen om de doorlopende verplichting tot het uitbetalen van royalties aan haar en haar back-license veilig te stellen. Dit oordeel sluit aan bij de stelling van United Stenting dat zij door de verkoop aan Abbott zonder haar toestemming geen invloed meer heeft op wat er gebeurt met het octrooi en stoelt (een aantal van) haar vorderingen op het mislopen van royalties naar zij stelt als gevolg van het feit dat haar geen toestemming is gevraagd voor de verkoop van het octrooi aan Abbott. De Patent Assignment en het toestemmingsvereiste daarin dragen dan ook naar het oordeel van de rechtbank het karakter van een na de faillietverklaring voortdurende overeenkomst.

4.14.  De Patent Assignment is een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 37 Faillissementswet (hierna; Fw). Het feit dat het (voort)bestaan van een wederkerige overeenkomst niet wordt beïnvloed door het faillissement van een van de contractanten, betekent echter niet dat de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat het aan de Faillissementswet mede ten grondslag liggende, onder meer in de artikelen 26 en 108 e.v. F. tot uiting komende, beginsel van gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze zou worden doorbroken (vgl HR 3 november 2006, NJ 2007, 155). Voor een doorbreking van het beginsel van gelijkheid van schuldeisers is slechts plaats in uitzonderlijke, in de wet uitdrukkelijk geregelde, gevallen, waarvan hier geen sprake is. Bovendien zou ook een goed beheer ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van de tot de boedel behorende zaken ten aanzien waarvan langlopende overeenkomsten bestaan, in ernstige mate worden bemoeilijkt indien het niet nakomen door een curator van alle contractuele verplichtingen in
door de failliet gesloten overeenkomsten leidt tot een boedelvordering (vgl. HR 22 december 1989, nr. 13721, NJ 1990, 661).”

Lees het vonnis hier.

IEF 6415

Voorsprong door techniek

vdt.gifGvEA, 9 juli 2008, T-70/06, Audi AG tegen tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Slogans. Terechte weigering woordmerk ‘Vorsprung durch Technik’.

„41. Die Marke „Vorsprung durch Technik“ mag zwar mehrere Bedeutungen haben, ein Wortspiel darstellen oder als phantasievoll, überraschend und unerwartet und damit merkfähig aufgefasst werden können, doch macht sie dies noch nicht unterscheidungskräftig. Diese verschiedenen Elemente würden die Marke nur dann unterscheidungskräftig machen, wenn sie von den angesprochenen Verkehrskreisen unmittelbar als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der Waren oder Dienstleistungen der Klägerin wahrgenommen würde, so dass die angesprochenen Verkehrskreise die Waren und Dienstleistungen der Klägerin ohne Verwechslungsgefahr von denen anderer betrieblicher Herkunft unterscheiden könnten (vgl. in diesem Sinne Urteile BEST BUY, oben in Randnr. 27 angeführt, Randnr. 21, REAL PEOPLE, REAL SOLUTIONS, oben in Randnr. 27 angeführt, Randnr. 20, Urteil des Gerichts vom 28. Januar 2004, Deutsche SiSi-Werke/HABM [Standbeutel], T-146/02 bis T- 153/02, Slg. 2004, II-447, Randnr. 38, und Urteil LIVE RICHLY, oben in Randnr. 25 angeführt, Randnr. 84).

42. Im vorliegenden Fall werden, wie die Beschwerdekammer festgestellt hat, die von ihr definierten angesprochenen Verkehrskreise wie alle mit den von der angemeldeten Marke erfassten Waren und Dienstleistungen konfrontierten Verkehrskreise tatsächlich diese Marke vor allem als einen Werbeslogan und nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der fraglichen Waren und Dienstleistungen wahrnehmen.

43. Erstens wird nämlich der deutsche Begriff „Technik“ gemeinhin sehr weit verstanden, sei es als eine Gesamtheit von Verfahren, die in einem Beruf, einer Kunst oder einer Wissenschaft zur Anwendung kommen, oder als eine Methode, ein Mittel oder eine Machart. Es ist somit sicher, dass diese Bezugnahme auf die Technik nicht für sämtliche von der Markenanmeldung erfassten Waren und Dienstleistungen geeignet ist, der angemeldeten Marke Unterscheidungskraft zu verleihen.

44. Zweitens lässt sich nicht leugnen, dass das Wort „Vorsprung“ in Verbindung mit dem Ausdruck „durch“ für die von der Markenanmeldung angesprochenen Verkehrskreise, insbesondere die deutschen Verkehrskreise, eher lobenden Charakter hat.

45. Drittens ist zwar zur Beurteilung der Unterscheidungskraft der Marke als einer zusammengesetzten Marke auf ihren Gesamteindruck abzustellen (Urteil des Gerichts vom 20. November 2002, Bosch/HABM [Kit pro und Kit Super Pro], T-79/01 und T-86/01, Slg. 2002, II-4881, Randnr. 22), doch es ist auch festzustellen, dass die Marke sich, wie die Beschwerdekammer im Wesentlichen festgestellt hat, an ein breites Publikum richtet. Die meisten Unternehmen, die Waren an dieses angesprochene breite Publikum liefern und ihm Dienstleistungen erbringen möchten, könnten sich den Ausdruck zu eigen machen. Denn gleichgültig ob von der Interpretation der angemeldeten Marke auszugehen ist, die die Beschwerdekammer zugrunde gelegt hat, wonach die Lieferung besserer Waren und die Erbringung besserer Dienstleistungen durch technische Überlegenheit ermöglicht werde, oder von der, die die Klägerin selbst vorschlägt, wonach eine Überlegenheit in Form eines Vorsprungs erst durch Technik vermittelt werde, ist festzustellen, dass der Ausdruck in seiner Gesamtheit einen lobenden Charakter hat, den die meisten Unternehmen für ihre Waren und Dienstleistungen anführen könnten.

46. Die Marke „Vorsprung durch Technik“ weist somit keine Elemente auf, die es den angesprochenen Verkehrskreisen über die offenkundige werbemäßige Bedeutung der Marke hinaus erlauben könnten, den Ausdruck als unterscheidungskräftige Marke für die bezeichneten Waren und Dienstleistungen leicht und unmittelbar im Gedächtnis zu behalten.

Lees het arrest hier.

IEF 6414

Einzelbuchstaben

lE.gifGvEA, 9 juli 2008, T-302/06, Paul Hartmann AG tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Beroep tegen weigering inschrijven woordmerk E. Gerecht stelt dat OHIM te algemeen geoordeeld heeft door te stellen dat enkele letters, Einzelbuchstaben, geen onderscheidend vermogen hebben.

„37. Die Beschwerdekammer vertrat sodann die Auffassung, dass einzelnen Buchstaben ohne hinreichende grafische Ausgestaltung die Unterscheidungskraft abgesprochen werden müsse.

38. Insoweit ist jedoch daran zu erinnern, dass nach dem Wortlaut von Art. 4 der Verordnung Nr. 40/94 Buchstaben zu den Zeichen gehören, die eine Marke sein können.

39. (…)  nicht die Annahme zu rechtfertigen, diese Marken hätten a priori keine Unterscheidungskraft oder könnten diese nur durch Benutzung erwerben. Die Unterscheidungskraft einer Marke, die von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 gefordert wird, ist in konkreter Weise zum einen im Hinblick auf die Waren oder Dienstleistungen, für die sie angemeldet worden ist, und zum anderen im Hinblick auf die Anschauung der relevanten Verkehrskreise zu beurteilen.

40      Folglich ist festzustellen, dass der Beschwerdekammer dadurch, dass sie allgemein und abstrakt auf die fehlende Unterscheidungskraft von aus einem Einzelbuchstaben bestehenden Marken abstellte, bei der Anwendung von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 ein Rechtsfehler unterlaufen ist.“

Lees het arrest hier.

IEF 6413

Denken aan de gelijknamige componist

mozartk.gifGvEA, 9 juli 2008, T-304/06, Paul Reber GmbH & Co. KG tegen OHIM / Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli AG

Nietigheidsprocedure gemeenschapswoordmerk Mozart. Mozart is beschrijvend voor chocolade, met dank aan de Mozartkugel.

“99. Uit het voorgaande volgt dat minstens voor „banketbakkers- en suikerbakkerswaren, producten van chocolade en suikergoed” in de vorm van een bol van chocolade, te weten voor een deel van de waren behorend tot de categorieën die in de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze merk zijn vermeld, dit merk in een deel van de Gemeenschap, met name in de Duitstalige landen (Duitsland en Oostenrijk), kan worden gebruikt om te beschrijven.

Wanneer de gemiddelde consument in deze twee landen wordt geconfronteerd met een bol in een omhulsel van chocolade die wordt aangeduid door de term „Mozart”, zal hij immers in deze term een verwijzing naar het kenmerkende recept van Mozartkugeln zien in plaats van informatie met betrekking tot de commerciële herkomst van de betrokken waar. Het weglaten van de term „Kugel” doet niet af aan deze conclusie, aangezien deze term geen verwijzing naar het recept van de betrokken waar is, maar naar de vorm ervan, hetgeen duidelijk blijkt uit de uiterlijke vorm van de waar.

102. In de tweede plaats neemt het door verzoekster aangevoerde feit dat het betrokken publiek in de term „Mozart” in de eerste plaats een verwijzing naar de beroemde componist Wolfgang Amadeus Mozart ziet, niet weg dat deze term een beschrijvende aanduiding kan zijn voor de betrokken waren.

103. In dit verband dient te worden opgemerkt dat een dergelijk beschrijvend karakter niet moet worden beoordeeld in abstracto, maar met betrekking tot de waren die de betrokken term als gemeenschapsmerk zal aanduiden. Het is juist dat zelfs in een dergelijke context het betrokken publiek bij het zien van de term „Mozart” waarschijnlijk zal denken aan de gelijknamige componist. Aangezien de betrokken waren niets te maken hebben met muziek, kan deze verwijzing naar een beroemde componist evenwel naast het – volstrekt irrelevant – oproepen van deze componist, andere informatie overbrengen die verband houdt met de betrokken waren. Verzoekster heeft zelf impliciet erkend dat dit het geval was, aangezien zij de inschrijving van het teken Mozart als gemeenschapsmerk heeft aangevraagd, te weten als aanduiding van informatie inzake de commerciële herkomst van deze waren.”

Lees het arrest hier.