IEF 22242
18 september 2024
Uitspraak

Merkaanvraag "ELTON" afgewezen wegens verwarringsgevaar met "ELON"

 
IEF 22241
17 september 2024
Artikel

Abcor breidt uit met overname klantenbestand Anchor Intellectual Property

 
IEF 22240
17 september 2024
Uitspraak

Geen uitputting: verkoop van parallelgeïmporteerde producten door Depo-Markt is onrechtmatig

 
IEF 13975

Assessing the economic impacts of adapting certain limitations and exceptions to copyright and related rights in the EU

Assessing the economic impacts of adapting certain limitations and exceptions to copyright and related rights in the EU:second part, May 2014.
This report is the second part of a wider study, commissioned by DG Internal Market and Services, that aims at assessing targeted changes in European copyright law, with a focus on exceptions and limitations to copyright, as a response to technological advances. The first part of the study is the report by Charles River Associates “Assessing the economic impacts of adapting certain limitations and exceptions to copyright and related rights in the EU” (Langus et al., 2013, henceforth “CRA Methodology Report”), which establishes a methodology to assess exceptions and limitations to copyright.

While the report identifies the channels through which copyright exceptions affect total welfare1, it argues that on the basis of theory alone, one cannot make a case that technological advances (resulting for example in a decrease in the cost of copying and extended consumer uses) call for broader or narrower exceptions. Indeed, there are opposing effects at play and only a detailed assessment of the trade-offs involved taking into consideration the specificities of the exceptions considered can lead to such a conclusion.

In turn, the present report uses the aforementioned methodology to assess the economic impacts of specific policy options in several topics of interest, in view of providing policy guidance on these topics. This report focuses on the following topics:

  •  Digital preservation by cultural heritage and educational institutions;
  • The provision of remote access by cultural heritage and educational institutions to their collections for the benefit of their patrons;
  • E-lending by publicly accessible libraries;
  • Text and data mining for the purpose of scientific research;
  • Reproductions made by natural persons for private uses.

For each of these topics, we first provide a general assessment of the current landscape (the Status Quo). As discussed in detail in the CRA Methodology Report, free markets for copyrighted works may or may not deliver socially efficient outcomes. When markets perform efficiently, there is no reason for a market intervention. But when markets for copyrighted works are likely to be inefficient, an exception can, in principle, provide a partial remedy. We thus view exceptions as partial remedies for potential market failures and assess the rationale for an exception on the basis of our assessment of the Status Quo. We close each section with the assessment of specific policy options for the topics considered.

IEF 13973

UPC implementing the Patent Package, Second progress report

Unified Patent Court 'Implementing the Patent Package: Second progress report', 6 june 2014.
Since the last information provided to the Competitiveness Council at its meeting of December 2013, the Select Committee has:
- completed the second reading of the draft Rules relating to the Unitary Patent Protection;
- adopted the Rules for the compensation scheme for reimbursing translation costs for applicants having obtained a European patent with unitary effect;
- had several exchanges of views on the measures to be taken at national level to accompany the Unitary Patent Protection;
- adopted the timeline of its work for 2014.

During the next meetings to be held until the end of this year, the Select Committee will concentrate its work on the financial and budgetary aspects of the implementation of the Unitary Patent Protection in particular on projections of scenarios for the level of renewal fees and estimations of costs for the administration of the Unitary Patent Protection.

(...) Read the Second progress report

IEF 13972

Live Eredivisiewedstrijden tonen in cafés inbreukmakend

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 20 juni 2014, IEF 13972 (Eredivisie tegen gedaagden)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan. Auteursrecht. Openbaarmaking. Licentie. Gedaagden zenden zonder benodigde FOX Sports Zakelijk licentie live-Eredivisiewedstrijden uit in hun cafés. De Eredivisie en de 18 Eredivisieclubs vorderen een inbreukverbod op de auteursrechten van de live-registraties, promofilmpjes en studioprogramma’s. Gelet op aankondigingen op Facebook en Twitter en constateringen van deurwaarders en controleurs van Fox Sports is het voldoende aannemelijk dat gedaagden Eredivisie-wedstrijden openbaar hebben gemaakt. Nu gedaagden niet beschikken over een zakelijke licentie is auteursrechtinbreuk daarom eveneens voldoende aannemelijk. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde toe onder last van een dwangsom.

De beoordeling
4.3. Gezien het betoog van (...) staat vast dat in 2013 en 2014 in De Kerkbrink tijdens openingstijden Eredivisiewedstrijden zijn vertoond. Of dit is gebeurd met medeweten en toestemming van (...)  is niet relevant. Dat geldt ook voor het doel van het vertonen van de wedstrijdbeelden. Iedere vorm van in het openbaar ten gehore brengen of vertonen van een werk is een vorm van openbaar maken in de zin van artikel 12 Aw, waarvoor toestemming van de auteursrechthebbende (Eredivisie c.s.) nodig is.

4.4. De voorzieningenrechter acht het, gelet op de aankondigingen door D'Oude Enghe op Facebook en Twitter (productie 23 van Eredvisie c.s.), de constateringen door de controleurs van FOX Sports (producties 10 en 11 van Eredivisie c.s.) en de processen-verbaal van bevindingen van de deurwaarder (producties 15 en 16 van Eredivisie c.s.) voorshands voldoende aannemelijk dat ook in D'Oude Enghe en De Kuil Eredivisie-wedstrijden openbaar zijn gemaakt. (...)

4.5. Nu (...) niet beschikt over een zakelijke licentie, is voldoende aannemelijk dat (...) c.s. de rechten van Eredivisie c.s. heeft geschonden. Omdat Eredivisie c.s. niet in het voortduren van een jegens haar onrechtmatige situatie behoeft te berusten, heeft zij anders dan (...) meent, een spoedeisend belang bij opheffing van die onrechtmatige toestand. Het gevorderde gebod tot staking van verdere uitzending van wedstrijdbeelden zal daarom worden toegewezen.

Op andere blogs:
KvdL

IEF 13918

Jurisprudentielunch Merken-, Modellen-, Auteursrecht

Woensdag 25 juni 2014, De Balie, Amsterdam, 12.00 - 15.15 uur
Dé halfjaarlijkse bijeenkomst over merken-, modellen- en auteursrecht. Tobias Cohen Jehoram, Charles Gielen en Joris van Manen bespreken belangrijke en actuele jurisprudentie van het afgelopen half jaar. Van iedere uitspraak wordt de essentie en het belang voor de praktijk besproken. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis (3 PO-punten).

Hier aanmelden

Programma
11.45 – 12.00 uur Ontvangst en intekenen
12.00 – 12.55 uur Merkenrecht, Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek / EUR
13.00 – 13.55 uur Modellenrecht, Charles Gielen, NautaDutilh/RUG
14.15 – 15.15 uur Auteursrecht, Joris van Manen, Hoyng Monegier LLP
15.15 uur Einde programma

Met o.a. de volgende uitspraken:
o.a. Merkenrecht:
HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13512 (Leidseplein Beheer/Red Bull)
HvJ EU 6 maart 2014, IEF 13612 (Backaldrin/Pfahnl)
HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13513 (Blomqvist)
o.a. Modellenrecht (overige rechten):
HvJ EU 13 februari 2014, C-479/12, IEF 13538 (Gautzsch/Duna)
Conclusie AG HvJ C-345/13, IEF 13709(Millen/Dunne)
Ontwikkelingen Apple/Samsung, onder meer Hof Den Haag 31 dec. 2013, IEF 13399
o.a. Auteursrecht:
HvJ EU 27 maart 2014, IEF 13690 (Kino.to)
HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13540 (Svensson e.a.)
HvJ EU 10 april 2014, IEF 13741 (ACI/Thuiskopie)

Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Locatie
De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10 te Amsterdam. Klik hier voor adres, route en parkeren.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

IEF 13971

Enjoy Brazil

Bijdrage ingezonden vanuit Oeganda door Thijs van den Heuvel, NGO, Product of Prison. “Enjoy Brazil-Enjoy Crystal Clear pictures with Star Times”. Met deze slogan werden Oegandezen ruim een maand lang opgeroepen om een decoder en satellietschotel  te kopen en een abonnement af te sluiten bij het Pay TV bedrijf StarTimes. Klein probleem: StarTimes heeft de uitzendrechten voor de World Cup niet, zo ontdekte een bezorgde klant na contact met de Oegandese KVNB (FUFA):

“World cup rights are negotiated globally and sold as such no one can show or advertise the matches except the global partner or its authorized affiliates. As far as FUFA is aware Star times has not been given the rights to show the matches (…). ”

De Uganda Consumer protection Awareness Association (UCPPA) is not amused:

“Star Times type of advertising is not only illegal and misleading but also contravenes the basic and fundamental rights of the average Ugandan consumer. Consumers are buying into products due to fake adverts but they will not be able to watch the matches,”

De UCPPA heeft Startimes verzocht (en waarschijnlijk voor zover nodig gesommeerd…) om:
1.    De advertenties onmiddellijk te verwijderen (en waarschijnlijk verwijderd te houden);
2.    Alle misleidde Oegandezen die een decoder, satelliet of abonnement hebben gekocht terug te betalen;
3.    Excuses te maken aan alle Oegandezen (mijn persoonlijke favoriet).

Gelukkig kan iedereen op dit moment alle wedstrijden bekijken op het open net, via de nationale omroep Uganda Broadcasting Corporation (UBC). Maar ook daar dreigt nu een einde aan te komen… Vermoed wordt dat UBC betrokken is bij de illegale activiteiten van StarTimes. Wordt wellicht dus vervolgd.

Voor de (over het algemeen zeer fanatieke) Oegandese voetbalsupporters is het hopen dat zij kunnen blijven genieten van Robben en Van Persie. Door het succes van Nederland groeit het Oranjelegioen in Kampala met de dag en met name “RvP” is bijzonder populair. Als je wint, heb je vrienden, zo blijkt maar weer eens.

Meer hier en hier.

IEF 13970

Consumentenonderzoek Downloadgedrag Films

J. Leenheer en J. Poort, Alleen maar nette mensen - Consumentenonderzoek Downloadgedrag Films, IViR.nl, 14 juni 2014.
Centrale onderzoeksvraag: Wat is de houding en het gedrag van de Nederlandse consument ten aanzien van het downloaden (en streamen) van films uit illegale bron, en in welke mate beïnvloedt zijn downloadgedrag koop- en  consumptie via andere kanalen (DVD/Bluray, VOD, maar ook huren en bioscoopbezoek)?

Filmproducenten Nederland (FPN), de Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs (NVF), het Nederlands Filmfonds, Stichting Cultureel Fonds Audiovisuele Producenten (CFAP) en de Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs van beeld- en geluidsdragers (NVPI), willen achterhalen wat de schade is die de filmindustrie lijdt doordat consumenten downloaden en streamen uit illegale bron. In het kader daarvan hebben deze partijen CentERdata en het Instituut voor Informatierecht (IViR) opdracht gegeven met een consumentenonderzoek in beeld te brengen in welke mate downloaden en streamen uit illegale bron een substituut vormen voor de diverse legale consumptiekanalen en er dus legale consumptie verloren gaat, bijvoorbeeld bioscoopbezoek, de aanschaf of huur van DVD’s of het gebruik van video on demand (VOD). Daarnaast is de vraag in hoeverre bij films ook een zogeheten sampling-effect optreedt, waarbij downloaden uit illegale bron juist leidt tot legale consumptie van datzelfde werk of van werken van dezelfde artiest of in hetzelfde genre. Beide effecten zijn voor muziek de afgelopen jaren uitvoerig onderzocht, maar naar de gevolgen van downloaden uit illegale bron van films is het nationale en internationale onderzoek veel beperkter.

Tot slot willen bovengenoemde partijen onderzoeken in hoeverre het Nederlandse beleid ten aanzien van downloaden uit illegale bron en de nieuwe thuiskopieregeling die sinds 2013 van kracht is, van invloed zijn op het downloadgedrag van Nederlandse consumenten.

IEF 13968

Ontwerpen op social media na staken van bouwsamenwerking

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 18 juni 2014, IEF 13968 (Knijtijzer-Woodstacker)
Uitspraak ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten. Auteursrecht. Portretrecht. Handelsnaam. Rectificaties. Social Media. Knijtijzer is architect en heeft handelsnaam/domeinnaam Woodstacker en Finch building. Gedaagde is de vrouw van beoogd business partner, biologisch/ecologisch bouwer, en claimt een aandeel in het bedrijf. De samenwerking gaat niet door. Gedaagde plaatst op social mediaplatforms diverse berichten over Knijtijzer en zijn bedrijf. Er is geen sprake van een gezamelijk auteursrecht en de omstandigheid dat de ontwerpen binnen de afmetingen en het beoogde materiaal van de modules moest worden gemaakt, maakt het niet dat er geen voldoende creatieve keuzes mogelijk waren. Gedaagde maakt inbreuk door (onderdelen van) de ontwerpen op Facebook, Twitter en LinkedIn of haar eigen websites te gebruiken.

Er is sprake van inbreuk op het portretrecht door gedaagde door Knijtijzers portret op een blogsite (wordpress) te plaatsen. De vermelding ‘Finch Buildings is an unauthorized trial of our former architect to commercialize our invention under his own name', is geen handelsnaamgebruik. Echter nu er geen afspraken over de samenwerking onder de naam Woodstacker zijn gemaakt, valt niet in te zien dat gedaagde recht heeft op de handelsnaam. Ook de gevorderde rectificaties en verbod op doen van schadelijke en diffamerende uitlatingen worden toegewezen.

Auteursrecht:
5.15. Hoewel ook de inrichting van bouwmodules in enige mate technisch en functioneel bepaald is, zijn aan de onder 2.6 (onder “productie 32”) weergegeven ontwerpen wel creatieve keuzes te ontwaren, als het gaat om de weergave van het interieur en de plaats en weergave van daarin geplaatste objecten. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel op dat ook indien [eiser] bij het maken van deze ontwerpen zou hebben geput uit de schets die [verweerster] als productie 10 heeft overgelegd (hetgeen nog allerminst vaststaat), geldt dat de visualisatie daarvan en de daarbij gebruikte kleuren de ontwerper voldoende ruimte hebben gegeven om de ontwerpen een eigen intellectuele schepping te doen zijn. Overigens moet geconstateerd worden dat [eiser] bij de inrichting van de module ook is afgeweken van vorenbedoelde schets, nu hij de badkamer niet in een aparte kamer heeft opgenomen maar in de woonkamer en ook de keuken op een andere locatie heeft geplaatst. In zoverre zijn de als productie 32 overgelegde ontwerpen wel door het auteursrecht van [eiser] beschermd.

5.16. [eiser] heeft evenwel niet voldoende onderbouwd dat [verweerster] de (als onderdeel van productie 32 overgelegde) ontwerpen van de binnenkant van de [D]-module openbaar heeft gemaakt of verveelvoudigd en dus inbreuk heeft gemaakt op enig auteursrecht van [eiser] met betrekking tot deze ontwerpen. Gelet hierop is de vordering tot het staken en gestaakt houden van inbreuken op deze ontwerpen niet voor toewijzing vatbaar.

Portretrecht
5.19. [verweerster] heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het in het kader van de vrijheid van meningsuiting van belang was om het portret van [eiser] op haar blog te plaatsen. Enige informatieve waarde of maatschappelijk belang valt daarin dan ook niet te onderkennen.5.21.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het recht van [eiser] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder weegt dan het recht van [verweerster] op vrijheid van meningsuiting, zodat de vordering tot het staken en gestaakt te houden van inbreuken op het portretrecht van [eiser] toewijsbaar is.

Handelsnaam
5.27. Dit betekent dat [verweerster] zich van het gebruik van die handelsnaam dient te onthouden. De daartoe strekkende vordering is dan ook toewijsbaar. Hetzelfde geldt voor zover de gevorderde rectificatie ziet op het gebruik door [verweerster] van deze handelsnaam op social media platforms.

Rectificaties:
5.31. Voorts heeft (de raadsvrouwe van) [verweerster] ter gelegenheid van de zitting verklaard dat het doen van de betreffende uitlatingen op internet ingegeven was door het feit dat zij geen toegang had tot de e-mails die mogelijk naar het “info”-mailadres van de website [adres] werden gestuurd, en dat zij wilde voorkomen dat zij klanten zou mislopen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet de geëigende methode om dergelijke kwesties op te lossen. Voor zover [verweerster] al van mening was en van mening mocht zijn dat zij gerechtigd was tot inzage in de e-mails, had zij zich tot de rechter moeten wenden en niet eigenmachtig onjuiste mededelingen de wereld in moeten brengen.

5.32. Ten slotte acht de voorzieningenrechter in deze van belang dat niet [verweerster] maar haar echtgenoot de partner was waarmee [eiser] samenwerkte. Voor zover er dan ook al een recht was om modulebouwsystemen onder de naam [D] aan te bieden, berustte dat recht bij haar echtgenoot en [eiser] gezamenlijk en niet bij [verweerster]. Door vervolgens wel het onder die naam opgebouwde debiet naar haar eenmanszaak toe te trekken, middels het doen van onjuiste mededelingen over [eiser], heeft [verweerster] naar het oordeel van de voorzieningenrechter - mede in het licht van het voorgaande - onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. De gevorderde rectificaties en het gevorderde verbod op het doen van schadelijke of diffamerende uitlatingen zijn dan ook voor toewijzing vatbaar.

Lees de uitspraak:
IEF 13968(pdf)
IEF 13968 (link)

IEF 13967

De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?

H. Bongers, ‘De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?', IE-Forum.nl IEF 13967.
Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. De Vrolijke Kabouters en Pret Piraat uitgedanst- bescherming van characters. ‘Draai een keer in het rond. Stamp met je voeten op de grond.’ Dit zijn de eerste twee zinnen van een bekend kabouterdeuntje. Wie kent dit vrolijke kinderliedje, met de daarbij horende bewegingen, niet? Een organisator van kindershows in het westen van het land wordt er waarschijnlijk niet (meer) zo vrolijk van en heeft mogelijk zelf even hard op de grond gestampt na de uitspraak van de Amsterdamse rechter op 4 juni jl. [IEF 13912] waarin geoordeeld werd dat zij zich schuldig maakte aan inbreuk op de auteursrechten (en merkenrecht) van Studio 100 ten aanzien van de characters Kabouter Plop en Piet Piraat.

(...) Het was al bekend dat characters zowel auteursrechtelijk als merkenrechtelijk gezien beschermd kunnen worden. Dit is echter in deze recente uitspraak, ten koste van de organisator van de kindershows, nogmaals bevestigd. Erg fijn voor de makers (rechthebbenden), minder fijn voor derden die hier niet bij stilstaan en achteloos (of is het schaamteloos?) van dergelijke characters gebruik maken. Niet alleen in de ‘offline’ wereld maar ook ‘online’ wordt er geprofiteerd van werken van derden waarop IE-rechten rusten, waaronder characters/personages. Zo ben ik de afgelopen tijd al meerdere keren sites tegengekomen waarop allerlei lekkere baksels voor kinderfeestjes worden aangeboden niet gewoon in een ‘kabouter’ of ‘piraten’ thema, nee met exact die Kabouter Plop en Piet Piraat characters waarover in deze zaak geoordeeld is. En ik kan mij vergissen, maar het lijkt mij sterk dat al deze partijen toestemming hebben voor het gebruik van dergelijke characters. Ik begrijp dat het in het kader van de verkoop van dergelijke baksels het voor de verkoper wenselijk is om bijvoorbeeld de ‘echte Kabouter Plop’ taart te verkopen, uiteraard inclusief een zo goed mogelijk nagebootste Kabouter Plop (en consorten) zelf. Dit om ‘neee dat is ‘m niet, ik wil een echte!!’ te voorkomen. Begrijpelijk vanuit het perspectief van de verkoper, maar het is ook begrijpelijk dat de IE-rechthebbenden hiertegen willen optreden. Hoewel commercieel gebruik geen vereiste is voor auteursrechtinbreuk, zijn het juist wel de commerciële praktijken die veelal het meest schadelijk voor de IE-rechthebbenden zijn. Zo lopen zij immers zelf inkomsten mis. Het moge duidelijk zijn, waar inspiratie mag, mag imitatie niet (tenzij er geen IE-rechten (meer) op een character rusten maar dat is een ander verhaal). Ja, het staat iedereen vrij om een kabouter character te verzinnen, met baard en een muts. En ja hetzelfde geldt voor een stoere piraat met een piratenhoed. Voeg je echter aan je kabouter character (een combinatie van) een muts met hangoren en bellen, een rond brilletje, een ringbaard, een lange neus met rood puntje toe (hé wacht eens is dat niet?) of aan je piraat een P op de piratenhoed, gouden accenten op een (rode) jas, een goud/witte bef en zwarte laarzen (hé wacht eens is dat niet?) dan heb je kans dat Studio 100 achter je aan komt! De ene kabouter en piraat is immers de andere niet… of (soms) toch wel?

Henrike Bongers

IEF 13966

BGH: Collectieve muziekcontracten, dans- en balletlessen

BGH 18 juni 2014, I ZR 214/12, I ZR 215/12 und I ZR 220/12 (Tanzschule)
Het BGH heeft zich uitgesproken over de billijke vergoeding bij collectieve contracten voor de vergoeding voor het gebruik van muziek bij dans- en balletlessen. Uit het persbericht: Die drei Beklagten sind Vereine, zu deren Mitgliedern zahlreiche Tanzschulen oder Ballettschulen gehören. Diese geben bei Tanzkursen oder im Ballettunterricht auf Tonträgern aufgenommene Musik wieder. Dafür haben sie sowohl an die Gesellschaft für musikalische Aufführungs- und Vervielfältigungsrechte (GEMA) als auch an die Klägerin, die Gesellschaft zur Verwertung von Leistungsschutzrechten (GVL), jeweils eine Vergütung zu zahlen.

Die GEMA erhält die Vergütung für die Nutzung der Urheberrechte der von ihr vertretenen Komponisten und Textdichter. Die Klägerin beansprucht die Vergütung für die Nutzung der von ihr wahrgenommenen urheberrechtlich geschützten Leistungsschutzrechte der Interpreten und Tonträgerhersteller. Zwischen der Klägerin und den Beklagten bestanden Gesamtverträge, wonach die Beklagten für die Wiedergabe von Tonträgern eine Vergütung in Höhe eines Zuschlags von 20% auf den einschlägigen Tarif der GEMA zu zahlen hatten. Danach erhielten die GEMA 5/6 und die Klägerin 1/6 der von den Beklagten für die Musiknutzung insgesamt zu zahlenden Vergütung.

Die Klägerin hat beim Oberlandesgericht München die gerichtliche Festsetzung neuer Gesamtverträge beantragt. Sie ist der Ansicht, der im bisherigen Gesamtvertrag vereinbarte 20%-ige Zuschlag auf den GEMA-Tarif sei auf einen 100%-igen Zuschlag zu erhöhen, weil die Leistungen der Leistungsschutzberechtigten und der Urheber gleichwertig seien.

Das Oberlandesgericht München, das Gesamtverträge aufgrund des Urheberrechtswahrnehmungsgesetzes nach "billigem Ermessen" festzusetzen hat, hat die Vergütung in den neuen Gesamtverträgen zwischen der Klägerin und den Beklagten erhöht und einen 30%-igen Zuschlag auf den GEMA-Tarif vorgesehen.

Dagegen haben die Klägerin und in zwei Verfahren auch die Beklagten, die an dem 20%-igen Zuschlag festhalten wollen, die vom Oberlandesgericht zugelassene Revision beim Bundesgerichtshof eingelegt.

Der Bundesgerichtshof hat die vom Oberlandesgericht festgesetzten Gesamtverträge nicht in allen Punkten gebilligt und die Sachen daher zur neuen Verhandlung und Entscheidung an das Oberlandesgericht zurückverwiesen.

Das Oberlandesgericht durfte sich für die Frage der Angemessenheit des Zuschlags zwar auch in den vorliegenden Fällen an der bisherigen, jahrzehntelang praktizierten Vergütungsregelung orientieren. Es hat aber nicht überzeugend begründet, weshalb eine Vergütung in Höhe eines 30%-igen Zuschlags auf den GEMA-Tarif der Billigkeit entspricht. Insbesondere hat es die Erhöhung der Vergütung mit einer in den letzten Jahrzehnten gewachsenen Bedeutung ausübender Künstler bei der öffentlichen Wiedergabe von Musikwerken begründet, obwohl es selbst davon ausgegangen ist, dass dieser Umstand sich bei der gewöhnlichen Nutzung von Musik in Tanzschulen nicht maßgeblich auswirke, weil der Interpret des Musikstücks dabei nicht im Vordergrund stehe. Zudem hat das Oberlandesgericht mit unzutreffenden Erwägungen die Vergütungsregelungen für die ausübenden Künstler und Tonträgerhersteller einerseits und die Musikurheber andererseits im Bereich der Kabelweitersendung, der privaten Vervielfältigung und des Hörfunks nicht in die Beurteilung einbezogen.

IEF 13965

Assortiment 'hot chocolate'-zaak niet wezenlijk anders

Ktr. Rechtbank Amsterdam 26 mei 2014, 13965 (CoffeeCompany tegen Dam Spirit)
Franchise. Contractrecht. Uit de overgelegde stukken en foto’s blijkt dat het assortiment dat in de vestiging wordt gevoerd, terwijl zij opereert als “hot chocolate” zaak of “ijssalon” niet wezenlijk anders is dan dat ten tijde van het opereren als “koffieschenkerij” onder de franchiseformule van Coffee Company. Het assortiment, de prijsstelling, de benaming van de producten, de inrichting, uitstraling en het personeel gelijk is gebleven. Staking naam 'Coffee Company Dam'. Onaannemlijk dat 'Hot Chocolate Company' is gevoerd. Als franchisegever en overdrager van kennis en knowhow heeft Coffee Company een te beschermen belang: toewijzing verbod horecaonderneming, geen overname vestiging.

Gebruik namen
12. Naar voorlopig oordeel is Dam Spirit op grond van artikel 27 lid 7 van de licentieovereenkomst gehouden het gebruik van de naam Coffee Company Dam te staken. Het spreekt vanzelf dat voortgezet gebruik van deze naam bij het publiek de indruk kan wekken dat de vestiging nog verbonden is aan Coffee Company. Dit geldt niet voor de naam “Hot Chocolate”, waarbij wordt overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat Dam Spirit aan deze naam het woord “Company” heeft toegevoegd.

13. De vordering onder 2. I zal worden toegewezen en die onder 2.II zal worden afgewezen.
Staken exploitatie onderneming door Dam Spirit?
17. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel de activiteiten, die na 1 december 2013 in de vestiging werden en worden uitgeoefend, beschouwd moeten worden als soortgelijke activiteiten in de zin van artikel 18 van de licentieovereenkomst. Hieruit volgt dat Coffee Company recht en spoedeisend belang heeft bij toewijzing van een verbod om gedurende een jaar, ingaande 1 december 2013, een soortgelijke horecaonderneming te voeren als zij deed ten tijde van de licentieovereenkomst, zoals hierna te bepalen. Er bestaat geen aanleiding het verbod later te laten ingaan dan per 1 december 2013. Als Coffee Company eerder een verbod had willen hebben, had zij de onderhavige procedure eerder moeten aanspannen. Dat zij reeds vanaf december 2013 wist van de nieuwe activiteiten in de vestiging heeft zij niet weersproken. Voor een langer verbod dan een jaar bestaat evenmin aanleiding, nu artikel 18 lid 2 van de licentieovereenkomst de non-concurrentieclausule tot dit ene jaar beperkt.

Overdracht onderneming aan Coffee Company?
20. Voorshands wordt hieromtrent als volgt geoordeeld. Coffee Company heeft niet betwist dat over het betreffende artikel tussen partijen onderhandeld is. Vastgesteld wordt dat in artikel 27 lid 2 wordt gesproken over het recht van voortzetten van de onderneming door Coffee Company, in het geval van opzegging, terwijl in het eerdere concept dit recht bestond “bij beëindiging c.q. bij ontbinding van de onderhavige overeenkomst”. Daarom komt de uitleg die Dam Spirit aan dit artikel uit de overeenkomst geeft de kantonrechter aannemelijk voor, ook al is het vervolg van artikel 27, met name artikel 27 lid 9, niet overeenkomstig geredigeerd.