IEF 22563
26 februari 2025
Uitspraak

HvJ EU: artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening ziet alleen op geldigheid, niet op inbreuk

 
IEF 22552
26 februari 2025
Uitspraak

Geschil tussen artiest en muziekexploitant over royalty’s

 
IEF 22559
26 februari 2025
Uitspraak

Geen overeenstemming tussen waren: verzoek tot nietigverklaring terecht afgewezen

 
IEF 11996

Verzadiging van de stand van de techniek, algemene tendens en de vrijheid van de ontwerper

Gerecht EU 13 november 2012, gevoegde zaken T-83/11 en T-84/11 (Antrax It / OHMI - THC (Radiateurs de chauffage))

Gemeenschapsmodel. Beroep ingesteld door de houder van gemeenschapsmodel nr. 000593959- 0001 (radiatoren voor verwarming), strekkende tot vernietiging van beslissing R 1451/20093 van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM), waarbij de vordering tot nietigverklaring ingediend door The Heating Company BVBA is ingewilligd. De beslissingen van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) worden vernietigd voor zover daarbij modellen nrs. 000593959‑0001 en 000593959‑0002 nietig werden verklaard.

De verzadiging van de stand van de techniek kon van dien aard zijn dat de geïnformeerde gebruiker gevoeliger was geworden voor de verschillen op het vlak van de interne verhoudingen van deze verschillende modellen. Het Gerecht heeft enkel niet aanvaard dat een algemene tendens inzake vormgeving kan worden beschouwd als een factor die de vrijheid van de ontwerper beperkt, aangezien juist die vrijheid de ontwerper in staat stelt nieuwe vormen en nieuwe tendensen te ontdekken of vernieuwend te zijn in het kader van een bestaande tendens.

Het Gerecht heeft in het arrest Communicatie-apparatuur T-153/08 daarentegen niet willen verklaren dat een situatie van verzadiging van de stand van de techniek irrelevant moet worden geacht voor de beoordeling van het eigen karakter van een model. Het Gerecht heeft hooguit elke overweging over de esthetiek van het onderzochte model of over het commerciële succes van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt, uitgesloten van de beoordeling van het eigen karakter.

97 Uit deze overwegingen volgt dat, hoewel de bestreden beslissingen verzoeksters argument inzake een verzadiging van de stand van de techniek uitdrukkelijk vermelden en dit argument relevant was voor de beoordeling van het eigen karakter van de litigieuze modellen, deze beslissingen geen enkele motivering met betrekking tot dit betoog bevatten.

81 De vaststelling dat de vrijheid van de ontwerper niet door technische of reglementaire vereisten was beperkt, antwoordde immers geenszins op de vraag of de facto sprake was van een „verzadiging van de stand van de techniek” door het bestaan van andere modellen van thermosifons of van radiatoren met dezelfde globale kenmerken als de betrokken modellen, waarbij de verzadiging van de stand van de techniek van dien aard kon zijn dat de geïnformeerde gebruiker gevoeliger was geworden voor de verschillen op het vlak van de interne verhoudingen van deze verschillende modellen.

84 Subsidiair betoogt het BHIM, daarin gesteund door interveniënte, dat verzoekster hoe dan ook de verzadiging van de stand van de techniek niet heeft aangetoond en dat het BHIM niet hoeft te antwoorden op argumenten die van geen belang of irrelevant zijn. Het BHIM verwijst ook naar het arrest Communicatie-apparatuur (punt 37 supra, punt 58) en stelt dat het Gerecht in dat arrest een verzadiging van de stand van de techniek die enkel verband houdt met een tendens inzake vormgeving, als niet-relevant heeft afgewezen, of nog het beginsel heeft bevestigd dat het bestaan van een dergelijke tendens irrelevant is in het kader van de beoordeling van het eigen karakter.

Op andere blogs:
Class 99 (OHIM scalded in radiator appeal)

IEF 11995

Poolse Sejm: Richtlijn collectief beheer kan leiden tot verslechterde bescherming

Gemotiveerd advies van de Poolse Sejm over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

Polish Foreign Policy for 2011 01Meer over dit onderwerp: Multi-territorial licensing, voorstel richtlijn [IEF 11565].

(...) Naar mening van de Sejm wordt met het voorstel dit doel niet "beter" - in de zin van artikel 5, lid 3, VEU en artikel 5 van het aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gehechte Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid - verwezenlijkt dan via de huidige maatregelen van de lidstaten op grond van nationale regelgeving.

Wat betreft het beheer en de transparantie van rechtenbeheerders, kan de Sejm na analyse van het voorstel niet concluderen dat de lidstaten niet in staat zouden zijn de nationale civielrechtelijke betrekkingen tussen de rechtenbeheerders en de makers of de interne structuren van deze organisaties bevredigend te reguleren of toezicht op deze betrekkingen te houden. Het door de EC genoemde doel, te weten waarborging van de transparantie van rechtenbeheerders, kan evengoed door middel van nationale wetgeving worden verwezenlijkt, ook wanneer daartoe in de praktijk wetswijzigingen noodzakelijk zijn. Niets wijst erop dat dit doel niet door middel van zelfstandige maatregelen van de lidstaten kan worden verwezenlijkt, in het bijzonder omdat het voorbeeld van Polen uitwijst dat ook in de huidige fase dit doel volledig en zelfs beter dan in het voorstel voor een richtlijn verwezenlijkt wordt. Voorts constateert de Sejm na bestudering dat het voorstel kan leiden tot verslechtering van de bescherming op de volgende gebieden:

- bescherming van de economische vrijheid, aangezien de rechtenbeheerders nieuwe verplichtingen wordt opgelegd;

- bescherming van de autonomie van particulieren, door hen verscheidene, niet nader omschreven contractuele verplichtingen aan te laten gaan, door regelgeving vast te stellen die de civielrechtelijke verhoudingen eenzijdig bepaalt, en in het bijzonder door de lidstaten voorschriften te laten vaststellen waarmee de interne structuur van rechtenbeheerders wordt vormgegeven naar voorbeeld van een kapitaalvennootschap (artikel 7 van het voorstel voor een richtlijn). Hiermee wordt het handelen van deze organisaties op basis van het verenigingsrecht ondermijnd;

- bescherming van auteursrechten, door onbeperkte uitbesteding van de bevoegdheden van de rechtenbeheerder aan andere actoren mogelijk te maken (artikel 27 van het voorstel voor een richtlijn).

Wat betreft de multiterritoriale licentieverlening voor het onlinegebruik van rechten inzake muziekwerken blijkt niet uit het voorstel waarom maatregelen van de Europese Unie op dit gebied effectiever zouden zijn. Evenmin wordt duidelijk gemaakt waarom de Europese Commissie geen minder ingrijpende maatregelen treft ter coördinatie van de samenwerking van de lidstaten bij de licentieverlening.
Naar mening van de Sejm motiveert de Commissie onvoldoende waarom het voorstel in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zou zijn. De Sejm kan zich evenmin aansluiten bij het vermoeden van conformiteit, zoals uiteengezet in overweging 42 van de richtlijn.
Samenvattend is de Sejm van mening dat het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012) 372 definitief) strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel.
IEF 11994

Twee modellen voor een oplossing billijke vergoeding bij filmwerken

P. Lindhout, 'De billijke vergoeding bij filmwerken: twee modellen voor een oplossing' AMI oktober 2012.

Het probleem van de billijke vergoeding bij filmwerken ligt niet zozeer in het verschil in onderhandelingsmacht tussen filmproducent en -makers, maar veel meer in de onduidelijkheid die de wetgever – ook met het wetsvoorstel auteurscontractenrecht – laat bestaan over de wijze waarop de billijke vergoeding dient te worden vastgesteld. Dat dit ook anders kan, bewijst het Spaanse auteursrecht, dat een uitgebreide regeling kent van collectieve afhandeling van de exploitatievergoedingen van filmmakers en uitvoerend kunstenaars. Daarnaast is een wettelijke regeling voorstelbaar die deze vergoeding vastlegt als deel van de inkomsten van de producent.

Peter Lindhout was beeldhouwer, filmmaker en producent van animatiefilms. Sinds 2011 is hij zelfstandig jurist te Rotterdam. Hij adviseert tijdelijk het Ministerie van OC&W bij auteursrechtelijke vraagstukken en heeft gepubliceerd: Zie De Billijke vergoeding bij filmwerken, Amsterdam: deLex 2012.

IEF 11993

Copyright in the cloud

A.P. Groen, ´Copyright in the cloud´, ALAI 2012, Kyoto.

1) How would you define “The Cloud” in your country?

The Cloud is an international phenomenon and therefore the most commonly used definition of "The Cloud" is an international definition. The definition that is often referred to in Dutch literature is the definition given by the American Institute of Standards and Technology that has defined the Cloud as:

“A model for enabling convenient, on-demand network access to a shared pool of configurable computing resources (e.g., networks, servers, storage, applications, and services) that can be rapidly provisioned and released with minimal management effort or service provider interaction.”

In a more everyday use „The Cloud‟ is defined as accessing software or other content that is stored remotely on a network of computers (often by third parties) through the internet by personal devices that function as terminals. The two main advantages for consumers are that they do not need to store (a lot of) content on their own devices and that the information is available to them at any time or place (even if they are not in the vicinity of their own computer).

Inhoudsopgave:

Session 1 - developments of new platforms
Sessions 2 and 3 - can the internet treaties of 1996 play an important role in legal issues raised by “cloud” business?
Session 4 - new business models for effective protection of copyright and related rights in the “cloud”: role of electronic rights management in new business models
Session 5 - copyright-avoiding business models
Session 6 - future model of one-stop-on-line licensing in the cloud environment

Lees gehele artikel hier (VvA-site).

IEF 11992

Niet toelaatbare vordering van geen inbreuk op octrooiaanvrage

Rechtbank van Koophandel Gent 31 mei 2012, A/11/00288 (NV Elaut tegen Elektroncek DD)

Uitspraak ingezonden door Dieter Delarue, Allen & Overy.

Octrooirecht. België. Eiseres produceert grijpkranen en amusementspelen. Tijdens de jaarlijkse ATEI-beurs vernam eiseres dat schadevergoeding zou worden gevorderd vanwege inbreuk op octrooi(aanvrage) op meerdere spelen in een meerspeler. Zij vordert een verklaring voor recht dat de door haar geproduceerde " Classic Roulette & Sic Bo 'Multigame' 12 Player" geen inbreuk maakt op de Belgische gedeelten van de EU octrooien die uit de internationale octrooiaanvragen voortvloeien.

Vordering wordt niet toelaatbaar verklaard. Het bewijs van een bedreiging van een procedure is niet geleverd en er rest een zuiver theoretische mogelijkheid, zeker nu verweerster in een gerechtelijke bekentenis bevestigt geen procedure te starten en de octrooiaanvragen nog geen effectief verleende octrooien zijn.

Onder 3:
Eiseres levert niet het bewijs van een zware en ernstige bedreiging die een bepaalde storing veroorzaakt. Haar vordering is louter gebaseerd op de zuiver theoretische mogelijkheid dat verweerster een procedure zou kunnen opstarten in toepassing van artikel 29 van de wet van 28 maart maart 1984 op de uitvindingsoctrooien (terwijl verweerster deze procedure niet opgestart heeft en uitdrukkelijk bevestigt, bij wege  van gerechtelijke bekentenis, dat zij tegen eiseres geen vordering op basis van dit artikel BOW zal instellen).
(...)
Daarenboven is het op dit ogenblik onduidelijk of de door verweerster ingediende octrooiaanvragen zullen resulteren in effectief verleende octrooien en, in voorkomend geval,welke de draagwijdte ervan zal zijn.
IEF 11991

Onvolmaakte bolvormige vormgeving is oorspronkelijk

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 25 september 2012, A/11/10734 (JOHNSTONE Finnbar en BVBA XL tegen BVBA Alterego)

Uitspraak ingezonden door Dieter Delarue, Allen & Overy.

Auteursrecht op meubel. Vervalst Chinese modelregistratie. Publicatievordering.

Johnstone ontwerp meubelen en andere objecten in glasvezel en polyethyleen, waaronder de BALL CHAIR. Alterego verkoopt meubelen waaronder het model BUDA dat een slaafse kopie is, aldus eiser, van de Ball Chair. Daarop heeft Alterego de zeteltjes niet meer te koop aangeboden, de eerdere catalogus niet meer verdeeld, uit de toonzalen gehaald en voorraad teruggezonden.

De onvolmaakte bolvormige vormgeving met afgeplatte onderkant en de uitsnijding van het kenmerkende zitvlak met vloeiende lijnen maken de BALL CHAIR oorspronkelijk en deze elementen zijn overgenomen in het BUDA-model. Alterego legt een document voor waaruit zou blijken dat er reeds een certificaat van een modelregistratie in het Chinees octrooiregister is van vóór 1995 (waarbij eisende partijen wijzen op de vermeend vervalste foto aan een onbestaand modelnummer).

De inbreuk wordt aanvaard en de stakingsvordering wordt gegrond beschouwd. De vordering tot publicatie of bekendmaking, met als doel beëindiging van de inbreuk dan wel de uitwerking ervan, wordt niet nuttig geacht in het licht van het wettelijk doel.

Op andere blogs:
Meubelrecht (Als je als verkoper niet weet dat een product nagemaakt is, maak jij dan toch auteursrechtinbreuk?)

IEF 11990

Staken tenuitvoerlegging en schorsing vanwege de penibele financiële situatie

Vzr. Rechtbank Breda 31 oktober 2012, zaaknummer 255510 / KG ZA 12-572 (Beckers Benelux BV tegen JMQ Trading)

Tussenvonnis in incident ex artikel 23 Rv. Verzoek tot staken van het vonnis 22 augustus [IEF 11691], omdat JMQ misbruik maakt van het procesrecht, omdat zij zich niet langer gebonden acht aan haar toezegging inzake het uitwinnen van de gelegde beslagen.

3.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat partijen over en weer van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten dat de gelegde beslagen niet zouden worden uitgewonnen totdat er over de rechtmatigheid van de executie van het vonnis zou zijn beslist. Dit geldt temeer nu die toezegging is gedaan in reactie op een verzoek van Beckers om een status quo situatie te creëren totdat er beslist is over de rechtmatigheid van de executie van het vonnis. Nu de zaak door de voorzieningenrechter te Den Haag in de stand waarin deze zich bevindt is verwezen naar de voorzieningenrechter te Breda en een inhoudelijk vonnis nog niet is gewezen, in nog niet beslist over de rechtmatigheid van de executie en dient JMQ zich te houden aan haar toezegging. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

Vzr. Rechtbank Breda 8 november 2012, zaaknummer 255510 / KG ZA 12-572 (Beckers Benelux BV tegen JMQ Trading)

Executiegeschil na de doorverwijzing van Rechtbank 's-Gravenhage. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat in het vonnis van 22 augustus 2012 aan Beckers geen proceskosten conform artikel 1019h Rv zijn toegekend niet is aan te merken als een kennelijk juridische misslag. De rechtbank heeft de stellingen van JMQ omtrent een inbreuk op het octrooirecht van ondergeschikte betekenis geoordeeld. 

Of JMQ mag executeren zonder de beslissing in hoger beroep (tegen het tussenvonnis inzake de proceskostenveroordeling), is door Beckers vrees geuit dat JMQ niet in staat zal zijn het bedrag aan Beckers te betalen indien zij in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld. Die vrees lijkt terecht, nu JMQ geen aanvaardbare verklaring geeft voor het niet tijdig indienen van de jaarstukken over meerdere jaren. De voorzieningenrechter schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 22 augustus [IEF 11691].

4.4. (...) Daar komt bij dat JMQ geen bedrijfsactiviteiten meer verricht en geen inzicht heeft verschaft in haar financiële positie. Ook heeft JMQ nog opgemerkt dat zij geen geld had om eerder tegen Beckers te procederen en jaren heeft moeten sparen voor een oorlogskas.
Gelet op de penibele financiële situatie van JMQ, als hierboven geschetst, is de vrees gerechtvaardigd dat, indien Beckers thans betaalt aan JMQ en zij in hoger beroep alsnog in het gelijk wordt gesteld, het door Beckers voldane bedrag niet meer door haar kan worden teruggehaald omdat JMQ de ontvangen gelden inmiddels heeft moeten uitkeren aan haar schuldeisers.
Een belangenafweging dient in het voordeel van Beckers uit te vallen, omdat het belang van Beckers om zekerheid te verkrijgen voor een eventuele terugbetaling zwaarder dient te wegen dan het belang van JMQ om het vonnis te executeren zonder de beslissing in hoger beroep af te wachten.
IEF 11989

De onthoudingsverklaring is in feite een vaststellingsovereenkomst

Rechtbank Breda 24 oktober 2012, zaaknr. 232134 / HA ZA 11-450 (Stas B.V. tegen Jan van Boxtel Artitec B.V.)

Stas exploiteert een groothandel in ophang- en presentatiesystemen die zich tevens heeft toegelegd op de vervaardiging van hang- en sluitwerk, een ophanghaakje genaamd Cobra heeft zij als Benelux model 32367-02 geregistreerd. Artitec exploiteert een onderneming die handelt in accessoires voor posterlijsten, fotolijsten en schilderijlijsten en vanwege kwaliteits- c.q. leveringsproblemen heeft zij een andere producent gezocht en gevonden. Stas sommeert Artitec om een onthoudingsverklaring te tekenen.

Omdat partijen gevolgen van de inbreuk op het modelrecht hebben geregeld in de onthoudingsverklaring is dit in feite een vaststellingsovereenkomst. Een vordering vanwege inbreuk op een modelrecht of onrechtmatige daad treft zodoende geen doel (meer). De vorderingen worden afgewezen en Stas wordt veroordeeld in de proceskosten.

2.23 Partijen hebben de gevolgen van de inbreuk door Artitec op het modelrecht van Stas geregeld in de onthoudingsverklaring. De onthoudingsverklaring is in feite een vaststellingsovereenkomst, waarvan Stas in de onderhavige procedure nakoming vordert. Zij vordert immers nakoming van de afspraak iedere inbreuk op haar modelrecht te staken en gestaakt te houden, alsmede nakoming van het boetebeding. Nu Stas ervoor heeft gekozen de gevolgen van de inbreuk op haar intellectuele eigendomsrecht bij overeenkomst te regelen heeft zij daarmee haar rechten ten aanzien van de vraag of, en zo ja welke, inbreuk er op haar intellectuele eigendomsrechten zijn gemaakt beperkt. Zij kan dan ook naast schending van deze overeenkomst niet tevens inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten dan wel onrechtmatige daad aan haar vordering ten grondslag leggen.

2.24 Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Stas worden afgewezen. Stas zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Artitec vordert in dit verband op grond van art. 1019h Rv een veroordeling van Stas in de volledige proceskosten, waaronder begrepen de kosten van haar advocaat en het accountantskantoor dat de accountantsverklaring heeft opgesteld. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Artitec als productie 17 een specificatie in het geding gebracht van de door haar advocaat gemaakte uren en kosten. Deze kosten bedragen € 75.441,00 incl. griffierecht en nog te maken uren. Als productie 18 heeft Artitec nog een specificatie in het geding gebracht van de kosten gemaakt in verband met het advies van de deken. Deze kosten bedragen € 5.664,00. Daarnaast vordert Artitec aan accountantskosten een bedrag van € 1.778,75 excl. btw (productie 10). 

2.25 Op grond van art. 1019h Rv komen de door de in het gelijk gestelde partij gemaakte redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten voor vergoeding in aanmerking, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Het door Artitec gevorderde bedrag aan proceskosten is hoger dan op grond van de indicatietarieven in IE-zaken toewijsbaar zou zijn. In hetgeen Stas heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze tarieven af te wijken, maar wel om van het hogere tarief van € 25.000,00 uit te gaan. Stas wordt dan ook in de proceskosten (inclusief kosten deskundige) veroordeeld als na te melden. De daarover gevorderde wettelijke vertragingsrente ex art. 6:119 BW wordt eveneens toegewezen.

IEF 11988

VvA-studiecommissie stelt 38 vragen over het wetsvoorstel auteurscontractenrecht

Uit de VOI©Email nieuwsbrief: Onder leiding van voorzitter Kees Holierhoek heeft een breed samengestelde studiecommissie van de wetenschappelijke Vereniging voor Auteursrecht het wetsvoorstel auteurscontractenrecht aan een grondige juridische inspectie onderworpen, “daarbij ervaringen betrekkend, opgedaan met sterk uiteenlopende exploitaties van sterk uiteenlopende soorten auteursrechtelijk en nabuurrechtelijk beschermde werken, en daarbij het wetsvoorstel primair toetsend aan wat de overheid zelf als doelstelling van het wetsvoorstel heeft uitgesproken.”

Dat heeft geleid tot een boeiende analyse van meer dan 60 pagina’s met 38 concrete vragen waarmee het ministerie van Veiligheid en Justitie en het parlement bij de lopende behandeling hun voordeel kunnen doen.

Lees hier het rapport, dat inmiddels door de studiecommissie is aangeboden aan de staatssecretaris en de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie.

IEF 11987

BVA - ABA Studiedag HvJ EU inzake auteursrecht

Link

De Belgische vereniging voor het Auteursrecht (Association Belge pour le droit d'auteur) organiseert 16 november 2012 een studiedag over recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake auteursrecht. Met als onderwerpen: De beschermingsvoorwaarden. De vermogensrechten. De uitzonderingen. De strijd tegen inbreuken.

Inschrijven: via inschrijfformulier onderaan bijlage / aba-bva@sabam.be
Waar Universitaire Stichting, Egmontstraat 11, 1000 Brussel
Wanneer 16 november 2012, 9:00 tot 17:00
Prijs: BVA-leden : 150 €; Niet-leden : 200 €; Studenten : 60 €
Inclusief: koffiepauzes, lunch en werkdocumenten
Bijlage: pdf

Programma
9.00 Verwelkoming en voorstelling van de studiedag / Allocution de bienvenue et introduction à la journée d’étudedoor Fabienne Brison, Voorzitter BVA/Président ABA, Prof. VUB/HUB/Ulg, advocaat

Inleiding / Introduction
9.10 De totstandkoming van een arrest van het Hof van Justitie in de praktijk door Vinciane Van Overmeire, referendaris bij het Hof van Cassatie, ex-referendaris bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, vrijwillig medewerker CIR-KULeuven
Les conditions de protection/ De beschermingsvoorwaarden
9.30 De oorspronkelijkheidsvereiste nader bekeken (de arresten Infopaq, BSA, Premier league, Painer en Football Dataco) door Frank Gotzen, Prof. Em. KULeuven; Directeur CIR; Directeur ManaMa Intellectuele Rechten HUB
10.00 Bases de données et programmes d’ordinateur : objets complexes et règles particulières (les arrêts BSA, SAS Institute, UsedSoft et Football DataCo) par Benoit Michaux, avocat
10.30 Q&A - Koffiepauze / Pause –café

Les droits d’exploitation/ De vermogensrechten
11.00 Le droit de communication au public : vers une approche économique des limites du droit exclusif? (les arrêts Premier League, Airfield, Circul Globus, SCF, Phonographic Performance et BSA) par Alain Strowel, Prof. FUSL/UCL, Ulg, HUB, avocat
11.30 Het beschermingsregime voor audiovisuele werken (de arresten Luksan en DR-TV2 Danmark) door Herman Croux
11.45 De cumulatie van auteurs- en modellenrecht (het arrest Flos) door Hendrik Vanhees, Prof. U.Antwerpen en U.Gent
12.00 Q&A - Lunch

Les exceptions / De uitzonderingen
14.00 De uitzonderingen op de vermogensrechten en het recht op billijke compensatie (de arresten Padawan, Thuiskopie en Vewa) door Marie-Christine Janssens, Prof. KULeuven / HUB
14.30 De uitzondering voor de tijdelijke reproductiehandelingen (de arresten Infopaq I en II en Premier League) door Sari Depreeuw, post-doctoraal onderzoekster VUB, advocaat
15.00 Q&A - Koffiepauze / Pause –café

La lutte contre les atteintes / De strijd tegen inbreuken
15.30 La protection de la vie privée et le rôle des intermédiaires dans la lutte contre les atteintes au droit d'auteur (les arrêts Scarlet, Netlog et Bonnier) par Séverine Dusollier, Prof. Université de Namur, Directrice du CRIDS
16.00 The Approach of the ECJ to the Interpretation of the Copyright Acquis: Are There Any Limits to Judicial Harmonization of Copyright? by Lionel Bently, Prof. University of Cambridge and barrister
16.30 Q&A
17.00 Afsluiting van de studiedag / Clôture de la journée d’étude door Fabienne Brison, Voorzitter BVA/Président ABA