Prejudiciële vragen over compensatie bij kopiëren voor privégebruik
Tribunal Supremo (Spanje) 4 juni 2021, IEF 20350, IEFbe 3325; C-263/21 (Ametic) via Minbuza. Verzoekster (AMETIC) heeft rechtstreeks beroep ingesteld tegen billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik. De bestreden handeling is een regeling die is uitgevaardigd ter uitvoering van het nieuwe artikel 25 van de wet op de intellectuele eigendom zoals, gewijzigd bij koninklijk wetsbesluit 12/2017. Met de eerste vraag wenst de verwijzende rechter van het HvJ EU te vernemen of de samenstelling van de in lid 10 van het nieuwe artikel 25 van de wet op de intellectuele eigendom bedoelde rechtspersoon verenigbaar is met richtlijn 2001/29 of, meer in het algemeen, met de algemene beginselen van het Unierecht. De tweede vraag betreft of het verenigbaar is met richtlijn 2001/29 of met de algemene beginselen van het Unierecht, dat de nationale wetgeving die rechtspersoon de bevoegdheid verleent om informatie op te vragen, waaronder informatie over de boekhouding, van diegenen die verzoeken om afgifte van het certificaat inzake vrijstelling van de verplichting tot betaling van de billijke compensatie voor het kopiëren voor privégebruik.
NS verwerkt persoonsgegevens rechtmatig
Raad van State 10 november 2021, IEF 20354, IT 3725; ECLI:NL:RVS:2021:2509 (Appellant tegen AP) Appellant verzocht de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om handhavend op te treden tegen de NS op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. De AP deed vervolgens onderzoek naar de NS, maar oordeelde dat er geen overtreding plaatsvond en wees daarom het verzoek af. Appellant ging hiertegen in beroep en kwam uiteindelijk terecht bij de Raad van State. De Raad van State oordeelt dat op het moment dat de reiziger in het openbaar vervoer stapt er een vervoersovereenkomst tot stand komt. De verwerking van persoonsgegevens kan rechtmatig zijn als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst. De Raad van State oordeelt dat dit het geval is. De gegevensverwerking heeft als doel vaststellen dat de NS het contractuele vervoer op een traject heeft verzorgd en de verschuldigde tegenprestatie van de reiziger.
Uiting in strijd met Milieu Reclame Code
RCC 3 november 2021, IEF 20335, RB 3569; Dossiernr: 2021/00432 (Too Good to Go en Albert Heijn) Buitenreclame. De klacht betreft een reclame-uiting op een digitaal scherm op het treinstation met de tekst “De #1 oplossing tegen klimaatverandering = minder voedsel verspillen”. De klacht houdt in dat de tekst onwaar is en ertoe kan leiden dat consumenten via de app van adverteerder 1 eten bestellen, terwijl ze dat wellicht niet hadden gedaan als niet op deze misleidende wijze reclame was gemaakt. Omdat de bestreden uiting refereert aan milieuaspecten wordt de uiting getoetst aan de Milieu Reclame Code (MRC). Volgens artikel 3 van de MRC moet de juistheid van een milieuclaim door de adverteerder aangetoond worden. De gemiddelde consument zal de reclame-uiting zo zou kunnen begrijpen dat het verspillen van voedsel op zich de nummer 1 oorzaak van klimaatverandering is.
UBO-wetgeving hoeft niet buiten werking worden gesteld
Gerechtshof Den Haag 16 november 2021, IEF 20353, IT 3726; ECLI:NL:GHDHA:2021:2176 (Privacy First tegen de Staat) Kort geding. Naar aanleiding van de Europese anti-witwas richtlijn is in de Nederlandse wetgeving bepaald dat vennootschappen in het handelsregister moeten registreren wie hun ’ultimate beneficial owners’ (UBO’s) zijn. Met deze UBO’s zijn bedoeld de natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaren zijn. Daarbij moeten persoonsgegevens en de aard en omvang van het door hen gehouden economisch belang worden opgegeven. Het algemene publiek kan via het UBO-register economisch belang, geboortemaand- en jaar, en woonplaats en nationaliteit van de UBO te weten komen, maar het adres, burgerservicenummer, en geboorteland en -datum zijn alleen door instanties als de Belastingdienst in te zien.
Verkoop van valse pretparkvouchers
Ktr. Rechtbank Gelderland 10 november 2021, IEF 20352; ECLI:NL:RBGEL:2021:5968 (Julianatoren tegen gedaagde) Op Marktplaats.nl zijn meerdere valse vouchers voor een gezinsabonnement op familiepretpark Julianatoren verkocht. Julianatoren stelt dat gedaagde dit heeft gedaan. Gedaagde heeft onrechtmatig gehandeld door inbreuk te maken op het auteursrecht van Julianatoren op de vouchers. De vouchers zijn vanwege het grafisch ontwerp, met een origineel karakter dat zintuiglijk waarneembaar is en geen technisch of functioneel effect heeft, auteursrechtelijk beschermd. De kantonrechter volgt Julianatoren hierin en wijst een deel van de gevorderde schade toe.
Prejudiciële vragen over mededingingsrecht SEO-houder
Landgericht Düsseldorf (Duitsland) 3 mei 2021, IEF 20351, IT 3723, IEFbe 3326; C-182/21 (Nokia Technologies) Via Minbuza. Verzoekster (Nokia Technologies) heeft een Europees octrooi voor een verzendmethode van gegevens in een telecommunicatiesysteem. Nokia Corporation heeft ETSI in kennis gesteld van de aanmelding van het litigieuze octrooi. Zij heeft verklaard dat zij deze als essentieel voor de LTE-standaard beschouwt en een FRAND-verklaring afgegeven. In verweersters voertuigen zijn onder andere TCU’s (Telematics Control Units) ingebouwd waarmee de voertuigen (Connected Cars), met name via het LTE-netwerk, verbinding kunnen maken met het internet. Nokia vordert staking van de inbreuk op het litigieus octrooi. Volgens verweerster volgt uit artikel 102 VWEU en ook uit de afgegeven FRANDverklaring, dat een SEO-houder aan elke licentieverzoeker die bereid is een licentie te nemen een eigen onbeperkte licentie moet aanbieden voor alle octrooirechtelijk relevante vormen van gebruik van dit SEO. De verwijzende rechter overweegt dat artikel 102 VWEU ruimte laat voor verschillende uitleggingen die voor een ervaren jurist redelijkerwijs in gelijke mate mogelijk zijn, en dat de voor het oordeel relevante vragen nog niet door het Hof zijn uitgelegd, en vooral niet afdoend zijn beantwoord in het arrest Huawei/ZTE.
Commentaar Handelsnaamwet door Roderick Chalmers op IE-C
Nieuw commentaar gepubliceerd in de databank Intellectuele Eigendom Commentaren (IE-C). Het commentaar, geleverd door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, betreft het eerste artikel van de Handelsnaamwet. De komende tijd verschijnen er van zijn hand meer handelsnaamrechtelijke commentaren op IE-C.
Litigieuze model wekt déjà-vu-indruk
Gerecht EU 10 november 2021, IEF 20348 , IEFbe 3322 ; ECLI:EU:T:2021:782 (Eternit tegen EUIPO) Verzoekster, Eternit is houdster van het gemeenschapsmodel dat in 2014 bij EUIPO is aangevraagd en ingeschreven. In 2016 heeft interveniënte, Eternit Österreich GmbH een vordering tot nietigverklaring van het litigieuze model ingediend. Interveniënte voerde aan dat het litigieuze model niet nieuw was in de zin van artikel 5 van verordening nr. 6/2002, dat het geen eigen karakter had in de zin van artikel 6 van deze verordening en dat de uiterlijke kenmerken ervan uitsluitend door de technische functie werden bepaald in de zin van artikel 8, lid 1, van deze verordening. De nietigheidsafdeling verklaarde het litigieuze model nietig omdat het geen eigen karakter heeft ten opzichte van een model dat in 2013 openbaar was gemaakt in een brochure. Verzoekster heeft bij het EUIPO beroep ingesteld tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling. De derde kamer van beroep van het EUIPO heeft het beroep verworpen op grond dat het litigieuze model geen eigen karakter had aangezien het voor de geïnformeerde gebruiker in het algemeen overeenstemde met het oudere model. Eternit verzoekt nu het Gerecht deze beslissing te vernietigen. Het beroep wordt verworpen omdat het litigieuze model bij de geïnformeerde gebruiker een déjà-vu-indruk ten opzichte van het oudere model wekt.
Kwartaalbericht CvTA
Het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvTA) heeft een nieuw kwartaalbericht gepubliceerd.
Lees verder >>
Inbreuk op auteursrecht van voormalig werkgever
Ktr. Rechtbank Limburg 25 oktober 2021, IEF 20346; ECLI:NL:RBLIM:2021:8632 (Verzoekster tegen Vita Natura) Verzoekster is op staande voet ontslagen door Vita Natura. De arbeidsovereenkomsten van verzoekster bevatten een non-concurrentiebeding met een werkingsduur van twee jaar na einde van die arbeidsovereenkomsten. Na haar ontslag benadert verzoekster klanten van Vita Natura en biedt zij producten te koop aan met logo van Vita Natura. Verzoekster vordert in geding primair voor recht te verklaren dat het non-concurrentiebeding uit haar arbeidsovereenkomsten komt te vervallen en zij niet meer gebonden is aan dit beding. Verzoekster voert daarvoor onder andere aan dat het non-concurrentiebeding uitdrukkelijk opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden omdat door haar functiewijziging (van medewerkster verkoop binnendienst naar leidinggevende callcenter) het non- concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.