IEF 22289
9 oktober 2024
Artikel

Lustrum Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht

 
IEF 22288
9 oktober 2024
Uitspraak

Partijen krijgen allebei deels gelijk in zaak over al dan niet onrechtmatige uitingen

 
IEF 22287
9 oktober 2024
Uitspraak

Merkinbreuk door handel in vervalste zegels voor gasflessen

 
IEF 7706

Eersteklas eiken

CTM Prime OakVzr. Rechtbank Almelo, 27 januari 2009, LJN: BH6361, Primeoak Buildings Ltd. tegen HMB.

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiseres Primeoak Buildings ontwerpt, produceert en bouwt, evenals gedaagde, eikenhouten gebouwen en bijgebouwen. Gedaagde handelt onder de naam HMB. Primeoak Buildings is merkhouder van het gemeenschapswoord-/beeldmerk PRIME OAK en stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteurs- en merkrechten.

De voorzieningenrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat gedaagde de foto’s op zijn website niet zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s niet zelf heeft ontworpen en gebouwd. De domeinnaam www.primeoak.nl  is reeds verwijderd uit het handelsregister en gedaagde heeft verklaard dat hij daar waar op zijn website staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Bovendien is er geen spoedeisend belang. De vorderingen van Primeoak Buildings worden derhalve afgewezen. Niet-ontvankelijkheid bij reconventionele vordering, nu gedaagde in persoon is verschenen. Liquidatietarief.

Auteursrecht: 4.4.  Primeoak Buildings stelt daartoe allereerst dat gedaagde zonder toestemming van Primeoak Buildings fotomateriaal van Primeoak Buildings heeft geplaatst op zijn website. Volgens Primeoak Buildings gebruikt gedaagde foto’s uit het databestand van Primeoak Buildings. Primeoak Buildings onderbouwt haar stelling verder door te verwijzen naar de tekst ‘Prime Oak’ boven de foto’s op de website www.eikengebouwen.nl. Gedaagde heeft het voorgaande gemotiveerd betwist, daartoe stellende dat hij de foto’s zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s bovendien zelf heeft ontworpen en ook de gebouwen eigenhandig, samen met zijn partner, heeft gebouwd. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de foto’s die gedaagde gebruikt op zijn website, auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn van Primeoak Buildings. Uit de stellingen van Primeoak Buildings kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat de in het geding zijnde foto’s alle een afzonderlijk werk zijn van Primeoak Buildings, een oorspronkelijk en eigen karakter bezitten en de persoonlijke stempel van Primeoak Buildings als maker dragen in de zin van de Auteurswet.  

Domeinnaam / Handelsnaamrecht: 4.5.  Primeoak heeft geen belang meer bij de gevorderde verwijdering van de domeinnaam www.primeoak.nl in het handelsregister, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij voornoemde domeinnaam reeds heeft verwijderd uit zijn inschrijving in het handelsregister, hetgeen Primeoak ter zitting heeft bevestigd. Ook heeft Primeoak Buildings ter zitting bevestigd dat gedaagde de link naar de technische site www.primeoak.co.uk heeft verwijderd van zijn website.

Merkenrecht: 4.6.  Ten aanzien van de gestelde inbreuk op het woord-/beeldmerk PRIME OAK [afbeelding] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gedaagde heeft niet betwist dat Primeoak Buildings houder is van het woord-/beeldmerk PRIME OAK. Wel twisten partijen over de ingangsdatum waarop het merk gedeponeerd is door Primeoak Buildings, met andere woorden vanaf wanneer Primeoak Buildings de merkenrechtelijke bescherming in kan roepen van het woord/beeld PRIME OAK. De discussie hierover kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter achterwege blijven, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij op zijn website daar waar staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Of er al dan niet sprake is van een door gedaagde gepleegde merkenrechtelijke inbreuk door gebruik van het merk PRIME OAK is voor de beoordeling van dit geschil daarom niet langer relevant.

 4.7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde inbreuk maakt op de auteurs- en/of merkrechten van Primeoak Buildings. Van onrechtmatig handelen aan de zijde van gedaagde is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De vorderingen van Primeoak Buildings dienen te worden afgewezen.

4.8.  Primeoak Buildings heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft gesteld dat zij door het onrechtmatig handelen van gedaagde schade lijdt en dat zij omzetderving heeft te duchten, maar heeft nagelaten te stellen waaruit die schade bestaat. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er een reëel gevaar voor schade bestaat in de toekomst. Een onmiddellijke voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet geboden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7631

Inmiddels ruimer samengevat

De volgende onder  de noemer 'eerst even voor jezelf lezen' gepubliceerde uitspraken zijn inmiddels ruimer samengevat:

Gerechtshof ’s-Gravenhage, IEF 7705 (Reckitt Benckiser / Action). Gestelde merk-, model- en auteursrechtsinbreuk op flessen/verpakkingen schoonmaakmiddelen. Vorderingen van rechthebbende afgewezen.

Lees de uitgebreide samenvatting hier: IEF 7705 (met afbeeldingen)

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 maart 2009, IEF 7702 (Freshsupport / PFM). Gevoegde octrooizaken met betrekking tot verpakkingen. Vernietiging van een octrooi zoals dat gold vóór en na gedeeltelijke afstand.

Lees de uitgebreide samenvatting hier: IEF 7705

IEF 7705

Vlekkenverwijderaar

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 februari 2009, LJN: BH6459, Reckitt Benckiser N.V. c.s. tegen Action Non Food B.V.

Gestelde merk-, model- en auteursrechtsinbreuk op flessen/verpakkingen schoonmaakmiddelen. Vorderingen van rechthebbende afgewezen. Reckitt brengt de vlekkenverwijderaars “Vanish” en “Cillit Bang” op de markt en heeft met betrekking tot die producten meerdere merken en modellen gedeponeerd. Reckitt meent dat Action inbreuk op haar merk-, model- en auteursrechten maakt door de producten “Oxi Quick” en “Mascot Turbo” op de markt te brengen. Ook maakt Action zich schuldig aan slaafse nabootsing, aldus Reckitt. In eerste instantie heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de vorderingen afgewezen (IEF 389). (Klik op afbeelding voor vergroting).

Action voert aan dat Reckitt geen spoedeisend belang heeft omdat het en eenmalige leverantie betrof. Het hof memoreert dat het spoedeisend belang moet worden vastgesteld naar de omstandigheden van het moment van de uitspraak en stelt vast dat Reckitt niet aannemelijk heeft gemaakt dat er na 2005 nog leveringen hebben plaatsgevonden. Daar staat tegenover dat er sprake is geweest van stelselmatig handelen, Action eerder haar onthoudingstoezegging niet geheel was nagekomen en Action de inbreuk niet heeft willen erkennen. Er is dus gevaar voor herhaling volgens het hof en dus een spoedeisend belang.

Merkenrecht: Reckitt baseert haar merkenvorderingen uitsluitend op verwarringsgevaar. Met betrekking tot de Vanish verpakking komt de discussie neer op de vraag van het onderscheidend vermogen. Volgens Reckitt heeft de verpakking als geheel groot onderscheidend vermogen en volgens Action is dat beperkt tot de woordelementen.

Vanish v Oxi Action: Het hof begint vast te stellen dat de kleur roze als zodanig niet door Reckitt kan worden geclaimd. Volgens het hof is het een feit van algemene bekendheid dat reinigingsproducten in een grote verscheidenheid van kleuren worden aangeboden. De consument zal derhalve in de kleur roze (of de andere gebezigde kleuren) geen herkomstaanduiding zien.

Beide verpakkingen gebruiken bellen als grafisch element. Volgens Action is dit een grafische weergave van de eigenschappen van een oxi-product en wordt het als zodanig gebruikt door meerdere aanbieders van dergelijke producten. Dit wordt door Reckitt niet betwist en het hof gaat ervan uit dat de bellen (en de aanduiding oxi-action) beschrijvend zijn.

De totaalindruk van het Vanish merk die bij de gemiddelde consument achterblijft is derhalve het woord Vanish en de witte boog. Deze elementen worden door Action niet gebruikt.

Cillit Bang v Mascot Turbo: Het hof acht de kleur paars, de alledaagse dop onvoldoende onderscheidend. De vorm is volgens het hof evenmin voldoende significant afwijkend om als zodanig voor bescherming in aanmerking te komen. De totaal indruk wordt derhalve gedomineerd door het woordelement “Cillit Bang”.

de merkenrechtelijke vorderingen van Reckitt worden daarom afgewezen.

Modellenrecht

Vanish v Oxi Action: Het geregistreerde Gemeenschapsmodel voor de verpakking van Vanish wordt volgens het hof gedomineerd door de opdruk, welke in het geval van de Oxi-Action pot wezenlijk anders is. Bovendien verschillen de potten zelf op meer dan ondergeschikte punten. 

Cillit Bang v Mascot Turbo: Reckitt heeft zich met betrekking tot de Cillit Bang fles beroepen op een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. Cillit Bang is echter in 2004 op de markt gebracht en de beschermingsduur was derhalve verstreken op het moment van de uitspraak (en, merkt het hof op, op het moment van fourneren van de stukken voor arrest).

Auteursrecht: Het hof oordeelt dat de kleuren  roze en paars als basiskleuren voor de verpakkingen geen oorspronkelijke keuzes behelzen. Het hof baseert zich daarbij op hetgeen het heeft overwogen met betrekking tot het merkenrecht.

Met betrekking tot beide producten vindt het hof dat de overeenstemmingen enkel te vinden zijn in banale, niet te beschermen elementen en dat voor het overige de verschillen te groot zijn om inbreuk aan te nemen.

Onrechtmatig handelen: Gezien hetgeen reeds is overwogen is er volgens het hof van verwarrings- of verwateringsgevaar geen sprake..

Lees het arrest  hier.

IEF 7704

Tot veiligstelling van bewijs

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 maart 2009, HD 200.012.193, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Arrest in zaak over het inzagerecht in in beslaggenomen documenten met betrekking tot een beweerdelijk octrooi-inbreuk. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (zie Rechtbank Maastricht 29 juli 2008, IEF 6522). Artikel 1019b, alleen veiligstelling bewijs, geen inzage.

4.3.3. Weliswaar is juist dat het bewijsbeslag in het leven is geroepen om de IE-rechthebbende te voorzien van materiaal om zijn inbreukvordering te onderbouwen, maar - zoals het hof in r.o. 4.3.2 a1 overwoog - dat rechtvaardigt niet de conclusie dat een bewijsbeslag inzagerecht met zich mee brengt. Vooropgesteld moet worden - zoals ook de voorzieningenrechter heeft gedaan - dat de Richtlijn en de daarop gebaseerde Nederlandse wetgeving autonoom dienen te worden uitgelegd, en wel aan de hand van de inhoud van de Richtlijnen van die wetgeving. Zoals hiervoor is overwogen is daarin onderscheiden tussen veiligstelling van en inzage in bewijsmateriaal. Dat onderscheid heeft niet tot gevolg dat de minimum waarborg die de communautaire wetgever aan de IE-rechthebbende heeft willen geven niet wordt gehaald. Ook volgens de Nederlandse wetgeving kan de IE-rechthebbende immers op vrij eenvoudige wijze bewerkstelligen dat hij inzage verkrijgt in het inbeslaggenomen materiaal. Dat hij daartoe de weg van artikel l019a Rv. jo. artikel 843a Rv, dient te bewandelen betekent niet dat zijn inzagerecht onaanvaardbaar wordt beperkt.

4.3.5. (…) Voor de (impliciete) stelling van Abbott dat de wetgever heeft bedoeld dat de beslaglegger dan via de weg van artikel 15 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet de beschikking krijgt over de gedetailleerde beschrijving is naar het oordeel van het hof geen steun te vinden in de wet noch in de parlementaire geschiedenis daarvan.

(…) 4.4.1. . In dit hoger beroep heeft Abbott als meer subsidiair verweer in conventie tevens meer subsidiaire grondslag voor haar reconventionele vorderingen een beroep gedaan op artikel 1019a jo. artikel 843a Rv.(…)

4.4.3. Gelijk de voorzieningenrechter heeft overwogen vindt de stelling van Medtronic dat de vordering tot inzage slechts bij de bodemrechter kan worden gedaan geen steun in het recht. Mits aan de overige voorwaarden - waaronder het hebben van een rechtmatig belang en het bestaan van een rechtsbetrekking - is voldaan is denkbaar dat in spoedeisende zaken de vordering in kort geding wordt gedaan.(…)

4.4.4. Abbott heeft inmiddels ook in de versnelde bodemprocedure op de voet van de artikelen 1019a jo 843a Rv. en bij wijze van incident inzage gevorderd. In die procedure heeft de Rechtbank 's-Gravenhage in een rolbeslissing van 26 november 2008 beslist dat zij tegelijk met het eindvonnis op dit incident zal beslissen [zie: Rechtbank ’s-Gravenhage,  11 maart 2009, IEF 7665]. Partijen verwachten dit vonnis in maart 2009. Het oordeel van de bodemrechter omtrent de inzagevordering (en tegelijkertijd omtrent de inbreukvordering in de hoofdzaak) is in tijd dus vrijwel gelijk te verwachten met het oordeel van het hof in het onderhavige kort geding. Daarom heeft Abbott geen spoedeisend belang bij haar vordering in dit kort geding.

1019h proceskosten: €19.388.

Lees het arrest hier.

IEF 7703

Ernstig

Twee binnengekomen rectificaties Dirk Visser, naar aanleiding van eerder gedane kennelijk onjuiste mededelingen.

Rectificatie 1: Tijdens het Lustrum congres op 11 maart in Zeist heeft Dirk Visser tijdens de discussie over de wenselijkheid van een verbod op kopiëren uit evidente bron een kennelijk onjuiste mededeling gedaan.

Eerst gaf Visser aan dat aan de totale ‘verheffing van het auteursrecht’ die het gevolg zou kunnen zijn van het vrijlaten van downloaden én het uploaden, alle nadelen verbonden zijn die verbonden zijn aan het communisme. Willem Grosheide liet daarop weten dat hij helemaal geen moeite had met een beetje communisme, oftewel herverdeling van collectief geïncasseerde gelden op sociaal-culturele gronden, zoals bij Buma gebeurt. Daarop stelde Visser dat bij Buma geen verdeling van collectief geïncasseerde gelden op sociaal-culturele gronden ten gunste van ‘ernstige muziek’ meer plaats vindt.

Dit is onjuist. Buma doet nog wel degelijk aan een ‘toeslag ernstig’.

Buma liet in een reactie weten: “Bij ernstige muziek kennen wij 8 distributiecategorieën, Concertmuziek (I, II, IIa), Kerkmuziek (RK, Protestants), Carillonmuziek en Harmonie & Fanfare (beroeps en niet beroeps). In oktober van een jaar vindt distributie in die categorieën plaats via de uitkering Algemene Rechten. Het bestuur van de Vereniging Buma stelt vervolgens (en doet dat jaarlijks) de Toeslag Ernstig vast. Die is al jaren 120%. Stel een rechthebbende heeft bij de repartitie recht op Euro 2.000, - in de categorie Concertmuziek I. Dan krijgt de rechthebbende daarbovenop een toeslag van 120% en ontvangt hij/zij derhalve daarna nog een bedrag van, in dit voorbeeld, 1,2 x 2.000 = Euro 2.400,--.”

Rectificatie 2: Voorts heeft Dirk Visser vijf maanden eerder, op de VvA vergadering van 10 oktober jl. over de PRS zaak en CISAC beschikking, gezegd dat hij het een blijk van desinteresse vond dat tijdens die vergadering niemand van Buma aanwezig was (behalve Lilian Rozenberg als notuliste).

Buma laat evenwel weten dat er niemand van Buma (met uitzondering van Lilian Rozenberg) op die VvA vergadering van 10 oktober jl. aanwezig was, omdat er niemand aanwezig kon zijn. Dit is van tevoren bij de voorzitter aangegeven met de vraag of het onderwerp dan niet beter op een andere vergadering of datum kon worden behandeld, maar dit verzoek is (om overigens begrijpelijke organisatorische redenen) niet gehonoreerd. Kortom; met ongeïnteresseerdheid van Buma had het niets te maken. Cees van Rij was bereid om een presentatie te houden of aan een panel deel te nemen.

Mochten er nog andere onjuiste uitspraken van Dirk Visser (van het afgelopen half jaar) te melden zijn die dienen te worden gerectificeerd, dan verneemt de redactie van IEForum.nl dat uiteraard graag. Vanzelfsprekend wordt ook aan andere sprekers of schrijvers de mogelijkheid aangeboden om kennelijk onjuiste IE-gerelateerde mededelingen te rectificeren via IEForum.nl.

IEF 7702

Een zogenaamde combinatie-uitvinding

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 maart 2009, HA ZA 08-1136 en HA ZA 08-1039, Selo B.V., Freshsupport Packing B.V. & Coöperatieve Zuivelonderneming Cono B.a.  tegen PFM S.P.A. Packaging Machinery c.s  resp. PFM S.P.A. tegen Freshsupport PAcking B.V.

Gevoegde zaken Selo c.s. (Selo, Freshsupport en Cono) tegen PFM.

Gevoegde octrooizaken met betrekking tot verpakkingen. Vernietiging van een octrooi zoals dat gold vóór en na gedeeltelijke afstand. Door de  terugwerkende kracht van de vernietiging kunnen derden belang hebben bij vernietiging van een octrooi waarvan de reikwijdte is beperkt door gedeeltelijke afstand, in de vorm zoals het octrooi in het verleden heeft bestaan. Niet is in te zien dat artikel 75 ROW1995 zich beperkt tot het octrooi zoals dit geldt na de gedeeltelijke afstand. Het door PFM gevorderde verbod op octrooi-inbreuk is beperkt tot Nederland.

De gevorderde verklaring voor recht tot niet-inbreuk voor zover die ziet op voorbehouden handelingen buiten Nederland spruit dus niet voort uit het rechtsfeit waarop de vordering van PFM is gegrond. De rechtbank is in zoverre onbevoegd. Proceskostenveroordeling ook voor wat betreft de niet toegewezen reconventionele vordering van de wederpartij, omdat de voorwaardelijke vordering in reconventie tot vernietiging van het Octrooi onder de gegeven omstandigheden als een redelijke vorm van verdediging moet worden aangemerkt.

Freshsupport is een Nederlands verpakkingsbedrijf voor onder meer door Cono geproduceerde Beemster kaas. Daarbij maakt Freshsupport gebruik van door Selo geleverde machines. Bij deze machines die werken volgens de ‘flow-pack’ methode wordt een rol met folie afgewikkeld, waarbij de folie om het te verpakken product wordt gevouwen en vervolgens wordt dichtgelast. In de verpakkingsindustrie worden dergelijke machines algemeen gebruikt.

PFM is houdster van EP 995 695 (hierna: ‘EP 695’ of ‘het Octrooi’). Het Octrooi heeft betrekking op een zak voor de verpakking van levensmiddelen vervaardigd van een afpelbare folie en een werkwijze voor de productie daarvan. PFM heeft Freshsupport en Cono in juni 2006 aangeschreven wegens gestelde inbreuk op het Octrooi, waarop de raadsman van Freshsupport heeft gereageerd door -onder verwijzing naar prior art-  te stellen dat het Octrooi nietig was.

Op 19 juni 2007 heeft PFM middels een akte gedeeltelijk afstand gedaan van het Nederlandse deel van het Octrooi door de conclusies te beperken, onder meer door toevoeging van de maatregel ‘dat de genoemde koppelings en sluitmiddelen vervaardigd zijn van een plaketiket’ aan conclusie 1.

In twee later gevoegde parallelle zaken voeren Selo c.s. aan dat het Octrooi (ook na gedeeltelijke afstand) nietig is, dat zij geen inbreuk maken en dat PFM onrechtmatig handelt door zich op een Octrooi te beroepen terwijl zij wist (wat blijkt uit de gedeeltelijke afstand) dat het in rechte geen stand zou houden. PFM voert aan dat de voor Cono geproduceerde verpakking inbreuk maakt op het Octrooi zoals dat luidt na afstand resp. de door het Octrooi beschermde werkwijze wordt toegepast.

Nietigheid: Ter zitting heeft PFM erkend dat conclusie 1 van het Octrooi voor afstand nietig was omdat deze ‘te ruim’ was geformuleerd. Zij is tot dat inzicht gekomen na door Selo c.s. gewezen te zijn op bij PFM nog niet eerder bekende publicaties uit de stand van de techniek. Volgens PFM betreft het Octrooi na de Akte een zogenaamde combinatie-uitvinding. Naar het oordeel van de rechtbank, echter, kan in de toepassing van een plaketiket geen inventieve technische maatregel worden gezien. Het gebruik van een etiket als sluitmiddel van een zakje is met daarin levensmiddelen is algemeen bekend.

‘6.10 [...]de enkele toevoeging, aan een niet inventieve combinatie van maatregelen, van de op zichzelf bekende en algemeen toegepaste maatregel van het gebruik van een plaketiket om een zakje met daarin levensmiddelen dicht te plakken en tegelijkertijd informatie te verschaffen, niet kan maken dat de aldus ontstane combinatie van maatregelen wél inventief zou zijn.’

Toepassing van de problem solution benadering leidt niet tot een ander oordeel. Ook de overige voortbrengselconclusies zijn nietig, net als de werkwijzeconclusies:

‘6.17 [...]Niet valt daarom in te zien op grond waarvan het vervaardigen vaneen niet inventieve verpakking op een in de branche algemeen gebruikteverpakkingsmachine inventief zou kunnen worden geacht.’

Vernietiging Octrooi voor en na Afstand: De rechtbank vernietigt het Nederlandse deel van het Octrooi in zijn geheel, zowel in de vorm zoals dat gold voor de Akte, als in de vorm zoals dat gold na de Akte.

‘6.23 [...]PFM heeft nog aangevoerd dat vernietiging van het octrooi zoals dit gold vóór de Akte niet mogelijk zou zijn omdat het octrooi in die vorm niet meer bestaat. Dit standpunt acht de rechtbank onjuist. Door de terugwerkende kracht van de vernietiging kunnen derden zoals Selo c.s. belang hebben bij vernietiging van een octrooi waarvan de reikwijdte is beperkt door gedeeltelijke afstand, in de vorm zoals het octrooi in het verleden heeft bestaan. De onderhavige afstand heeft namelijk geen werking voor het verleden [Noot1]. Niet is in te zien dat artikel 75 ROW1995 zich beperkt tot het octrooi zoals dit geldt na de gedeeltelijke afstand.

Noot1: ‘De akte van afstand is ingeschreven op 19 juni 2007, derhalve voor de inwerkingtreding (op 5 juni 2008) van de Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995 (Staatsblad 2007, nr 479). Ingevolge artikel I onder Q van die wet is artikel 63 ROW 1995 in die zin gewijzigd dat afstand – anders dan voordien het geval was – thans wel terugwerkende kracht heeft. Volgens artikel VII van die wijzigingswet blijft artikel 63 ROW 1995 zoals dat gold voor 5 juni 2008 van toepassing op een reeds voordien ingeschreven akte van afstand (eerbiedigende werking).’

Wapperverbod afgewezen. Ook vordering tot schadevergoeding (reputatieschade) wegens wapperen afgewezen: 

‘6.25 [...] Vast staat immers dat PFM juist naar aanleiding van de door Selo c.s. genoemde stand van de techniek haar Octrooi heeft beperkt. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat PFM ook nadien diende te beseffen dat er gerede kans was dat het Octrooi vernietigd zou worden.’

Eiswijziging in reconventie. Een voorwaarde verbinden aan een voorheen onvoorwaardelijke eis, leidt niet tot een vermeerdering van die eis.

Verklaring voor recht niet-inbreuk Nederland en buitenland: 

‘6.30 Anders dan in de procedure met rolnummer 08-1136 heeft Freshsupport in deze procedure de gevorderde verklaring voor recht niet beperkt tot Nederland. PFM heeft (incidenteel) de bevoegdheid van deze rechtbank bestreden de vordering te beoordelen voor zover deze ziet op voorbehouden handelingen buiten Nederland. Freshsupport baseert deze bevoegdheid ten onrechte op artikel 6 lid 3 van Verordening (EG) 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Het door PFM gevorderde verbod op octrooi-inbreuk is beperkt tot Nederland. De gevorderde verklaring voor recht voor zover die ziet op voorbehouden handelingen buiten Nederland spruit dus niet voort uit het rechtsfeit waarop de vordering van PFM is gegrond. De rechtbank is in zoverre onbevoegd.’

‘6.31 Voor zover de verklaring voor recht ziet op voorbehouden handelingen inNederland dient deze te worden afgewezen omdat niet is in te zien welk belangFreshsupport bij een dergelijke verklaring heeft nu het Nederlandse deel van hetOctrooi wordt vernietigd.’

Proceskosten: Veroordeling van PFM in de proceskosten, ook voor wat betreft de incidenten en de reconventie ‘omdat de voorwaardelijke vordering in reconventie tot vernietiging van het Octrooi onder de gegeven omstandigheden als een redelijke vorm van verdediging van Freshsupport moet worden aangemerkt (vergelijk H.R. 21 januari 1977, LJN AC5876.)’

Lees het vonnis hier.

IEF 7701

Actielijn 3: intellectueel eigendom

Kamerstukken 2008/09, 27406, nr. 141, Bijlage; Evaluatie Programma voor de Creatieve Industrie - 2009-03-13 (bijlage bij 27406, nr. 141) (Ministeries EZ  & OCW)

Actielijn 3: intellectueel eigendom: Deze actielijn is onderverdeeld in drie initiatieven: Creative Commons, auteurscontractenrecht en voorlichting verbeteren. (...) Voor actielijn 3 geldt dat over het geheel genomen de uitvoering en opbrengsten redelijk goed zijn te noemen. Alleen bij de wijziging van het auteurscontractenrecht heeft vertraging plaatsgevonden. Dit initiatief is echter wel van wezenlijk belang om geconstateerde knelpunten weg te kunnen nemen

Creative Commons is een systeem van licenties, binnen het auteursrecht, waarbij rechthebbenden op eenvoudige en transparante wijze aangeven onder welke voorwaarden en tot op welke hoogte hun werk door anderen mag worden gebruikt. Creative Commons is succesvol verlopen. Het bereik onder de doelgroep is hoog te noemen. Binnen het initiatief is onder andere aandacht besteed aan voorlichting en het organiseren van bijeenkomsten. Concrete resultaten zijn het gebruik van licenties (eind 2007 meer dan 200.000 werken op internet), de totstandkoming van een pilot met Buma/Stemra op het gebied van collectief rechtenbeheer en vele bezoekers (200.000) aan de website.

Het initiatief om het auteurcontractenrecht te herzien start begin 2009. In juni 2008 heeft de minister van Justitie aan de kamer laten weten dat begin 2009 het wetsvoorstel zal worden ingediend omdat op het ogenblik thuiskopie, toezicht en geschillenbeslechting voorrang hebben. Hierbij zal ook eerst overleg plaatsvinden met de EU-Commissie over de (on)mogelijkheden om bij wet collectieve tariefafspraken te maken. Er is geen sprake van een juridisch vacuüm omdat de mogelijkheid bestaat om specifieke regelingen in een modelcontract op te nemen. Deze activiteiten voltrekken zich echter buiten de regie van het programma voor de creatieve industrie.

Syntens voert in samenwerking met het Octrooicentrum Nederland de volgende activiteiten uit binnen de voorlichtingsactiviteiten intellectueel eigendom:

- Intake en scan Octrooicentrum
- Jaarlijks vinden minstens 25 workshops plaats rond het thema IE
- Doorverwijzen naar adviesbureaus
- Roadshows langs vestigingen van Syntens

Over de mate van gebruik van advies en het bezoek aan activiteiten zijn geen precieze cijfers bekend. Het aantal Syntens adviseurs dat zich richt op de creatieve industrie is wel toegenomen.

Voor actielijn 3 geldt dat over het geheel genomen de uitvoering en opbrengsten redelijk goed zijn te noemen. Alleen bij de wijziging van het auteurscontractenrecht heeft vertraging plaatsgevonden. Dit initiatief is echter wel van wezenlijk belang om geconstateerde knelpunten weg te kunnen nemen

Lees de evaluatie hier

IEF 7700

Aan de objectieve vorm zijn subjectieve elementen te herkennen

Vlnr. Crocs Kayman - Classic BirkiRechtbank ’s-Gravenhage, 18 maart 2009, HA ZA 08-1522,  Crocs Inc & Crocs Europe B.V. tegen Metro Cash & Carry Nederland B.V. en HA ZA 08-1899 & HA ZA 08-2842,   Crocs Inc & Crocs Europe B.V. tegen Capelli Europe GmbH

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Modellenrecht. Auteursrecht. Schorsing reconventionele vordering tot nietigverklaring Gemeenschapsmodel van Crocs i.v.m. lopende nietigheidsprocedure bij het OHIM. Vorm Crocs-schoen is niet oorspronkelijk (prior art, de Classic Birki), gaten en hielrem zijn technisch effect. Look & feel hangt samen met keuzes die gemaakt zijn op het vlak van stijl en techniek. Maar wel auteursrecht als geheel. Geen inbreuk auteursrecht en modelrecht (voldoende afstand). Geen slaafse nabootsing. Gebruik gemeenschapsmerk Crocs in folder toegestaan: uitputting en geen suggestie commerciële band.

5.8. Wat betreft de auteursrechtelijke bescherming voert dat tot de conclusie dat het auteursrecht in elk geval niet ziet op de algemene basisvorm van de Crocs modellen. Deze basisvorm is objectief bepaald, dat wil zeggen door banale (niet nieuwe) vormen, door techniek en door stijl gegeven. Dat neemt evenwel niet weg dat aan de objectieve vorm subjectieve elementen zijn te herkennen die wel voldoen aan de eis dat zij een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Tot deze subjectieve elementen rekent de rechtbank in elk geval de – hierna verder te bespreken – vorm van de gaten en de plaatsing daarvan, de profilering van de binnen- en buitenzool, de vorm van de zijkant van de zool en de band langs de wreef en de detaillering van de hielband. Deze elementen dragen tezamen zoveel bij aan het door de Crocs-modellen opgeroepen beeld dat geoordeeld moet worden dat de Crocs modellen als geheel auteursrechtelijke bescherming genieten. De beschermingsomvang is daarbij niet gelegen in de objectieve hoofdvorm maar wel in de te onderscheiden subjectieve toevoegingen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7699

Geen intrekking door stilzwijgen

GvEA, 17 maart 2009,  zaak T-171/06, Laytoncrest Ltd tegen OHIM / Erico International Corp

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder gemeenschapswoordmerk LENTON tegen aanvraag voor gemeenschapswoordmerk TRENTON. Geen impliciete intrekking van merkaanvraag door stilzwijgen in procedure.

“Zoals het OHIM ter terechtzitting heeft vermeld, betreft de onderhavige zaak een bijzonder belangrijke vraag voor zijn praktijk, aangezien uitspraak moet worden gedaan over de rechtmatigheid van een beslissing van een kamer van beroep waarin het gebrek aan procedurele activiteit van de aanvrager van een gemeenschapsmerk bij de oppositie- en de beroepsprocedure wordt gelijkgesteld met een stilzwijgende intrekking van de aanvraag die een einde maakt aan de beroepsprocedure omdat het geschil zonder voorwerp is."

Verplichte kennisgeving:  34. In casu blijkt uit de uiteenzetting van de feiten en uit de contacten die de kamer van beroep met verzoekster heeft kunnen hebben (zie punt 8 hierboven), dat de kamer van beroep verzoekster er op geen enkel moment van in kennis heeft gesteld dat zij zich op het standpunt zou stellen dat de merkaanvraag van verzoekster stilzwijgend was ingetrokken omdat deze niet procedureel actief was geweest.

35. Gesteld al dat de kamer van beroep kan oordelen dat de procedurele inactiviteit tijdens de oppositie- en de beroepsprocedure bij het BHIM aantoont dat de aanvrager van een gemeenschapsmerk geen belang meer heeft bij de inschrijving van dit merk en zijn aanvraag dus stilzwijgend heeft ingetrokken, zijn bij de vaststelling van de litigieuze beslissing derhalve hoe dan ook artikel 73 van verordening nr. 40/94 [beslissingen van het OHIM moeten met redenen omkleed zijn en kunnen zij slechts worden genomen op gronden waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren] en regel 54 van verordening nr. 2868/95 geschonden, zodat deze beslissing moet worden vernietigd.

Geen stilzwijgende afstand: 44. Artikel 44, lid 1, van verordening nr. 40/94 doelt immers enkel op de aanvrager van een gemeenschapsmerk en niet op de kamer van beroep. Deze kan zich dus niet op die bepaling beroepen om in de plaats te treden van de aanvrager en uit diens procedurele handelwijze af te leiden dat deze stilzwijgend afstand doet van zijn merkaanvraag. Bovendien heeft voormelde rechtspraak weliswaar betrekking op situaties waarin de opgave van de waren wordt beperkt, maar de motivering van de arresten van het Gerecht ziet ook uitdrukkelijk op het geval van de loutere intrekking van de merkaanvraag (zie punt 42 hierboven en aangehaalde rechtspraak). Dezelfde logica geldt in de twee gevallen, aangezien het aan de aanvrager staat om „uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk” aan te duiden welke inhoud hij aan zijn merkaanvraag wil geven. Het staat dan aan de oppositieafdeling en aan de kamer van beroep om zich uit te spreken over de inhoud van deze aanvraag, waarbij zij de in de oppositieprocedure aangevoerde argumenten in overweging moeten nemen. Deze redenering belet het OHIM niet om het aangevraagde merk alleen voor een deel van de aangeduide waren of diensten in te schrijven, maar deze beperking zal dan plaatsvinden na het onderzoek van het verwarringsgevaar dat in casu was aangevoerd.

46      Bijgevolg kan op basis van artikel 44, lid 1, van verordening nr. 40/94 niet worden vastgesteld dat de gemeenschapsmerkaanvraag stilzwijgend is ingetrokken enkel doordat de aanvrager ervan niet is tussengekomen in de oppositie- en de beroepsprocedure bij het BHIM.

55. (…)  “verzoeksters procedurele inactiviteit tijdens de oppositie- en de beroepsprocedure kon [het OHIM] derhalve niet gelijkstellen met een situatie waarin de aanvrager zijn merkaanvraag stilzwijgend heeft ingetrokken.”

Lees het arrest hier.

IEF 7698

De eis van tijdigheid

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 februari 2009, zaaknummer 105.007.131/01, Carmo B.V. tegen  Reich GmbH.

Eerst even voor jezelf lezen. Modellenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Proceskosten.

Kort gezegd gaat het in dit hoger beroep om de vraag of, en in hoeverre, Reich, door een parkeerhulp voor caravans, genaamd RK Mover Trend, op de markt te brengen, inbreuk maakt op het Gemeenschapsmodelrecht dat Sora heeft verkregen op de SimPark, eveneens een parkeerhulp voor caravans, en/of op het auteursrecht daarop en/of zich schuldig heeft gemaakt aan slaafse nabootsing. De Voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Carmo c.s. afgewezen en hen in de kosten veroordeeld.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank 's-Gravenhage 28 juni 2007, IEF 4263),  behalve waar het de proceskosten betreft. De overwegingen van het hof betreffen vooral de termijn van indienen van de noodzakelijke onderbouwing van de vordering tot volledige proceskostenvergoeding, dit i.v.m. het bepaalde in art. 10.5.1 van het rolreglement voor dagvaardingsprocedures bij de hoven.

Modellenrecht: 16. Wat betreft de kenmerken die niet zijn bepaald door hun technische functie is het hof, met de Voorzieningenrechter, voorshands van oordeel dat de RK Mover Trend bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekt dan de SimPark. Het hof verwijst naar hetgeen de Voorzieningenrechter op dit punt heeft overwogen en neem dat over. Voor nadere bewijslevering omtrent de door Sora gestelde verwarring is, gelet op het feit dat het om een kort geding gaat, geen plaats.

Auteursrecht & Slaafse nabootsing: 18. (…) Blijkens hetgeen in r.o. 14 is overwogen, zijn de door Sora genoemde kenmerken nu juist wel (te zeer) bepaald door hun technische functie. Daarvan uitgaand, kan, gelet op hetgeen in r.o. 16 is overwogen, niet worden gezegd dat de RK Mover Trend de auteursrechtelijk beschermde trekken van de SimPark vertoont in een mate dat de totaalindrukken van beide parkeerhulpen overeenkomen. Ook deze grief faalt dus.

19. Gelet op het voorgaande is de RK Mover Trend naar ’s hofs voorlopig oordeel geen slaafse nabootsing van de SimPark, zodat ook grief 6 wordt verworpen.

Proceskosten: 23. Naar ’s Hofs voorlopig oordeel omvat de specificatie-eis meer dan de opgave die in eerste aanleg als productie 9 is overgelegd. Daaruit blijkt immers niet aan welke werkzaamheden de daarop vermelde uren zijn besteed, waardoor niet toetsbaar is of het aantal bestede uren voldoet aan de redelijkheids- en evenredigheidstoets. Ook in hoger beroep heeft Reich, ondanks de tegen de kostenveroordeling gerichte grief, de vereiste specificatie niet tijdig overgelegd. Eerst op 6 januari 2009 (twee dagen voor het pleidooi) heeft Reich een specificatie in het geding gebracht. De - door het beginsel van hoor en wederhoor ingegeven - eis van tijdigheid is nader uitgewerkt in artikel 10.5.1 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, zoals dat sinds 1 september 2008 van toepassing is (hierna: het rolreglement), ingevolge artikel 11.2 ook op de onderhavige procedure. In artikel 10.5.1 van het reglement is bepaald dat een partij die bij pleidooi nieuwe producties in het geding wil brengen, deze uiterlijk op de elfde dag voor de dag van het pleidooi indient. Ingevolge artikel 1.2 sub d van het rolreglement gaat het daarbij om werkdagen.

24. Anders dan Reich betoogt, bestaat er geen grond om deze bepaling ten aanzien van een specificatie van de proceskosten buiten toepassing te laten. Dat betekent dat de onderbouwing en specificatie van kosten, voor zover bekend, uiterlijk op de elfde werkdag voor het pleidooi moet worden ingediend. Ten aanzien van de kosten die nadien nog gemaakt worden overweegt het hof, met toepassing van artikel 1.14 van het rolreglement, dat de vereiste specificatie van die kosten uiterlijk bij gelegenheid van het pleidooi nog kan worden overgelegd. Veelal zal het daarbij immers gaan om een stuk dat kort en eenvoudig te doorgronden is, waardoor de wederpartij niet in diens recht op verweer zal worden geschaad.

Lees het arrest hier.