Van Gennip herziet Rijksoctrooiwet.
Persbericht Ministerie van Economische Zaken, 20 oktober 2006. "De Rijksministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Van Gennip van Economische.Zaken ingestemd met een aantal wijzigingen van de Rijksoctrooiwet 1995. De wijzigingen geven het midden- en kleinbedrijf meer rechtszekerheid en vergroten het bewustzijn van de voordelen van octrooien. De aanpassingen volgen op een evaluatie van het functioneren van de wet en zijn een uitwerking van de beleidsvisie Octrooibeleid en MKB die in juni 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Uit de evaluatie blijkt dat het huidige systeem voor Nederlandse octrooien een waardevolle aanvulling is op het Europese systeem, maar dat een aantal aanpassingen nodig zijn. Het betreft:
- het 6-jarig octrooi wordt afgeschaft, waardoor alleen een rijksoctrooi van maximaal 20 jaar overblijft;
- het wordt mogelijk een Engelstalige octrooiaanvraag in te dienen (met conclusies in het Nederlands) waardoor de vertaalkosten laag of nihil blijven;
- de instandhoudingstaksen worden vanaf 3 jaar na indiening geheven, een jaar eerder dan nu het geval is (dat dwingt octrooihouders eerder de afweging te maken of zij hun octrooi in stand willen houden);
- het Octrooicentrum Nederland krijgt bredere adviesmogelijkheden zodat het advies kan worden verbeterd.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer."
Diario Oficial
Since October 1995, the OHIM’s Official Journal has been published en peper and distributed to a large amount of users via the Pubilcations Office in Luxembourg. The Office has taken the decision to substftute the paper version by an online version which will be made available as from January 2007.
As from January 2007, you will be able to consult free of charge the online version of the OHIM Official Journal. This version is the official and legal version of the Official Journal and will be accessible directly at the following URL: bttp:f/omi.europa.eu/er,/office
OHIM Newsletter Oktober 2006, met o.a: the LEGO decision, Estonia CTM & RCD overviews, RCD deferment, Evidence of disclosure of a prior design, Euroclass, Luxembourg and BoA case law & Online OHIM forms. Lees hier meer. Handleiding gebruik OHIM-logo hier.
7 fte op jaarbasis
Tweede Kamer, kamerstuk 30800 XIII, nr. 14. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2007.
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden.
Vraag 88: “Kan het Kabinet een toelichting geven op de uitspraak dat «de mogelijke afschaffing van het zesjarig octrooi zal leiden tot extra werk omdat, zo stelt de EZ-begroting de aanvragen toenemen voor een twintigjarig octrooi? Het lijkt toch aannemelijk dat hierdoor een structurele afname van het aantal aanvragen zal plaatsvinden? Kan het Kabinet een prognose geven voor de komende vijf jaar van het personeelsbestand van het octrooicentrum en een onderbouwing van de noodzaak?”
Antwoord 88: “Afschaffing van het 6-jarig octrooi is een onderdeel van de door het Kabinet voorgenomen wijzigingen van de Rijksoctrooiwet die tot doel hebben de kwaliteit van het Nederlandse octrooisysteem te verhogen. Het 20-jarig octrooi wordt het meest aangevraagd. Dit octrooi kent een onderzoek naar de stand van de techniek; een 6-jarig octrooi heeft dit niet. In de periode 2000–2005 zijn door Octrooicentrum Nederland jaarlijks tussen de 550 en 620 6-jarige octrooien verleend. De verwachting is dat het grootste deel zal overstappen op het 20-jarig octrooi. Dit betekent dat OCNL meer onderzoeken naar de stand van de techniek zal moeten uitvoeren. Dit extra aantal wordt geschat op maximaal 600 onderzoeken op jaarbasis, gebaseerd op het aantal verleende 6-jarige octrooien in de afgelopen jaren. Hiervan zal naar schatting 75% kunnen worden uitgevoerd door OCNL. De rest zal worden uitgevoerd door het Europees Octrooibureau. Voor de 450 onderzoeken die OCNL dus naar verwachting zelf zal verrichten, is naar schatting 7 fte op jaarbasis nodig. Naar verwachting zal hier de komende 5 jaar geen verandering in komen. Bedacht moet overigens worden dat ook andere ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op het aantal aanvragen, en dus op de benodigde capaciteit; zo is niet precies te voorspellen wat het effect is van de mogelijkheid om octrooiaanvragen ook in het Engels in te dienen.”
Geen aanleiding
Eerste Kamer, kamerstuk 30 633 nr. B. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen BVIE, met Protocol (Trb. 2005, 96) (Stb. 262).
Eindverslag van de vaste commissie voor economische zaken, vastgesteld 17 oktober 2006:
"Het onderzoek van dit voorstel heeft de commissie geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen."
De voorzitter van de commissie, Luijten, de griffier van de commissie, Nieuwenhuizen
Iconische status of kleine stap voorwaarts
Rechtbankverslag op nu.nl: 'TomTom helemaal niet zo revolutionair. De advocaten van TomTom verklaarden donderdag in een kort geding in Den Haag dat er haast is geboden omdat de periode voor kerst altijd belangrijk is voor de verkoop.
Het gaat om de Garmin-apparaten C300 en C500, waarvan het eerste model na de TomTom GO in januari 2005 werd gepresenteerd. Het kort geding ging vooral over de 'bolle' GO.
Volgens TomTom is het overduidelijk dat de ontwerpers van de Amerikaanse onderneming vanaf maart 2004 hun inspiratie haalden uit de GO. TomTom liet in maart 2004 een "revolutionair ontwerp" zien, dat een enorme opmars inleidde en concurrentie wakker schudde, zo stelde raadsman Hugo van Heemstra. Hij sprak van een product dat net als de iPod van Apple en de Senseo-koffiemachine van Philips in korte tijd een iconische status heeft bereikt.
Van Heemstra illustreerde het vermeende kopieergedrag van Garmin met twee grote kartonnen borden die de evolutie in de ontwikkeling van de Amerikaanse apparaten lieten zien. Conclusie: na maart 2004 was er sprake van een trendbreuk. De antenne was opeens verdwenen en het scherm was symmetrisch in het midden geplaatst. Ook bij journalisten en technologiekenners viel de gelijkenis op, aldus de raadsman.
Volgens de advocaat van Garmin, Klaas Bisschop, voert TomTom "een achterhoedegevecht". Hij wees daarbij op het nieuwere model, de Nüvi, die eerder dan TomTom uitging van een platter ontwerp. Bovendien, zo betoogde hij, hoeft inspiratie opdoen van een ander ontwerp er niet automatisch toe te leiden dat een onderneming inbreuk maakt op ontwerpbescherming die een bedrijf is toegewezen. Volgens de Garmin-raadsman was het GO-apparaat helemaal niet zo revolutionair als TomTom wil doen geloven. "Hier was sprake van een kleine stap voorwaarts. Er was al vormgevingserfgoed waar TomTom dankbaar gebruik van heeft gemaakt." Uitspraak op 1 november.”
Naast de lamp
Persbericht St. Brein: Politie doet inval bij recidiverende piraat. Brein verleende opnieuw assistentie bij een Politie-inval in het kader van een onderzoek naar grootschalige piraterij. Er werden doorzoekingen verricht in de woning van de 46-jarige Van D. uit het Gelderse Culemborg en een familielid die bij zijn illegale praktijken betrokken zou zijn. Brein levert technische expertise ten behoeve van het proces-verbaal.
"Het gaat hier om een van de grootste cd en dvd piraten in Nederland," zegt Brein directeur Tim Kuik. "Het is niet de eerste keer, dus naast de lamp zal hij ook wel tegen een flinke straf oplopen."
Lees hier meer.
Ook naar Duits recht
Rechtbank ‘s-Gravenhage, 19 oktober 2006, KG ZA 06/1082. Van Kempen tegen Kuipers c.s.)
Van Kempen is houder van een Europees octrooi met betrekking tot een doseerinrichting voor potgrond. Op een bedrijfsterrein in Duitsland bevinden zich zes doseerinrichtingen. Deze zijn in 2006 door Van Kempen fotografisch vastgelegd.
De doseerinrichtingen zijn eigendom van het Duitse bedrijf Emsflower GmbH. Kuipers (één van de zes gedaagden) is de enig bestuurder van dit Duitse bedrijf. Ook is Kuipers de enig bestuurder van de enig aandeelhouder van Emsflower GmbH. Van Kempen beticht Kuipers c.s. van inbreuk op zijn octrooi. Zowel Kuipers in privé alsmede de vijf gedaagden vennootschappen zijn daarvoor volgens Van Kempen aansprakelijk.
Ten aanzien van de bevoegdheid overweegt de Voorzieningenrechter dat het feitencomplex in elk geval door de woon- of vestigingsplaats hier te lande van eiser en gedaagden mede in Nederland is gelokaliseerd. Het inbreukmakend dan wel onrechtmatig handelen van de in Nederland wonende of gevestigde gedaagden heeft Van Kempen tot grondslag van zijn vordering gemaakt. Kuipers betwist weliswaar de deugdelijkheid van die grondslag, maar dat laat onverlet dat de rechtsmacht in beginsel wordt beoordeeld op basis van de feiten die eiser tot grondslag van zijn vordering stelt. In de stellingname van Van Kempen ligt volgens de Voorzieningenrechter besloten dat de regie ter zake van de inbreuk vanuit Nederland plaats vindt, zodat ook hier te lande sprake is van inbreukmakende handelen. De Haagse rechter is dus bevoegd
De Voorzieningenrechter oordeelt voorts dat het in deze procedure te beoordelen feitencomplex betreft de bouw van doseerinrichtingen in Duitsland en het gebruik daarvan ook in Duitsland. Zowel de bouw als het gebruik is primair toe te rekenen aan de vennootschap naar Duits recht Emsflower GmbH.
De betwisting van de geldigheid van het octrooi door Kuipers c.s. is zeer summier. Vandaar dat de Voorzieningenrechter oordeelt dat naar verwachting een Duitse rechter met toepassing van Duits recht zal aannemen dat het octrooi geldig is. De overeenstemming tussen de doseerinrichtingen en het octrooi wordt door Kuipers c.s. niet betwist. De Voorzieningenrechter gaat er derhalve voorshands vanuit dat een Duitse rechter met toepassing van Duits recht inbreuk op het octrooi zal aannemen, in elk geval door Emsflower GmbH.
Ten slotte gaat het in deze zaak nog om de vraag of de inbreuk op het octrooi ook is toe te rekenen aan Kuipers c.s. De Voorzieningenrechter vindt van niet. De dwarsverbanden tussen de gedaagden en Emsflower is niet voldoende om vereenzelviging aan te nemen. Er is in casu geen reden voor piercing the corporate veil.
Om eventueel aansprakelijkheid van hulppersonen of opzettelijk uitlokken van inbreuk aan te nemen is door Van Kempen onvoldoende gesteld.
Leeshet vonnis hier.
Verbeterde smaak
Rechtbank Utrecht, 19 oktober 2006, KG ZA 06-908. E.C. Robins Switzerland GmbH tegen Nutrisense B.V. (Met dank aan Lex Bruinhof, Wieringa Advocaten)
Robins fabriceert en verhandelt multivitamine en multiminerale preparaten (poeders), waarvan aangelengd met water non-alcoholische (sport)dranken worden gemaakt. De betreffende poeders worden aangeboden en verhandeld onder de merknaam Inovit.
De grondslag voor het gebruik van het merk Inovit was gelegen in de distributieovereenkomst van september 2004. Robins heeft deze overeenkomst bij brief van 14 maart 2005 met onmiddellijke ingang opgezegd. Nutrisense heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat deze opzegging onregelmatig is, doch zij heeft daaraan slechts de gevolgtrekking verbonden dat Robins jegens haar schadeplichtig is. Nutrisense heeft daaraan niet de gevolgtrekking verbonden dat de opzegging door Robins niet tot beëindiging van de distributieovereenkomst heeft geleid. Het moet er dan ook voor gehouden dat de distributieovereenkomst per 14 maart 2005 is geëindigd. Tengevolge van deze beëindiging is Nutrisense niet langer meer gerechtigd om het merk en de naam Inovit te voeren.
Na de beëindiging van de distributieovereenkomst is Nutrisense op zoek gegaan naar een Fabrikant die haar een met Inovit vergelijkbaar preparaat kan leveren. Nutrisense heeft deze fabrikant gevonden, Nutrisense heeft vervolgens het door deze fabrikant geleverde substituut preparaat in witte onbedrukte zakjes verpakt. Eind 2005 heeft Nutrisense een partij van deze witte onbedrukte zakjes verpakt in dozen die zijn voorzien van een etiket met daarop het beeld- en woordmerk van Inovit en van een door Nutrisense zelfgemaakte sticker met daarop het beeld- en woordrnerk Inovit en de tekst “Verbeterde smaak!” aan derden verkocht.
Geoordeeld wordt dat Nutrisense door aldus te handelen inbreuk heeft gemaakt op het rnerkrecht van Robins. (…) Dat het hier zoals Nutrisense aanvoert om een vergissing zou gaan, neemt, voor zover dit al zou kunnen worden aangenomen, niet weg dat sprake is van een merkinbreuk.
Tijdens de looptijd van de distributieovereenkomst heeft Nutrisense zogenaamde dispensers (drankenautomaten) hij derden aangeschaft. Nutrisense heeft deze dispensers, en meer in het bijzonder de bowl daarvan, tijdens de looptijd van de distributieovereenkomst voorzien van een sticker met daarop het beeld- en woordmerk Inovit. Nutrisense heeft deze dispensers vervolgens op basis van een huur- dan wel een bruikleenovereenkomst in diverse sportcentra geplaatst. Na de beëindiging van de distributieovereenkomst zijn deze dispensers ook gebruikt om het substituut preparaat dat door Nutrisense in witte onbedrukte zakjes aan derden is geleverd te verkopen.
Geoordeeld wordt dat Nutrisense door aldus te handelen inbreuk heeft gemaakt en maakt op het merkrecht van Robin. In tegenstelling tot hetgeen Nutrisense aanvoert, doet daaraan niet af dat het de sportcentra zijn die de dispensers met daarop afgebeeld het Inovit merk gebruiken en daarin het subsituut-preparaat van Nutrisense verkopen. Nutrisense is immers de eigenaar van de hierboven genoemde dispensers en het is Nutrisense die deze dispensers in de handel heeft gebracht en houdt en toestaat dat daarin liet nieuwe merkloze product van Nutrisense in wordt verkocht.
Ook door de levering aan derden van bidons voorzien van het beeld- en woordmerk Inovit heeft Nutrisense inbreuk gemaakt op het merkrecht van Robins.
Geconcludeerd wordt dat het voldoende aannemelijk is geworden dat Nutrisense de hiervoor genoemde merkinbreuk te kwader trouw heeft gemaakt. Nutrisense wist dat zij ten gevolge van de beëindiging van de distributieovereenkomst niet langer was gerechtigd om de naam en het merk Inovit te voeren. Voorts heeft Nutrisense ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat zij het merk Inovit bewust in stand heeft gehouden om zodoende meer tijd te hebben om haar eigen merk in de markt te zetten. Bovendien heeft Nutrisense zonder medeweten en toestemming van Robins de “Verbeterde smaak” sticker gemaakt en gebruikt.
De vordering [ die er toe strekt] dat de door Nutrisense onder het merk Inovit op de markt gebrachte namaakproducten uit de markt worden gehaald en in het bezit komen van Robin, zal worden toegewezen, aangezien voldoende is gebleken dat Nutrisense te kwader trouw inbreuk heeft gemaakt op het merkrecht van Robins door namaakproducten onder de naam Inovit te verkopen.
In dit verband wordt overwogen dat onder namaakproducten dient te worden verstaan alle witte onbedrukte zakjes die Nutrisense op de markt heeft gebracht. Het wordt namelijk voldoende aannemelijk geacht dat Nutrisense deze zakjes onder het merk Inovit heeft geleverd, althans dat Nutrisense bij de afnemers van deze zakjes de indruk heeft gewekt dat het de verbeterde smaak van de Inovit sportdrank betreft. De vordering strekkende tot afgifte van de namaakproducten (poeder verpakt in witte zakjes) en bidons zijn eveneens toewijsbaar. Overigens heeft Nutrisense ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard geen bezwaar te hebben tegen afgifte van haar voorraad bidons die zijn voorzien van het merk Inovit.
De vordering strekkende tot afgifte van de dispensers is in beginsel toewijsbaar . De voorzieningenrechter acht evenwel termen aanwezig dat Nutrisense wordt geboden om alleen het deel waarop de stickers met het merk Inovit is afgedrukt (ofwel de bowl /reservoir van de dispenser) aan Robins af te geven. De dispensers behoren in eigendom toe aan Nutrisense, Nutrisense heeft onweersproken aangevoerd dat de dispensers eenvoudig uit elkaar te halen zijn en dat alleen op de bowl het woord- en beeldmerk van Inovit voorkomt.
Verder dient Nutrisense het gebruik van de handelsnaam Inovit te staken en gestaakt te houden, de domeinnaam inovit.nl over te dragen, opgave te doen van een rectificatie te sturen aan al haar afnemers.
Lees het vonnis hier.
Bit & Bud
GvEA, 19 oktober 2006, gevoegde zaken T-350/04 tot en met T-352/04. Bitburger Brauerei tegen OHIM / Anheuser-Busch, Inc.
Oppositieprocedure op grond van oudere nationale woord- en beeldmerken die term ‚BIT’ bevatten tegen gemeenschapsmerkaanvragen voor woordmerk BUD en beeldmerken American Bud en Anheuser Busch Bud, voor o.a. bier, maar dat mag gezien de juridische trackrecord van Budweiser inmiddels als bekend worden verondersteld. Bitburger is een in Duitsland bekend biermerk.
Het OHIM heeft de door Bitburger Brauerei ingestelde opposities afgewezen. Het Gerecht is dezelfde mening toegedaan. Er is geen gevaar voor verwarring.
Visueel stemmen de diverse merken onvoldoende overeen en “zelfs indien wordt aangenomen dat het aangevraagde merk wordt teruggebracht tot het woord ‚bud’, verschillen de twee merken evenwel nog steeds voldoende van elkaar. Op fonetisch vlak onderscheiden de klinkers ‚i’ en ‚u’ zich immers duidelijk van elkaar. Het verschil dat deze letter teweegbrengt in de termen ‚bud’ en ‚bit’, die beide uit drie letters bestaan, stelt de consument reeds in staat, een onderscheid te maken.”
“Wat de aangevraagde merken betreft, zij om te beginnen benadrukt dat de term „bud” voor het relevante publiek geen specifieke betekenis lijkt te hebben. Met betrekking tot de aangevraagde beeldmerken zij vastgesteld dat, zelfs indien de term „american” kan doen denken dat de betrokken waren van oorsprong of in elk geval van aard Amerikaans zijn, en de termen „anheuser-busch” door een deel van het publiek kunnen worden opgevat als een verwijzing naar de onderneming die de betrokken waren vervaardigt, de verbinding van deze termen met de term „bud” geen specifieke betekenis doet ontstaan. In elk geval kan nergens uit worden opgemaakt dat deze termen, in hun geheel beschouwd, een betekenis hebben die overeenkomt met de mogelijke betekenissen van de oudere Duitse merken.”
“Gelet op de reeds vastgestelde verschillen tussen de aangevraagde merken en de oudere Duitse merken nrs. 505 912 en 39 615 324 (BIT) dient te worden geoordeeld dat er in casu ondanks een geringe mate van visuele en fonetische overeenstemming geen verwarringsgevaar bestaat, niettegenstaande het feit dat de betrokken waren dezelfde of soortgelijk zijn, en zelfs bij het bestaan van een eventueel groot onderscheidend vermogen van de oudere merken.”
“Gelet op het oordeel van het Gerecht met betrekking tot het gevaar van verwarring van de aangevraagde merken met de oudere Duitse merken nrs. 505 912 en 39 615 324 (BIT), dient te worden geoordeeld dat er a fortiori ook geen gevaar van verwarring van de aangevraagde merken met de oudere Duitse merken nrs. 704 211 en 1 113 784 (Bitte ein Bit !) bestaat.”
“ De oudere Duitse merken nrs. 704 211 en 1 113 784 (Bitte ein Bit !) bevatten immers extra woordelementen („bitte”, „ein”) en grafische elementen („!”), en een bijzondere grafische vormgeving in vergelijking met de oudere Duitse woordmerken nrs. 505 912 en 39 615 324 (BIT). Zo wijken eerstgenoemde merken visueel nog meer af van de aangevraagde merken dan laatstgenoemde merken. “
Lees het arrest hier.
Explosief ontslakken
Rechtbank ‘s-Gravenhage, 18 oktober 2006, HA ZA 05/833. Technisches Büro Steur c.s. tegen Zilka c.s.
De gebroeders Zilka zijn de houders van een Europees octrooi met betrekking tot een “‘Inrichting, systeem en werkwijze voor het tijdens de werking explosief ontslakken’”. Tegen het octrooi is oppositie ingesteld bij EOB door een derde partij. Steur (eiseres sub 1 in deze zaak) heeft in de oppositie geïntervenieerd.
Steur c.s. vorderen, kort gezegd, (i) schorsing van het geding totdat het EOB een eindbeslissing in de oppositie heeft gegeven, (ii) vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi, en (iii) een verklaring voor recht van niet-inbreuk in Nederland en Duitsland.
Ambtshalve overweegt de rechtbank dat ingevolge het arrest van het HvJ EG in de zaak Gat en LUK (C-4/03), gewezen op 13 juli 2006- derhalve na de pleidooien in deze zaak – dat de rechtbank gelet op artikel 22 lid 4 EEX-Verordening geen grensoverschrijdende bevoegdheid toekomt. Vast staat immers dat in de onderhavige zaak een rechtens relevant beroep wordt gedaan op de ongeldigheid van het octrooi, waarover de Duitse rechter bij uitsluiting bevoegd is te oordelen voor zover het Duitsland betreft. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor de verklaring voor recht van niet-inbreuk, voor zover deze op Duitsland betrekking heeft.
Bovendien wordt ook op de Nederlandse kant van de zaak niet inhoudelijk ingegaan. De rechtbank ziet aanleiding om de procedure hangende de oppositieprocedure te schorsen op de voet van art. 83 lid 4 ROW 1995.
De reden voor de schorsing is dat in de onderhavige procedure en in de oppositieprocedure dezelfde nietigheidsargumenten aan de orde zijn, terwijl die niet reeds op voorhand kansloos lijken. Steur c.s. verwijzen zelfs naar de tijdens de oppositie ingediende documenten onder gebruikmaking van dezelfde argumentatie. Als er niet tot schorsing wordt overgegaan zouden de rechtbank en het EOB verschillende sets conclusies kunnen vaststellen. Die situatie is volgens de rechtbank onwenselijk.
De klacht van de Gebroeders Zilka dat zij door deze schorsing gedurende lange tijd de facto verstoken zullen blijven octrooibescherming weegt tegen het bovenstaand onvoldoende op. Ter verlichting van dit nadeel en indachtig art. 20 Rv, zal het EOB bericht worden gedaan terzake versnelde behandeling van de ingestelde oppositieprocedure.
Lees het vonnis hier.