IEF 22286
11 oktober 2024
Uitspraak

Schorsing octrooigeschil in afwachting van uitspraak TKB

 
IEF 22292
10 oktober 2024
Artikel

Nog een paar plekken voor de Midnight Marauders tour tijdens ADE

 
IEF 22282
10 oktober 2024
Uitspraak

Conclusie A-G: strafvermindering in zaak waarbij opzettelijk inbreuk werd gemaakt op auteursrecht

 
IEF 4712

Niet groots en veelvuldig

aantw.gifRechtbank Utrecht, 19 september 2007, HA ZA 05-1787, Uitgeverij Bzztôh B.V. & Bolt. tegen Uitgeverij Verba B.V. & Mulder (met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink).

Auteursrecht, bodemprocedure. Inbreuk op Het Boek Met Alle Antwoorden. De geformuleerde antwoorden en de verzameling daarvan kunnen worden beschouwd als een werk. Voor ‘verwatering’ moet de navolging groots en veelvuldig zijn. De schadevergoeding wordt gebaseerd op de vermindering van de genoten winst als gevolg van een geringere afzet, niet op de afdracht van door gedaagde genoten winst met de verkoop van het boek van eiser. Opmerkelijke schadevergoeding.

Eiseres Bolt is de maker van het boek "The book of answers". Dit boek is in 1999 uitgegeven op de Amerikaanse markt. Sinds januari 2001 is de Nederlandse vertaling van dit boek onder de titel "Het boek met alle antwoorden" door Bzztôh uitgegeven (verder: "het boek van Bolt"). Bzztôh heeft hiervoor het exclusieve licentierecht van Bolt gekregen. Medio 2002 is gedaagde Verba op de Nederlandse markt gekomen met het boek "Dit boek lost alles op" en de subtitel "een antwoord op elke vraag". De maker van dit boek is gedaagde Mulder.

Bzztôh heeft op grond van de stelling dat het boek van Mulder een inbreuk maakt op de auteursrechten van het Boek van Bolt Verba c.s. gesommeerd om de distributie en de verkoop van het boek van Mulder te staken. Verba heeft vervolgens toegezegd aan dit verzoek te zullen voldoen. In het onderhavige geding vordert Bzztôh schadevergoeding van Verba c.s., waarop Verba o.a. stelt dat het boek van Bolt geen auteursrechtelijk beschermd werk is en als dat wel zo zou zijn, dat Mulder daarop geen inbreuk maakt. De Rechtbank Utrecht kiest in deze de zijde van de eiser.

De rechtbank stelt dat het concept van het boek (het antwoord (te willen) geven op allerlei (levens)vragen) niet als nieuw kan worden aangemerkt, maar dat de uitvoering daarvan in het boek van Bolt wel als een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden beschouwd.

“4.3. Bolt heeft ervoor gekozen om de antwoorden op "alle vragen", zoals zij het formuleert, in boekvorm uit te brengen, waarbij het opvallend is dat de lezer aan de hand van eenvoudige aanwijzingen, zoals weergegeven in 2.3., wordt geïnformeerd over de wijze waarop het boek moet worden gebruikt. Deze aanwijzingen komen er kort gezegd op neer dat de lezer het boek in de hand, op schoot of op tafel legt, vervolgens een (1evens)vraag stelt waarop enkel het antwoord ja of nee kan worden gegeven, waarna de lezer het boek open moet slaan en een antwoord op zijn vraag krijgt. In het boek van Bolt staan 350 door Bolt geformuleerde antwoorden. Ieder antwoord staat iets boven het midden van de bladzijde in kapitale letters op de rechterpagina weergegeven en is omgeven door een zwarte omranding (zie 2.4.). Iedere linkerpagina is blanco, met uitzondering van een sierlijk vormgegeven veer (zie 2.6.). Deze specifieke elementen van het boek van Bolt vloeien naar het oordeel van de rechtbank voort uit keuzes van de auteur en geven reeds daarom aan het boek een persoonlijk stempel en een oorspronkelijk karakter. Dat in 1997 een boek van de auteur David Michaeli is uitgegeven, waarin ook op iedere rechterpagina antwoorden op vragen worden gegeven, doet aan deze conclusie niet af. Het boek van Michaeli is namelijk geheel astrologisch van aard (en heeft dus een andere inhoud) en stemt niet overeen met de hiervoor omschreven vormgeving en uitwerking van het Boek van Bolt. (…) 

4.4. (…) Anders dan Verba stelt, is de rechtbank van oordeel dat de door Bolt geformuleerde antwoorden en de verzameling daarvan kunnen worden beschouwd als een werk dat een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt. De verzameling antwoorden betreft namelijk niet uitsluitend een hoeveelheid feitelijke gegevens die oorspronkelijkheid mist. Bij het beantwoorden van een vraag en de formulering daarvan zal de mening, en dus persoonlijke visie, van degene die het antwoord geeft immers tot uitdrukking komen. (…)

Even verderop geeft de rechtbank een criterium voor wat door wat door de gedaagde uitgever als verwatering wordt aangemerkt, maar dat door de rechtbank wordt vertaald als verworden tot onderdeel van mode en/of stijl. Verwatering, ook al wordt het niet zo genoemd,  lijkt zo te zien toch mogelijk volgens de Rechtbank Utrecht (wie een noot wil schrijven over deze terminologische discussie is van harte welkom).

4.5. (…)  Indien Verba met haar beroep op "verwatering" heeft willen betogen dat (de) oorspronkelijke elementen in het boek van Bolt door het kopiëren daarvan door anderen onderdeel van mode en/of stijl zijn geworden waardoor daaraan geen auteursrechtelijke bescherming meer toekomt, wordt die stelling verworpen. De rechtbank is van oordeel dat bepaalde in beginsel oorspronkelijke elementen pas hun auteursrechtelijke bescherming kunnen verliezen als die elementen door veelvuldig gebruik en grootse navolging zijn verworden tot een duidelijk herkenbare mode of stijl.

Uit de boeken die Verba ter onderbouwing van dit betoog in het geding heeft gebracht blijkt dat drie daarvan, namelijk "het boek dat je toekomst voorspelt", "sibylle, uw eigen spirituele gids" en "het grote geld orakelboek", bepaalde elementen, en zeker niet alle, bevatten die het boek van Bolt ook kenmerken. Deze navolging is echter onvoldoende, want niet groots en veelvuldig, om te kunnen concluderen dat de auteursrechtelijk beschermde elementen van het boek van Bolt mode- respectievelijk stijlelementen zijn geworden die geen bescherming (meer) toekomen.”

Met betrekking tot de gestelde inbreuk stelt de rechtbank dat de totaalindrukken van beide boeken te weinig verschillend zijn om het boek van gedaagde Mulder als een zelfstandig werk aan te kunnen merken.

“4.8. (…) Dat er ook verschillen tussen beide boeken bestaan, zoals gemotiveerd door Verba is gesteld, brengt in deze conclusie geen verandering. (…) Met andere woorden: de omstandigheden dat het boek van Mulder in vergelijking met het boek van Bolt (1) een duidelijk afkijkende vorm heeft, (2) de kaft van Meur verschilt en een goedkopere uitstraling heeft, (3) 200 antwoorden geeft in plaats van 350 (4) de rechter- en linkerpagina anders zijn vormgegeven, zoals geen zwarte omkadering, versiersels in iedere hoek van de rechterpagina en een andere versiersel op de linkerpagina (zie 2.4. en 2.6. ) en (5) de antwoorden en versiering in het midden van de pagina worden gecentreerd in plaats van iets daarboven (zie 2.4.), laat onverlet dat de mate van overeenstemming tussen beide boeken, dat wil zeggen de hiervoor onder 4.7. omschreven auteursrechtelijk beschermde elementen, van een zodanige aard en omvang is dat van een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin sprake is.”

De schadevergoeding wordt gebaseerd op de vermindering van de genoten winst als gevolg van een geringere afzet, niet op de afdracht van door gedaagde genoten winst met de verkoop van het boek van eiser. De uitgever kan de schade niet afwentelen op de auteur.

“4.12 (…) Uit deze stellingen van Bzztôh C.S. blijkt dat zij haar schadevordering grondt op een vermindering van de door haar genoten winst als gevolg van een geringere afzet, die te wij ten is aan de publicatie van het boek van Mulder. De grondslag van de schadevordering van Bzztôh c.s. is dus niet gebaseerd op de afdracht van door Verba genoten winst met de verkoop van het boek van Mulder.”

“4.13. Voor de verplichting tot schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk geldt het toerekeningsvereiste van artikel 6:162 BW. Ten aanzien van een professionele exploitant van auteursrechtelijk beschermde werken, zoals een uitgever van boeken, geldt dat het op de markt brengen van een inbreukmakend werk krachtens de in het verkeer geldende opvattingen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel voor haar rekening komt.”

4.14 Met het oog op het vorenstaande en gegeven het bepaalde in artikel 6:97 BW zal de rechtbank ten behoeve van de schadeberekening een schatting moeten maken van de geringere afzet van het boek van Bolt als gevolg van de verkoop van het boek van Mulder. De rechtbank schat deze geringere afzet op 5000 exemplaren. (x €2.64 = € 13.200,00)

Een immateriële schadevergoeding op grond van geschonden persoonlijkheidsrechten wordt afgewezen

 “4.17. (…) dat Bolt het boek van Mulder als een inbreuk op haar auteursrechten beschouwt en dat zij voor die ongeoorloofde verveelvoudiging haar toestemming niet heeft verleend en, indien gevraagd, ook niet zou hebben verleend. Hieruit is de conclusie te rechtvaardigen dat Bolt ook nimmer met een eventueel verzoek om haar naam in het boek van Mulder te vermelden zou hebben ingestemd. De thans door Bolt gestelde verplichting aan de zijde van Verba c.s. dat haar naam in het boek van Mulder had moeten worden vermeld is hiermee niet te verenigen.”

De veroordeling voor wat betreft de schadevergoeding is opmerkelijk. De gevorderde schade bedroeg €62.876,80, welk bedrag, na herberekening door de rechter, voor de verschenen inbreukmakende uitgever en de niet verschenen inbreukmakende auteur werd gematigd tot (hoofdelijk) €13.200,00, maar waarin de inbreukmakende auteur bij verstek ook nog werd veroordeeld tot (en nu niet hoofdelijk) betaling van het niet gematigde restbedrag van (€62.876,80 - €13.200,00 =) €49.676,80. De feitelijke herberekening door de rechter gaat in verstek dus niet op.

De veroordeling betreft eveneens de (gematigde) buitengerechte kosten en een dubbele, maar geen werkelijke proceskostenveroordeling.

Lees het vonnis hier.

IEF 4711

Bijeenkomsten

vvrrs.gifVereniging voor Reclamerecht: Symposium "Misleiding Ontleed - het misleidingsbegrip in de reclame in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk" . 

Prof. Jan Kabel (Instituut voor Informatierecht Amsterdam) zal optreden als dagvoorzitter.  Aan de paneldiscussie en inleidingen nemen deel:  Erik Vollebregt (Greenberg Traurig), Prof. Gert Straetmans (Universiteit Antwerpen (onder licht voorbehoud)), Dr. Peter Meyer (Simmons & Simmons Düsseldorf) en Laura Anderson (Bristows Londen).

 Maandag 8 oktober a.s. 14.00 - 17.30 uur. Freshfields Bruckhaus Deringer, Strawinskylaan 10, Amsterdam. Aanmelden kan per email.

aija.gifOp 19 en 20 oktober 2007 organiseert de Intellectual Property, Media and Technology commission van de AIJA (L'Association Internationale des Jeunes Avocats) een seminar in Lissabon met als titel "Digital Media 2.0".

In drie dagdelen komen de belangrijkste "hot topics" aan bod op het gebied van exploitatie van intellectuele eigendomsrechten: achtereenvolgens passeren (digitale) televisie en film, sportrechten en virtuele werelden en games de revue, dit alles in de context van de snel veranderende, digitaliserende, wereld. (met NOvA Opleidingspunten).

Lees het programma hier. Registreren (deze week nog met 'early bird' korting) kan hier.

IEF 4710

Nooit openbaar gemaakt

mkd.gifMargriet Koedooder (De Vos & Partners): If we can start all over…… we should never give a ruling like this again.

Hoe kan het dat een wereldhit plagiaat blijkt te zijn van een volslagen onbekend, want kennelijk nooit op CD of anderszins openbaar gemaakt muziekwerk?

“Op 4 september j.l. heeft het Hof van Beroep te Brussel een opmerkelijk arrest gewezen in een zaak die betrekking heeft op muziekplagiaat. Het Belgische Hof heeft na 12 jaar procederen geoordeeld dat Michael Jackson’s wereldhit ‘You are not alone’ in feite een ongeauthoriseerde bewerking is van het (blijkens het arrest) nooit op een drager  uitgebrachte werk ‘If We Can Start All Over’. Al eerder oordeelde een Belgisch gerecht in een zaak met betrekking tot een andere wereldhit - ‘Frozen’ van Madonna - dat sprake was van plagiaat. Ook hierbij ging het om een bij het grote publiek volslagen onbekend werk (Ma Vie Fout le Camp), van de al even onbekende artiest Salvatore Acquaviva.

Plagiaat uitspraken van de Nederlandse rechter zijn door diverse omstandigheden heel erg schaars. Maar uitspraken van de Vaste Commissie Plagiaat van Buma/Stemra zijn er voldoende. De Belgische uitspraak  roept de vraag op of er mogelijk iets bijzonders aan de hand is in België en of vergelijkbare oordelen denkbaar zijn in Nederland.”

Lees het volledige artikel hier. Zie IEF 4668 voor het arrest van het of Brussel.

IEF 4709

OHIM Communicatie

Communication Nº 5/07 of the President of the OHIM of 12 September 2007 on changes of practice in opposition proceedings.

In order to streamline opposition proceedings, the Office has decided to make a number of changes to both the admissibility and the adversarial phases. The main aims are to simplify the admissibility check process; provide clarity on the division of costs when either an opposition or a CTM application is withdrawn; and reduce the administrative burden associated with requests for repeated extensions of suspension periods.

Lees hier meer.

IEF 4708

Het wordt nog veel vager (aanvulling)

cel-bud.gifDirk Visser (Klos Morel Vos & Schaap): Korte aanvulling op kort commentaar bij het Céline-arrest.

Dr. A. Tsoutsanis wees mij er terecht op dat ik in mijn korte commentaar  (zie IEF 4662) bij het Céline-arrest heb nagelaten te wijzen op het feit dat in dat arrest voor een belangrijk deel wordt voortgeborduurd op HvJ EG 16 november 2004, zaak C-245/02, Anheuser Busch/Budejovický Budvar; Budweiser.

Ook daar ging het om de vraag wanneer een handelsnaam inbreuk maakt op een merk, evenwel toen in het kader van de uitleg van artikelen 16 en 17 TRIPs.

Art. 16 TRIPs: Verleende rechten

"1. De houder van een ingeschreven handelsmerk heeft het uitsluitend recht alle derden die niet zijn toestemming daartoe hebben, te beletten om in het handelsverkeer identieke of soortgelijke tekens te gebruiken voor waren of diensten die identiek zijn met of soortgelijk zijn aan die waarvoor het handelsmerk is ingeschreven, wanneer dat gebruik vermoedelijk zou leiden tot verwarring. In het geval van het gebruik van een identiek teken voor identieke waren of diensten wordt het vermoeden van verwarring verondersteld. De hierboven beschreven rechten laten bestaande eerdere rechten onverlet en zijn evenmin van invloed op de mogelijkheid waarover de Leden beschikken om rechten te verlenen op grond van het gebruik."

Art. 17 TRIPs: Uitzonderingen

"De Leden kunnen voorzien in beperkte uitzonderingen op de op een handelsmerk verleende rechten, zoals eerlijk gebruik van beschrijvende termen, mits deze uitzonderingen rekening houden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden."

Toen verwees het HvJ EG ook al naar ‘de functies van het merk’

“Een handelsnaam kan een teken in de zin van artikel 16, lid 1, eerste volzin, van de TRIPs-overeenkomst vormen. Deze bepaling beoogt de houder van een merk het uitsluitende recht te verlenen om het gebruik ervan door een derde te beletten indien het betrokken gebruik afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, met name de essentiële functie ervan, de consument de herkomst van de waar te waarborgen”.

En ook daar werd verwezen naar art 6 lid 1 sub a Merkenrichtlijn, als een invulling van de door art. 17 TRIPs toegelaten beperkingen.

“De in artikel 17 TRIPs bedoelde uitzonderingen hebben met name tot doel, de derde toe te staan om ter aanduiding van zijn handelsnaam gebruik te maken van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, op voorwaarde evenwel dat dit gebruik strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel”.

In die zaak oordeelde het HvJ EG (bij mijn weten voor het eerst) dat art. 6 lid 1 sub a Merkenrichtlijn ook betrekking heeft op (handels)namen van rechtspersonen en niet alleen van natuurlijke personen  (Anheuser-Busch, ov. 78-80).

Artikel 6 Merkenrichtlijn. Beperking van de aan het merk verbonden rechtsgevolgen.

"1 . Het aan het merk verbonden recht staat de houder niet toe een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken :
a ) van diens naam en adres;
[…], voor zover er sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel ."

De verwijzing naar de ‘de functies van het merk’ én de redenering via art. 6 lid 1 sub a Merkenrichtlijn in een zaak over een ouder merk versus een jongere handelsnaam zijn dus niet nieuw in het Céline-arrest, maar al bekend uit het Anheuser-Busch-arrest.

DV

IEF 4707

Scherp

Onder de kop ‘Holla Poelman van Leeuwen en Van Doorne dezelfde slogan?”bericht Advocatie.nl; “Tot grote verbazing van de redactie Advocatie.nl stond in het Advocatenblad een arbeidsmarktcampagne met een slogan ('Ben jij scherp?') van Holla Poelman Van Leeuwen, die wel heel erg veel leek op de slogan van Van Doorne (Ben jij scherp genoeg voor Van Doorne?’). Waarom een soortgelijke slogan nemen en was Van Doorne hiervan op de hoogte?

Lees hier meer.

IEF 4706

Afstand nemen

2xsb.gifRechtbank Zwolle-Lelystad, 18 september 2007, rolnr. 07/384, Schunselaar h.o.d.n. Mahoton Slaapsystemen tegen Jade B.V. (vonnis en afbeeldingen links met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven, afbeeldingen rechts met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager )

Slaafse nabootsing inzake gezondheidskussen niet aangenomen. Het kussen heeft geen eigen plaats in de markt en er is onvoldoende gevaar voor verwarring. Artikel 1019h Rv is niet van toepassing nu het gaat over slaafse nabootsing.

In 1988 heeft de vader van Schunselaar een gezondheidskussen met de naam Butterfly ontworpen (beide afbeeldingen onder). Dit kussen wordt al een geruime tijd verkocht. De Butterfly zou verschillen van de traditionele hoofdkussens door een afwijkende maat, de uitsparing aan de onderzijde, de ventilatiegaatjes en de cirkelvormige inkeping in het midden van het kussen.

In mei 2007 heeft Jade het gezondheidskussen Silvana Lavit (beide afbeeldingen boven) op de markt gebracht. Mahoton komt hiertegen op in kortgeding en vordert op grond van slaafse nabootsing een verbod en de gebruikelijke opgaven.

Het door Jade opgeworpen niet-ontvankelijkheidsverweer dat Mahoton en niet de eenmanszaak Mahoton Slaapsystemen de Butterfly heeft verhandeld, wordt verworpen. Het is de voorzieningenrecht genoegzaam gebleken dat sinds eind januari 2006 de onderneming wordt gedreven voor rekening van Schunselaar. De overgelegde correspondentie uit 2005 is geadresseerd aan Mahoton Slaapsystemen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van slaafse nabootsing.

Op basis van een viertal kussens die Jade op de zitting heeft getoond komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de Butterfly geen eigen plaats op de markt heeft:
“Jade heeft aan de hand van deze vier (andere) gezondheidskussens voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er naast de Butterfly verscheidene gelijksoortige producten in de handel zijn en dat de Butterfly zich van andere in de markt zijnde gezondheidskussens niet aanmerkelijk onderscheidt.”

Hoewel het Silvana Lavit kussen meer op de Butterfly lijkt dan op de andere vier door Jade meegebrachte gezondheidskussens, is er geen gevaar voor verwarring, aldus de voorzieningenrechter.
“Indien de Silvana Lavit naast de Butterfly gelegd wordt, zijn de door Schunselaar gestelde overeenkomsten inderdaad waar te nemen. Daartegenover staan echter onbetwiste verschillen zoals de voor de hoes gebruikte stof, de vorm van de uitsparing aan de onderzijde, het eigen label dat de beide kussens dragen en de omstandigheid dat de naam Silvana in het kussen van Jade is verwerkt. Bovendien is het gezondheidskussen van Jade van een ander materiaal en zijn de inkepingen in beide kussens op een geheel andere wijze uitgevoerd.”

“Jade heeft tenslotte in dit kader nog aangevoerd dat het voor haar onmogelijk was om meer afstand te nemen van de Butterfly, nu de overeenstemmende kenmerken tussen de Silvana Lavit en de Butterfly van functionele aard zijn.”

De voorzieningenrechter wijst de vordering af. De Voorzieningenrechter verwerpt het beroep op artikel 1019 h Rv ,nu het niet gaat om een geschil inzake het intellectueel eigendomsrecht, maar om slaafse nabootsing. 

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen  hier en hier.

IEF 4705

Binnen

Ernst-Jan Louwers (Louwers Advocaten) wijst op het opmerkelijk dictum van het onlangs ook in het Bijblad gepubliceerde dictum van het Tijgernootjesvonnis  (Rechtbank Rotterdam, 9 november 2006, IEF 2977, 28 november 2006):

'De Voorzieningenrechter verbiedt DNG om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de ten processe bedoelde ‘poemanoten’ en de ten processe bedoelde verpakkingen van de ‘poemanoten bacon-kaas’ te (doen) vervaardigen, te im- en exporteren, ter verkoop aan te bieden, te verkopen, af te leveren of op andere wijze te gebruiken'.

Lees het dictum en het vonnis hier

IEF 4704

Paraplumerk

magn.gifHof Amsterdam, 6 september 2007, rolnr. 177/05, Mag Instrument Inc tegen Geelhoed (met dank aan Vriesendorp & Gaade)

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkenrecht, bodemprocedure. De enkele overeenstemming van de lettergreep MAG met de merken van Mag instrument is op zichzelf niet voledoende om hier te spreken van een overeenstemmend teken in de zin van het BVIE, ook niet indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat het woord MAG het meest onderscheidende element is van die merken. De bekendheid van het merk en een eventueel serie- of paraplumerk doen hier niet aan af.

Mag Instrument is de rechthebbende op onder meer de volgende Benelux woordmerken: MAG, MAG CHARGER, MAG INSTRUMENT, MAGLITE, MAG-LITE etc. MAG Instrument gebruikt deze woordmerken voornamelijk voor staafzaklampen.

Geelhoed’s Benelux beeldmerk MAGUM voor oplaadbare, waterdichte duiklampen is van een latere datum. Mag Instrument heeft op basis van haar merken Geelhoed gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Haar vorderingen zijn echter afgewezen. Het hof bekrachtigd het vonnis van de rechtbank.

Het Hof oordeelt als volgt: “4.6. Het merk MAGNUM bestaat uit een enkel woord dat afkomstig is uit het Latijn en dat, naar algemeen bekend is, ‘groot’ betekent. De eerste lettergreep”Mag” wordt door Geelhoed in de gebruikte visuele afbeeldingen van het merk of anderszins op geen enkele wijze benadrukt als afzonderlijk bestanddeel ervan. Geen van de door Mag Instrument ingeroepen merken vertoont auditief en/of visueel een verdergaande gelijkenis dan de enkele omstandigheid dat (ook) MAGNUM begint met de letters m-a-g, uitgesproken als ‘mek’.

Deze letters gaan als lettergreep op in het merk MAGNUM dat als niet samengesteld woord een homogeen geheel is. De enkele overeenstemming van deze lettergreep met de merken van Mag Instrument is op zichzelf onvoldoende om hier te kunnen spreken van een overeenstemmend teken in de zin van het BVIE, ook niet indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat het woord MAG het meest onderscheidende element is in de merken van Mag Instrument. Om dezelfde reden kan niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat bij het publiek, dat bij ontbreken van aanwijzingen van het tegendeel het woord MAGNUM als een geheel zal ervaren, verwarring tussen de onderhavige producten kan ontstaan, ook niet in de vorm van associatie met de merken van MAG instrument door het veronderstellen van een commerciële band.”

Het oordeel van het Hof luidt niet anders indien wordt aangenomen dat de merken van Mag Instrument bekende merken zijn bij het relevante publiek en indien wordt voorbij gegaan aan de vraag of onderwaterlantaarns en duiklampen en de waren waarvoor de merken van Mag Instrument zijn gedeponeerd als soortgelijke waren zijn te beschouwen. Als lettergreep in het merk MAGNUM heeft het bestanddeel MAG immers – volgens het Hof – geen zelfstandige betekenis en gaat het begripsmatig en visueel daarin op, hetgeen meebrengt dat geen sprake is van een overeenstemmend teken in de zin van de wet. Dat het woord MAG als seriemerk of “paraplumerk”wordt gebruikt is tegen deze achtergrond niet van belang.

Nu van overeenstemming volgens het Hof geen sprake is, kan niet worden aangenomen dat Geelhoed het teken MAGNUM te kwader trouw heeft gedeponeerd als bedoeld in art. 2.4 onder f BVIE. Ook overigens is niet gebleken dat Geelhoed ongerechtvaardigd voordeel trekt uit de bekendheid van de merken van Mag Instrument dan wel afbreuk doet aan de reputatie ervan. “

Ook het Hof wijst de vorderingen van Mag Instrument af en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Lees het arrest hier.

IEF 4703

Thuiskopie tegen NORMA/IRDA (+ filmpje)

Gerechtshof Amsterdam, 13 september 2007, rolnr. 05/1143. Stichting de Thuiskopie tegen Norma.

“Nu de Verenigde Staten geen partij zijn bij het Verdrag van Rome moet het ervoor worden gehouden dat de wetgever aan Amerikaanse uitvoerende kunstenaars in beginsel geen aanspraak heeft gegeven op een thuiskopievergoeding audio op dezelfde basis als toegekend aan onderdanen van Rome-landen. In de parlementaire geschiedenis van de Wnr is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat de wetgever dat uitgangspunt heeft willen verlaten bij het formuleren van art. 32, lid 1 sub c Wnr. De in de memorie van antwoord gegeven nadere uitleg over de reikwijdte van de bescherming van (toen nog) art. 31 Wnr vormt juiat een aanwijzing voor het tegendeel. De grieven 2 tot en met 5 falen.”

Lees het arrest hier. Filmpje President Bush & naburige rechten (“no earthly idea”) hier.