IEF 22236
13 september 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Levola/Smilde

 
IEF 22234
12 september 2024
Artikel

Hoe kan een merkenaudit uw wereldwijde marktstrategie ondersteunen?

 
IEF 22233
12 september 2024
Artikel

Aankondiging jaarlijkse BIE-scriptieprijs

 
IEF 15589

Vraag aan HvJ EU over aanknopingspunt bevoegdheid bij online schending selectief distributienetwerk

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU, IEF 15589; C-618/15 (Concurrence)
Verzoekster is een detailhandel in elektronica die zij verkoopt in een winkel in Parijs en via een website. Zij heeft met verweerster Samsung een selectieve distributieovereenkomst gesloten voor de verkoop van Samsung-producten. Samsung verwijt nu verzoekster door verkoop via een onlinemarktplaats het contractuele beding te schenden en beëindigt de relatie. Verzoekster dagvaardt verweerster tot nakoming maar het Hof Parijs wijst 25-10-2012 haar vordering af. Verzoekster stelt opnieuw een vordering in tegen verweerster Samsung alsmede tegen de in LUX gevestigde Amazon Services Europe welke laatste ook Samsungproducten op haar website aanbiedt. Maar de FRA rechter verklaart zich op grond van artikel 5 punt 3 van Vo. 44/2001 onbevoegd van de vordering kennis te nemen voor wat betreft de buitenlandse websites van Amazon waarop de handel plaatsvindt die op het FRA publiek is gericht. Verzoekster stelt cassatieberoep in.

De verwijzende FRA rechter (cour de cassation) haalt het arrest van het HvJEU C-523/10 aan waarin het Hof onder meer heeft bepaald dat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een LS, in een andere LS kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. In een internetcontext kan in geval van een beweerde schending van persoonlijkheidsrechten, de persoon die zich gelaedeerd acht door op een website geplaatste content, een vordering tot vergoeding van de volledige schade indienen bij de rechters van de LS waar zich het centrum van zijn belangen bevindt. Maar een geschil over een inbreuk op een in een LS ingeschreven merk kan aanhangig worden gemaakt bij de rechters van de LS waar het merk is ingeschreven of van de plaats waar de adverteerder is gevestigd. In Pammer en Hotel Alpenhof heeft het HvJEU uitgelegd dat niet is vereist dat een activiteit ‘gericht is op’ de LS van de aangezochte rechter. Verzoekster wil met haar vordering een einde maken aan de schade die een in FRA gevestigde erkende distributeur met een website voor online verkoop zou lijden door de schending van het verbod op doorverkoop van producten buiten het selectieve distributienetwerk waarvan hij deel uitmaakt, en door het online aanbod, in strijd met de selectieve distributieovereenkomst, van producten via een marktplaats op verschillende websites die worden geëxploiteerd in FRA en andere EULS. De vraag over bevoegdheid van de rechter wordt aan het HvJEU voorgelegd:

“Moet artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat een erkende distributeur die zich gelaedeerd acht door de schending van een verbod op doorverkoop buiten een selectief distributienetwerk en een verbod op doorverkoop via een marktplaats, door een online verkoopaanbod op een aantal websites die in verschillende lidstaten worden geëxploiteerd, een vordering tot staking van de daaruit voortvloeiende onrechtmatige verstoring kan instellen bij de rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan de online geplaatste inhoud toegankelijk is of was, of moet er sprake zijn van een ander aanknopingspunt?”

IEF 15588

Vraag aan HvJ EU: wanneer is een juridisch zelfstandige kleindochter een 'vestiging' van Amerikaanse onderneming

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU, IEF 15588; C-617/15 (Hummel)
Procesrecht. Bevoegheid. Merkenrecht. Verzoekster is een in Denemarken gevestigde sportartikelenfabrikant en houdster van een internationaal beeldmerk. Zij klaagt verweersters (in VS gevestigde moedermaatschappij Nike Inc en de in Hilversum/NL gevestigde Nike Retail) aan wegens vermeende inbreuk op haar gemeenschapsmerk en vordert staking van de in- en uitvoer, promotie, enz van verweersters producten in de EU, respectievelijk Duitsland. Daarnaast vordert zij verwijdering dan wel vernietiging van eerder geleverde goederen en een schadevergoeding. Nike VS stelt dat de Duitse rechter niet bevoegd is, maar verzoekster meent dat op grond van Vo. 207/2009 de Duitse gerechten bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen. Volgens haar is het in Frankfurt/M gevestigde Nike Deutschland GmbH (Nike D), – een dochter van Nike NL – een ‘vestiging’ van Nike VS in de zin van de Vo. Nike VS betwist dat. De rechter gaat uit van bevoegdheid omdat Nike D een vestiging is van Nike VS in de zin van artikel 97, lid 1, van Vo. 207/2009. Hij wijst verzoeksters vordering echter af. Verzoekster gaat in beroep. Verweerster Nike VS blijft bij onbevoegdheid van de Duitse gerechten.

De verwijzende Duitse rechter (Oberlandesgericht Düsseldorf) gaat voor wat Nike D betreft ervan uit dat zij enkel als tussenpersoon bij uitvoer overeenkomsten fungeert (bijvoorbeeld beheer klantenservice). Zij heeft andere bestuurders dan Nike VS en Nike NL. In vacatures wordt Nike D aangemerkt als ‘DUI vestiging van Nike’. Hoe het begrip ‘vestiging’ in artikel 97, lid 1, van de Vo. 207/2009 moet worden uitgelegd is aar oordeel van de verwijzend rechter nog onvoldoende door het HvJEU verduidelijkt. In arrest C-154/11 heeft het HvJEU criteria opgesteld voor het begrip ‘vestiging’, en of het begrip eerder vanuit formeel oogpunt (hetgeen zelfstandige rechtspersonen zou uitsluiten), dan wel vanuit economisch oogpunt (hetgeen deze onder de concernonderdelen zou scharen) moet worden benaderd. De verwijzende rechter heeft eerder opgemerkt dat een moedermaatschappij haar nationale verkoopmaatschappij bij een uiteindelijk gezamenlijk concernoptreden op de markt op dezelfde wijze gebruikt als een vestiging, ongeacht of de laatste juridisch onafhankelijk is of niet.
Voor zover verzoekster subsidiair enkel een veroordeling vordert voor geheel DUI is de rechtssituatie opgehelderd in het arrest van het HvJEU C-360/12, maar voor het overige legt hij de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Onder welke omstandigheden moet een juridisch zelfstandige, in een lidstaat van de Unie gevestigde kleindochter van een onderneming, die zelf geen zetel heeft in de Unie, worden aangemerkt als „vestiging” van de onderneming in de zin van artikel 97, lid 1, van de [Gemeenschapsmerkenverordening] ?”
IEF 15587

Versturen van verkeerde uitschrijflink geen inbreuk op databankrecht

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 januari 2016, IEF 15587 (BusinessCompleet.nl tegen The Valley)
Uitspraak ingezonden door Sophie van Loon en Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan. Databankrecht. BusinessCompleet heeft in het kader van haar website met informatie voor ondernemers een database opgebouwd uit abonneeprofielen. In het kader van een samenwerking tussen BusinessCompleet en LeadGen heeft The Valley een aantal mailings verstuurd. Na beëindiging van de samenwerking heeft The Valley de verkeerde uitschrijflink in andere mailings opgenomen waardoor uitschrijvingen bij BusinessCompleet werden verwerkt. BusinessCompleet stelt The Valley aansprakelijk voor beweerdelijk geleden omzet- en reputatieschade. BusinessCompleet vordert staking van inbreuk op haar databankrechten door The Valley en een verklaring van registeraccountant om omvang inbreuk te bepalen. Het is niet aannemelijk dat het versturen van de verkeerde uitschrijflink een inbreuk op enig databankrecht oplevert. Bij een inbreuk op databankrecht moet het immers gaan om zonder toestemming opvragen of hergebruiken van de inhoud van een databank. De vordering wordt afgewezen.

4.7. Wat de oorzaak is geweest van het opduiken van de uitschrijflink van BusinessCompleet in mailings van andere publishers kan niet worden vastgesteld zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor het kort geding zich niet leent. Maar als juist blijkt te zijn wat The Valley stelt, is niet aannemelijk dat het aanbrengen van de codering die de uitschrijflink van BusinessCompleet heeft gevoegd in de mailings van andere publishers inbreuk op enig databankrecht oplevert. Als een inbreuk wordt immers aangemerkt - kort gezegd - het zonder toestemming opvragen of hergebruiken van de inhoud van een databank. BusinessCompleet heeft niet betwist dat een uitschrijflink geen vast gegeven is dat onderdeel uitmaakt van de Databank, maar een variabel gegeven dat per mailing opnieuw wordt opgebouwd. Ook om deze reden kan er vooralsnog niet van worden uitgegaan dat The Valley inbreuk maakt of heeft gemaakt op databankrechten van BusinessCompleet.

IEF 15586

Bebo traprenovatie is niet slechts een studieproject zonder klantwerving

Vzr. Rechtbank Overijssel 4 januari 2016, IEF 15586 ; ECLI:NL:RBOVE:2016:2 (Bebo parket tegen World of Flooring c.s.)
Handelsnaamrecht. BEBO PARKET is als merk ingeschreven en via beboparket.nl is zij op internet actief. De domeinnaam bebotraprenovatie.nl is op naam van PJSoft geregistreerd, hierop staan bedrijfsgegevens en vestigingsadres van World of Flooring genoemd. Het telefoonnummer is gerelateerd aan [E], die als stagiair bij World of Flooring een studieproject was gestart. Gelet op de verschillende op het internet geplaatste advertenties van Bebo Traprenovatie, is het niet aannemelijk dat Bebo Traprenovatie slechts een studieproject is en dat het niet de bedoeling is om daarmee klanten te werven. Het gebruik van kenmerkende element "Bebo" levert handelsnaaminbreuk op. Overdracht van de domeinnaam wordt bevolen.

4.6. De voorzieningenrechter is, gelet op de verschillende op het internet geplaatste advertenties van Bebo Traprenovatie, van oordeel dat niet aannemelijk is dat Bebo Traprenovatie slechts een studieproject is en dat het niet de bedoeling is om daarmee klanten te werven. Ook is niet aannemelijk geworden dat World of Flooring niet bij Bebo Traprenovatie is betrokken, nu haar bedrijfsgegevens op de website van Bebo Traprenovatie hebben gestaan en ook in de door Bebo Traprenovatie geplaatste advertenties wordt verwezen naar haar vestigingsadres. Dat de bedrijfsgegevens van World of Flooring abusievelijk zouden zijn gebruikt, acht de voorzieningenrechter eveneens niet aannemelijk. Daarvoor is redengevend dat door Bebo Parket ter zitting onweersproken naar voren is gebracht dat World of Flooring en Pejo op dezelfde manier samenwerken via de website www.traprenovatienederland.nl. Deze domeinnaam staat ook op naam van PJSoft en de vermelde bedrijfsgegevens zijn van World of Flooring.

4.9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wijken de handelsnamen Bebo Parket en Bebo Traprenovatie slechts in geringe mate van elkaar af, doordat “Bebo” het kenmerkende element is van deze handelsnamen. Dit onderdeel van de naam is niet beschrijvend, terwijl de achtervoegsels Parket en Traprenovatie dat juist wel zijn. Nu Bebo Parket en Bebo Traprenovatie allebei landelijk adverteren en in dezelfde regio, te weten Twente, zijn gevestigd en zij in dezelfde branche werkzaam zijn, is aannemelijk dat daardoor verwarring is te duchten bij het relevante publiek. Weliswaar is door World of Flooring c.s. betoogd dat de traprenovatiebranche een andere branche is dan de vloerenbranche en dat Bebo Parket zich niet bezighoudt met traprenovatie, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is trapbekleding een activiteit die direct verband houdt met de handel in en het leggen van vloeren. Bovendien is door Bebo Parket ter zitting onweersproken gesteld dat zij sinds 2009 traprenovatiesets aanbiedt en dat Bebo Traprenovaties niet alleen traprenovatiesets verkoopt, maar ook houten vloeren. Dat sprake is van verwarring onder de (potentiële) klanten van Bebo Parket volgt ook uit het feit dat, zoals door Bebo Parket ter zitting onbetwist naar voren is gebracht, Bebo Parket verschillende malen naar aanleiding van een door Bebo Traprenovatie geplaatste advertentie door klanten is benaderd. De omstandigheid dat het onderdeel “Bebo” in de handelsnaam van Bebo Traprenovatie zou zijn afgeleid van “beter bouwen” en in de handelsnaam Bebo Parket van is afgeleid van de namen [C] en [A] , kan vorenstaande niet anders maken. Datzelfde geldt voor het verweer van World of Flooring c.s. dat Bebo ook door andere ondernemers, zoals een snackbar en een stratenmakerij, als handelsnaam wordt gebruikt, daar deze ondernemers in een geheel andere branche en/of regio werkzaam zijn. Bovendien kan uit het gebruik van de naam Bebo door derden niet worden afgeleid dat World of Flooring c.s. geen inbreuk maakt op de handelsnaam van Bebo Parket.
IEF 15585

Beta versie image search in eSearch plus

Uit het persbericht: A completely new way to search for images. It happens to us all, you don't remember someone's name, but you can certainly put a face to them. When you are searching for trade marks, you may have that same feeling, but, what if you can use visual elements in your search? We are introducing a beta version image search in eSearch plus, so that we can collect direct feedback from users like you.

Visual search
Proper trade mark clearance is the key to a successful application. With eSearch plus, you can search for, or monitor, images combined with criteria like the Vienna and Nice Classifications. Just click on the camera icon and drag and drop an image into the search field to find similar-looking marks.

Search for exactly what you need Select and adjust a red frame to zoom in or out of the areas you want to search for.

Power your search with classification Combine your image search with the Vienna and Nice Classifications. Available in advanced search.

See up to 100 results at once With three different viewing options: Detail List Images

Upload different formats You can use any of these formats: jpg, png, gif, tiff

Combine with other search criteria Such as trade mark name, type or filing date, etc.

Colour search Look for trade marks registered specifically for colour protection.

(...) Ready to try it?
For all our information on how to perform an image search successfully, please read our help files. With this new feature of eSearch plus we are following the practice of modern IT companies and launching a beta version. This way we can receive your feedback and make the required changes in real-time. Give us your feedback.

IEF 15583

Emerald is niet te beschouwen als een variant op verboden Kimberly-tafel

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 december 2015, IEF 15583; ECLI:NL:RBDHA:2015:15275 (P. tegen Eichholtz)
Uitspraak ingezonden door Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten. Gemeenschapmodellenrecht. Executie. Gedaagde is veroordeelt tot staken van Kimberly-tafels [IEF 15183]. Op de Facebookpagina, op de site van gedaagde en tijdens internationale vakbeurs Maison & Objet worden de Emerald-tafels aangeboden. Gedaagde vordert schorsing van de aangekondigde executie van dwangsommen, omdat de Emerald-tafels niet dezelfde algemene indruk wekken dan de Kimberly-tafels uit het vonnis. Het handhaven van foto’s op de Facebook-tijdlijn is niet zonder meer te beschouwen als het verbod op 'aanbieden'.

De Emerald-tafels zijn niet te beschouwen als een variant op de verboden Kimberly-tafel met slechts ondergeschikte wijzigingen. Er is een serieus debat mogelijk over de algemene indruk en bestaat er twijfel of deze onder het verbod vallen. Zo hebben de zichtbare schuin lopende buizen een duidelijk ander lijnenspel, en zijn de bodem- en bovenplaat een andere vorm. De voorzieningenrechter schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis.

4.5. Tussen partijen staat niet langer ter discussie dat ten minste in de periode van 15 september tot en met 22 september 2015 op de website en het facebookaccount van [gedaagde] foto’s zijn getoond met daarop afbeeldingen van de Kimberly-tafels, zoals weergegeven in 2.11. Deze foto’s zijn inmiddels verwijderd. Aan Eichholtz moet worden toegegeven dat afnemers van [gedaagde] uit deze foto’s hadden kunnen afleiden dat de inbreukmakende tafels (nog) tot de collectie van [gedaagde] behoorden en naar aanleiding daarvan bij haar daarnaar hadden kunnen informeren. Anders dan Eichholtz heeft betoogd, is het handhaven van deze foto’s evenwel niet zonder meer te beschouwen als een door het verbod bestreken handeling (in de zin van “aanbieden”). Met betrekking tot de op de foto’s afgebeelde Kimberly-tafels heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat deze na betekening van het Vonnis niet meer in haar webshop waren opgenomen en dat zij niet waren voorzien van een vermelding van naam of prijs van de tafels. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat [gedaagde] daadwerkelijk Kimberly-tafels heeft verhandeld of pogingen daartoe heeft ondernomen. Zonder bijkomende omstandigheden valt dit door Eichholtz aan [gedaagde] verweten gebruik van foto’s van de Kimberly-tafels voorshands dan ook niet aan te merken als een handeling die in strijd komt met voormeld doel en strekking van de veroordeling. Dit volgt evenmin uit de enkele omstandigheid dat in 2.7. van het Vonnis als feit is vastgesteld dat [gedaagde] afbeeldingen van de Kimberly-tafels op haar facebookpagina heeft getoond, waarbij tevens meeweegt dat de in die rechtsoverweging opgenomen foto’s andere zijn dan thans aan de orde. Voorts is van belang dat [gedaagde] onvoldoende weersproken heeft gesteld dat deze foto’s “per ongeluk” zijn blijven staan en de foto op de website onderdeel was van een carrousel van 8-12 foto’s, terwijl de facebook-foto – waarop de tafels bovendien amper te zien zijn – slechts op de zogenaamde “tijdlijn” stond. [gedaagde] heeft de foto’s ook onmiddellijk verwijderd toen Eichholtz haar op die omissie attendeerde. Een en ander leidt tot het oordeel dat een redelijk uitleg van het opgelegde inbreukverbod meebrengt dat het onder voormelde omstandigheden tijdelijk handhaven van de in 2.11 vermelde foto’s geen verbeurte van een dwangsom meebrengt, althans dat aan gerede twijfel onderhevig is dat de bodemrechter tot die conclusie zal komen. De executie van het Vonnis dient in zoverre dan ook te worden geschorst.

4.9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de Emerald-tafels niet te beschouwen als een variant op de verboden Kimberly-tafel met slechts ondergeschikte wijzigingen. Anders dan bij de Kimberly-tafels, waarbij dezelfde algemene indruk niet bestreden werd, is daarover bij de Emerald-tafels een serieus debat mogelijk en kan aldus in ernst worden betwijfeld of deze onder het verbod vallen. Daarbij is van belang dat de Emerald-tafels niet voldoen aan alle in 4.4. van het Vonnis (zoals geciteerd in 2.8) vermelde kenmerken a tot en met e. Kenmerkend voor de Gemeenschapsmodellen van Eichholtz is primair dat deze zijn vormgegeven op basis van een Asscher-geslepen diamant terwijl de Emerald-tafels zijn gebaseerd op de Emerald-geslepen diamant. Voor zowel de Emerald coffee als end table geldt dat zij in het onderstel (daarom) ook schuin lopende buizen hebben, wat zorgt voor een duidelijk ander lijnenspel dat goed zichtbaar is door de open structuur van de tafels. In verband daarmee is ook de bodemplaat van de tafels anders van vorm dan die van de modellen. Alle tafels hebben weliswaar een achthoekig bovenblad maar voor wat betreft de Emerald end table is het bovenblad meer rechthoekig van vorm en die van de Asscher-tafel meer vierkant. De Emerald end table is voorts iets gedrongener dan de Asscher side table van het model. In wezen is er derhalve een geheel nieuwe, afzonderlijke beoordeling nodig voor beantwoording van de vraag of de Emerald-tafels dezelfde algemene indruk wekken als de tafels van de modellen. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.8 is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik van de Emerald-tafels dan ook niet onder de draagwijdte van het inbreukverbod valt. Dit betekent dat de executie van het Vonnis voor deze tafels dient te worden geschorst.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15582

Nieuwe partner bij Van Kaam advocaten

Op 1 januari 2016 is Remco Klöters partner geworden bij Van Kaam advocaten. Bij Van Kaam houdt hij zich met name bezig met procederen op het gebied van het media- en intellectuele eigendomsrecht. In zijn praktijk zijn de laatste jaren het merken- en privacy recht steeds meer de boventoon gaan voeren.

IEF 15581

Omstandigheden sinds Kabelcontract zijn volledig gewijzigd, grond voor opzegging

Rechtbank Amsterdam 30 december 2015, IEF 15581 (Stichting Tick tegen Vevam en Agicoa)
Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Matthijs Brons en Fabian Streefland, Höcker Advocaten. Collectief beheer. Contractenrecht. Stichting Tick behartigt belangen van producenten van reclamefilms en reclameadviesbureaus door aanspraak te maken op auteursrechtelijke vergoeding voor openbaarmaking. Tussen partijen is bijna 13 jaar geleden een overeenkomst gesloten. De omstandigheden zijn volledig gewijzigd: Het Kabelcontract bestaat niet, de verdeling van Kabelgelden is veranderd, Vevam representeert geen filmmakers meer en ontvangt geen Kabelgelden, Agicoa int slechts nog voor buitenlandse producenten en er is geen pot collectief beschikbare Kabelgelden meer die volgens een verdeelsleutel wordt verdeeld. Dat maakt dat er voor Vevam een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging is; de Overeenkomst is per 31 december 2010 beëindigd. Tick wordt tot terugbetaling van €180.758,79 veroordeeld, ook Agicoa hoeft dus geen vergoeding meer (via Vevam) te betalen.

Leestips: 5.5 - 5.8.

Op andere blogs:
Kracht advocatuur

IEF 15580

Paars niet ingeburgerd, kleurgebruik is een gangbare geneesmiddelenpraktijk

Vrz. Rechtbank Midden-Nederland 30 december 2015, IEF 15580; ECLI:NL:RBMNE:2015:9317 (GSK tegen Sandoz)
Uitspraak mede ingezonden door Thera Adam-van Straaten, Kneppelhout & Korthals. Kleurmerk. Zowel GSK als Sandoz zijn actief op de markt van ademhalingsmedicatie 'relievers' en preventers voor astma en COPD. Nadat het octrooi van GSK is verlopen brengt Sandoz het product ook op de markt in een paars-getinte verpakking en inhalator. GSK is houdster van eenvoudig paars kleurmerk en combinatie paars-lichtpaars kleurmerk voor de inhalator.Omdat het gebruik van kleuren een gangbare praktijk is bij astma en COPD-geneesmiddelen, dat de kleur blauw veelal wordt gebruikt voor 'reliever' medicatie en dat GSK zelf ook andere kleuren gebruikt om de werking van haar geneesmiddelen van elkaar te onderscheiden (in dosering), is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat inburgering van het kleurmerk heeft plaatsgevonden. Geen slaafse nabootsing. Gebruik kleur geen misleidende mededeling ex art. 6:195 BW. Evenmin oneerlijke handelspraktijk ex art. 6:193b. Kostenveroordeling ex art.1019h Rv.

4.9. Dit onderscheidend vermogen – of het nu intrinsiek (ab initio) is dan wel door inburgering (gebruik) is verkregen – moet worden beoordeeld ten opzichte van de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, uitgaande van de vermoedelijke perceptie ervan door het relevante publiek, te weten de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de betrokken categorie van waren of diensten. Het gaat in het onderhavige geschil om geneesmiddelen voor astma/COPD, die alleen op recept verkrijgbaar zijn. Het relevante publiek bij op recept verkrijgbare geneesmiddelen bestaat zowel uit eindverbruikers als uit beroepsbeoefenaren uit de gezondheidssector, te weten artsen die het geneesmiddel voorschrijven en apothekers die het voorgeschreven geneesmiddel verkopen2.

4.11. Dat het kleurmerk van GSK van huis uit onderscheidend vermogen heeft, zoals door GSK betoogd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden. Tussen partijen is niet in geschil dat in de markt van astma en COPD-geneesmiddelen veelvuldig kleuren worden gebruikt door farmaceutische ondernemingen op (de inhalatoren van) hun geneesmiddelen. Het gebruik van diverse kleuren is derhalve een gangbare praktijk in de markt. Weliswaar staat vast dat de kleur paars op het moment van de introductie van Seretide door GSK in de markt niet werd gebruikt, maar dat de kleur paars zo karakteristiek was in een markt waarin kleurgebruik reeds gangbaar was, dat dit de essentiële functie van herkomstaanduiding kan vervullen, daartoe heeft GSK onvoldoende (gemotiveerd) gesteld. Ook uit de brief van GSK aan het BBIE van 29 juni 2015 met daarin het verzoek om het kleurmerk in te schrijven, gaat GSK vrijwel niet in op het ab initio onderscheidend vermogen van het door haar gedeponeerde kleurmerk (productie 25, dagv).

Slaafse nabootsing
4.23. Met haar stelling dat het verwarringsgevaar van het product Airflusal Forspiro moet worden beoordeeld ten opzichte van de kleur paars (Pantone 2587 C), miskent GSK dat het verwarringsgevaar moet worden beoordeeld op basis van de totaalindruk van de beide in het geding zijnde producten. De totaalindruk wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder meer bepaald door de vorm van de beide producten. De Diskus van GSK kenmerkt zich door een ronde vorm terwijl de Airflusal Forspiro meer eivormig is. Ook de kleurstelling is anders; de Diskus bestaat uit twee kleuren paars (r.o. 2.4 en 2.10), waarvan het kleurmerk de overheersende is. De Forspiro bestaat uit één tint paars (Pantone 2573 C) in combinatie met wit. Daarnaast bevatten beide producten een van elkaar qua vorm afwijkende sticker met daarop in duidelijke letters de naam van het product en de naam van de producent. Ook de naam van de producten verschillen van elkaar, evenals de wijze waarop beide inhalatoren werken. Dat Sandoz heeft geprobeerd de Diskus van GSK te imiteren, is niet gebleken. Sandoz heeft voor de Forspiro bijvoorbeeld een award gewonnen voor het innovatieve karakter van het product. Tot slot verschillende ook de verpakkingen waarin beide producten worden verkocht van elkaar qua vormgeving (r.o. 2.4 en 2.7). Het kleurverloop van de kleur paars (van donker naar licht) loopt bij Seretide van rechts naar links en is omgeven door een rand in een afwijkende kleur (rood, groen of paars afhankelijk van de dosering), welke kleur terugkomt in de vermelding van de dosering op de verpakking. Behalve de dosering is de rest van de tekst op de verpakking zwart. Bij Airflusal loopt de kleur paars (van donker naar licht) van onder naar boven en is de naam van het product, alsmede de dosering in het paars (van licht naar donker) geschreven. De wel overeenstemmende aspecten, het gebruik van een paarse kleur en het feit dat ze beiden bestemd zijn voor astma- en/of COPD-medicatie wegen niet op tegen de verschillen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Sandoz voldaan aan haar verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat gevaar voor verwarring ontstaat. Aannemelijk is dat het publiek, ook als zij minder oplettend is, deze verschillen zal opmerken. Ook indien er vanuit wordt gegaan dat Seretide een eigen plaats op de markt heeft gekregen, wat door Sandoz wordt betwist, dient de vordering van GSK te worden afgewezen, omdat voorshands niet aannemelijk is geworden dat Sandoz slaafs heeft nagebootst.

Misleidende mededeling
4.24. Volgens GSK vormt het gebruik door Sandoz Nederland van de kleur paars een misleidende mededeling in de zin van artikel 6:194 BW, omdat dit ten onrechte een commerciële band met GSK suggereert en daarnaast ten onrechte wordt gesuggereerd dat Airflusal Forspiro equivalent is aan Seretide qua kwaliteit, indicatie en functie.

4.25. Een van de vragen die in dit verband beantwoord dient te worden, is of het gebruik van een kleur onder het begrip “mededeling” in de zin van artikel 6:194 BW valt. Volgens Sandoz is dit niet het geval en de voorzieningenrechter is het daar mee eens. Bij het enkele gebruik van een kleur wordt immers geen mededeling van enig feit gedaan.8 Van een misleidende mededeling in de zin van voornoemd artikel kan dan ook geen sprake zijn.

Oneerlijke handelspraktijken
4.30. De bijzondere situatie doet zich hier evenwel voor dat het bij uitsluitend op recept verkrijgbare geneesmiddelen niet de patiënt/consument is, die de uiteindelijke beslissing neemt over het product, maar de arts en/of apotheker. Hoewel de patiënt aan de arts en/of apotheker een voorkeur uit kan spreken, is het ook in dat geval de arts en/of apotheker die de beslissing neemt over het te verstrekken product aan de patiënt en niet de patiënt zelf. De arts en/of apotheker zijn evenwel niet als consument aan te merken in de zin van voornoemde bepalingen, zodat de vorderingen van GSK hier reeds stranden. Bovendien kan op grond van de argumenten zoals beschreven in 4.23 evenmin sprake zijn van misleiding of verwarring.

4.31. De vorderingen van GSK zullen derhalve worden afgewezen.
IEF 15579

AIPPI-Symposium 2015 - het programma

Voor leden van AIPPI vindt op woensdag 11 maart het AIPPI-Symposium te Zeist plaats. Het programma is zojuist bekendgemaakt. Dit symposium wordt georganiseerd door de VIE/AIPPI Nederland in samenwerking met de Orde van Octrooigemachtigden, de LES Benelux; BMM en de VvA. De jaarlijkse VIE-prijs zal daar worden uitgereikt, nomineren kan uiterlijk tot en met 26 januari a.s. via secretariaat@aippi.nl.

Aanmelden

Locatie Theater Hotel Figi, Het Rond 2, 3701 HS Zeist
Prijs € 235,00* inclusief lunch en borrel na afloop
Op vertoon van een (kopie) van een collegekaart zijn studenten tegen een gereduceerd tarief welkom (EUR 75 ipv EUR 235)
Studiepunten 4PO
*Er wordt geen BTW in rekening gebracht

Programma
09.30 uur    Ontvangst en registratie
10.00 uur    Opening door de voorzitter, Koen Bijvank, V.O.
10.05 uur    Bloemlezing van de meest relevante ontwikkelingen in het auteursrecht, merkenrecht en octrooirecht in het afgelopen jaar.
Dirk Visser, Universiteit Leiden, Constant van Nispen, VU en Antoon Quadvlieg, RU Nijmegen
11.30 - 11.50 uur    Koffiepauze
11.50 uur    3D-printen: de technische mogelijkheden en juridische uitdagingen.
Marjolein Driessen, Legaltree
12.30 uur    Uitreiking van de VIE prijs door de jury voorgezeten door Xandra Kiers-Bekking, Hof Den Haag
12.40 uur    Presentatie VIEPA (Vereniging Intellectueel Eigendom Procesrecht Advocaten)
Willem Hoyng, Hoyng ROKH Monégier en Universiteit Tilburg
12.50 - 14.15 uur    Aperitief en lunch
14.15 uur   
Debat I: Beschermingsomvang in het octrooirecht: (on)voorzienbare equivalenten en restrictieve interpretatie op grond van de beschrijving.
Voorzitter: Hans Prins, Arnold & Siedsma
Debater I:  Marc van Wijngaarden, Bird & Bird
Debater II  Theo Blomme, Hoyng ROKH Monégier
     
Debat II: Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid?
Voorzitter: Reina Weening, Hof Arnhem-Leeuwarden
Debater I:  Adonna Alkema, HofhuisAlkemaGroen
Debater II:  Gregor Vos, Brinkhof
     
Debat III: Auteursrecht op smaak
Voorzitter: Feer Verkade, Hoge Raad
Debater I: Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek
Debater II: Stef van Gompel, UvA

16.00 - 16.20 uur    Koffiepauze
16.20 uur    Cabaret
     
Sluiting door de voorzitter en aansluitend borrel