IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 5964

Zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt

strnl.gifVzr. Rechtbank Zwolle, 1 oktober 2007, LJN: BC6178, Eiser, h.o.d.n. Striptease Service Nederland tegen Gedaagde , h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez

Handelsnaamgeschil. Inbreuk? Onrechtmatige daad? Eiser drijft sinds 1993 een onderneming die zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van striptease en aanverwante diensten, onder de naam “Striptease Service Nederland”. Eiser maakt gebruik van de website www.striptease.nl. Gedaagde drijft sinds ongeveer een jaar een onderneming, die soortgelijke diensten aanbiedt als de onderneming van eiser. De onderneming trad aanvankelijk naar buiten onder de naam “Stripteez”. Sinds enige maanden treedt de onderneming naar buiten onder de naam “Striptease Nederland”, onder andere op de website van Stripteez en via een gesponsorde vermelding (advertentie) bij de zoekmachine Google. Gedaagde heeft op 6 februari 2007 de domeinnaam “stripteasenederland.nl” doen registreren.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam “Striptease Service Nederland”, naar haar bestanddelen bezien, te weinig onderscheidend vermogen heeft om als handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet aangemerkt te kunnen worden, nu deze is samengesteld uit woorden die in het normale taalgebruik gangbaar zijn en als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt:

“4.7 (…) Het woord “Striptease” is een algemeen gangbaar (van oorsprong Engels) woord dat volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal Van Dale de volgende betekenis heeft: “voorstelling waarin een dame (of heer) zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt”. Het gebruik van het woord “Striptease” is essentieel voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten. Het dient ondernemingen die diensten op het gebied van striptease aanbieden vrij te staan zich te bedienen van het woord “striptease”. Zij hebben een groot belang dat woord, dat immers de kern van hun diensten aanduidt, te mogen gebruiken.

Het woord “Service” is een algemeen gangbaar woord dat wijst op het dienstverlenend karakter van de onderneming en is als zodanig ook niet te beschermen in de zin van de Handelsnaamwet.

Het woord “Nederland” tenslotte dient om het gebied aan te geven waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van de onderneming zich uitstrekken en is evenmin voor bescherming vatbaar.”

Gedaagde handelt evenmin onrechtmatig jegens eiser:

“4.12.  Eiser heeft als bijkomende omstandigheden aangevoerd dat “Striptease Service Nederland” met haar jarenlange ervaring in de striptease een goede reputatie heeft opgebouwd bij het publiek en dat gedaagde door de recente naamswijziging van “Stripteez” naar “Striptease Nederland” op onrechtmatige wijze klanten van “Striptease Service Nederland” probeert te ontfutselen. Eiser stelt dat gedaagde een andere weg had dienen in te slaan, bijvoorbeeld door de oude naam “Stripteez” te blijven gebruiken of door te kiezen voor een naam die minder gelijkenis vertoont. Door dat niet te doen handelt hij onrechtmatig jegens eiser.

4.13.  Gedaagde heeft betwist dat “Striptease Service Nederland” een exclusieve positie op de stripteasemarkt heeft opgebouwd, laat staan dat daaraan afbreuk kan worden gedaan. Voorts heeft hij ter zitting naar voren gebracht dat hij gekozen heeft voor deze naamswijziging, omdat hij er (commercieel) belang bij heeft dat het woord “Striptease” in zijn handelsnaam voorkomt. Dit om te bewerkstelligen dat zijn onderneming vindbaar is op het Internet voor (potentiële) klanten via de zoekmachine Google, die 95% marktaandeel op Internet heeft. Met de naam “Stripteez” was hij zo goed als onvindbaar op Internet.

4.14.  Voorshands wordt geoordeeld dat niet te verwachten valt dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de handelwijze van gedaagde, die niet handelsnaaminbreukmakend is, niettemin onrechtmatig jegens eiser moet worden geacht. Eiser heeft wel gesteld dat hij een exclusieve positie op de stripteasemarkt heeft, waaraan door de handelwijze van gedaagde afbreuk wordt gedaan, maar dit is door gedaagde gemotiveerd betwist en door eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van eiser dat gedaagde een andere weg had kunnen inslaan, is op zich juist, maar het motief van gedaagde om te kiezen voor deze naamswijziging -gelet op het door hem geschetste belang om voor het publiek gemakkelijker vindbaar te zijn op Internet- is naar het oordeel van de voorzieningenrechter heel begrijpelijk en plausibel. Daarbij komt dat door eiser op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat “Striptease Service Nederland” (reputatie)schade lijdt c.q. dreigt te lijden tengevolge van de handelwijze van gedaagde.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5963

Een gelijke beschrijvende aanduiding

gdr.gifVzr. Rechtbank Breda, 10 april 2008, KG ZA 08-141, Groen Direkt Boskoop B.V. tegen Direct Select B.V. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur).

Handelsnaamrecht. Eiseres stelt dat gedaagde door het gebruik van de naam GROEN DIRECT en/of GROEN DIREKT als handelsnaam en in domeinnamen inbreuk maakt op de oudere handelsnaamrechten van eiseres op de handelsnaam GROEN DIREKT ex artikel 5 Handelsnaamwet. Voorts stelt eiseres dat gedaagde onrechtmatig jegens haar handelt door aan te haken bij de bekendheid van eiseres en daarbij de formule van het bedrijf van eiseres te kopiëren.

“3.5 De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de woorden GROEN en DIREKT als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt voor de handel in boomkwekerijproducten, waarmee beide partijen zich bezig houden. Zodanige woorden, die essentieel zijn voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten, mogen niet door één partij geclaimd worden, aangezien het ondernemingen, die al dan niet via een website boomkwekerijproducten, planten of bomen te koop aanbieden, dient vrij te staan zich te bedienen van de woorden GROEN en DIREKT. Zij hebben immers een groot belang om die woorden, die de aard van hun diensten aanduiden, te mogen gebruiken.

3.6. (…) eventueel verwarringsgevaar in de zin van art. 5 Handelsnaamwet bezwaarlijk kan worden toegeschreven aan het voeren van een gelijke beschrijvende aanduiding, welke essentieel is voor het beschrijven van de aangeboden diensten. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat de handelsnaamrechtelijke grondslag de vorderingen niet kan dragen.

3.7. Dat gedaagde onrechtmatig jegens eiseres handelt door aan te haken bij de bekendheid van eiseres en daarbij de formule van het bedrijf van eiseres te kopiëren is niet nader onderbouwd en daarom niet aannemelijk. Voor wat het aanhaken betreft heeft te gelden dat, zoals hiervoor is overwogen, het een ieder vrij staat de woorden groen en direkt te gebruiken. Hetzelfde geldt voor het via internet te koop aanbieden van boomkwekerijproducten.

De voorzieningenrechter weigert de gevorderde voorzieningen en veroordeelt eiseres in de werkelijk proceskosten (€5.280,-)

Lees het vonnis hier.

IEF 5962

Inwerkingtreding Vertalingenprotocol en Herziene Rijksoctrooiwet

ocbw.gifDe inwerkingtreding van het Vertalingenprotocol heeft geruime tijd afgehangen van bekrachtiging door Frankrijk. Frankrijk heeft eind vorig jaar bekrachtigd met als gevolg dat het Vertalingenprotocol in Europa op 1 mei 2008 inwerking kan treden.

Het Vertalingenprotocol heeft ten doel een vermindering van de kosten van het verkrijgen van een Europees octrooi te bereiken door een beperking van de vertaaleisen. Indien het Europees octrooi in het Engels is verleend dan zal het Octrooicentrum Nederland alleen nog maar een vertaling van de octrooiconclusies verlangen i.p.v. het gehele octrooi.

In 2005 is de Rijksoctrooiwet reeds aan het Vertalingenprotocol aangepast. De inwerkingtreding van deze bepaling op 1 mei as is onlangs afgekondigd in het Staatsblad. Deze bepaling is in een later wetsvoorstel ‘Evaluatie Rijksoctrooiwet 2006’ gewijzigd. Ook deze bepaling zal op 1 mei inwerking treden. De overige bepalingen van deze wet zoals de afschaffing van het 6-jarig octrooi en de mogelijkheid van het Engelstalig indienen van een rijksoctrooiaanvraag, zullen op 5 juni inwerking treden, gelijktijdig met het evenement Kansrijk.

Het doel van Kansrijk is het bieden van een platform van het innovatieve MKB, kennisinstellingen en overheid om innovatie en duurzame economische groei te versterken. Octrooien spelen een belangrijke rol binnen het innovatieproces. In kader van het zichtbaar maken van relevante ontwikkelingen is de wijziging van de Rijksoctrooisysteem van direct belang voor de aanwezige doelgroep, namelijk het innovatieve MKB. Om die reden is het evenement Kansrijk een geschikte gelegenheid om de wijzigingen van het vernieuwde Rijksoctrooisysteem over het voetlicht te brengen.

Lees meer in  Stbl. 2008, 107 en Stbl. 2008, 106.

IEF 5961

Jonge Europese Octrooirechtjuristen

lemerid.gifThe European Patent Lawyers Association has taken the initiative to organize the first Young EPLAW congress In Brussels on May 26. The congress is open for all patent lawyers up to 35 years old.

The day (and evening before) is a unique opportunity to learn and discuss about European patent law with an emphasis on direct relevance for the daily practice, It also is an excellent opportunity to meet young colleagues from all over Europe who practice the same law. Speakers and sessions:

- European Patent Litigation: The future? Speaker: Judge Robert van Peursem, Vice President Patent Chamber, Court of The Hague

- The Enforcement Directive. Proposed speaker: Jan Dombrowski (Germany), Introduction, defining the open questions and subjects for break outs

- Break out sessions re Enforcement Directive

- Anti Piracy Regulation and the effects of Montex. Speakers: Olivier Vrins (Belgium) and Christophe Zimmerman (France)

- New in EPC 2000 (doctrine of equivalence, diagnostic methods, partial invalidity, central limitation). Speaker: Simon Dack (Netherlands).

Lees hier meer.

IEF 5960

Erga Omnes

bln.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 05-681 & HA ZA 06-1589, Fleuren Presspack B.V. tegen V.O.F. Handelsonderneming Ruvo, vice versa.

Octrooirecht. Wel gemeld, maar nog niet besproken. Octrooi dat eerder deels vernietigd is, wordt voor het resterende deel geldig geacht bij gebrek aan nieuwe feiten. Gedeeltelijk vernietiging heeft werking Erga Omnes. Inbreuk op resterende deel, ondanks extra maatregel inbreukmaker.

Fleuren exploiteert een onderneming die onder andere ruwvoeders in kleinverpakking, bestemd voor huisdieren, produceert. Ruvo exploiteert een onderneming die zich onder andere bezig houdt met de exploitatie van ruwvoeders voor dieren. Zij is houdster van het Europees Octrooi 0 958 133 (hierna ‘EP 133’ of ‘het octrooi’). EP 133 is verleend voor ‘feed as well as an apparatus and a method for producing feed’.

EP 133 heeft eerder ter toetsing voorgelegen. Dit was in een procedure tussen Ruvo en Ceres Diervoeding. In die procedure waren de feiten en gronden dezelfde als in de onderhavige procedures. De procedure tussen Ruvo en Ceres heeft geleid tot een arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006 (zie IEF 2633). Daarin heeft het hof conclusie 1 van het Nederlandse deel van EP 133 vernietigd wegens het ontbreken van inventiviteit.

Het hof heeft overwogen dat Ruvo kennelijk van oordeel is dat het wezen van de geoctrooieerde uitvinding gelegen is in de materie van conclusie 1 aangevuld met die van conclusie 2. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de materie van conclusies 2 niet in de nabije stand van de techniek wordt geopenbaard. Het hof verbindt aan die overwegingen de gevolgtrekking dat in een nieuwe hoofdconclusie de materie van de aanvankelijk verleende conclusies 1 en 2 kan worden gecombineerd

Na te hebben geconcludeerd dat de aldus geformuleerde conclusie nieuw en inventief is te achten, overweegt het hof dat de maatregel volgens de huidige conclusie 2 de aanvulling is, die kort gezegd, aan de criteria van het Spiro /Flamco-arrest voldoet. Het hof heeft voorts inrichtingsconclusie 11 vernietigd. Ceres heeft tegen het arrest van het hof van 17 augustus 2006 beroep in cassatie ingesteld. Dit beroep is inmiddels ingetrokken.

Ruvo B.V. vordert een inbreukverbod voor alle gedesigneerde landen met nevenvorderingen alsmede schadevergoeding/ winstafdracht, op straffe van een dwangsom en met een kostenveroordeling. Fleuren vordert vernietiging van het Nederlandse deel van EP 133.

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis (zie IEF 3595) reeds geoordeeld dat de eisende partijen ontvankelijk zijn maar dat zij voor wat betreft de nietigheid niet grensoverschrijdend bevoegd is. Nu het tegen het arrest van het hof ingestelde cassatieberoep is ingetrokken, is dat arrest in kracht van gewijsde gegaan. Dit betekent dat de rechtbank in het kader van de onderhavige procedures heeft uit te gaan van de conclusies zoals het hof die heeft geredigeerd. Omdat het arrest van het hof erga omnes werking heeft, voor zover het hof het octrooi gedeeltelijk heeft vernietigd, heeft Fleuren geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank ten aanzien van de inmiddels vernietigde delen van EP 133.

Voor zover het gevorderde (tevens) betrekking heeft op het octrooi zoals dat na de gedeeltelijke vernietiging is geredigeerd, is de rechtbank niet gebleken van andere (relevante) feiten en gronden dan die het hof in het arrest van 17 augustus 2006 heeft betrokken. EP 133 is dus, in aangepaste vorm, nieuw en inventief.

Het inbreukverweer van Fleuren houdt in dat zij een derde persslag toepast. Gelijk het hof in zijn arrest van 17 augustus 2006 heeft overwogen vermeldt conclusie 1, als aangepast, niets over een persslag in de lengterichting. Een derde persslag in de lengterichting is derhalve niet uitgesloten. Conclusie 1 vereist slechts dat de vezels evenwijdig aan de snijvlakken zijn samengeperst en dat in de verpakte baal de vezels veerkrachtig tegen de gesloten kunststoffolie zijn geëxpandeerd. Fleuren heeft niet betwist dat dit ook bij haar product het geval is. De rechtbank is daarom met het hof van oordeel dat het product van Fleuren beantwoordt aan de maatregelen van de nieuw geformuleerde hoofdconclusie.

Het gevorderde verbod inbreuk te maken op EP 133 kan beperkt tot Nederland worden toegewezen. Fleuren heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gevorderde opgave van afnemers, de recallbrief, de vordering tot vernietiging en de accountantsverklaring voor de gemaakte winst zodat dit kan worden toegewezen. Ook de gevorderde nader bij staat op te maken schadevergoeding en/of winstafdracht zal beperkt zijn tot Nederland. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de mogelijkheid aannemelijk is dat Ruvo B.V. enige schade heeft geleden. Dat zij, gelijk Fleuren stelt, gedurende een jaar en drie maanden nadat Fleuren aankondigde haar product te gaan vermarkten, niets heeft ondernomen, staat niet aan toewijzing van schadevergoeding in de weg. Niet bestreden is dat Fleuren op 27 juli 2004 door Ruvo is gesommeerd om de inbreuk op het octrooi te staken, zodat Fleuren vanaf dat moment schadeplichtig is. De rechtbank overweegt verder dat schadevergoeding en winstafdracht niet onbeperkt kunnen cumuleren. Cumulatie van winstafdracht met eventuele overige schadeposten (waardevermindering octrooirecht en bijvoorbeeld buitengerechtelijke kosten) is wel mogelijk.  


Lees het vonnis hier.

IEF 5959

Stirred up a hornet’s nest

“The European Parliament on Thursday urged governments not to authorise shut-off of internet access in cases of suspected copyright piracy. The subject of the vote, an own-initiative report on promoting European cultural industries by French Socialist Parliament Member (MEP) Guy Bono, has stirred up a hornet’s nest of debate over the liability of internet service providers for online infringement.”

Lees hier meer (IP Watch).

IEF 5958

Werk in uitvoering

Kamerstukken II, 21501-30, nr. 179. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 februari 2008

"Andere voorstellen zijn nu in behandeling waaronder het lead markets initiatief en de Europese octrooistrategie"

Lees het verslag hier

IEF 5957

De systematiek van de Innovatievouchers

Kamerstukken II, 31200 XIII, nr. 50. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2008; Brief minister over evaluatierapport Innovatievouchers 

"In maart wordt de subsidieregeling Innovatievouchers 2008 gepubliceerd. Met deze regeling is invulling gegeven aan de afspraken uit het Regeerakkoord om tot een bredere inzetbaarheid van de Innovatievoucher te komen. Zo kan de voucher aangevraagd worden door de gehele landbouwsector. Ook wordt de voucher inzetbaar bij het aanvragen van een octrooi. Hiermee wordt gevolg gegeven aan de motie-Aptroot/Gesthuizen (30 975 R 1821, nr. 9) bij behandeling van de Rijksoctrooiwet. EZ zal bezien of de systematiek van de Innovatievouchers in navolging van de verbreding naar octrooien verder kan worden verbreed naar andere thema’s. Voor veel thema’s kan de voucher in de huidige regeling al aangewend worden. Zo kan binnen de bestaande regeling de voucher bijvoorbeeld aangewend worden voor sociale innovatie, duurzaamheid en ICT."

Lees het kamerstuk hier

IEF 5956

zou Nederland zich niet eens kunnen inzetten voor een Europees octrooi?

Handelingen, nr. 64, pag. 4589-4612. Debat over het verslag van de Europese Top (21501-20)

"De heer Ten Broeke (VVD): Dat is een prachtige tekst van de premier en het was een prima voorzet van mevrouw Jonker. Ik ben in het verleden al eens ingegaan op deze vijfde vrijheid, de vrijheid van kennis. Ik heb een simpele vraag: zou Nederland zich niet eens kunnen inzetten voor een Europees octrooi?

Minister Balkenende: Het octrooi is een buitengewoon belangrijk onderwerp en wij hebben het er vaak over gehad. Ik zie ook de problemen; u weet hoe die zaken in het verleden aan de orde zijn geweest. Het lijkt mij het beste dat de staatssecretaris ingaat op de recente stand van zaken, maar het octrooi is ontzettend belangrijk. Wij weten ook welke problemen er in het verleden zijn geweest over hoe je dat met elkaar kunt realiseren.

Staatssecretaris Timmermans: De heer Ten Broeke heeft nog een vraag gesteld over het Europees octrooi. Uiteraard blijft het Europees octrooi een topprioriteit voor de Nederlandse regering. Er is nu met heel kleine stappen – het is bijna een processie van Echternach – wat vooruitgang. Het probleem van het talenregime is nog steeds niet opgelost, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat de Nederlandse regering ervan doordrongen is hoe belangrijk dit is voor het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven. Zeker waar men wil inzetten op meer innovatie en meer hi-tech, is een goed Europees octrooi zeker nodig."

Lees de handelingen hier

IEF 5955

Arrest & Perscommunique nr. 24/08, 10 april 2008

Persbericht en arrest van het Hof van Justitie in zaak C-102/07, Adidas AG e.a. / Marca Mode CV e.a.

Het algemeen belang om bepaalde tekens voor allen beschikbaar te houden, vormt als zodanig geen beperking van het uitsluitend recht van de houder van een merk. De merkhouder kan derden evenwel niet verbieden om gebruik te maken van beschrijvende aanduidingen, voor zover dat gebruik eerlijk is.

Adidas AG is houdster van beeldmerken die bestaan uit drie verticaal en parallel lopende strepen van gelijke breedte die zijn aangebracht op de zijkant van sport- en vrijetijdskleding en zijn uitgevoerd in een met de basiskleur van het kledingstuk contrasterende kleur. Adidas Benelux BV is exclusief licentieneemster van adidas AG voor de Benelux.

Marca Mode, C&A, H&M en Vendex zijn concurrerende ondernemingen die eveneens sportkleding verkopen, die is voorzien van twee parallel lopende strepen in een met de basiskleur van de kleding contrasterende kleur.

Adidas heeft een procedure aangespannen bij de rechter in Nederland en betoogd dat zij het recht heeft om iedere derde te verbieden gebruik te maken van een gelijk of overeenstemmend teken waardoor verwarring zou kunnen ontstaan. Marca Mode e.a. stellen daarentegen dat het hun vrijstaat om twee strepen als versiering op sport- en vrijetijdskleding te gebruiken. Zij beroepen zich op de vrijhoudingsbehoefte (strepen en eenvoudige streepmotieven zijn tekens die voor allen beschikbaar moeten blijven) om zonder de toestemming van adidas het tweestrepenmotief te gebruiken.

De Hoge Raad der Nederlanden, waar de zaak uiteindelijk is beland, vraagt zich af wat de beschermingsomvang van het betrokken merk is. Hij wil van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen weten of de vrijhoudingsbehoefte een beoordelingscriterium is om de omvang van het uitsluitende recht van de merkhouder af te bakenen.

In zijn arrest van vandaag stelt het Hof om te beginnen vast dat de behoefte aan vrijhouding van bepaalde tekens geen van de relevante omstandigheden is waarmee rekening wordt gehouden om te beoordelen of er sprake is van een verwarringsgevaar. Het antwoord op de vraag of een dergelijk gevaar bestaat, moet namelijk worden gebaseerd op de perceptie door het publiek van de waren waarop het merk van de merkhouder betrekking heeft en van de waren waarop het door de derde gebruikte teken betrekking heeft. De nationale rechter moet nagaan of de gemiddelde consument zich kan vergissen over de herkomst van sport- en vrijetijdskleding die is voorzien van streepmotieven die op dezelfde plaatsen zijn aangebracht en dezelfde kenmerken vertonen als het streepmotief van adidas, met het enige verschil dat zij uit twee en niet uit drie strepen bestaan.

Vervolgens staat het Hof stil bij de specifieke bescherming die bekende merken genieten. Het merkt op dat voor die bescherming niet het bestaan van een gevaar voor verwarring tussen het teken en het merk is vereist. Het volstaat reeds dat het betrokken publiek een verband daartussen legt. Aangezien de vrijhoudingsbehoefte losstaat zowel van de beoordeling van de mate van overeenstemming tussen het bekende merk en het door de derde gebruikte teken als van het verband dat het betrokken publiek tussen dat merk en dat teken zou kunnen leggen, is zij geen relevante factor om na te gaan of door het gebruik van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de reputatie van het merk.

Ten slotte preciseert het Hof dat, ook al mag de houder van een merk derden niet verbieden om eerlijk gebruik te maken van beschrijvende aanduidingen, de vrijhoudingsbehoefte hoe dan ook geen autonome beperking vormt van de aan het merk verbonden rechtsgevolgen. Een derde kan zich alleen op de in de merkenrichtlijn neergelegde beperkingen van de aan een merk verbonden rechtsgevolgen beroepen en zich alleen op de vrijhoudingsbehoefte baseren, wanneer de door hem gebruikte aanduiding verband houdt met een van de kenmerken van de waar. Het zuiver decoratieve karakter van het tweestrepenteken, waarop de betrokken ondernemingen zich beroepen, geeft geen enkele aanduiding inzake een van de kenmerken van de waar.

Lees het persbericht hier. Lees het arrest hier.