Photos Available Upon Request
Persbericht: Brussels, July 21, 2006. Howrey’s Brussels office announced today that its expansion continues, this time adding three leading lawyers to its Brussels IP practice. All join from NautaDutilh Brussels.
Joining the firm are Benoît Strowel, leading Life Sciences IP lawyer, Maarten Meulenbelt, a leader and expert in European Pharmaceutical law (regulatory & litigation) and also in EU procurement law, and Fabienne Brison, Professor and a leader of Media and Entertainment law.
For Immediate Release July 21, 2006 202 383-7127
HOWREY BRUSSELS ADDS TOP LIFE SCIENCES, PHARMA AND MEDIA & ENTERTAINMENT LAWYERS TO IP PRACTICE
Brussels, Belgium, July 21, 2006…Howrey’s Brussels office announced today that its expansion continues, this time adding three leading lawyers to its Brussels IP practice. Joining the firm are Benoît Strowel, leading Life Sciences IP lawyer, Maarten Meulenbelt, a leader and expert in European Pharmaceutical law (regulatory & litigation) and also in EU procurement law, and Fabienne Brison, Professor and a leader of Media and Entertainment law. All join from NautaDutilh Brussels.
Carl De Meyer, head of the Brussels IP practice, said, “This group adds even more depth to our IP practice specifically in three very important areas of IP law: life sciences, pharmaceuticals and media and entertainment. In conjunction with Howrey’s existing preeminent IP and Competition practice in the US and Europe, Howrey’s Brussels practice is now fully geared to service clients’ needs and remain a leader in the cutting edge of technology. We are very happy to welcome Benoît, Maarten and Fabienne to Howrey, as they are experts in their respective fields and we are proud to have them join the team.”
Alan Grimaldi, worldwide Co-Chair of the IP Practice, echoed De Meyer’s comments. “Over the past five years, we have had stunning success developing our IP practice in Europe. Starting with London in 2001, Amsterdam in 2003 and Brussels and Paris only last year, we have been successful in attracting some of Europe’s leading practitioners - Professor Willem Hoyng in Amsterdam, Marina Cousté in Paris, Carl De Meyer in Brussels and now Benoît, Maarten and Fabienne. We look forward to extending our transatlantic reach for the benefit of our clients. These are exciting times to be at Howrey.”
Trevor Soames, Managing Partner and Head of Practice of the Competition practice in Brussels, added: “We are delighted to have them on board. We believe that the combination of strong IP and Competition practices can only benefit our mutual clients. After the recent growth in the Competition practice, the further growth of the IP team will enhance Howrey’s ability to assist our clients to face the most challenging legal issues in a very competitive market environment”.
Howrey has 14 offices globally with over 575 attorneys. Howrey’s IP practice currently accounts for more than 255 IP attorneys worldwide. The IP practice group has enjoyed several strong years and currently accounts for more than 40% of the firm’s total revenue.
BIOS FOLLOW; PHOTOS AVAILABLE UPON REQUEST
Benoît Strowel was Head of IP of NautaDutilh Brussels. He is a preeminent leader in the field of life sciences, is consistently ranked among the top practitioners in his field. His practice focuses in particular on patent law and more generally all regulatory and intellectual property issues facing pharmaceutical companies. He is particularly interested in the biotech sector, and has an M.Sc. in general biochemistry and molecular biology at the School of Health and Life Sciences of King´s College, London. Benoît obtained his law degree from the University of Leuven in 1984, worked in London for five years, during which period he was admitted to practice as a solicitor in England. He joined NautaDutilh in September 1994 and became a partner in 1997. Benoît is member of AIPLA, EPLA and AIPPI.
Maarten Meulenbelt, a leader and expert in Pharmaceutical law, focuses on European law in the life sciences sector, notably regulatory affairs and competition law, and public procurement at both the Community and national levels. Maarten graduated from the University of Utrecht in 1992. He joined NautaDutilh as a partner in March 2001 and became Head of the Life Sciences group. He is highly recommended in European Counsel’s Life Sciences Industry Report and Global Counsel’s Life Sciences Report for regulatory and competition law, in both Belgium and the Netherlands and for his EU level work. He publishes and lectures regularly on these topics in Europe and the US. Maarten is member of the editorial board of Regulatory Affairs Journal Pharma..
Fabienne Brison, Professor at Brussels’ VUB University as well as at the KUB University, teaches courses on intellectual property and the legal aspects of mass media and of information technology at the Vrije Universiteit Brussel (VUB), as well as a course on neighboring rights in the master's degree programme in intellectual property at the Katholieke Universiteit Brussel (KUB). Fabienne has advised and defended the interests of well-known artists, film and phonogram producers, music and book publishers, cable distributors, and telecommunication providers. Fabienne graduated from VUB in 1987. In 1988, she received a DEA in Propriété littéraire, artistique et industrielle from the University of Paris II. In 1998, she completed her doctorate in law at VUB. In 1993 she was visiting scholar at the Max Planck Institüt für ausländisches und internationales Patent-, Urheber- und Wettbewerbsrecht in Munich. She chairs the Belgian section of ALAI, and she is Vice President of the Council for Intellectual Property, section Copyright. In 2000, she joined NautaDutilh as of counsel.
Een woord een woord (2)
Aanvullende opmerking: Het aardige van het Blik op de Weg vonnis van 18 juli (bericht hier) is dat De Haas wordt veroordeeld een door de AVRO voorgelegd contract te ondertekenen ("beveelt De Haas de overeenkomst die als bijlage A door AVRO ter zitting is overgelegd, te ondertekenen en de inhoud daarvan na te leven").
Een vrij opmerkelijke uitspraak, die geen of weinig precedenten kent, hoewel de literatuur er niet negatief tegenover lijkt te staan.
Breekbaar
Rechtbank 's-Gravenhage, 19 juli 2006, HA ZA 04-3544. Carrosseriebouw Compaan tegen Van den Born Carrosserie.
Van der Born heeft een octrooi met betrekking tot een glasrasteel (een wagen waar glasplaten op worden vervoerd). Het octrooi is ingediend in 1992 en is in 1997 gepubliceerd. Compaan vervaardigt ook glasrastelen.
In het vonnis van 10 augustus 2004 oordeelde de voorzieningrechter dat inbreuk voldoende vast stond en veroordeelde Compaan om de inbreuk te staken. Het nietigheidsverweer van Compaan werd niet gehonoreerd. Bovendien oordeelde de voorzieningenrechter dat de gegrondheid van dat verweer in de bodemprocedure diende te worden onderzocht. In de bodemprocedure heeft Compaan echter meer succes.
Ten aanzien van Van der Born Carrosserie wordt Compaan weliswaar niet-ontvankelijk verklaard (het was immers Van der Born, en niet zij, die in kort geding een verbod jegens Compaan had verkregen), maar jegens Van der Born slagen Compaans vorderingen.
Compaan heeft aangetoond dat de materie van het octrooi al voor de dag van de indiening van de octrooiaanvraag openbaar toegankelijk is geweest. Het is het vermelden waard is dat Compaan een glasrasteel van het bouwjaar 1985 naar de rechtbank had meegebracht. Mede door middel van het plaatsvinden van een mini-descente is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het octrooi vernietigd dient te worden. Ook partiële nietigheid wordt door de rechtbank afgewezen.
Lees het vonnis hier.
de Consumentenautoriteit
Voor de reclamerechtliefhebber: Kamerstuk 30411, nr. A, 1e Kamer. Regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming( Wet handhaving consumentenbescherming); gewijzigd voorstel van wet.
Een bewust lege-stoel-beleid
Kamervragen met antwoord, nr. 1843, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Justitie over een verzoek tot een wijziging van de statuten van SONT.; antwoord
“Op grond van het voorgaande acht ik de kwalificatie `schijnvertoning’ misplaatst. De mogelijke onwil van bepaalde betalingsplichtigen om constructief in de SONT te participeren moet niet op de SONT als zodanig, noch op haar voorzitter, worden afgewenteld. Omdat het huidige stelsel nog maar recent door het parlement is aanvaard, zie ik geen aanleiding nu al - en voordat de aangekondigde initiatieven van de Europese Commissie bekend zijn - tot een herziening over te gaan.”
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het verzoek van de voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoedingen (SONT) voor een statutenwijziging om ook vertegenwoordigers van producenten van apparatuur deel te kunnen laten nemen aan het overleg in de SONT?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u voornemens deze voorgestelde statutenwijziging goed te keuren?
Antwoord 2
Ja, het is immers uit representativiteitsoverwegingen een goede zaak als de SONT zich open stelt voor organisaties van betalingsplichtigen die wel belang hebben bij deelname aan de besluitvorming in de SONT, maar daar nu statutair niet toe in de gelegenheid zijn. Op grond van artikel 16e, eerste lid, Auteurswet moet het bestuur van de SONT immers zodanig zijn samengesteld dat de belangen van zowel makers en hun rechtverkrijgenden als van betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd.
Vraag 3
Is het u eveneens bekend dat de Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers (STOBI) de gang naar de rechter heeft gemaakt uit onvrede over het functioneren van de SONT en zowel de SONT als de Stichting Thuiskopie (STK) heeft gedagvaard? Zo ja, hoe beoordeelt u deze gang van zaken?
Antwoord 4
Ja. Ik onthoud mij van uitspraken over lopende juridische procedures.
Vraag 4
Is het u bekend dat er volgens de STOBI zelden binnen de SONT besluiten zijn genomen op basis van overeenstemming? Kun u aangeven of dat een correcte weergave van de gang van zaken is? Is het derhalve correct dat in veel gevallen de voorzitter besluiten heeft genomen, zoals de statuten voorschrijven voor situaties waarin partijen het niet eens zijn? Zo ja, is er sprake van zelfregulering als in de praktijk veel reguleringsbesluiten worden genomen door een door u benoemde voorzitter in plaats van door de belanghebbenden zelf benoemde voorzitter?
Antwoord 4
Uit van de SONT verkregen informatie blijkt dat er sinds haar oprichting in 1991 negentien tariefbesluiten door de SONT zijn genomen. In elf gevallen ging het daarbij om een unaniem besluit van de partijen zelf binnen de SONT, in drie gevallen om een door de voorzitter geconstateerde consensus en in slechts vijf gevallen om een door de voorzitter zelf, overeenkomstig de statuten, bij gebreke van overeenstemming tussen de SONT-partijen genomen besluit. De voorzitter heeft daarbij niet alleen besloten tot de introductie of verhoging van tarieven; ook heeft de voorzitter besloten tot de vaststelling van een nultarief (geheugenkaarten en flash memory) evenals tot een verlaging van de bestaande tarieven (dvd-r/rw en dvd+r/rw). Deze gegevens weerspreken het door sommigen gewekte beeld dat de SONT een onderhandelingsplatform zou zijn waar het primaat van de voorzitter domineert. Weliswaar wordt de voorzitter formeel door de Minister van Justitie benoemd, maar in de praktijk niet dan na voorafgaand overleg met en instemming van alle betrokken SONT-partijen.
Vraag 5 en 6
Wat vindt u ervan dat de vertegenwoordigers van de producenten van apparatuur (ICT-Office en FIAR) vooralsnog weigeren deel te nemen aan het overleg in de SONT? Kan er sprake zijn van zelfregulering als belanghebbenden zichzelf niet willen reguleren?
Antwoord 5 en 6
Formeel bestaat daartegen nog geen bezwaar, omdat men officieel nog geen zitting heeft in de SONT. Het zou echter contraproductief zijn als men, nadat men zich eerst heeft beklaagd over het feit dat in de SONT wordt besloten zonder dat aan dat overleg kan worden deelgenomen, daarvan vervolgens, nadat men de gelegenheid daartoe via statutenwijziging wel heeft gekregen, bewust af zou zien. Daarmee wordt de SONT als onderhandelingsplatform onnodig van haar draagvlak beroofd. Tijdens het algemeen overleg hierover op 30 november 2005 heb ik al aangegeven dat er geen premie kan staan op een bewust lege-stoel-beleid (Tweede Kamer, 2005/06, 30300 VI, nr. 109). Kiest men daar toch voor, dan moet men zich vervolgens niet beklagen over het feit dat de SONT, al dan niet via de voorzitter, een besluit heeft genomen waarmee men het niet eens is.
Vraag 7
Bent u voornemens om bij deze voorgestelde statutenwijziging de huidige discussie, rond het functioneren van de SONT en de weigering van producenten van apparatuur om deel nemen aan het overleg in SONT, te betrekken in uw afweging?
Antwoord 7
Beide vormen voor mij geen reden om goedkeuring aan de voorgestelde statutenwijziging te onthouden. Zie overigens mijn reactie op de twee voorgaande vragen.
Vraag 8
Bent u, alles overziend en daarbij het grote belang voor de economie, consumenten, producenten en rechthebbenden afwegend, tevreden over het functioneren van zelfregulering op dit gebied?
Antwoord 8
De SONT heeft sinds haar oprichting, en mede dankzij het optreden van de voorzitter, lange tijd goed gefunctioneerd als platform voor zelfregulering. Om die reden heeft de Tweede Kamer met de aanvaarding van het wetsvoorstel ter implementatie van Richtlijn nr. 2001/29 over het auteursrecht in de informatiemaatschappij ook ingestemd met handhaving van de SONT als zelfreguleringsplatform. Kortheidshalve zij verwezen naar wat hierover al is opgemerkt in mijn reactie op de vragen van de Leden Gerkens en Irrgang van 28 november 2005 (Tweede Kamer, 2005/06, Aanhangsel, p. 967/968). De huidige problemen binnen de SONT worden, naar mijn indruk, vooral veroorzaakt door onduidelijkheden in de EG-richtlijn zelf, het gebrek aan harmonisatie op communautair niveau en, mede hierdoor, de afwijzende opstelling van sommige groepen betalingsplichtigen. Om die reden heb ik ook eind vorig jaar schriftelijk bij Commissaris McCreevy aangedrongen op Europese initiatieven ter zake. Die worden eind dit jaar verwacht. Ik heb de Tweede Kamer al bericht dat ik erop vertrouw dat de SONT met de introductie van nieuwe vergoedingen op blanco dragers of apparatuur voorlopig pas op de plaats zal maken in afwachting van deze Europese ontwikkelingen (Tweede Kamer, 2005/06, 30300 VI, nr. 113).
Vraag 9
Zou het niet beter zijn als u zelf de regels vaststelt, zodat sprake kan zijn van parlementaire controle, in plaats van dat we elkaar wijsmaken dat er sprake is van zelfregulering terwijl in de praktijk besluiten worden genomen en ook in de toekomst genomen zullen worden door een door u benoemde voorzitter? Zou het niet beter zijn als uzelf de verschillende belangen tegen elkaar zou afwegen en daarover verantwoording zou afleggen aan het parlement in plaats van de bestaande schijnvertoning te continueren?
Antwoord 9
Op grond van het voorgaande acht ik de kwalificatie `schijnvertoning’ misplaatst. De mogelijke onwil van bepaalde betalingsplichtigen om constructief in de SONT te participeren moet niet op de SONT als zodanig, noch op haar voorzitter, worden afgewenteld. Omdat het huidige stelsel nog maar recent door het parlement is aanvaard, zie ik geen aanleiding nu al - en voordat de aangekondigde initiatieven van de Europese Commissie bekend zijn - tot een herziening over te gaan.
Een woord een woord
Rechtbank Arnhem, 18 juli 2006, LJN: AY4137. Algemene Omroepvereniging Avro tegen Leo De Haas TV-Produkties B.V.
IE-contractenrecht: De Haas produceert in opdracht van AVRO het televisieprogramma Blik op de Weg. Dit programma wordt gepresenteerd door de directeur van De Haas, te weten Leo de Haas. Partijen hebben hun afspraken met betrekking tot de productie en uitzending van Blik op de Weg vastgelegd in een productieovereenkomst.
Gedurende de looptijd van de overeenkomst zal Leo de Haas geen soortgelijk verkeersprogramma produceren, noch meewerken aan de productie van een soortgelijk programma - op welke manier dan ook -, voor televisie ten behoeve van een andere omroep in Nederland, zonder toestemming van de AVRO. Op 1 februari 2006 heeft De Haas echter contact opgenomen met Talpa en moet nu met de billen bloot.
De rechtbank beveelt De Haas nu om binnen zeven (7) dagen na betekening van dit vonnis volledige en juiste opgave te doen van alle keren dat zij in de periode van 21 maart 2006 tot en met de datum waarop deze opgave wordt gedaan, met andere omroepen dan AVRO heeft gesproken over de productie van enig verkeersprogramma, alsmede van de inhoud van die gesprekken, en AVRO afschrift te verstrekken van alle bescheiden waarover De Haas beschikt die op dat overleg zien.
Lees het vonnis hier.
Groeten uit Spanje
Nieuwe nieuwsbrief van het OHIM, met o.a: “The applicant claimed distinctiveness acquired through the use of the colour orange for champagne wines.
The relevant consumer of champagne is not the general public but a specific and attentive sector of the general public: champagne being an expensive wine usually consumed on special occasions.
The Board took into account the evidence provided (i.e. high sales in many EU countries and high market share in those countries, lots of publicity, catalogues and press articles which mention and show the ‘orange colour’ for the Veuve Clicquot Champagne; the national registrations in France, the United Kingdom and the Benelux; the national judgement of a Belgian Court about the likelihood of confusion between a Belgian beer and Veuve Clicquot Champagne because of the orange colour; the declaration of the General Director of the inter-professional committee of champagne wine stating that the applicant is the only producer which uses this colour for the champagnes) and decided to upheld the appeal, accepting distinctiveness acquired through the use of the colour orange for champagne. Finally, following the case-law in the ‘HAVE A BREAK’ judgment, the fact that the colour is used with other verbal or figurative elements did not exclude the distinctiveness acquired by the use of the colour. The appeal was allowed.”
R 0148/2004-2 (colour orange). Decision of the Second Board of Appeal of 26 April 2006 in Case R 0148/2004 (English)
Lees hier meer.
Scherpe T-T-S klanken (2)
Aanvullende opmerking van Annette Mak en Isabel Wijffels (Greenberg Traurig) bij: Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 juli 2006, Cofresco Frischhalterprodukte tegen Reynolds Metal Company (bericht hier).
“Ook noemenswaardig is dat de rechtbank aanneemt dat voor de toepassing van artikel 13A 1 onder b BMW, en dus de vaststelling van het verwarringsgevaar, het gebruik van het teken niet relevant is. Het teken BACO TUB-ITS is, zoals de rechtbank ook heeft aangenomen in r.o. 2.5, nooit gebruikt op de Benelux-markt.”
Geschikt
Een klassiek voorbeeld van hoe je op basis van enkel een handelsnaam en eind kunt komen in een geschil is de zaak tussen Hotel Arena en Amsterdam ArenA.
In 1996 werd het multifunctionele bouwwerk en thuishaven van voetbalclub Ajax geopend. Voorafgaand hieraan bogen diverse reclamebureaus zich over de naam van het stadion. Nadat de naam Amsterdam ArenA was gekozen, bleken er reeds ondernemers te bestaan die hun bedrijf ook Arena te hebben genoemd. Het betrof onder andere een pizzeria en Hotel Arena.
In een rechtszaak om de naam werd Hotel Arena in het gelijk gesteld. De zaak werd geschikt, maar over het schikkingsbedrag is lange tijd gezwegen. Nu is bekend gemaakt dat het om € 455.000 ging, een miljoen gulden. “We hebben het conflict geschikt omdat het veel meer zou kosten om een nieuwe naam en logo bekend te maken”, aldus woordvoerster Lucie Jansen van Velsen van Amsterdam ArenA.
Lees hier meer (zibb.nl)