Doorgifte persoonsgegevens na Schrems II-uitspraak
De European Data Protection Board (EDPB) heeft aanbevelingen opgesteld voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, schrijft de Autoriteit Persoonsgegevens op haar website. 'Dat zijn landen waar persoonsgegevens minder goed beschermd zijn dan in de EU. De EDPB wil het bedrijfsleven hiermee meer duidelijkheid geven, nadat het Europese Hof van Justitie het EU-VS Privacy Shield ongeldig verklaarde.'
Lees verder.
Aanmelden voor Merken- Modellen- en Auteursrecht nog mogelijk
Zet laptop en lunch klaar, en schuif komende woensdag 18 november aan voor de online Jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht! Tobias Cohen Jehoram, Charles Gielen en Joris van Manen praten u bij met een compleet overzicht van actuele ontwikkelingen. Zo bent u in een korte tijd weer volledig op de hoogte van recente en relevante rechtspraak!
Voorbeelden van te behandelen uitspraken:
Merkenrecht
• Bundesgerichthof 23 juli 2020, IEF 19342, IEFbe 3111; 093/2020 (Ritter Sport tegen Milka)
• HvJ EU 18 juni 2020, IEF 19284, IEFbe 3089; ECLI:EU:C:2020:489 (Primart tegen EUIPO)
• BenGH 15 juni 2020, IEF 19264, IEF 3087; C 2019/5/6 (SPORTS DIRECT)
Uitleg artikel 8 lid 3 Uniemerkenverordening
HvJ EU 11 november 2020, IEF 19572, IEFbe 3147; ECLI:EU:C:2020:902 (EUIPO tegen John Mills) Merkenrecht. Het EUIPO komt in beroep tegen het arrest van het Gerecht EU [IEF 18095], waarin werd geoordeeld dat de conflicterende tekens niet gelijk zijn. Het HvJ EU doet de zaak zelf af. Geoordeeld wordt dat de Kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat John Mills moest worden beschouwd als ‘gemachtigde’ van de houder van het oudere merk in de zin van artikel 8 lid 3 Verordening 207/2009. Daarnaast is anders dan het Gerecht oordeelde, artikel 8 lid 3 van toepassing zowel wanneer het aangevraagde merk gelijk is aan het oudere merk, als wanneer het daarmee overeenstemt. Bovendien bestaat de specifieke voorwaarde voor de door deze bepaling gewaarborgde bescherming erin, dat de inschrijvingsaanvraag is gebeurd door een gemachtigde of vertegenwoordiger op eigen naam, zonder toestemming van de houder. Bijgevolg wordt de overeenstemming niet beoordeeld op basis van het bestaan van verwarringsgevaar. Het bestreden arrest wordt vernietigd en het beroep ingesteld door John Mills tegen de beslissing van de eerste Kamer van beroep wordt verworpen.
Uitspraak ingezonden door Paul Geerts, RUG.
Bewijs normaal gebruik bij zelfstandige subcategorie
HvJ EU 16 juli 2020, IEF 19571, IEFbe 3146; ECLI:EU:C:2020:573 (ACTC tegen EUIPO en Taiga) Merkenrecht. ACTC heeft inschrijving aangevraagd voor het woordteken ‘TIGHA’ voor een groot aantal kledingstukken. Taiga heeft oppositie ingesteld op grond van haar oudere Uniewoordmerk ‘TAIGA’ voor eveneens kledingstukken. Volgens de Kamer van beroep maakte Taiga normaal gebruik van haar woordmerk en was er sprake van verwarringsgevaar door het aangevraagde merk. Het Gerecht EU heeft het beroep van ACTC verworpen. Het HvJ EU overweegt dat de consument die een waar of dienst wenst te kopen van een categorie die bijzonder nauwkeurig en afgebakend is omschreven, waarbinnen geen belangrijke onderverdeling kan worden gemaakt, alle waren of diensten van deze categorie zal associëren met het oudere merk, zodat dit merk zijn wezenlijke functie zal vervullen. In die omstandigheden volstaat het dat de houder van het oudere merk bewijst dat dit merk normaal gebruikt is voor een deel van de waren of diensten van deze homogene categorie. Indien er echter sprake is van een ruime categorie die kan worden onderverdeeld in verschillende zelfstandige subcategorieën, moet de houder van het oudere merk het normaal gebruik bewijzen voor elk van de zelfstandige subcategorieën. De hogere voorziening wordt verworpen. Een deel van de onderdelen wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat ACTC een nieuwe beoordeling van de feiten wenst, dan wel niet aangeeft welk punt van het bestreden arrest zij betwist. Voor het overige is de hogere voorziening ongegrond.
Bart Postmus voegt zich bij octrooigemachtigden De Vries en Metman
Sinds kort is dr. ir. Bart Postmus werkzaam bij De Vries & Metman. Bart is Nederlands en Europees octrooigemachtigde met een achtergrond in de fysische chemie en technische natuurkunde. Als octrooigemachtigde heeft Bart een brede ervaring. Zo heeft hij gewerkt aan verschillende soorten uitvindingen — die strekken babyvoeding tot kunstgrasvelden — en klanten vertegenwoordigd voor alle divisies van het Europees octrooibureau. Voordat Bart bij De Vries & Metman in dienst trad, werkte hij bij een groot Nederlands octrooibureau en daarvoor werkte hij als product development manager voor detergenten bij Unilever R&D.
Identieke handelsnaam A+ Care is verwarringwekkend
Vzr. Rechtbank Den Haag 6 november 2020, IEF 19569; ECLI:NL:RBDHA:2020:11147 (A+ Care tegen A+ Care bv) Kort geding. Eiser A+ Care is een eenmanszaak in lokaal welzijnswerk en jeugdzorg. A+ Care staat sinds 16 oktober 2017 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en drijft haar onderneming onder de handelsnaam ‘A+ Care’. Verweerder A+ Care BV staat sinds 12 april 2018 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven en levert medische specialistische zorg in de thuissituatie. A+ Care BV gebruikte de handelsnaam ‘A+ Care’. De identieke handelsnaam A+Care is verwarringwekkend gezien de verwante aard van de ondernemingen en de overlap in publiek en regio. Ook tussen de handelsnamen ‘A+ Specialistische Zorg aan Huis’ en A+ Care bestaat gevaar voor verwarring, gelet op het in aanmerking te nemen publiek, de aard en de plaats van de ondernemingen. Voor de nieuwe handelsnaam ‘A+ SZH’ ligt dat anders. In die handelsnaam is A+ weliswaar het eerste element, zodat dat in het oog springt, maar niet meer het enige niet-beschrijvende element.
Artikel ingezonden door Erwin Angad-Gaur, voorzitter Platform Makers.
Auteursrechtwetgeving in beweging
Maandag 9 november vond in de Tweede Kamer een belangrijk wetgevingsoverleg van de Vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid plaats. Op de agenda stonden primair twee essentiële wetsvoorstellen: de implementatie van de nieuwe Auteursrecht Richtlijn en een aanscherping van de Wet Toezicht op Collectief Beheersorganisaties. Daarnaast werd onlangs het onafhankelijk evaluatieonderzoek naar het Auteurscontractenrecht gepubliceerd. Een reactie van de regering volgt binnen enkele weken.
Erwin Angad-Gaur, voorzitter van Platform Makers: “Voor makers, maar ook voor exploitanten, producenten en uitgevers, zijn dit belangrijke wetgevingstrajecten. In eerste aanleg vooral de nieuwe Auteursrecht Richtlijn. Zeker in deze economisch zware tijden is van belang dat die verbeteringen zo snel mogelijk worden doorgevoerd. Een grote meerderheid van de Tweede Kamer steunt spoedige invoering, dat is goed nieuws.”
Primair besluit over verleende vergunning voor parallelhandel herleeft
College van Beroep voor het bedrijfsleven 10 november 2020, IEF 19565, LS&R 1877; ECLI:NL:CBB:2020:801 (Vaselife en Chrysal tegen Ctgb) Parallelimport gewasbeschermingsmiddel. Uitspraak na beantwoording prejudiciële vragen [IEF 18859]. Het College is van oordeel dat Chrysal in bezwaar noch in beroep is geslaagd in het door haar (in bezwaar) te leveren bewijs dat, zoals zij stelt, de in geding zijnde middelen niet identiek zijn als bedoeld in artikel 52, derde lid, van Verordening 1107/2009, zoals nader uitgelegd door het Hof in overweging 56 van het arrest. Het College verbindt mede aan de terughoudendheid van Chrysal om meer openheid van zaken te geven de gevolgtrekking dat Chrysal dit bewijs niet kan leveren. In het belang van een definitieve beslechting van het geschil voorziet het College Chrysal daarom zelf in de zaak. Het beroep is gegrond. Het primaire besluit, waarbij verweerder de aan Vaselife verleende vergunning voor parallelhandel voor het middel Vaselife Universal Bulb PHT heeft verlengd tot 1 december 2025, herleeft.
Auteursrecht foto's geschonden
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 3 juni 2020, IEF 19564; ECLI:NL:RBMNE:2020:2050 (Auteursrecht foto's) Kort geding. Eiser is fotograaf en digitaal kunstenaar. Gedaagde houdt zich bezig met de verkoop van afbeeldingen via haar website en het maken van fototechnische producten. Gedaagde heeft op haar website afbeeldingen van werken van eiser aangeboden, zonder zijn toestemming en onder een andere naam. Gedaagde erkent dat ze door het plaatsen van de afbeeldingen de auteursrechten van eiser heeft geschonden. Gedaagde is daarvoor als websitehouder in beginsel aansprakelijk, ondanks haar verweer dat zij ten tijde van plaatsing op de website niet op de hoogte was van de auteursrechten van eiser. Gedaagde wordt onder meer bevolen een rectificatie op haar website te plaatsen; een registeraccountant dient een gecertificeerde schriftelijke verklaring op te stellen van het totale aantal verhandelde prints van werken van eiser.