IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 22210
28 augustus 2024
Uitspraak

Magenta kleurmerk nietig verklaard in de Benelux (III)

 
IEF 4759

In de maatvoering

fb-lp-S.gifVzr. Rechtbank Haarlem, 21 september 2007, KG ZA 07-435, QDesign C Ltd. Tegen Fatboy teh Original B.V. (met dank aan diverse inzenders).

Auteursrecht. Haarlemse Fatboy-zaak. In (letterlijke) navolging van de Rechtbank Den Bosch neemt ook de voorzieningenrechter Haarlem aan dat de Fatboy the Original een oorspronkelijk werk betreft dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Het vonnis spitst zich toe op de maatvoering 140 cm x 180 cm. De andere maten van gedaagdes Lounge Pillow worden niet verboden en met betrekking tot alle andere maten moet Fatboy een eerdere brief aan twee afnemers van gedaagde rectificeren. Dat de vordering in conventie niet en die in reconventie wel het IE-recht betreft, zou kunnen wat betreft de proceskosten kunnen leiden tot een ‘niet te rechtvaardigen gevolg’, maar gelukkig komen beide partijen er onderling uit.

Wat Fatboy is en produceert mag inmiddels als algemeen bekend worden verondersteld. In deze zaak neemt zij het op tegen eiseres en groothandelaar Qdesign, die via verschillende distributeurs onder meer zitzakken onder de naam Lounge Pillow op de markt brengt, in diverse maten.

Voorafgaand aan het kort geding heeft Fatboy met betrekking tot deze, naar haar mening inbreukmakende,  zitzakken niet alleen gedaagde Qdesign maar ook enkele afnemers aangeschreven. Qdesign maakt hiertegen in conventie bezwaar. In reconventie vordert Fatboy, kort gezegd, een verbod op de zitzakken en poefproducten van eiseres.  Beide vorderingen worden, zij het met beperkingen, toegewezen.

Met betrekking tot het betwiste auteursrecht op de Fatboy The Original en de gestelde inbreuk door QDesign overweegt de voorzieningenrechter als volgt:

“5.5. (…) Hoewel het Bossche vonnis is gewezen in een procedure waarbij Qdesign geen partij was, en dat vonnis tussen beide partijen in onderhavig kort geding geen gezag van gewijsde heeft, vormt de genoemde uitspraak van de bodemrechter, dat door een meervoudige kamer is gewezen, wel een belangrijk gezichtspunt, dat bij de beoordeling in her onderhavig kort geding meeweeg. Voorts geldt dat de juistheid van de historische analyse van de herkomst, die Qdesign heeft onderbouwd door overlegging van een verklaring van dr. T.R.A.d e Rijk, Associate Professor Geschiedenis van het Industrieel Ontwerpen aan de Technische Universiteit Delft, niet aanstonds overtuigt en nader onderzoek vergt, waarvoor een kort geding zich naar zijn aard niet leent. Gelet op het oordeel van de rechtbank 's-Hertogenbosch gaat ook de voorzieningenrechter voorshands ervan uit dat de Fatboy the Original een oorspronkelijk werk betreft dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.”

“5.6. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Fatboy. (…) Uit de conclusie van antwoord volgt voorts dat Fatboy thans uitsluitend stelt dat Qdesign met verhandeling van de Lounge Pillow van 140 cm x 180 cm inbreuk maakt op het auteursrecht op de Fatboy the Original.”

“ 5.8. (…) Gelet op de punten van overeenstemming, door Fatboy aangevoerd, zoals de identieke, naar buiten uitstekende platte rand (de zogenoemde Engelse naad), de uitvoering in vergelijkbaar materiaal en kleuren en de maatvoering, is het totaalbeeld van de beide zitzakken hetzelfde. Met Fatboy is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verschillen tussen de beide zittakken, zoals het binnenwerk, de lengte en uitvoering van de sluitingen, het stiksel en de breedte van de rand, en het ontbreken van het label en het zwarte handvat bij de Lounge Pillow, van ondergeschikte betekenis zijn, zodat deze niet kunnen leiden tot het oordeel dat de totaalindruk van de Lounge Pillow anders is dan die van de Fatboy the Original. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de Lounge Pillow in de maatvoering 140 cm x 180 cm auteursrechtelijk inbreuk maakt op de Fatboy the Original van Fatboy.

Met betrekking tot de vordering in conventie, de gestelde onrechtmatige brieven aan afnemers van de Lounge Pillow, overweegt de voorzieningenrechter:

5.9. De voorzieningenrechter overweegt dat de brief die Fatboy aan Loods 5, genoemd
onder 2.7, die zoals ter zitting is komen vast te staan eveneens is verzonden aan de vennootschap genaamd Paperwhite, onvoldoende duidelijk maakt dat de bewaren van Fatboy uitsluitend zien op de Lounge Pillow in de maatvoering 140 cm x 180 cm. Dat zal bij de geadresseerden de indruk hebben kunnen doen instaan dat de rechtbank 's-Hertogenbosch alle Lounge Pillow en Lounge Pouf producten als inbreuk heeft beschouwd terwijl dat niet het geval is, daar bedoeld vonnis uitsluitend ziet op een zitzak met de maatvoering 140 cm x 180 cm. De stelling van Fatboy dat Qdesign geen belang heeft bij haar vorderingen voor zover deze zien op de Lounge Pillow producten in de andere maatvoeringen, gaar in dat licht dan ook niet op. Ter zitting heeft Fatboy voorts laten weten bereid te zijn om de brieven zoals door Qdesign gevorderd, te verzenden.”

De vorderingen in conventie en reconventie worden beide, zij het met beperkingen, toegewezen, met als gevolg dat beide partijen worden veroordeeld tot het betalen van elkaars proceskosten:

“5.12. Op verzoek van de voorzieningenrechter hebben partijen in de schorsing van de zitting geprobeerd overeenstemming te bereiken over de (volledige) kostenveroordeling die een partij in geval van verlies van de procedure aan de andere partij verschuldigd zou worden. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek mede gedaan omdat de vordering in conventie mogelijk niet als een procedure betreffende intellectuele eigendomsrechten beschouwd zou kunnen worden nu de grondslag is gelegen in de sleutel van de onrechtmatige daad, terwijl de vordering in reconventie duidelijk een procedure betreft als bedoeld in artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat zou tot het niet te rechtvaardigen gevolg leiden dat de verliezende partij in conventie een vergoeding voor het procureursalaris van EUR 816,- toegewezen zou krijgen en de verliezende partij in reconventie een kostenveroordeling die maximaal zou neerkomen op de door Fatboy in dat verband gevorderde EUR 15.000,--. Na hervatting van de zitting hebben partijen laten weten te zijn overeengekomen dat zowel in conventie als in reconventie voor beide partijen de proceskosten kunnen worden begroot op EUR 5.000,--. De voorzieningenrechter zal dan ook dienovereenkomstig een proceskostenvergoeding toekennen.

5.13. Fatboy zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Qdesign worden begroot op EUR 5.000,--.

5.14. Qdesign zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fatboy worden begroot op EUR5.000,00.”

Lees het vonnis hier. Grotere afbeelding (vlnr. Fatboy the Original en de Lounge Pillow met maatvoering 140x180 cm van Qdesign) hier.

IEF 4758

Misbruik van logo's

Rechtbank Utrecht, 20 september 2007, LJN: BB4388. Strafrecht.

Strafzaak, gezien het onderwerp aardig te vermelden, maar inhoudelijk niet relevant om uitvoerig te bespreken. “Veroordeling voor oplichting van personen door middel van valse hoedanigheden (bewindvoerder/curator), misbruik van logo's van Justitie en de Rechtspraak en misbruik van de meestertitel (mr.). Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar met algemene voorwaarde, een werkstraf van 180 uur en toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen A t/m G.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4756

Bedrijfsgeheimen en IE-recht

aippi.gifDe secetaris van de VIE, de  Nederlandse Groep van de AIPPI, bericht dat op dinsdag 4 december 2007 een algemene ledenvergadering van de VIE zal plaatsvinden te Amsterdam (de exacte locatie is nog niet bekend).
 
De ALV begint om 20.00 uur en wordt circa twintig minuten later gevolgd door een lezing van Mr Pieter van der Korst over "Bedrijfsgeheimen en IE-recht".

IEF 4755

Opgenomen in het kinetisch schema

kinsch.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnummers 97/1213 en 97/1214, Mol tegen Technip Benelux B.V. (met dank aan Olaf Trojan en Michel Veltman, Simmons & Simmons).

Twee tussenarresten in een 2e Technip-zaak. De tussenarresten zien uiteindelijk op het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de vraag wie auteursrechthebbende is op het programma SPYRO, maar het hof concludeert in de arresten echter ook dat het programma en het daarvan onderdeel uitmakende kinetische schema wel een auteursrechtelijk beschermd werk is.

In de onderhavige zaak stelt Technip dat Mol middels het programma PHENICS inbreuk maakt op haar auteursrecht. Mol stelt als verweer o.a. dat het programma SPYRO van Technip geen werk is en dat het, als dit wel zo zou zijn, het dan niet duidelijk is wie de auteursrechthebbende op SPYRO is.

Over die laatste stelling mag Mol nader bewijs leveren, over de eerste is het hof vrij duidelijk:

“29. Gelet op voormelde rapporten en (getuigen)verklaringen gaat het hof ervan uit dat Spyro een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de van de maker draagt. Hoewel de chemische reactievergelijkingen, opgenomen in het kinetisch schema dat de kern van het programma vormt, op zichzelf gebaseerd zijn op objectieve wetenschappelijke gegevens, blijkt uit het bovenstaande voldoende dat het schema de vrucht is van een subjectieve selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen daarvan in het schema. Dat geldt zowel voor de selectie van de reactievergelijkingen als voor de wijze van lumping. Om hun doel te bereiken (in de woorden van prof. Moulijn: een goed werkend simulatiepakket) hadden de ontwerpers kennelijk de ruimte om creatief met de objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden om te gaan. Van die creatieve ruimte hebben zij ook gebruik gemaakt. Gelet in het bijzonder ook op de verklaring van getuige Losco vergde ook de omzetting van het schema in computertaal en een optimaal werkend programma creativiteit. Voorts valt uit de verklaringen en het de deskundigenbericht van prof. Moulijn af te leiden dat het programma complex is em de ontwikkelingen daarvan vele jaren in beslag heeft genomen. Op zichzelf is dat niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, maar gelet op het bovenstaande zijn die omstandigheden daarvoor in casu wel een extra aanwijzing.

30. Hetgeen Mol in zijn akte na het laatste tussenarrest stelt over deze verklaringen doet niet (voldoende) af aan het bovenstaande, nu daaruit niet valt af te leiden dat geen sprake is van voormelde subjectieve selectie/keuzes. Dat volgt ook niet uit de verklaring van Ranzi, waarop Mol in het bijzonder wijst. Anders dan Mol lijkt te stellen, verklaart Ranzi dat de opvolging van chemische reacties van belang is. Ook uit zijn verklaring dat zij moesten werken met duizenden chemische reacties valt af te leiden dat subjectieve keuzes gemaakt moesten worden. Dat Losco verklaart over de creatieve arbeid die gemoeid was met het omzetten van de chemische reacties in computertaal, betekent uiteraard niet dat hij van oordeel is dat met het ontwerpen van het kinetisch schema geen auteursrechtelijk relevante scheppende arbeid gemoeid was. Daarover verklaart hij niets.

31. Het bovenstaande brengt mee dat het hof ervan uitgaat dat naar Nederlands recht en het recht van de overige EU-lidstaten sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk.”

Lees de arresten hier.

IEF 4754

Magistrale bereiding

cbg.gifRechtbank ‘s Gravenhage, 20 september 2007, rolnr. 292027 / KG ZA 07/931, Orphan Europe SARL tegen Haagse Transvaal en Sport Apotheek BV en P.W. Lebbink

Wel gemeld, nog niet besproken. Geen inbreuk op het merk CARBAGLU door het verstrekken van de eigen bereiding terwijl het medicijn CARBAGLU is voorgeschreven door de arts. Het beroep van de merkhouder op de geneesmiddelenwetgeving en op een ongeschreven norm wordt verworpen. Volgt 50% van de volledige proceskostenveroordeling voor het merkrechtelijke deel.

De apotheek maakt sinds 1997 op voorschrift van een arts een medicijn op basis van carglumaatzuur. Dit medicijn is ter bestrijding van een zeldzame ziekte die een te hoog ammoniakgehalte van het bloed tot gevolg heeft. De apotheek betrekt de grondstof carglumaatzuur van een derde.

Orphan heeft een handelsvergunning gekregen voor het weesgeneesmiddel CARBAGLU carglumaatzuur. Als gevolg van deze vergunningverlening heeft Orphan voor een periode van tien jaar marktexclusiviteit. Orphan heeft van de merkhouder van CARBAGLU een volmacht gekregen om een procedure te starten tegen de apotheek. Orphan komt nu op tegen de beweerde verstrekking van een geneesmiddel op basis van carglumaatzuur terwijl CARBAGLU is voorgeschreven door de behandelde arts.

Orphan beroept zich op de gemeenschapsverordening. Daarnaast zou de apotheek onrechtmatig hebben gehandeld doordat de eigen bereiding wordt gemaakt van een stof die kwalitatief slechter is dan het medicijn CARBAGLU. Bovendien zou de apotheek in strijd handelen met de geneesmiddelenwetgeving. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.

Partijen steggelen over het al dan niet tijdig indien van de producties. Volgens de voorzieningenrechter heeft Orphan ruim de gelegenheid gehad van de inhoud kennis te nemen en haar standpunt te bepalen. Het overgelegde overzicht van de proceskosten kan pas in een later stadium worden overgelegd omdat de gemaakte kosten in de laatste dagen voor de behandeling ter zitting zo veel mogelijk dienen te worden gespecificeerd en onderbouwd.

Uit de producties van apotheek blijkt dat de apotheek van de artsen op één keer na altijd een eigen bereiding voorgeschreven heeft gekregen. Een keer is het medicijn CARBAGLU voorgeschreven. Deze eenmalige verstrekking, die zou hebben plaatsgevonden in april 2006, is onvoldoende grond om aan te nemen dat Orphan nu nog een spoedeisend belang zou hebben bij het gevorderde verbod op merkinbreuk. Er bestaat volgens de voorzieningenrechter ook geen dreiging van merkinbreuk.

De voorzieningenrechter verwerpt ook de stelling dat er sprake zou zijn van oneerlijke concurrentie vanwege de eigen bereiding. Partijen verschillen niet van mening dat de apotheker in beginsel is toegestaan geneesmiddelen te bereiden en in de eigen apotheek aan de patiënt af te leveren. Levering in de zin van de wet aan andere apotheken is niet toegestaan.

“Uit de overgelegde producties kan mogelijk worden afgeleid dat de overheid en beroepsgroep het verstrekken van een eigen bereiding als regel niet wenselijk vinden. Indien een industrieel bereid geneesmiddel voor handen is, maar voorhands moet worden geoordeeld dat een wettelijke of ongeschreven norm die dat verbiedt ontbreekt.

De door Orphan ingenomen stelling dat 8% onbekende verontreiniging in de grondstof aanwezig zou zijn, is niet onderbouwd, aldus de rechter. De door de apotheek overgelegde “certicate of analysis” van de leverancier vermeldt een zuiverheid van de grondstof van 99%. De stelling van Orphan dat de chemische kwaliteit van het geneesmiddel CARBAGLU beter is dan de eigen bereiding wordt om deze reden niet door de voorzieningenrechter aanvaard.

Ook is er geen sprake van schending van de zorgvuldigheidsnorm. De bescherming voor weesgeneesmiddelen is beperkt tot het niet toestaan van andere handelsvergunningen en biedt geen absolute bescherming. De magistrale bereiding is toegestaan. Relevant is dat de eigen bereiding door de apotheek reeds plaats vond voordat de handelsvergunning aan Orphan werd verleend en dat de omvang van de levering door de apotheek bovendien beperkt is. De voorzieningenrechter wijst de vordering af en veroordeelt Orphan in de volledige proceskosten. De voorzieningenrechter vindt dat 50% van de gemaakte kosten in aanmerking komt omdat deze in verband staan met de merkrechtelijke vorderingen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4753

Amerikaanse uitvoerende kunstenaars

dve.gifDick van Engelen (Ventoux): Thuiskopie v Irda & Norma: Het laatste woord over bescherming van Amerikaanse artiesten? Noot bij Gerechtshof Amsterdam, 13 september 2007, rolnr. 05/1143. Stichting de Thuiskopie tegen Norma (zie IEF 4703).

Het Hof Amsterdam komt in zijn arrest van 13 september 2007 tot de conclusie dat Amerikaanse uitvoerende kunstenaars in beginsel niet beschermd worden onder de Wet op de Naburige Rechten (‘WNR’). Die internationaal privaatrechtelijke conclusie is helder, maar bij bestudering van het arrest dringt de vraag zich op of die conclusie ook overtuigend is.

(…) Het zijn twee Nederlandse rechtspersonen, die voor uitvoerende kunstenaars de door de Stichting Thuiskopie geïncasseerde gelden verdelen onder de bij hen aangesloten artiesten. ‘Twee handen op een buik’ zou je denken, en de zaak heeft dan ook kenmerken van een proefprocedure. Bedoeling van partijen zal dan ook zijn met dit arrest richtinggevende jurisprudentie te scheppen.

Het Hof overweegt dat aan Thuiskopie kan worden toegegeven dat artikel 32(1)(c) WNR houvast biedt voor het standpunt dat een buitenlandse uitvoerend kunstenaar beschermd is wanneer zijn uitvoering is opgenomen op een fonogram waarvan de fonogrammenproducent (onderstreping auteur) krachtens het tweede lid beschermd wordt. Dat standpunt wijst het Hof vervolgens af, omdat het Hof van oordeel is dat dit er toe zou leiden dat per saldo Amerikaanse artiesten toch in veel gevallen beschermd zouden worden, terwijl dat nu juist niet de bedoelding van de wetgever zou zijn geweest. Die teleologische interpretatie overtuigt niet direct, al was het maar omdat Amerikaanse artiesten momenteel niet alleen afhankelijk zijn van het Verdrag van Rome om aanspraak op bescherming te kunnen maken, zoals hierna verder besproken wordt.

Lees de volledige noot hier.

IEF 4752

EU treedt toe tot Den Haag

Persbericht Commissie: Industrial property: EU joins international designs treaty
The European Community submitted yesterday to the World Intellectual Property Organisation (WIPO) in Geneva its instrument of accession to the Geneva Act of the Hague Agreement concerning the international registration of industrial designs.

This accession will allow EU companies, with a single application, to obtain protection of a design not only throughout the EU with the Community Design, but also in the countries which are members of the Geneva Act. It will simplify procedures, reduce the costs for international protection and make administration easier. The system will become operational for businesses on 1 January 2008.

Lees hier meer.

IEF 4751

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 september 2007, KG ZA 07-1028, Doornewaard, h.o.d.n. Silica Nova tegen Air Force Limited.

Vervolg op dit vonnis van de Rechtbank Zutpen. “Nu inmiddels voldoende duidelijk is  hoe de Silicair machine eruit ziet en bovendien van inbreuk voorshands geen sprake  is, dient voorts het gelegde bewijsbeslag te worden opgeheven zoals in conventie  tevens de door Doornewaard gestelde aanzienlijke belangen tot gebruik van de  machine om in zijn levensonderhoud te voorzien in aanmerking genomen. De  gevorderde intrekking van een door een andere voorzieningenrechter gegeven verlof gaat naar voorlopig oordeel de competentie van deze voorzieningenrechter te buiten."

Lees het vonnis hier.

IEF 4750

L’affare della Trattoria

Vaak zijn het de niet-juridische details van IE-zaken die een juridische zaak onder de meer algemene aandacht brengen: het systeem van de van werkelijke proceskosten is bijvoorbeeld bij derden waarschijnlijk minder bekend dan de pizza-affaire die er uit voortvloeide. In het advocatenblad van 7 september staan zelfs twee stukken over de affaire, een interview met Menno Heerma van Vos (Solv)  die een prijsvraag koppelde aan de geanonimiseerde advocaten en een column van Matthijs Kaaks (Boekx). Wie de advocaten waren zoekt u zelf maar uit, voor zover van belang, maar door te berichten over publiciteit die de affaire genereert, kan wel worden aangegeven dat de discussie over het systeem van de werkelijke proceskosten veelzijdiger is dan zij op het eerste oog lijkt. 

“Ik sprak mr. X in La  Trattoria Delitalia, niet  ver van zijn kantoor  aan de Zuidas van Amsterdam. Het etablissement heeft door  zijn toedoen enige bekendheid verkregen sinds mr. X voor de  Voorzieningenrechter in Den Bosch zijn lunchkosten vergoed  trachtte te krijgen van de wederpartij in een ‘recht-toe-rechtaan’  merkenzaakje (LJN: BB1252 rechtspraak.nl). Het nieuwe  proceskostenregime in IE-zaken maakt het mogelijk de volledige  kosten op de wederpartij te verhalen, mits deze ongelijk krijgt.  Mr. X diende daarom samen met kantoorgenoot Y een rekening in  van H 41.640,67, inclusief lunch dus, wat door de rechter ‘extreem  buitensporig’ werd geoordeeld. Sindsdien gaat mr. X anoniem door  het leven.”

Lees de column hier (publicatie met toestemming van de auteur).

IEF 4748

In globo en in concreto

qcky.gifHvJ EG, 20 september 2007, zaak C 193/06 P, OHIM tegen Quick Restaurants SA (alleen Franse versie beschikbaar).

Wel gesignaleerd, nog niet besproken. Merkenrecht. Oppositiezaak. Aanvraag voor ‘Quicky, een Gemeenschapswoord/beeldmerk. Oppositie op basis van oudere (inter)nationale woord- en beeldmerken ‘Quick’ en Quickies. Het Hof wijst Gerecht terecht met betrekking tot de vergelijking van de tekens, althans de formulering van haar eindoordeel over de vergelijking van de tekens.

De zaak betreft het vergelijk tussen het aangevraagde woord/beeldmerk Quicky van Nestle, Quicky het Nestlé-konijn, en de oudere woordmerken QUICKIES et QUICK van Quick Restaurants. Het Gerecht oordeelde eerder dat de merken visueel en auditief overeenstemden en dat verwarringsgevaar niet kon worden uitgesloten. Het Gerecht merkte daarbij nog op dat aan het onderscheidend vermogen van het konijn nog werd behoorlijk afgedaan doordat het gebruik van dergelijke afbeeldingen dieren (l’utilisation d’un animal jovial et animé) zeer gebruikelijk is in de voedingsmiddelenindustrie.

In de onderhavige zaak stelt het Hof echter dat door het Gerecht onvoldoende is gekeken naar de totaalindrukken van de tekens bij de beoordeling van de visuele overeenstemming. Onder verwijzing naar het arrest in de Shaker-zaak (Limonchelo) benadrukt het Hof dat bij het onderzoek of sprake is van gevaar voor verwarring, niet slechts één bestanddeel van een samengesteld merk in de beschouwing worden betrokken en worden vergeleken met een ander merk. Bij een dergelijke vergelijking moeten de betrokken merken juist elk in hun geheel worden onderzocht, wat niet uitsluit dat de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek nalaat, in bepaalde omstandigheden door een of meerdere bestanddelen ervan kan worden gedomineerd.

Het gaat er om of binnen de totaalindruk een element dominant is, woord of beeld, en andere elementen ondergeschikt (verwaarloosbaar), terwijl het Gerecht i.c. het zo fromuleerde dat het woordelement niet verwaarloosbaar zou zijn en het beeldelement niet dominant. Dat iets niet verwaarloosbaar is, is iets anders dan dominant en dominantie is de doorslaggevende factor.

De zaak wordt verwezen naar het Gerecht, die dus ofwel haar mening ofwel haar formulering kan aanpassen.

Lees het arrest hier. Eerder arrest GvEA hier.