IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 18353

Uitspraak is ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff, Victor Bouman, Wieringa Advocaten en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

HR: 'Geen reputatieschade architect' is niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd

Hoge Raad 29 mrt 2019, IEF 18353; ECLI:NL:HR:2019:451 (D tegen De 4 Jaargetijden), https://ie-forum.nl/artikelen/hr-geen-reputatieschade-architect-is-niet-onbegrijpelijk-en-voldoende-gemotiveerd

HR 29 maart 2019, IEF 18353; ECLI:NL:HR:2019:451 (Architect tegen De 4 jaargetijden) Auteursrecht. Eiser is architect. Verweerder is De 4 Jaargetijden, projectontwikkelaar en sinds 2015 eigenaar van een kantoorpand. Het pand heeft voor de aankoop een aantal jaren leeg gestaan en maakt deel uit van een complex, dat sinds de 18e eeuw heeft gediend als bestuurscentrum van de Noord-Hollandse waterschappen. Eiser heeft in 1978 het complex uitgebreid met kantoorbebouwing. De 4 Jaargetijden heeft voorbereidingen getroffen voor de verbouwing van het kantoorpand tot een achttal appartementen. De rechtbank wijst het beroep van de architect op zijn persoonlijkheidsrechten af [IEF 16422], het hof bekrachtig dit vonnis [IEF 17232]. Het oordeel van het hof dat de eiser geen reputatieschade kan leiden door aantasting van de (zuid)gevel is niet onbegrijpelijk, en voldoende gemotiveerd. Ook het oordeel van het hof - dat de omstandigheid dat eiser zich heeft opengesteld voor overleg en alternatieven heeft aangedragen, niet met zich meebrengt dat zijn verzet redelijk is - is ook zonder nadere motivering voldoende begrijpelijk. De cassatie wordt afgewezen.

IEF 18352

Uitspraak ingezonden door Erik Jonkman en Simon Sanders, CMS.

Opzegregeling overeenkomst bouwsoftware is niet van toepassing op onderliggende licenties

Rechtbank Midden-Nederland 29 mrt 2019, IEF 18352; (Kraan tegen BAM), https://ie-forum.nl/artikelen/opzegregeling-overeenkomst-bouwsoftware-is-niet-van-toepassing-op-onderliggende-licenties

Rechtbank Midden-Nederland 29 maart 2019 (Kraan tegen BAM). Eiser is Kraan Bouwcomputing, een bedrijf gespecialiseerd in bouwsoftware. Verweerder is BAM, een bouwbedrijf. Partijen hebben een raamovereenkomst gesloten genaamd Total Service Overeenkomst (TSO), op grond waarvan aan BAM het gebruiksrecht is verleend op door Kraan ontwikkelde software, inclusief onderhoud en ondersteuning. In de bijlage bij de TSO zijn de diverse softwaremodules en het aantal licenties geregeld. Er ontstaat een geschil over de uitleg van een licentieovereenkomst, waarbij Kraan stelt dat de opzegregeling uit de TSO ook van toepassing is bij het opzeggen van een aantal licenties. De opzegregeling van de TSO is niet eveneens van toepassing is op het op- en afschalen van de diverse, onderliggende licentieovereenkomsten. De vorderingen worden afgewezen.

IEF 18351

HvJ EU: Door aanvrager gegeven kwalificatie als kleur- of beeldmerk vormt relevant element voor beoordeling

HvJ EU 27 mrt 2019, IEF 18351; ECLI:EU:C:2019:261 (Hartwall), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-door-aanvrager-gegeven-kwalificatie-als-kleur-of-beeldmerk-vormt-relevant-element-voor-beoord

HvJ EU 27 maart 2019, IEF 18351; IEFbe 2859; C‑578/17; ECLI:EU:C:2019:261 (Hartwall) Kleurmerk of beeldmerk – Grafische voorstelling van een merk in de vorm van een afbeelding. Naar aanleiding van een tussenbeslissing van het nationale bureau voor de intellectuele eigendom heeft Hartwall toegelicht dat zij verzocht om inschrijving van het litigieuze merk als „kleurmerk” en niet als beeldmerk. HvJ EU:

1)      Artikel 2 en artikel 3, lid 1, onder b), [Merkenrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat de door de aanvrager bij inschrijving aan een teken gegeven kwalificatie als „kleurmerk” of „beeldmerk” een van de relevante elementen vormt voor de beoordeling of dit teken een merk kan vormen in de zin van artikel 2 van deze richtlijn en of, in voorkomend geval, dit teken onderscheidend vermogen heeft in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van deze richtlijn, maar dat deze kwalificatie de bevoegde merkenrechtelijke autoriteit niet ontheft van haar verplichting om over te gaan tot een concrete en globale analyse van het onderscheidend vermogen van het betrokken merk, hetgeen betekent dat die autoriteit de inschrijving van een teken als merk niet kan weigeren op de loutere grond dat dit teken geen onderscheidend vermogen heeft verkregen door het gebruik dat ervan is gemaakt voor de geclaimde waren of diensten.

IEF 18350

Nietigheidsprocedure hot stamping techniek is geen IE-handhaving, dus geen toepassing 1019h Rv

Gerechtshoven 26 mrt 2019, IEF 18350; ECLI:NL:GHDHA:2019:575 (ArcelorMittal France tegen Tata Steel), https://ie-forum.nl/artikelen/nietigheidsprocedure-hot-stamping-techniek-is-geen-ie-handhaving-dus-geen-toepassing-1019h-rv

Hof Den Haag 26 maart 2019, IEF 18350; ECLI:NL:GHDHA:2019:575 (ArcelorMittal France tegen Tata Steel) Handhaving. Proceskosten. De rechtbank  [IEF 17099] wees de gevorderde vernietiging van het Nederlandse deel van EP 863 'hot stamping techniek' toe. Het wapperverbod heeft de rechtbank afgewezen. Het incidenteel beroep van Tata Steel tegen de wijze van begroting van de proceskosten in eerste aanleg treft ook geen doel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat artikel 1019h Rv in deze zaak niet van toepassing is, omdat de zaak niet kan worden aangemerkt als ‘handhaving’ van een recht van intellectuele eigendom in de zin van artikel 1019 Rv. Een nietigheidsprocedure wordt juist ter beschikking gesteld van een persoon die, zonder houder van een intellectuele-eigendomsrecht te zijn, opkomt tegen de bescherming van een recht van intellectuele eigendom dat aan de houder van de overeenkomstige rechten is verleend (r.o. 78, Bericap).

IEF 18349

Negatieve review op Facebook is geen onrechtmatige daad

21 feb 2019, IEF 18349; ECLI:NL:RBROT:2019:1389 (Review op Facebook), https://ie-forum.nl/artikelen/negatieve-review-op-facebook-is-geen-onrechtmatige-daad

Ktr. Rechtbank Rotterdam 21 februari 2019, IEF 18349; IT 2732; ECLI:NL:RBROT:2019:1389 (Review op Facebook) Mediarecht. Eiseres verhuurt beveiligingssystemen aan het midden en klein bedrijf. Gedaagde heeft een abonnement afgesloten bij eiseres, dat vroegtijdig is beëindigd. Op 17 april 2018 heeft gedaagde een negatieve review op de Facebookpagina van eiseres geplaatst. Bij de beoordeling of er sprake is van een onrechtmatige daad weegt de rechter twee belangen af: (1) het belang van eiseres om niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan publicaties die haar eer, goede naam en integriteit aantasten, en (2) het belang, waarvoor gedaagde opkomt, dat misstanden die de samenleving raken niet, of in dit geval (potentiële) klanten van eiseres, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, kunnen blijven voortbestaan. Uitgangspunt is dat het is toegestaan om negatieve ervaringen met een bepaalde aanbieder van producten op internet te delen. In de review staat onder meer de algemene stelling dat gedaagde gehackt is en dat de manier van inloggen onveilig is. Een dergelijk waardeoordeel is niet onrechtmatig.

IEF 18346

Conclusie AG: Reclame maken voor imitatieproducten in ander land, dan is die Uniemerkrechter in dat land bevoegd

HvJ EU 28 mrt 2019, IEF 18346; ECLI:EU:C:2019:276 (AMS Neve), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-reclame-maken-voor-imitatieproducten-in-ander-land-dan-is-die-uniemerkrechter-in-dat-la

Conclusie AG HvJ EU 28 maart 2019, IEF 18346; IEFbe 2857; ECLI:EU:C:2019:276; C-172/18 (AMS Neve) Bevoegdheid. Merkenrecht. Grondgebied waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden. Op een website afgebeelde advertenties en verkoopaanbiedingen. Conclusie AG:

Artikel 97, lid 5, van [Uniemerkverordening] moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een onderneming, die gevestigd is en haar hoofdkantoor heeft in lidstaat A, aldaar stappen heeft ondernomen om te adverteren voor bepaalde waren en deze onder een teken dat identiek is aan een Uniemerk te koop aan te bieden op een website die is gericht op zowel handelaren als consumenten in lidstaat B, een rechtbank voor het Uniemerk van lidstaat B bevoegd is om uitspraak te doen over een vordering wegens inbreuk op het Uniemerk vanwege deze advertenties en verkoopaanbieding van deze producten op dit grondgebied.

Het is aan de verwijzende rechter om over dit punt een beslissing te nemen bij de toetsing van de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 97, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

IEF 18348

Artikel ingezonden door Alfredo dos Santos Gil, Nederlandse Publieke Omroep (NPO), op persoonlijke titel geschreven.

Naschrift nieuwe auteursrechtrichtlijn door Alfredo dos Santos Gil

In de vele bijdragen over de Value Gap-bepaling in de conceptrichtlijn “Auteursrecht in de Digitale Eengemaakte Markt”, waaronder mijn eigen recente bijdrage op dit forum, is nog steeds sprake van artikel 13. Het is even wennen: lofzangen, tirades en bespiegelingen dienen niet meer op ongeluksgetal 13, maar op artikel 17 gericht te zijn. Deze nieuwe nummering van het Value Gap-artikel volgt uit de gepubliceerde versie van de conceptrichtlijn door het Europese Parlement.

Het is verder opvallend stil over de artikelen 18 tot en met 23 van de conceptrichtlijn (voorheen: 14 tot en met 16a). Dat kan liggen aan desinteresse of juist aan grote tevredenheid daarover bij voornamelijk makers(organisaties). Het gaat toch om een belangrijke verdere aanzet voor een geharmoniseerd Europees auteurscontractenrecht. In Nederland kennen we natuurlijk in hoofdlijnen de voorgeschreven regelingen al voor een recht op een redelijke of billijke vergoeding voor makers, een best seller- en een non-usus-bepaling en geschillenbeslechting. De nieuwe, jaarlijkse verplichte verantwoording van alle exploitaties voor alle makers in artikel 19 zal naar verwachting echter voor exploitanten onevenredig en onnodig veel kosten meebrengen door de hele keten. Ik verwacht nog veel discussies over de implementatie en praktische toepassing van speciaal dit transparantie-artikel en mogelijk van de andere artikelen. Eerder verscheen wel de bijdrage van J.J. van Vegchel, ‘Wat te doen met de naderende transparantieverplichting in het auteurscontractenrecht?’ (AMI 2018, afl. 2, p. 54-57).

IEF 18347

Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser, Schaap & Kreijger.

Dirk Visser: updated version of 'Trying to understand article 13'

28 mrt 2019, IEF 18347; https://ie-forum.nl/artikelen/dirk-visser-updated-version-of-trying-to-understand-article-13

Article 17, formerly known as article 13, is the most important and most controversial provision of the EU Directive on Copyright in the Digital Single Market on which the EU member states and institutions have reached agreement in principle in February 2019. 2 The European Parliament voted in favour on 26 March 2019. The council of ministers is expected to accept the final text on 9 April 2019.

This paper aims at analysing what the idea of article 17 is and how it might work out in practice. Which legal issues will arise, which preliminary questions will be put to the CJEU? It is not meant to argue for or against article 17. The article itself is taken as a given. This paper is merely a first attempt to look ahead and find out what could happen in practice.

It is obvious that article 17 is a compromise between many interests and wishes and that is quite contradictory at some points. But that in itself is nothing new. Much of the EU legislation consist of partly contradictory or incomprehensible clauses, because compromise apparently was the only option for reaching consensus. Consequently, it is often up to commentators, practitioners and judges to make the best of it.

The directive contains a large number of recitals on the issue article 17 addresses, and article 17 itself contains many subsections.  
Lees het vernieuwde artikel hier (pdf).
De geplande lunchbijeenkomst van deLex, met onder andere Dirk Visser, op donderdag 11 april over de DSM-richtlijn gaat door. Voor meer informatie kijk hier.

 

IEF 18345

Uitspraak ingezonden door Selmer Bergsma, Koen Limperg en Edmee Peijster, De Brauw Blackstone Westbroek.

Het patroon van de TIJGERNOOT is weliswaar onregelmatig, maar bevat voldoende karakteristieke, terugkerende elementen

Rechtbanken 27 mrt 2019, IEF 18345; ECLI:NL:RBGEL:2019:1444 (Frito-Lay tegen Intersnack), https://ie-forum.nl/artikelen/het-patroon-van-de-tijgernoot-is-weliswaar-onregelmatig-maar-bevat-voldoende-karakteristieke-terugke

Rechtbank Gelderland 27 maart 2019, IEF 18345; IEFbe 2856; ECLI:NL:RBGEL:2019:1444 (Frito-Lay tegen Intersnack) Merkenrecht. Inbreuk. Frito-Lay is houder van het woordmerk TIJGERNOOTJES. Intersnack brengt Girafnootjes op de markt. Intersnack stelt dat TIJGERNOOTJES is verworden tot soortnaam, maar heeft dit onvoldoende onderbouwd. De nootjes zelf zijn een samengesteld merk (merk 2) dat zowel kleur- als vormelementen kent, maar hoeft niet te voldoen aan zowel de vereisten voor zuivere kleurmerken, als de vereisten voor zuivere vormmerken. Dit geldt niet voor alle samengestelde merken van Frito-Lay, uit een zwart-wit foto, zonder beschrijving valt niet af te leiden wat beschermd dient te worden. Het patroon van de noot is weliswaar onregelmatig, maar bevat voldoende karakteristieke, terugkerende elementen om herkenbaar te zijn voor het in aanmerking komende publiek. Daarnaast is er geen sprake van een technisch effect o.i.d. nu het merk enkel het patroon op de nootjes betreft. Er is onvoldoende overeenstemming tussen de het woordmerk TIJGERNOOTJES en Girafnootjes. Het uiterlijk van de nootjes stemt wel voldoende overeen om van inbreuk te spreken. Het gebruik van een afbeelding van de open noot is geen inbreuk nu dit een informatief doel dient. Geen slaafse nabootsing, wel merkinbreuk op het patroon van de nootjes.

IEF 18339

Opnemen 'Kassa citaat’ in advertenties niet onrechtmatig

Rechtbanken 13 mrt 2019, IEF 18339; ECLI:NL:RBOVE:2019:874 (Advertenties met kassa citaat), https://ie-forum.nl/artikelen/opnemen-kassa-citaat-in-advertenties-niet-onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Overijssel 13 maart 2019, IEF 18339; ECLI:NL:RBOVE:2019:874 (chocolademelk: Soort water dat smaakt naar oud papier) E Eiseres is een bedrijf dat onder andere gebrande suiker, koffiestroop en smaakversterkers produceert. Het bedrijf is sinds de oprichting gevestigd in plaats X. Een deel van de productie is door het bedrijf in de afgelopen periode verplaatst naar een andere plaats. Gedaagde is het niet eens met de nieuwe vestigingsplaats. In januari 2019 heeft hij advertenties geplaatst in de Stentor en de Stadskoerier. Hierin staat onder meer “smadelijke aftocht van [eiseres] uit [plaats x]” en “[eiseres] ’s chocolademelk: Soort water dat smaakt naar oud papier… TV Kassa. In dit kort geding gaat het om de vraag of in de advertenties onrechtmatige uitingen staan in de zin van het bepaalde in artikel 6:162 BW op grond waarvan een rectificatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter stelt dat de gedaagde in de advertenties geen (directe) beschuldigingen jegens eiseres heeft geuit, maar slechts een opinie - namelijk de gedeeltelijke verhuizing van de productie is geen goede ontwikkeling voor de gemeenschap van plaats X en de onderneming. Bij zijn uitlatingen heeft de gedaagde zich ook niet bediend van zware of nodeloos grievende bewoordingen of verdachtmakingen. Hetzelfde geldt voor het aangehaalde citaat uit het televisieprogramma Kassa. Dit citaat staat geheel los van de inhoud van de advertentie en het is een oud klantenonderzoek dat wellicht geen recht doet aan de huidige kwaliteit van de chocolademelk, gelet op de context van de advertenties en het feit dat het slechts een citaat is uit een onafhankelijk consumentenonderzoek en het niet eigen bewoordingen van gedaagde betreft - is het opnemen van het ‘Kassa citaat’ in de advertenties niet onrechtmatig is. De gebruikte bewoordingen zijn weliswaar een negatieve kwalificatie zijn, maar afgewogen tegen het belang van de vrijheid van meningsuiting van gedaagde niet dermate kwaadsprekend dat de aanduiding als onrechtmatig moet worden aangemerkt. De rechter wijst de vordering af.