IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4525

Niet geneutraliseerd

lto.gifBBIE, beslissing inzake oppositie, 20 juli 2007, Nº 2000155. Lotto Sport Italia S.p.A. tegen Talpa TV B.V.

Oppositie tegen de spoedinschrijving van het woordmerk LOTTE. Oppositie wordt toegewezen: gevaar voor verwarring.

Talpa heeft ten behoeve van één van haar programma’s het woordmerk LOTTE onder andere in klasse 25 (kleding) laten registreren. Lotto Sport start een oppositie tegen de inschrijving van het merk LOTTE in klasse 25 op grond van verwarring tussen de merken. Lotto Sport fabriceert niet enkel sportkleding, maar ook vrije tijdskleding.

“75. Gezien enerzijds de identiteit of minstens zeer hoge mate van soortgelijkheid tussen de waren van de ingeroepen rechten en die van het betwiste teken en anderzijds de grote overeenstemming van de tekens, is het Bureau van oordeel dat er sprake is van verwarringsgevaar. Immers, zijn de visuele en auditieve aspecten in casu van dergelijk groot belang en kan het begripsmatig verschil dit niet voldoende neutraliseren.” Het Bureau beslist dat de oppositie gegrond is en dat de inschrijving voor de waren in klasse 25 wordt doorgehaald.

Lees de beslissing hier.

IEF 4524

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, LJN: BB1707, Eiseres tegen Gedaagde.

Centraal staat de vraag of het gebruik van de aanduidingen TEXTID en/of TEXT-ID door gedaagde in al haar verschijningsvormen jegens eiseres onrechtmatig is. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend.

Lees het vonnis hier.

- Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 3 juli 2007, LJN: BB1688, Appelante tegen Geïntimeerde.

Auteursrecht. “Appellanten baseren onderdeel 2. van hun gewijzigde vorderingen kennelijk op de stelling dat de siliconen-mal van 'de nachtwacht' is vervaardigd door de dochter ten behoeve van de vof en met materiaal van de vof.”

Lees het arrest hier.

IEF 4523

Portretrecht

vanb.gifGeen commentaar.nl bericht dat het lijkt of SP kamerlid Harry van Bommel “bijklust als aanprijzer van verschillende website-pakketten bij de internetprovider PINS. (…) Zijn reactie? Hij baalt er stevig van, aangezien hij van niets weet. Volgens hem heeft PINS de foto zonder toestemming geplaatst. Van Bommel: "Samen met onze juristen ben ik nu bezig te bezien wat wijsheid is. Vermoedelijk wordt het eerst een vriendelijk verzoek om mijn afbeelding daar weg te halen. Natuurlijk zullen we onderzoeken wat we nog meer kunnen doen. In het uiterste geval zal ik via de rechter verwijdering afdwingen. Zover hoeft het wat mij betreft echter niet te komen." Volgens PINS zou het gaan om een zogenaamde stockfoto, de foto’s op de site zijn inmiddels vervangen.

Lees hier meer.

IEF 4522

Niet verschenen

Rechtbank Amsterdam, 28 maart 2007 HA-ZA 07-630, Relatieplanet Nederland B.V. tegen A.J.C. Van Putten. (Met dank aan Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten).

Al eerder in dit bericht gemelde  domeinnaamzaak. Het blijkt een verstekvonnis te betreffen. Vordering van Relatieplanet tot overdracht domeinnaam relatieplanner.nl wordt toegewezen, evenals een inbreukverbod op het merk Relatieplanet. Ook dient gedaagde kosten voor beslag van de domeinnaam, proceskosten ad € 2551,00 en een schadevergoeding van € 7500,00 te betalen.

Lees vonnis hier.

IEF 4521

Een onderscheidende betekenis

sp.gifRechtbank Zwolle-Lelystad, 14 augustus 2007, KG ZA 07-331, De Telegraaf B.V. tegen Zegers. (Met dank aan Arvid van Oorschot, Klos Morel Vos & Schaap).

Merkenrecht. Het merk ‘speurders’ is “een redelijk tot goed bekend merk en daarnaast ook een zogenaamd seriemerk”. De domeinnaam mijnspeurder.nl dient te worden afgegeven. Uitlatingen van gedaagde over de zaak worden aangemerkt als onrechtmatige publicaties. Matiging proceskosten i.v.m. inkomenspositie.

De feiten laten zich heel kort samenvatten: De Telegraaf voert sinds 1922 een advertentierubriek onder de naam Speurders, begin 2007 heeft Zegers de domeinnaam mijnspeurder.nl geregistreerd en de Telegraaf maakt hiertegen bezwaar op grond van haar merkrechten. De rechter wijst de vorderingen van de Telegraaf toe, inclusief de vorderingen met betrekking tot de onrechtmatige publicaties van Zegers over de wijze waarop de Telegraaf zich in deze zaak zou hebben opgesteld. 

“5.6 “(…) Hoewel 'speurder' en daarvan afgeleide woorden ook woorden zijn waarvan in de Nederlandse taal normaal gebruik wordt gemaakt, heeft het woord ‘speurders’ in de context waar het in deze zaak om gaat wel degelijk een onderscheidende betekenis. ‘Speurders" is immers al sinds jaar en dag een begrip op het gebied van de kleine advertenties. Gelet op de bekendheid van "speurders" en de lange periode (vanaf 1922) waarin door de Telegraaf  al in voorgaande betekenis gebruik wordt gemaakt van de term ‘speurders’, is het aannemelijk dat de identificatie van ‘speurders’ zich niet alleen uitstrekt tot de advertentierubriek van het dagblad Telegraaf, maar ook tot de identificatie met de Telegraaf zelf. Derhalve moet worden geoordeeld dat ‘speurders’ als ingeschreven wordmerk in deze context bescherming geniet.

Vergelijking van ‘mijnspeurder’ met ‘speurders’ leidt tot het oordeel dat sprake is van een (in hoge mate) overeenstemmend teken. (…) de kans [zal] groot zijn dat er verwarring ontstaat bij het publiek, in die zin dat ‘mijnspeurder’ geassocieerd zal worden met het merk ‘speurders’ van de Telegraaf. Dit risico wordt alleen maar vergroot doordat Zegers, en dit is door hem niet weersproken, ‘mijnspeurder’ gebruikt voor identieke diensten als waar de Telegraaf haar merk ‘speurders’ voor gebruikt: advertentie publicatie en bemiddeling. Ook het feit dat het merk ‘speurders’ een redelijk tot goed bekend merk is en daarnaast ook een zogenaamd seriemerk is, maakt de kans op verwarring des te groter.”

Twee publicaties van Zegers over de zaak worden als onrechtmatig aangemerkt;

“5.12. De beschuldiging die Zegers in het eerste artikel (verder Publicatie te noemen) uit, komt neer op een beschuldiging van de Telegraaf dat zij op oneigenlijke gronden en met oneigenlijke middelen Zegers de domeinnaam "mijnspeurder" probeert afhandig te maken. De Telegraaf heeft zich bij haar eis tot afgifte consequent beroepen op een aan haar toekomend merkrecht. waarop door Zegers inbreuk wordt gemaakt. (…) Uit geen enkel in het geding gebracht stuk blijkt dat de Telegraaf zich in het geschil tussen haar en Zegers heeft bediend van middelen die het oorbare te buiten gaan of een andere toon behelzen dan een strikt zakelijke. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het artikel onnodig tendentieus is. Zegers zet zichzelf neer als het slachtoffer en schroomt niet om hierbij gebruik te maken van het feit dat hij WAO’er is, hoewel dit niets van doen heeft met het tussen partijen spelend geschil. Gelet op al het voorgaande moet dan ook geoordeeld orden dat het belang van de Telegraaf om niet lichtvaardig aan (achteraf loze) beschuldigingen te worden blootgesteld zwaarder heeft te wegen dan het belang van Zegen zich te uiten als hij heeft gedaan. Dat Zegers zich hierbij heeft laten leiden door zijn emoties, ontslaat hem niet van zijn verplichting de nodige zorgvuldigheid te betrachten bij her openbaar maken van een artikel met deze inhoud. De eerste publicatie moet dan ook onrechtmatig  jegens de Telegraaf worden geacht.

5.13. ook de tweede publicatie (verder Tweede Publicatie te noemen) is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig jegens de Telegraaf. In het licht van de omstandigheden van dit geval moest de Tweede Publicatie gezien worden als kennelijk bedoeld om de Telegraaf schade toe te brengen, althans de Telegraaf nog verder negatief neer te zetten, Deze Tweede Publicatie is immers als vervolgactie aangekondigd in de mailwisseling met (de raadsman) van de Telegraaf over het tussen Zegers en de Telegraaf gerezen geschil met betrekking tot de domeinnaam. (…) Ook deze beschuldigingen vinden naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal.”

Zegers wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld,  Waarbij de voorzieningenrechter, mede gelet op de inkomenspositie van Zegers, wel aanleiding ziet om de kosten, met betrekking tot het IE gedeelte, op grond van art. 1019h Rv  te matigen tot € 7.000,-. De (voor niet IE-zaken gebruikelijke) proceskosten in verband met onrechtmatige daad (de publicaties vloeien niet noodzakelijkerwijs voort uit het feit dat het geschil een intellectuele eigendomskwestie betrof) en de beslagkosten komen daar nog bovenop.

Lees het vonnis hier.

IEF 4520

Een verband

HvJ EG, Zaak C-252/07. Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (Civil division) (Verenigd Koninkrijk) op 29 mei 2007 - Intel Corporation Inc. / CPM United Kingdom Limited. Prejudiciële vragen:

1. Gelet op artikel 4, lid 4, sub a, van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988(1), en in het geval dat:

a) het oudere merk een enorme bekendheid heeft voor bepaalde specifieke soorten waren of diensten,

b) deze goederen of diensten niet gelijksoortig of in aanzienlijke mate niet gelijksoortig zijn aan de waren of diensten van het jongere merk,

c) het oudere merk uniek is met betrekking tot welke waren of diensten dan ook,

d) het oudere merk in gedachten zou komen van de gemiddelde consument, wanneer hij of zij wordt geconfronteerd met het jongere merk voor de diensten van het jongere merk,

zijn deze feiten op zich voldoende om i) een "verband" als bedoeld in de punten 29 en 30 van het arrest van 23 oktober 2003, Adidas-Salomon AG/Fitnessworld Trading Ltd (C-408/01, Jurispr. blz. I-12537) en/of ii) een ongerechtvaardigd voordeel en/of afbreuk als bedoeld in dat artikel vast te stellen?

2. Zo niet: welke elementen dient de nationale rechter in aanmerking te nemen om te beslissen dat deze feiten voldoende zijn voor bovenbedoelde vaststelling? In het bijzonder: welke betekenis moet bij de totaalbeoordeling of er sprake is van een "verband", worden toegekend aan de waren of diensten in de specificatie van het jongere merk?

3. Wat is in het kader van artikel 4, lid 4, sub a, vereist om te voldoen aan de voorwaarde dat afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen? Meer in het bijzonder: (i) dient het oudere merk uniek te zijn, (ii) is een eerste strijdig gebruik voldoende om de afbreuk aan het onderscheidend vermogen vast te stellen, en (iii) vereist de afbreuk aan het onderscheidend vermogen van het oudere merk een beïnvloeding van het economisch gedrag van de consument?

Lees hier iets meer. Verwijzende Britse uitspraak hier.

IEF 4519

Duozorg

Rechtbank Rotterdam, 1 augustus 2007, VZ VERZ 04-3665. Duozorg Verpleegkundige maatschap tegen DuoZorg Uitzendbureau B.V. (Met dank aan Sascha Schalkwijk, Bird & Bird)

Handelsnaamrecht. Afwijzing verzoek tot wijzigen handelsnaam; geen verwarring te duchten bij het publiek.

Wel gemeld, nog niet besproken. Verzoekster Duozorg Verpleegkundige maatschap (hierna: “VM”) voert sinds 2000 rechtmatig haar handelsnaam. Verweerster DuoZorg Uitzendbureau (hierna: “Uitzendbureau”) voert haar handelsnaam sedert 2003. VM verzoekt de kantonrechter Uitzendbureau te veroordelen tot het aanbrengen van zodanige wijzigingen in de door Uitzendbureau gevoerde handelsnaam, dat er geen strijd meer is met art. 5 Hnw. Uitzendbureau verweert zich door de stellen dat zij zich uitsluitend bezighoudt met uitzendactiviteiten en niet met het zelf verlenen van zorg.

De kantonrechter merkt op dat VM een onderneming is in de zin van de Handelsnaamwet (enig georganiseerd verband met het oogmerk materieel voordeel te behalen) en dat zij gerechtigd is zich op de bescherming van de Handelsnaamwet te beroepen. Het feit dat VM niet was ingeschreven in het handelsregister, dat de naam niet was gedeponeerd als merk en dat de domeinnaam op Internet nog beschikbaar was doet daar niet aan af.

Hoewel beide ondernemingen zich richten op de zorgsector is volgens de kantonrechter de wijze waarop zij hun diensten aan deze sector verlenen totaal verschillend. VM richt zich op de kleinschalige, particuliere thuiszorg. Uitzendbureau richt zich op grote instellingen en de bemiddeling van personeel dat in die instelling werkzaam wil zijn. De kantonrechter oordeelt dat er bij het publiek geen verwarring te duchten is. VM heeft volgens de rechter ook niet aannemelijk gemaakt dat zich al daadwerkelijk en met enige regelmaat gevallen van verwarring hebben voorgedaan.

Hoewel de handelsnamen gelijkenis vertonen, nu zij beide beginnen met het woord “Duozorg”, meent de kantonrechter dat deze aanduiding op zichzelf niet is te kwalificeren als “hèt” kenmerkende bestanddeel van de beide namen. Zonder de nadere aanduiding ‘Verpleegkundige maatschap’ of ‘Uitzendbureau’ is er volgens de rechter onvoldoende onderscheidend vermogen. De kantonrechter merkt voorts op dat het logo en de verdere presentatie van Uitzendbureau zodanig afwijkend is van die van VM dat op grond daarvan in ieder geval geen verwarring te duchten is.

Het verzoek tot wijzigen van de handelsnaam wordt afgewezen. Overigens heeft de beschikking van de kantonrechter wegens “mislegging van het dossier” drie jaar op zich laten wachten.

Lees de beschikking hier.

IEF 4518

Onder advocaten

rid.gifSolv Advocaten wil wel heel erg graag weten wie hun collega was die de  pizza’s declareerde in deze zaak en die vervolgens op de vingers werd getikt door de Bossche rechter. In het vonnis zijn de namen van de advocaten geanonimiseerd.

Menno Heerma van Voss schrijft op Solv.nl: "In zijn kort geding vonnis in een merken/domeinnamen dispuut heeft de voorzieningenrechter te Den Bosch korte metten gemaakt met het gevorderde bedrag aan proceskosten. Onder andere de opgevoerde rekening van het - in de IE wereld bekende Amsterdamse - restaurant "La Trattoria DelItalia"' schoot in het verkeerde keelgat. (…) Wie als het eerste het juiste antwoord op de vraag “Wat is de naam van de behandelend advocaat van eiseres in de bovengenoemde zaak?” heeft ingestuurd, ontvangt van SOLV advocaten een diner ter waarde van € 50,- bij Trattoria DelItalia in Amsterdam.”

Lees meer op de site van Solv en geef uw confrère hier aan, als u daar behoefte aan heeft.

IEF 4517

Vragen om moeilijkheden

Lex Bruinhof (Wieringa): Jaap.nl moet inbinden. “Maarrr… dat kan dus alleen gelden voor de tekst, niet voor de uitgebreid door Jaap overgenomen foto’s. Willen die beschermd zijn dan moeten ze wel oorspronkelijk zijn. Althans… tot nog toe. In een opmerkelijke passage in de uitspraak zegt de rechter hierover echter: “Indien zou moeten worden geoordeeld dat losse foto´s niet onder "geschriften" zijn te rangschikken, dan nog helpt dat Plazacasa (de exploitant van Jaap; LB) niet verder. In geding zijn documenten die bestaan uit tekst én foto´s. Deze elementen ondersteunen elkaar en vormen tezamen één geheel. Dit geheel is wel degelijk aan te merken als een geschrift in de hiervoor bedoelde zin.

Een foto kan dus tot geschrift worden (althans onder dezelfde bescherming vallen) als deze samen met tekst één geheel vormt. Aldus de rechter, althans. Dat gaat mij veel te ver. De geschriftenbescherming is al een buitenbeentje in ons auteursrecht; het ook nog eens gaan oprekken daarvan is mijns inziens vragen om moeilijkheden. En ook helemaal niet nodig. In mijn beleving zijn foto’s op makelaarssites doorgaans oorspronkelijk genoeg om voor bescherming in aanmerking te komen. Maar goed, de rechter erkent thans dus ook "fotogeschriften".”

Lees hier meer.

IEF 4516

De Benelux is meer dan Nederland alleen

Joris Deene: Intellectuele rechten kroniek 2006. “De auteur geeft een overzicht, een juridische kroniek, van de voornaamste gebeurtenissen van 2006 in het domein van de intellectuele rechten. Hij behandelt zowel het auteursrecht en de naburige rechten, het tekeningen- en modellenrecht, het octrooirecht, het merkenrecht als de bescherming van de handelsnaam en domeinnaam. Hij situeert de materie binnen de wetgeving en de rechtspraak.”

Lees de kroniek (30 pagina's) hier.