Nieuwe serie sfeerhaarden maakt eveneens inbreuk op octrooi
Vzr. Rechtbank Den Haag 14 november 2017, IEF 17286; ECLI:NL:RBDHA:2017:13109 (Basic Holdings tegen Ruby Decor II). Octrooirecht. Basic Holdings (BH) houdt zich bezig met de ontwikkeling van sfeerhaarden en is houdster van Europees octrooi EP 2 029 941 B1 (EP 941). Ruby Decor houdt zich onder andere bezig met de verhandeling van diverse typen sfeerhaarden. In een eerdere procedure heeft de kortgedingrechter geoordeeld dat Ruby Decor inbreuk maakt op EP 941 met de sfeerhaard 'Mystic Fire' [IEF 15931]. Dit vonnis is door het Hof bekrachtigt [IEF 17049]. In 2017 is Ruby Decor begonnen met de verhandeling van sfeerhaarden in de '16-/17-serie'. BH stelt dat ook deze sfeerhaarden inbreuk maken op EP 941. Deze nieuwe sfeerhaarden maken inderdaad inbreuk op EP 941. De uitvoeringsvorm gekozen door Ruby Decor verwezenlijkt de uitvindingsgedachte. Er is geen sprake van uitbreiding van de beschermingsomvang als de claim wordt gelezen als 'opening' in plaats van 'openingen'. De proceskosten die BH vordert lijken buitensporig, ze worden ambtshalve gematigd.
Bijdrage ingezonden door Menno Heerma van Voss, KEENON.
Menno Heerma van Voss - Geen enkele reden (meer) om concurrenten een beroep op artikelen 6:193a-j BW te ontzeggen
M.J. Heerman van Voss, 'Geen enkele reden (meer) om concurrenten een beroep op artikelen 6:193a-j BW te ontzeggen', eerder gepubliceerd in IER 2017, nr. 23, RB 3033.
1. Inleiding Het komt nog steeds voor dat ondernemingen als eiser geen beroep doen op de oneerlijke handelspraktijk (OHP)-wetgeving of bot vangen als zij daarop een (rechtstreeks) beroep doen.
In het afgelopen anderhalf jaar zijn er negen procedures geweest. In vier daarvan werd een beroep van de eisende concurrent op artikel 6:193a-j BW afgewezen. Daarbij is eenmaal het (subsidiaire) beroep op artikel 6:194 BW inzake misleidende reclame toegewezen. In een van deze negen is er geen beroep op gedaan en is het niet ambtshalve toegepast. Het beroep op de OHP-bepalingen is slechts viermaal gehonoreerd, waarvan slechts een keer rechtstreeks en drie keer indirect via artikel 6:162 BW.
Beslissing ingezonden door Mirjam Mollema, De Merkplaats.
EUIPO: Portretmerk van model Maartje Verhoef is geldig
EUIPO Board of Appeal 16 november 2017, IEF 17285; IEFbe 2407; R-2063/2016-4 (Maartje Verhoef-portretmerk) Merkenrecht. Portretmerk. Maartje Verhoef heeft haar portret als beeldmerk ingeschreven. Het bureau weigert het merk omdat het gedeeltelijk beschrijvend is. Er kan juist wel van uitgegaan worden dat het doelpubliek het fotografische teken van de jonge vrouw als identificatiemiddel van de herkomst van de waren en diensten zal opvatten. De foto van het gezicht van een persoon, in de vorm van een pasfoto, is een unieke weergave van deze persoon, met diens specifieke uiterlijke kenmerken. Er is geen absolute weigeringsgrond. De bestreden weigeringsbeslissing wordt opgeheven, het merk wordt aldus ingeschreven.
Vragen aan HvJEU over proceskostenverdeling wanneer vorderingen slechts ten dele worden toegewezen
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 11 september 2017, IEF 17284; IEFbe 2405; C-554/17 (Société du Journal L’Est Républicain). Auteursrechten. Proceskosten. Via MinBuZa: Verzoekster heeft begin 2012 een persoon gefilmd tijdens een bungeejump vanaf een brug. Het koord is gebroken en de persoon is in het water gestort. De door verzoekster gemaakte film van dit voorval kon worden opgeroepen via de website van verweerder (de Société du Journal L’Est Républicain). Verzoekster heeft betoogd dat op die website ook een stilstaand beeld uit haar film te zien is geweest. Verzoekster heeft betoogd dat de film en het beeld beschermd zijn krachtens het auteursrecht en dat verweerder, door ze openbaar te maken, inbreuk heeft gemaakt op haar uitsluitende recht om over de film en het beeld te beschikken. Verzoekster heeft bij de rechter in eerste aanleg verzocht om verweerder te veroordelen tot betaling van schadevergoedingen en de proceskosten van verzoekster. Verweerder heeft de vordering van verzoekster bestreden en gevorderd dat zij wordt veroordeeld in haar kosten. De rechter in eerste aanleg heeft verzoekster schadeloosstelling toegekend voor een totaalbedrag van €1.101,-. Verzoekster ging hiertegen in hoger beroep en vorderde wederom de door haar in eerste aanleg gemaakte proceskosten. Tot staving van haar hoger beroep heeft verzoekster aangevoerd dat haar vorderingen in eerste aanleg op alle punten zijn toegewezen en dat zij slechts op ondergeschikte punten in het ongelijk is gesteld. Verweerder heeft tegen het hoger beroep verweer gevoerd en daartoe dezelfde argumenten aangevoerd als in eerste aanleg.
Label op de coin pocket van een jeans heeft beperkt onderscheidend vermogen
Rechtbank Den Haag 16 november 2017, IEF 17283; ECLI:NL:RBDHA:2017:13293 (Diesel tegen Calvin Klein). Auteursrecht. Merkenrecht. Diesel maakt onder andere jeans volgens het 5-pocketmodel. Het vijfde zakje, ook wel de coin pocket genoemd, heeft bij Diesel een label in een diagonale richting, waarvoor een Benelux beeldmerk heeft. Verschillende andere fabrikanten, waaronder Calvin Klein (CK), hebben broeken op de markt (gebracht) met een coin pocket met daarop een label. De coin pocket is echter een gebruikelijke plaats voor een decoratie of merkteken. Het onderscheidend vermogen is aldus beperkt en is bij Diesel met name gelegen in de diagonale richting van het label. In het label van CK mist de diagonale richting, dus onvoldoende overeenstemming met het merk van Diesel. Ook auteursrechtelijk gezien zijn de totaalindrukken voldoende verschillend.
Weggooien van kunstwerk in bruikleen van vergankelijk materiaal levert niet al te veel schadevergoeding meer op
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 juni 2017, IEF 17268; ECLI:NL:RBZWB:2017:5561 (Motel Brabant) Persoonlijkheidsrecht. Vernietiging van werk. Contractenrecht. Op verzoek van eiser heeft Motel Brabant vanaf 16 juli 2009 het door hem vervaardigd kunstwerk tentoongesteld in een voor het publiek toegankelijke ruimte; het was een houtskelet waarover papier-maché was aangebracht. In 2012 stond het kunstwerk in een hok, omdat het in de weg stond en weggegooid zou worden. Eiser gaf toen aan dat hij nog zou laten weten of hij het kunstwerk al dan niet op zou komen halen. Toen in 2014 nog geen reactie van hem was, is het kunstwerk weggegooid. Het enkele tijdsverloop is onvoldoende voor Motel Brabant om er gerechtvaardigd op te mogen vertrouwen dat de wil erop was gericht de eigendom van het kunstwerk prijs te geven. In plaats van het gevorderde €37.800, wordt slechts €250 aan schadevergoeding toegewezen.
Het publiek zal denken dat gedaagde een nevenvestiging is van grote landelijk bekende onderneming
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 3 november 2017, IEF 17280; ECLI:NL:RBMNE:2017:5481 (Brothers Evenementen tegen Brothers Weert). Handelsnaamrecht. Het woord "brothers" is de Engelse vertaling van "broers" welke verwijst naar de oprichters van beide horeca-ondernemingen. Het Engels woord is niet beschrijvend voor de horeca en disco-optredens. De handelsnamen zijn gelijk en het werkgebied overlapt. Ondanks dat eiseres een mega-evenementenorganisatie is en gedaagde slechts een café exploiteert met een feestzaal, is er sprake van gelijke aard van ondernemingen. Het publiek zal denken dat gedaagde een nevenvestiging is van eiseres, en in zoverre de ondernemingen met elkaar verwarren. Staking bevolen.
Uitspraak ingezonden door Charlotte Meindersma, Charlotte's Law
Fotograaf stuurt foto's voor privégebruik, dat is geen toestemming voor plaatsing op pagina's van politieke partij
Ktr. Rechtbank Den Haag 13 november 2017, IEF 17279 (Fotograaf tegen Vereniging Liberté Egalité Fraternité c.s.). Auteursrecht. Fotograaf heeft in opdracht van Stichting Folia Civitatis (Folia) portretfoto's van P. gemaakt, waarvan enkele foto's bedoeld waren om gepubliceerd te worden bij een artikel in Folia. De foto's zijn ook aan P. toegezonden, bestemd voor privé-gebruik. De foto's zijn op de website en facebookpagina van de Vereniging Liberté Egalité Fraternité (LEF) gebruikt zonder naamsvermelding van de fotograaf. Met de toezending van de foto's aan P. heeft de fotograaf geen toestemming gegeven voor verveelvoudiging en openbaar making. Dat P. met Folia een overeenkomst zou hebben voor het vrije gebruik van de foto's uit de Folia kan niet worden tegengeworpen tegen de fotograaf, nu Folia is niet de rechthebbende is. In reconventie vordert P. een vergoeding van de fotograaf voor zijn medewerking aan de portretfoto's. De foto's zijn echter gemaakt in opdracht van Folia, dus dient P. zich te richten tot Folia voor een vergoeding. De fotograaf vordert met succes €2.100 en haakt aan bij de voorwaarden van Vereniging Dutch Photographers. Weliswaar zijn deze niet van toepassing, maar zijn wel een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt voor schadebegroting.
Abusievelijke publicatie ritgegevens zorgvervoerder door gemeenten is openbaring bedrijfsgeheimen
Rechtbank Noord-Holland 6 september 2017, IEF 17278; IT&R 2411; ECLI:NL:RBNHO:2017:7337 (Zorgvervoercentrale Nederland c.s. tegen Gemeenten). Databankenrecht, geen inbreuk. Privacy. Onrechtmatige daad. Verschillende gemeenten hebben in 2015 via TenderNed een openbare aanbesteding georganiseerd voor zorgvervoer. Zorgvervoercentrale Nederland (ZCN) was de huidige vervoerder. Gemeenten hebben een van ZCN ontvangen Excel-bestand met gegevens over gefactureerde ritten gepubliceerd als bijlage bij de aanbesteding. Vanwege geheime informatie in het bestand heeft ZCN verzocht tot verwijdering, wat 5 dagen na publicatie is gebeurd. Als gevolg van het gebeurde is de aanbesteding ingetrokken. Hoewel de gegevens in het bestand afkomstig zijn uit een databank van ZCN, is er geen sprake is van het opvragen of hergebruiken van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank van ZCN. De gemeenten hebben wel de zorgvuldigheidsnorm overschreden, nu door de publicatie van het bestand geheime bedrijfsinformatie verspreidt is. Het publiceren van de persoonsgegevens zoals die in het bestand stonden, is niet onrechtmatig jegens ZCN. Het is niet ondenkbaar dat ZCN schade heeft geleden, welke bepaald zal worden in een schadestaatprocedure.
Uitspraak ingezonden door Nathalie Noesen, TaylorWessing.
Blijk geven van professioneel gebruik bij toestaan van behangdessin door fotograaf, is geen afstand doen van recht
Rechtbank Den Haag 15 november 2017, IEF 17281; ECLI:NL:RBDHA:2017:13386 (Cashman tegen Marc Cain GmbH). Modellenrecht. Auteursrecht. Schadeberekening. Cashman ontwerpt bloemendessins voor papier- en kledingsindustrie, waaronder het behang Dark Floral II. Fotograaf voor de reclamecampagne van Marc Cain heeft behang gekocht en verzocht om een factuur, in reactie daarop is geantwoord dat Cashman uitkijkt naar het gebruik van het behangdessin 'in any of your work'. Op de kaft van de catalogus, op foto's, in de tv-commercial en op Facebook en de website is het dessin terug te zien. Partijen onderhandelen en Marc Cain heeft bij elke afbeelding een link naar de ontwerpster geplaatst. Dat het behangdessin aansluit bij een klassiek motief dat reeds door schilders in de Gouden Eeuw werden gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel dat er geen auteursrecht op zou gelden. Uit de mail blijkt dat Cashman rekening hield met gebruik voor professionele doeleinden, maar niet wat de aard en omvang daarvan zou zijn, laat staan dat zij daarmee afstand deed van enig door haar in te roepen recht. Over betaling van vergoeding is geen akkoord bereikt. Van de 207 winkel wereldwijd zijn er 11 winkels (5,3%) in Nederland. Over een bedrag van €35.000 dat gevraagd zou worden voor de gehele reclamecampagne is dat €1.860,00. En wegens het ontbreken van de naamsvermelding gedurende een periode: €650 euro, in totaal €2.510,00.