IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4303

Leeuwarder jurkjeszaak (bodem)

Rechtbank Leeuwarden, 27 juni 2007, HA ZA 06-364. Lucky Locked Limited tegen Van der Meulen Sneek B.V. (met dank aan Evert van Gelderen, De Gier & Stam)

Bodemprocedure in Leeuwarder jurkjeszaak. Inbreuk op auteursrechtelijk beschermde kinderverkleedjurk. Conservatoir beslag vervallen door te laat instellen van de eis in de hoofdzaak (artikel 260 Rv).

Lucy Locket heeft in Nederland een kinderverkleedjurk Dragonfly op de markt gebracht. Van der Meulen heeft ook een jurk, genaamd Who’s that girl? op de markt gebracht. Deze jurk vertoont wat betreft model, kleurstelling, materiaal en versierselen grote gelijkenis met de Dragonfly.

Lucy Locket heeft conservatoir beslag gelegd onder Van der Meulen. Voorts is zij een kort geding gestart tegen Van der Meulen. De Voorzieningenrechter te Leeuwarden heeft de vorderingen van Lucy Locket op grond van het auteursrecht toegewezen. Het hof heeft vervolgens dit vonnis bekrachtigd.

Ook in de onderhavige bodemprocedure gaat het in essentie om de vraag of Van der Meulen met het op de markt brengen van de Who’s that girl? jurken inbreuk maakt op een aan Lucy Locket toekomend auteursrecht op de Dragonfly.

Van der Meulen stelt dat aan de Dragonfly geen auteursrechtelijke bescherming toekomt, omdat deze jurk geen werk van letterkunde, wetenschap of kunst is. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij omdat uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie genoegzaam blijkt dat het auteursrecht mede bedoeld is om het uiterlijk van producten met een gebruiksfunctie te beschermen (zie artikel 10 lid 1 sub 11 Aw en HR 15 januari 1988, NJ 1988, 376). Vervolgens oordeelt de rechtbank dat aan de Dragonfly wel degelijk auteursrechtelijke bescherming toekomt. Eigen waarneming van de rechtbank leidt tot het oordeel dat de Dragonfly voldoende specifieke en bijzondere kenmerken – wat betreft de kleurencombinaties, materialen, versierselen en vormgeving – vertoont die, in onderlinge samenhang bezien, de conclusie rechtvaardigen dat de jurk een eigen oorspronkelijk karakter heeft dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het verwateringsverweer – de vormgevingselementen van de Dragonfly zouden door veelvuldig gebruik en grootste navolging tot een onbeschermde stijl zijn verworden – van Van der Meulen is niet voldoende onderbouwd en wordt door de rechtbank terzijde gelegd. De principiële vraag of verwatering in het auteursrecht mogelijk is, blijft dan ook onbeantwoord.

De rechtbank is van mening dat de gelijkenis tussen de beide jurkjes zo groot is dat inbreuk op het auteursrecht wordt aangenomen. Hierdoor hoeft de vraag of er tevens sprake is van slaafse nabootsing – bij gebrek aan belang – niet te worden beantwoord.

Het conservatoire beslag is volgens de rechtbank een maatregel in de zin van artikel 50 TRIPS c.q. artikel 260 Rv en komen te vervallen, omdat Lucy Locket niet tijdig de eis in de hoofdzaak heeft ingesteld. Een kort geding is niet zo’n eis in de hoofdzaak. De kosten voor dit beslag komen dan ook niet voor rekening van Van der Meulen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4302

Rijksoctrooiwet

Op 3 juli is wetsvoorstel 30 975 "Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995)" door de Tweede Kamer aangenomen. 

Lees het stemmingsoverzicht hier.

IEF 4301

Er bestaan technologische oplossingen

Rechtbank Brussel, 29 juni 2007, nr. 04/8975/A. SCRL Societe Belge Des Auteurs (SABAM) tegen SA Scarlet (met dank aan Olivier Sasserath van Marx Van Ranst Vermeersch & Partners).

In het kader van het grensoverschrijdend Auteursrecht: Belgische provider is bevolen om technische maatregelen te treffen ter blokkering van illegale uitwisseling van muziekbestanden. Lees hier de beslissing (nog geen Nederlandse versie beschikbaar) en hier een Nederlandse samenvatting ervan van Olivier Sasserath.

IEF 4300

18etcetera

Rechtbank Zwolle, 28 juni 2007, KG ZA 07-259. 1850 B.V. c.s. tegen KPN B.V. (met dank aan Michael Kellog, KPN)

Wel gemeld, nog niet samengevat. Ongeoorloofde concurrentie. KPN schendt in haar hoedanigheid van netwerkexploitant de zorgplicht jegens 1850 B.V. c.s. door te verwijzen naar haar eigen informatienummer 1888 bij storing van het KPN-netwerk waarvan 1850 B.V. c.s. afhankelijk is.

Het informatienummer 118 bestaat niet meer en daarvoor in de plaats zijn nummers gekomen die beginnen met 18, gevolgd door twee andere cijfers (de zogenaamde '18xy nummers'). Eiseres 1850 B.V. c.s. exploiteert het nummer 1850 en gedaagde KPN exploiteert het nummer 1888. Voor de bereikbaarheid van het informatienummer 1850 maakt 1850 B.V. c.s. gebruik van het platform van Verizon. Verizon maakt op haar beurt weer gebruik van het netwerk van KPN. Tussen KPN en 1850 B.V. c.s. bestaat geen contractuele relatie.

In de periode van 17 tot 24 mei 2007 was het informatienummer 1850 niet bereikbaar voor KPN-prepaid bellers. Zij kregen de tekst te horen: “Dit nummer is niet in gebruik. We helpen u graag bij het vinden van het juiste nummer. Het nummer is 1888. Ik herhaal 1888.”  Volgens 1850 B.V. c.s. wordt door KPN opzettelijk de aankiesbaarheid van de informatienummers van 1850 B.V. c.s. verstoord. Volgens de voorzieningenrechter kan van het opzettelijk veroorzaken van storingen niet worden uitgegaan zonder nadere bewijsvoering, waarvoor een kort geding zich niet leent.

De rechter is echter wel van oordeel “dat het onrechtmatig geacht moet worden dat tijdens een storing in het door het KPN BV geëxploiteerde netwerk bellers met de xy-nummers van 1850 B.V. c.s. geconfronteerd worden met een bandje met de mededeling dat het nummer van 1850 B.V. c.s. niet in gebruik is en dat de beller wordt opgeroepen het KPN informatienummer 1888 te bellen. (…)” 4.7.

“(…) Het door KPN B.V. in haar hoedanigheid van exploitant van een netwerk verwijzen naar het eigen informatienummer schendt in die omstandigheid dan ook de op haar rustende en jegens 1850 B.V. c.s. in acht te nemen zorgplicht.” 4.9.

“4.10. Dit leidt echter niet tot toewijzing van (een van) de vorderingen. De gevraagde voorzieningen zijn daarvoor – nu niet van het door 1850 B.V. c.s. gestelde opzettelijk handelen van KPN B.V. c.s. kan worden uitgegaan, niet gebleken is van de door 1850 B.V. c.s. gestelde onrechtmatige wijze van oplossen en afhandelen van de klachten (…) – te verstrekkend dan wel kan er niet van uit worden gegaan dat zij feitelijk uitvoerbaar zijn.(…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 4299

Geen prioriteit

Nederlanse Mededingingsautoriteit, 10 mei 2007. Fresh FM tegen Buma (met dank aan Anja Kroeze, Buma/Stemra).

Het verzoek van Fresh FM om te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door het hanteren van prijsdiscriminatie tussen verschillende radio-omroepinstellingen en/of het hanteren van een excessief tarief ten opzichte van Fresh FM wordt afgewezen.

Fresh FM verzoekt de Raad te verklaren dat Buma misbruik maakt van haar economische machtspositie door verschillende tarieven te hanteren voor dezelfde commerciële omroepinstellingen, door verschillende tarieven te hanteren voor publieke en commerciële omroepinstellingen, en door extreem hoge tarieven te berekenen in vergelijking met andere collectieve beheersorganisaties in de EG. Daarnaast zouden de wederkerigheidscontracten tussen Buma en de buitenlandse zusterorganisaties nietig zijn op basis van art. 6 Mw.

De Raad geeft aan dat zij in november 2005 een algemeen onderzoek is gestart naar collectieve beheersorganisaties. In februari 2007 concludeerde de Raad dat er thans geen bevredigende methode is om op basis van de Mededingingswet te kunnen beoordelen of collectieve beheersorganisaties excessieve tarieven hanteren.

Met betrekking tot de discriminatie en excessieve tarieven, neemt de Raad een aantal kanttekeningen in acht, te weten het onderhandelde tarief, het niet rivaliserend aspect van auteursrechten en de niet eenduidige welvaartseffecten van prijsdiscriminatie. De Raad onderscheidt vervolgens twee vormen van misbruik van een economische machtspositie: uitsluiting en uitbuiting. 

De Raad acht uitsluiting niet aannemelijk. Zolang Buma namelijk een wettelijke monopoliepositie heeft, kan zij geen rechtstreekse concurrenten benadelen of uitsluiten door het hanteren van prijsdiscriminatie. Daarnaast is Buma niet actief op de downstreammarkt, in casu de markt waarop Fresh FM actief is. Hierdoor is het zeer aannemelijk dat Buma geen prikkel heeft om afnemers van een licentie uit te sluiten of een afnemer te benadelen ten opzichte van een ander.

Er is eveneens geen sprake van uitbuiting door middel van het hanteren van excessieve tarieven. Hoewel uit de voorgenoemde Raad rapportage bleek dat zowel kostenoriëntatie, een internationale tariefsvergelijking en het achterhalen van welvaartseffecten geen bevredigende methoden zijn om te beoordelen of er sprake is van excessieve tarieven in het kader van collectieve beheersorganisaties, past de Raad de methode van vergelijking toe. De Raad baseert de vergelijking op de tarieven die collectieve beheersorganisaties in 2006 hanteerden, en concludeert dat er geen sprake is van een zodanige hoge vergoeding dat sprake is van misbruik van een economische machtspositie.

Met betrekking tot de wederkerigheidscontracten, overweegt de Raad dat de Europese Commissie op basis van gelijksoortige klachten heeft onderzocht of een overtreding van artikel 81 EG Verdrag heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft in deze zaken tot nog toe geen overtreding kunnen vaststellen en de klachten afgewezen. Gelet hierop acht de Raad de kans op vaststelling van overtreding van de Mededingingswet zeer gering en acht het niet doeltreffend en doelmatig om deze overeenkomsten nader te onderzoeken. Het verzoek van Fresh FM wordt op grond van prioriteit afgewezen.

Lees het besluit hier en lees hier meer over de Nma rapportage.

IEF 4298

Floris-lijn (HB)

floris1.gifGerechtshof Amsterdam, 28 juni 2007, 1989/06 SKG en 1987/06 KG. Schoenfabriek Wed. J.P. van Bommel BV tegen La Nuova Adelchi S.P.A. & Van Woensel B.V. (met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

Wel gemeld, nog niet besproken. Hoger beroep, waarin het eerdere, enigzins geruchtmakende, oordeel van de rechtbank dat het feitencomplex te ingewikkeld is voor een kort geding, wordt vernietigd. Adelchi heeft onvoldoende aangetoond dat zij haar schoenmodellen eerder dan Van Bommel zou hebben ontworpen.

Het gaat in dit hoger beroep om de vraag of Van Bommel dan wel Adelchi als de maker van de schoenmodellen is aan te merken. Naar het voorlopig oordeel van het hof kunnen zoveel “vraagtekens worden gezet bij hetgeen door Adelchi is aangevoerd ter ondersteuning van haar stelling dat haar modellen eerder zijn verschenen dan de modellen van Van Bommel dat die stelling moet worden verworpen.”

“De bedragen op de facturen zijn evenwel niet nader gespecificeerd, zo bevatten zijn geen verwijzing naar de vier op 29 april 2004 ontworpen modellen, terwijl evenmin de betalingsbewijzen zijn overgelegd.” (...) “Door Adelchi is een verklaring overgelegd van Luc Wolfs, de handelsagent van Adelchi in de Benelux, inhoudende onder meer dat hij het model WN32-6103 op de stand van Adelchi op de Riva Schoenenbeurs in juni 2004 heeft gezien. Adelchi licht evenwel niet toe waarom Wolfs niet vermeldt dat hij de overige voor die beurs ontworpen modellen aldaar heeft waargenomen dan wel waarom die modellen toe niet aanwezig waren. Daarnaast heeft Adelchi zich beroepen op de verklaring van schoenhandelaar Michèle Mataresse. Door Adelchi wordt evenwel niet duidelijk gemaakt waarom de factuur van Adelchi slechts betrekking heeft op de drie omstreden modellen, terwijl die modellen onderdeel zouden uitmaken van een zeer omvangrijke order.”

Indien juist zou zijn dat de modellen van Adelchi eerder zijn ontworpen dan Van Bommel zou er meer en overtuigender bewijsmateriaal voorhanden moeten zijn, aldus het hof. Het hof oordeelt dat Van Bommel als maker van de modellen is aan te merken. Volgens het hof heeft Van Bommel nog slechts voldoende spoedeisend belang erbij dat door Adelchi en Van Woensel geen restvoorraden van de omstreden modellen worden verhandeld. Het hof komt tot dit voorlopig oordeel nu niet is betwist dat Adelchi de schoenen niet meer in de collectie heeft en Van Bommel heeft betoogd dat zij 1 van de 3 schoenmodellen nog verkoopt.

Het hof veroordeelt Adelchi tot staking van de verhandeling van de schoenen en tot terugbetaling van de door Van Bommel aan haar en Van Woensel betaalde proceskosten. De hoogte van de proceskosten, zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter komt in hoger beroep niet aan bod, nu daartegen geen grief is gericht. Volgt een proceskostenveroordeling in hoger beroep van 20.000 euro.

Het hof verbiedt Van Woensel de restvoorraad te verkopen. In de vrijwaringprocedure is Adelchi veroordeeld in de kosten van Van Woensel in beide instanties.

Lees het arrest hier. Vonnis rechtbank Amsterdam, 26 oktober 2006: IEF 2810 (27 oktober 2006).

IEF 4297

Meer octrooien betekent dus meer onderzoek

gest.gifKamerstuk 30 975, nr. 11 (R 1812). Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995). Amendement van het lid Gesthuizen (SP), ontvangen 2 juli 2007

"De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: In artikel I vervalt onderdeel D."

Nu wordt een Nederlands octrooi alleen verleend op basis van een Nederlandstalige aanvraag. Dit amendement dient ertoe om die situatie te handhaven en derhalve octrooiverlening op basis van een Engelstalige aanvraag uit het wetsvoorstel te schrappen.

Toelichting: Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om ook op basis van een Engelstalige aanvraag een Nederlands octrooi verleend te krijgen. Gecombineerd met de forse prijsverlaging van het Nederlandse nieuwheidonderzoek, kan het Nederlands octrooisysteem daarom een forse aanzuigende werking krijgen op buitenlandse bedrijven. Het gevolg is enerzijds dat het Nederlandse octrooisysteem overbelast wordt door de vele nieuwe aanvragen. Anderzijds zal de stijging van het aantal verleende octrooien een belemmering vormen voor het Nederlandse MKB. Een bedrijf moet zich immers bewust zijn van de ontwikkelingen van de markt waar het zich op beweegt, dus ook van mogelijke octrooien. Meer octrooien betekent dus meer onderzoek.

Lees het kamerstuk hier.

IEF 4296

Secretaris

Besluit van de Minister van Justitie van 14 juni 2007, nr. 5489979/07/6, tot benoeming van de secretaris van de commissie auteursrecht. Staatscourant 29 juni 2007, nr. 123 / pag. 10

“Tot secretaris van de commissie auteursrecht, genoemd in artikel 3 van de Wet adviesstelsel Justitie, wordt benoemd mr. T. Heukels, te Leidschendam. Tot adjunct-secretaris van de commissie auteursrecht wordt benoemd mr. C.B. van der Net, te Leiden.

IEF 4295

Filly, Top Boy, Cobra en de Killerbees

scooters.bmpRechtbank Zutphen 6 juni 2007, HA ZA 06-1254. Kymco en Kybe B.V. tegen Rozendaal Sports on Wheels V.o.f. (met dank aan Jan-Kees Govers, GoversVanZoest).

Slaafse nabootsing. Totaalbeeld van de van de uiterlijke verschijningsvorm moet onderscheidendzijn. Slaafse nabootsing is geen IE-recht en dus is er geen ruimte voor werkelijke proceskostenvergoeding.

Kymco heeft in 1996 en 1997 de zelf ontworpen scooters Filly, Top Boy en Cobra op de markt gebracht. Kybe is exclusief licentiehoudster en distributeur in Nederland van Kymco-producten. Rozendaal distribueert en verhandelt scooters, onder meer de Killerbee, die treffende gelijkenissen vertonen met de Kymco-scooters. De vordering van Kymco en Kybe strekt in de kern genomen tot een verbod om de desbetreffende Killerbee scooters te verkopen.

Kymco en Kybe doen geen beroep gop modelrecht of auteursrecht, maar hebben hun vorderingen alleen gebaseerd op slaafse nabootsing.

Voor de toewijsbaarheid van een op slaafse nabootsing gebaseerde vordering is volgens de rechtbank eerst vereist dat komt vast te staan dat het nagebootste product zich qua uiterlijk van de andere in de handel zijnde modellen aanmerkelijk onderscheidt. De rechtbank kent hierbij een groot gewicht toe aan de totaalindruk. Vergelijking met door Rozendaal in het geding gebrachte afbeeldingen van scooters die niet van Kymco en Kybe afkomstig zijn, laat zien dat het totaalbeeld van de uiterlijke verschijningsvorm van de Filly, Top Boy en Cobra zich niet onderscheidt, dat gezegd kan worden dat bedoelde scooters op de markt een eigen plaats innemen. Derhalve handelt Rozendaal niet onrechtmatig jegens Kymco en Kybe. Alle vorderingen worden afgewezen.

De rechtbank toetst ambtshalve of Rozendaal aanspraak maakt op vergoeding van de redelijke en evenredige gerechtskosten. Nu slaafse nabootsingsbescherming geen intellectueel eigendomsrecht is, is de Handhavingsrichtlijn niet van toepassing.

Lees het vonnis hier.

IEF 4294

Orichinees

Nieuw begrip in de zomercolumn van het NOS Journaal van vanochtend. Correspondente Hennah Draaibaar belicht de handel in goedkope merkartikelen in Suriname (Louis Vuitton en Chaneltassen voor een tientje etc.). De producten zijn afkomstig uit China en worden in Suriname door Chinezen verhandeld, wat heeft geresulteerd in het neologisme ‘orichinese merkproducten’.

Bekijk de zomercolumn hier.