IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 2243

De Enige Echte

HvJ EG, 22 juni 2006, zaak C-24/05 en zaak C-25/05 P. August Storck KG tegen OHIM.

Absolute weigering driedimensionaal merk (vorm van lichtbruin snoepje).

Storck heeft in 1998 geprobeerd de vorm van haar Wether’s Original snoepjesvorm (C-24/05) en verpakking (C-25/05) als merk te deponeren voor suikergoed. OHIM, kamer van beroep, Gerecht van Eerste Aanleg en nu ook het Hof van Justitie achten deze vormen onvoldoende onderscheidend om als merk te kunnen fungeren (7 lid 1 sub b GMV).

Wat de onderscheidendheid van het snoepje betreft:

Alleen een merk dat op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en derhalve de essentiële functie van herkomstaanduiding vervult, heeft dus onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 (zie met name reeds aangehaalde arresten Henkel/BHIM, punt 39; Mag Instrument/BHIM, punt 31, en Deutsche SiSi-Werke/BHIM, punt 31).

Derhalve heeft het Gerecht bij de beoordeling of het aangevraagde merk onderscheidend vermogen bezit, terecht rekening gehouden met de in de handel gangbare vormen en kleuren van snoepjes.

In punt 44 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld dat de betrokken vorm van het snoepje „niet wezenlijk van bepaalde, in de handel gebruikelijke basisvormen van de betrokken waren [verschilt]”. Aangezien de voorwaarde van een wezenlijk verschil verder gaat dan een gewone, significante afwijking, zoals wordt geëist in de in punt 26 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, zou het Gerecht van een onjuiste rechtsopvatting blijk hebben gegeven indien het de vaststelling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk had laten afhangen van een dergelijke voorwaarde.

Dat is echter niet het geval. Uit hetzelfde punt van het bestreden arrest blijkt immers dat het Gerecht zich heeft gebaseerd op de vaststelling dat het aangevraagde merk bestaat uit een combinatie van als natuurlijk ervaren elementen van de aanbiedingsvorm die typisch zijn voor de betrokken waren, dat het een variante is van bepaalde, in de suikergoedsector gebruikelijke basisvormen, dat het zich onvoldoende onderscheidt van andere, voor snoepjes gebruikelijke vormen omdat de aangevoerde verschillen niet opvallen, en dat het het relevante publiek niet in staat stelt, rekwirantes snoepjes onmiddellijk en feilloos te onderscheiden van die met een andere commerciële herkomst.

Met deze vaststellingen heeft het Gerecht rechtens genoegzaam aangetoond dat het aangevraagde merk niet op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de suikergoedsector gangbaar is. Derhalve heeft het niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door te concluderen dat dit merk onderscheidend vermogen mist.

Waar rekwirante aanvoert dat het Gerecht heeft geëist dat het aangevraagde merk wezenlijk verschilt van eventuele soortgelijke merken in de suikergoedsector, leest zij het bestreden arrest verkeerd, aangezien het Gerecht niet heeft onderzocht of andere merken die voor dit soort van waren worden gebruikt, gelijk zijn aan of overeenstemmen met het aangevraagde merk.


In het tweede arrest (C-25/05) gaat het over de snoepjesverpakking.

Derhalve heeft het Gerecht bij de beoordeling of het aangevraagde merk onderscheidend vermogen bezit, terecht rekening gehouden met de in de handel gangbare vormen en kleuren van verpakkingen van snoepgoed.

In punt 55 van het bestreden arrest heeft het Gerecht geoordeeld dat „de kamer van beroep niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk heeft gegeven door te oordelen dat ,de uiterlijke verschijningsvorm van het betrokken merk [...] niet op fundamentele wijze [verschilt] van de andere in de handel gebruikelijke aanbiedingsvormen’” en, in punt 57 van dat arrest, dat de betrokken verpakking „niet aanzienlijk [verschilt]” van de verpakkingen voor snoepgoed en karamelsnoepjes die in de handel gebruikelijk zijn. Aangezien de voorwaarde van een fundamenteel of wezenlijk verschil verder gaat dan een gewone, significante afwijking, zoals wordt geëist in de in punt 28 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, zou het Gerecht van een onjuiste rechtsopvatting blijk hebben gegeven indien het de vaststelling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk had laten afhangen van een dergelijke voorwaarde.

Dat is echter niet het geval. In de punten 56 en 57 van het bestreden arrest, waar het Gerecht met name de beoordeling van de feiten door de kamer van beroep overneemt, heeft het immers geoordeeld dat de betrokken verpakkingsvorm een normale en traditionele vorm van een verpakking voor snoepgoed is, dat op de markt heel wat op die wijze verpakt snoepgoed te koop is, dat de goudkleur van de betrokken verpakking op zichzelf niet ongebruikelijk is en ook vaak voor snoepgoedverpakking wordt gebruikt, dat de kenmerken van de combinatie van vorm en kleur van het aangevraagde merk niet genoeg verschillen van die van de basisvormen die vaak worden gebruikt voor de verpakking van snoepgoed, en dat de betrokken verpakking doorgaat voor een typische verpakkingsvorm voor deze waren.

Met deze vaststellingen heeft het Gerecht rechtens genoegzaam aangetoond dat het aangevraagde merk niet op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de snoepgoedsector gangbaar is. Derhalve heeft het niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door te concluderen dat dit merk onderscheidend vermogen mist.

Waar rekwirante aanvoert dat het Gerecht heeft geëist dat het aangevraagde merk wezenlijk verschilt van eventuele soortgelijke merken in de snoepgoedsector, leest zij het bestreden arrest verkeerd, aangezien het Gerecht niet heeft onderzocht of andere merken die voor dit soort van waren worden gebruikt, gelijk zijn aan of overeenstemmen met het aangevraagde merk.

IEF 2242

A Few Words

"I would also like to say a few words on intellectual property rights.

Intellectual property rights are at the heart of a knowledge-based economy. Innovation is key for Europe’s chances to remain competitive. Protection of intellectual property stimulates and rewards innovation. A solid legal framework is essential. We must get this right. We also need to keep up. Compared to others, Europe is losing ground. We need to see where progress can be made.

The Community Patent remains blocked in the Council pending a solution on the language regime. No workable consensus on the patentability of Computer Implemented Inventions was possible. Opinions remain divided on this question. From my side I maintain the position I gave when the Parliament rejected the Common Position. I will not bring a new initiative forward on this during my time as Commissioner for the Internal Market. I will leave this choice to my successor.

Recognising the economic importance of patents, I felt it was not a good thing to leave the entire patent agenda in limbo. For this reason we launched early this year a broad consultation on future patent policy in Europe. The consultation was a considerable success in terms of stakeholders' participation. We have received 2000 replies.

The next step is a public hearing on 12 July. The hearing will focus on four topics: the principles and values that underpin the patent system; the proposed Community patent; non-Community initiatives such as the London Protocol and the European Patent Litigation Agreement (EPLA); and possible areas for harmonisation at Community level. I am very pleased that the European Parliament has shown interest in this consultation, in particular, that your Chairman, Mr Gargani, has agreed to be the first speaker at the hearing.

We intend to publish a report summarising the outcome of the written consultation and of the public hearing. I hope to come back here to discuss the conclusions with you in the autumn. One thing is certain, progress in the patent field has to be made. Businessmen, faced with a 21st century global economy, scratch their heads in disbelief when they see us stuck in discussions about language regimes and regional distribution of courts. What they want is a cheaper and reliable patent system. That’s why I think we should look at all possible routes forward, be they Community or non-Community initiatives.

On the related issue of design protection, the so-called 'spare parts proposal', we have seen little progress. I can only regret this. Over-protecting the designs market does nothing to stimulate competitiveness – on the contrary, this may just perpetuate “economic rents”. I have no doubt that the adoption of this proposal would result in more choice and lower prices. There are economic benefits to be gained – for consumers as well as industry. Consumers will benefit from lower prices and more choice. Business will benefit because newcomers will have a chance to enter this market and create growth and jobs.

Safety issues have been raised repeatedly. Safety must remain a primary concern, but let me stress that this concern has already been addressed by other EU laws, for instance by the type approval framework directive in the automobile sector. I hope that discussions on the “spare parts proposal” can resume quickly. Businesses and consumers are waiting for concrete results. This is what they are entitled to.

On copyright, I look forward to your opinion on the Recommendation on Online Music which the Commission adopted last year. We are now monitoring its impact. I am pleased to be able to report that things already seem to be moving forward. We have seen a number of deals for EU-wide licences struck since the start of this year, and we are also seeing moves towards improved governance in the more forward-looking collecting societies.

In bringing forward the Recommendation, we wanted to inject a bit of pace into the online music market. It is an area with rich potential for growth, to the ultimate benefit of all concerned – business, rightsholders and consumers. We are also looking at the question of copyright levies. This is on our work programme for later this year. We fully share the view that copyright holders deserve to be rewarded for their work. But we need to ensure that this is done in a fair, efficient and equitable way.

Levies – on media and equipment - impose a cost on both producers and consumers. We need to be sure that this is the most appropriate way to reward rights holders and to examine whether it is putting a brake on innovative products and services. Through digital rights management, there are new technological means through which rights holders can, more directly, protect their interests. The key question is whether existing levies imposed on digital devices should be reduced or phased out and be replaced by direct payment systems. We have launched a consultation to get the views of consumers and stakeholders. I have written to your chair about this and would very much welcome your views on this process.

Finally there is the question of the term of protection for sound recording and its role in fostering a more competitive EU phonogram industry. Currently, the term of protection for performers and producers is fifty years from the time of a recording. The question is whether this should be extended possibly to match the USA which offers 95 years’ protection.
Performers feel that they are entitled to greater protection, at least for their own lifetimes. The European music industry claims an extension is vital for its competitiveness. The results of an impact assessment will be available by the end of 2006. We are consulting all stakeholders during this process with an open mind."

Lees de volledige speech EU Commissaris Charlie McCreevy hier.

IEF 2241

Het Scheidsgerecht

Via DomJur.nl: WIPO Arbitration and Mediation Center, 25 april 2006, LoadIT tegen Xiro Unlimited Entertainment.

Arbitraal domeinnaamvonnis over registratie en geldige reden.

Xiro heeft de domeinnaam loadit.nl geregistreerd na de registratie van het merk LoadIT door Loadit. "Het scheidsgerecht stelt vast dat de domeinnaam 'loadit.nl' een teken is dat overeenstemt met het LoadIT-merk van Eiseres." Loadit heeft in 2004 een overeenkomst gesloten met XXess (later Xiro) ter ontwikkeling van een softwaresysteem, dat Loadit onder de naam LoadIT op de markt wilde zetten. Het Scheidsgerecht stelt dat de bestuurder van XXess (en via zijn holding bestuurder van het huidige Xiro) op de hoogte was van deze plannen.

Xiro bestrijdt echter dat zij in strijd handelt met art. 13A lid 1 sub b BMW, omdat zij de domeinnaam niet gebruikt voor enige website en ook niet zal gebruiken voor het aanbieden voor waren die soortgelijk zijn aan de waren of diensten waarvoor Loadit het merk heeft gedeponeerd. Dit heeft Xiro ondersteunt met een uittreksel uit het handelsregister uit 2003. Eiseres heeft echter een recenter uittreksel overlegd waaruit het tegendeel blijkt.

Ondanks alles is het Scheidsgerecht toch van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Xiro de domeinnaam gebruikt of dreigt te gebruiken op een wijze waartegen eiseres op grond van artikel 13A lid 1 sub b BMW kan optreden. Wel is het Scheidsgerecht van oordeel dat in strijd wordt gehandeld met sub d. Verweerster heeft geen geldige reden voor de registratie of het gebruik van de domeinnaam, evenmin beschikt verweerster over een eigen recht dat een geldige reden zou kunnen vormen. Tevens doet verweerster op ongerechtvaardigde wijze afbreuk aan het onderscheidend vermogen van het LoadIT-merk. De rechtbank acht aannemelijk dat verweerster de domeinnaam uitsluitend heeft geregistreerd om Loadit dwars te zitten. "Het feit dat Verweerster tot op heden geen enkele activiteit met de domeinnaam heeft ontplooid, onderstreept deze intentie."

De vordering tot overdracht slaagt aldus. Tevens wordt het verbod toegewezen om domeinnamen te registreren die inbreukmakend overeenstemmen met het Benelux merk LoadIT van eiseres.

Lees hier het vonnis.

IEF 2240

Eerst even voor jezelf lezen.

- HvJ EG, 22 juni 2006, zaak C-24/05 P. August Storck KG tegen  OHIM. Absolute weigering driedimensionaal merk (vorm van lichtbruin snoepje). Lees het arrest hier.

- HvJ EG, 22 juni 2006, zaak C-25/05 P. August Storck KG tegen  OHIM. Absolute weigering beeldmerk (beeld van goudkleurige verpakking voor snoepjes) Lees het arrest hier.

IEF 2239

Horing

'The European Commission will hold a public hearing on future EU patent policy on 12 July 2006. This is the second step of the public consultation launched in January 2006  with the aim of collecting stakeholders' views on the patent system in Europe and seeking views on what measures could be taken in the near future to improve this system.'

Lees hier meer.

IEF 2238

Top

'EU-US Summit: EU and US step up joint fight against counterfeiting and will launch a joint EU-US action programme to tackle global intellectual property piracy.

The programme was conceived in 2005 and will be endorsed by the EU-US Summit in Vienna on June 21. The joint strategy is an important reinforcement of the global fight against counterfeiting and intellectual property theft. It is the first EU-US joint enforcement programme of its kind.'

Lees hier meer.

IEF 2237

Ondanks druk

Webwereld bericht dat “Ondanks druk van een aantal lidstaten wil de Europese Commissie Apple niet dwingen om de muziek uit de Itunes-winkel afspeelbaar te maken op andere spelers dan de Ipod.  Directeur-generaal Concurrentie Philip Lowe van de Europese Commissie verklaarde maandag tegenover Reuters dat de de commissie 'het ontbreken van de mogelijkheid om Itunes-muziek op andere apparaten dan de Ipod af te spelen in dit stadium niet een groot probleem vindt zolang er geen nieuwe ontwikkelingen in de markt zijn.”

Lees hier meer.

IEF 2236

Hefvermogen

'According to an internal European Commission document seen by the Financial Times, the EU is concerned that the national collecting societies,  which manage the levy, have extended it too far, applying it to devices such as portable music and DVD players. As a result, the amount of copyright levies raised in the EU has risen from €500mn in 2001 to €1.2bn last year.

Under the Commission proposal, the levy would be removed from devices that employ copy protection (DRM) technology and those, like mobile phones, which do not contribute to pervasive copying.'

Lees hier meer.

IEF 2235

Fama Volat

Jan Libbenga bericht op de veelgelezen Engelstalige website The Register: "Dutch MP3 ruling hit by conflict of interest claims. Judges linked to rights holders.

The impartiality of two of the judges who ruled that Dutch website Mp3search.nl broke the law by posting links to copyrighted files has been called into question. (…) However, reader comments on the Dutch news site Webwereld, which reported on the case, pointed out that two of the three judges involved in the decision are members of organisations that support professional musicians or (music) rights holders.

One of the judges is a member of Comité Executif de l'Association Littéraire et Artistique, whose Dutch subsidiary includes the managing director the Dutch Association of Phonogram and Videogram Producers (NVPI), who is behind anti-piracy organisation BREIN. BREIN took the website to court. The vice president of the court is a member of a Dutch fund which also supports professional musicians.

Dutch lawyer Christiaan A Alberdingk Thijm, who defended Mp3search.nl against BREIN two years ago, said the impartiality of the court was not his biggest concern. "What bothers me more is that this case wasn't defended at all," he told The Register. "The ruling is inherently contradictory. While the court decided not to rule on the issue of copyright infringement by Mp3search.nl, it applied a statement of the WIPO copyright treaty to conclude that the site acted unlawful."

Lees hier meer. Eerder bericht hier. Lees de zinnige en minder zinnige commentaren op Webwereld.nl hier.

IEF 2234

Korting op auteursrechten

De Bijbelvereniging verspreidt zo'n 15.000 bijbels per jaar. Per stuk kosten de bijbels rond de drie euro, mede doordat het Nederlands Bijbelgenootschap, de buitenlandse bijbeluitgevers en uitgeverij Jongbloed flinke korting gaven op auteursrechten en productiekosten. Lees hier iets meer.