IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 11479

NEN-normen niet vrij van auteursrecht

HR 22 juni 2012, LJN BW0393 (Knooble tegen Staat der Nederlanden)

Uitspraak mede ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken Droogleever Fortuijn, en Vivien Rörsch en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

In navolging van de NEN-normenserie. Uit't persbericht: De door het Nederlands Normalisatieinstituut tot stand gebrachte NEN-normen zijn geen door de overheid uitgevaardigde algemeen verbindende voorschriften en zijn daarom niet vrij van auteursrecht.

Achtergrond
Knooble B.V. stelt via haar website informatie beschikbaar die van nut is voor het voorbereiden en uitvoeren van bouwprojecten. Het Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI), een particuliere stichting, brengt ten behoeve van de normalisatie normen tot stand, zogenoemde NEN-normen, onder meer op het terrein van de bouw. Het Bouwbesluit, dat op de Woningwet berust en bouwvoorschriften bevat, verwijst op veel plaatsen naar die NEN-normen. De NEN-normen voor de bouw kunnen worden ingezien op het kantoor van het NNI en zij kunnen ook tegen betaling bij het NNI worden verkregen. Knooble vindt echter dat die NEN-normen haar gratis of tegen een redelijke vergoeding ter beschikking moeten worden gesteld. Het NNI weigert dat omdat zij vindt dat zij het auteursrecht heeft op deze NEN-normen. Knooble meent dat geen auteursrecht rust op de NEN-normen voor de bouw omdat zij deel uitmaken van de Woningwet en het Bouwbesluit doordat de voorschriften daarvan naar die normen verwijzen. Daarvoor doet Knooble een beroep op artikel 11 van de Auteurswet dat bepaalt dat geen auteursrecht bestaat op door de overheid uitgevaardigde wetten, besluiten en verordeningen (dat zijn algemeen verbindende voorschriften in de zin van artikel 89 lid 4 van de Grondwet).

De procedure bij het hof
De rechtbank was van oordeel dat de NEN-normen niet algemeen verbindend zijn omdat zij niet op de door de wet voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Daarom rust volgens de rechtbank auteursrecht op de normen. Het hof vond dat de NEN-normen weliswaar door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit publiekrechtelijk algemeen geldende normen zijn, maar geen algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet, omdat ze niet zijn uitgevaardigd door de regelgevende overheid maar door een private organisatie. Verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar deze normen maakt dat niet anders.

De procedure bij de Hoge Raad
Knooble heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld bij de Hoge Raad (advocaat mr. M.E. Gelpke in Den Haag). De Staat en het NNI hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep (advocaten mrs. M.W. Scheltema en S.M. Kingma in Den Haag voor de Staat en mr. P.A. Ruig in Den Haag voor het NNI).

Op 30 maart 2012 heeft de advocaat-generaal mr. F.F. Langemeijer de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof Den Haag in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad volgt dit advies. Hij oordeelt dat het NNI niet bevoegd is om algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet uit te vaardigen. Die bevoegdheid krijgt het NNI ook niet door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar de NEN-normen. Deze normen kunnen daarom niet worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 11 van de Auteurswet. De NEN-normen zijn dan ook niet op grond van dat artikel vrij van auteursrechten.
De Raad van State oordeelde op 2 februari 2011 eveneens dat NEN-normen geen algemeen verbindende voorschriften zijn (LJN BP2750).

Citaten

3.10 De door het onderdeel, alsmede door onderdeel 2, gehuldigde opvatting dat op grond van art. 11 Auteurswet geen auteursrecht rust op de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit wordt verwezen, is onjuist. Zoals hiervoor in 3.8 is overwogen, zijn die normen niet afkomstig van de openbare macht en kunnen die niet worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet of de Bekendmakingswet. Zij kunnen daarom niet gelden als "door de openbare macht uitgevaardigd" als in art. 11 Auteurswet bedoeld.

3.14 NNI heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten op de voet van art. 1019h Rv., omdat zij, naar de kern genomen, verweer voert ter handhaving van haar intellectuele eigendomsrechten. Die, door Knooble betwiste, aanspraak is gegrond, nu NNI, die op het standpunt staat dat zij auteursrechthebbende is ten aanzien van de NEN-normen, in cassatie verweer heeft gevoerd teneinde te voorkomen dat op vordering van Knooble voor recht zal worden verklaard dat de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit of de Regeling Bouwbesluit wordt verwezen, vrij zijn van auteursrechten.
Knooble heeft tevens betoogd dat, zo art. 1019h in dit geding al toepassing kan vinden, NNI heeft nagelaten duidelijk te maken welk deel van de door haar opgevoerde kosten betrekking heeft op de auteursrechtelijke aspecten van de zaak. Dit betoog, dat kennelijk ertoe strekt dat zij slechts in een deel van de kosten van NNI op de voet van art. 1019h zou behoren te worden veroordeeld, mist doel omdat de op art. 89 lid 4 Grondwet en art. 3 en 4 Bekendmakingswet betrekking hebbende geschilpunten bepalend zijn voor de uitkomst van het auteursrechtelijke geschilpunt (zie hiervoor onder 3.10).

3.15 NNI acht een bedrag aan proceskosten van € 60.000,-- redelijk en evenredig. Knooble heeft het door NNI gespecificeerde bedrag niet gemotiveerd bestreden, zodat de aan de zijde van NNI gevallen proceskosten als hierna te melden zullen worden toegewezen.

 

IEF 11478

Betalingsregeling kan niet worden ingewilligd

Kantonrechter Breda, locatie Tilburg 16 mei 2012, zaaknr. CV EXPL 11-11133 (Cozzmoss B.V. tegen gedaagde)

In de Cozzmoss-serie. Auteursrecht. Integraal overnemen van artikelen op website. Openbaarmaking.

Gedaagde, tevens handelende onder de namen Bureau Mediaplant, Kookstudiosterren.nl en NKC Nederlandse Kookstudio Classificatie, heeft een eenmanszaak en is actief op het gebied van webportals, uitgeverijen en marketing. Gedaagde heeft zonder toestemming artikelen van De Volkskrant, Trouw en Wegener op zijn website geplaatst.

De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een openbaarmaking door gedaagde en dus sprake van een auteursrechtinbreuk. Het feit dat gedaagde de bronnen heeft vermeld doet hieraan niets af. De kantonrechter wijst de gevorderde schadevergoeding ad €1153,32 toe. Het verzoek van gedaagde om een betalingsregeling in het vonnis op te nemen, kan niet worden ingewilligd. Het is aan partijen zelf om dit overeen te komen. De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot het betalen van schadevergoeding met een verhoging van 100% en proceskosten.

3.2 Cozzmoss stelt dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van De Volkskrant, Trouw en Wegener, door zonder hun toestemming, op zijn website artikelen van De Volkskrant, Trouw en Wegener te openbaren, althans een ongeoorloofde verveelvoudiging daarvan. De betreffende auteursrechtelijk beschermde arikelen zijn integraal overgenomen, zodat er geen sprake is van een eigen oorspronkelijke schepping. Cozzmoss stelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade (verlies aan exclusiviteit van de auteursrechten en vermindering van exploitatiemogelijkheden) die De Volkskrant, Trouw en Wegener lijden door het inbreukmakend en onrechtmatig handelen. De gevorderde schadevergoeding is gebaseerd op het door De Volkskrant, Trouw en Wegener gehanteerde tarieven voor hergebruik. Op basis van het door Trouw en Wegener gehanteerde tarief van € 0,36 per woord en het door De Volkskrant gehanteerd tarief van € 0,37 per woord is de 'economische waarde' van de betreffende artikelen berekend. Primair stelt Cozzmoss dat de schadevergoeding factor 2 van de 'economische waarde' van de artikelen bedraagt, zijnde € 1.153,32. Deze schadevergoedingsberekening sluit aan en valt binnen hetgeen gebruikelijk is in de branche, aldus Cozzmoss. Subsidiair wordt een schadevergoeding, gebaseerd op de 'economische waarde' van € 576,66 gevorderd. Cozzmoss vordert daarnaast administratiekosten ad € 210,00.

3.4 Uit de inhoud van de betreffende artikelen blijkt genoegzaam dat deze een eigen oorspronkelijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen, en daarom auteursrechtelijk zijn beschermd. Op grond van artikel 1 van de Auteurswet hebben De Volkskrant, Trouw en Wegener dan ook het uitsluitend recht om deze artikelen openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel niet zonder voorafgaande toestemming van De Volkskrant, Trouw en Wegener. Als niet weersproken kan worden vastgesteld dat de betreffende artikelen integraal zonder toestemming op de webpagina www.kookstudiogids.nl zijn geplaatst. Dit plaatsen is aan te merken als openbaren en levert dan ook inbreuk op door Bogaard op de aan De Volkskrant, Trouw en Wegener toebehorende auteursrechten.

3.5 Dat gedaagde de bronnen heeft vermeld doet hier niet aan af nu gesteld noch gebleken is dat de webpagina www.kookstudiogids.nl kan worden aangemerkt als een medium dat eenzelfde functie vervult als een dag-, nieuws-, of weekblad, tijdschrift, radio of televisieprogramma in de zin van artikel 15 Auteurswet. Het is gedaagde dus reeds daarom -ondanks bronvermelding- niet toegestaan om de betreffende artikelen zonder toestemming over te nemen.

3.6 Cozzmoss heeft voldoende feiten gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat De Volkskrant, Trouw en Wegener als gevolg van de inbreuk schade hebben geleden. De kantonrechter stelt vast dat De Volkskrant, Trouw en Wegener de vergoeding voor de economische waarde zijn misgelopen, die zij hadden kunnen vragen als toestemming was gevraagd. Voorts dient geoordeeld te worden dat sprake is van verlies aan exclusiviteit en vermindering van exploitatiemogelijkheden. Deze schade kan niet exact worden vastgesteld en moet dus worden geschat. De kantonrechter acht een verhoging van de economische waarde met 100% gerechtvaardigd. Dat de website van Bogaard 3.000 bezoekers per maand heeft, doet hier niet aan af. Het primair gevorderde bedrag van € 1.153,32 als schadevergoeding komt de kantonrechter dan ook redelijk voor.

3.8 Het verzoek van gedaagde om een betalingsregeling in het vonnis op te nemen kan niet worden ingewilligd. Het is aan partijen om in onderling overleg een eventuele betalingsregeling overeen te komen. De wet biedt geen mogelijkheid zodanige betalingsregeling dwingend aan partijen op te leggen.

IEF 11477

Onderbewindstelling van Gemeenschapsmerken- en modellen

Beschikking Rechtbank 's-Gravenhage 21 juni 2012, zaaknr. 1136481/12-80277 (Trends2Com BVBA tegen Playgo Ltd.)

Beschikking ingezonden door Paul Mazel, Trip advocaten.

In de Playgo-Trends2Com-serie. Beschikking op een verzoek tot het treffen van een beheersregeling met onderbewindstelling van Gemeenschapsmerken- en modellen.

De kantonrechter acht zich bevoegd, ondanks dat geen van beide partijen in Nederland woonplaats hebben, maar voor de Nederlandse rechter reeds een proces aanhangig is. Voor de toepassing van 3:168 BW is vereist dat partijen deelgenoten zijn, dit heeft de Rechtbank 's-Gravenhage reeds bepaald (IEF 10707).

De kantonrechter wijst het primaire verzoek af om Trends2Com bij uitsluiting bevoegd te verklaren om namens de gemeenschap op te nemen. Zij wijst het subsidiair gevorderde toe en stelt een bewindvoerder aan voor wiens kosten beiden de helft dragen. De kantonrechter veroordeelt Playgo in de kosten van deze verzoekschriftprocedure op grond van 1019 Rv geschat op €6.000. Trends2Com is niet bevoegd zelfstandig appel in te stellen tegen het vonnis van 14 december 2011.

4.2. Uitgaande van het deelgenootschap, staat vast dat een overeenkomst tot regeling van het genot, gebruik en beheer van het gemeenschapelijke ontbreekt. Een regeling is nodig ter voorkoming van handelingen van de ene partij zonder toestemming van de ander. Voor toewijzing van de primaire verzoeken van Trens2Com dat zij bij uitsluiting bevoegd zal zijn ziet de kantonrechter geen reden, aangezien uitgangspunt is dat zij niet alleen eigenaar is. De kantonrechter zal derhalve het subsidiaire verzoek toewijzen en de door partijen gezamenlijk voorgestelde persoon mr. (...) te 's-Hertogenbosch, als bewindvoerder benoemen. Indien zijn benoeming niet mogelijk blijkt, dan kan mr. (...) te Amsterdam worden benoemd als bewindvoerder. Het spreekt voor zich dat partijen de aan de werkzaamheden van de bewindvoerder verbonden kosten ieder bij helfte dragen.

4.3. Trends2Com verzoekt voorts te bepalen dat zij bevoegd is om zelfstandig appel in te stellen tegen het vonnis van 14 december 2012 [red. bedoeld: 2011]. Aangezien dit appel reeds door beide partijen is ingesteld, ontbreekt het belang van Trends2Com hiertoe. Indien Playgo stelt dat Trens2Com niet bevoegd was om zelfstandig appel in te stellen, zal het hof daarover oordelen. Dit verzoek zal de kantonrechter derhalve afwijzen.

IEF 11474

Dat linken altijd zou mogen is niet relevant

Kantonrechter Breda 29 juni 2011, zaaknr. CV 10-11153 (Cozzmoss BV tegen Richards BV)

Uitspraak ingezonden door Maarten Rijks, BANNING advocaten.

In de Cozzmoss-serie. Auteursrecht. Integraal overnemen van artikelen op website. Openbaarmaking.

Richards houdt zich bezig met financiële dienstverlening en is houder van de domeinnaam www.richardsonline.nl. Zij heeft op deze website zonder toestemming diverse artikelen van de Volkskrant en NRC integraal en ongewijzigd overgenomen. Cozzmoss heeft Richards gesommeerd tot betaling van de geleden schade, zonder resultaat.

De kantonrechter concludeert dat de artikelen auteursrechtelijk zijn beschermd en dat Richards inbreuk heeft gemaakt op deze rechten, aangezien hij niet de benodigde toestemming voor openbaarmaking heeft verkregen. Als reactie op het verweer van Richards stelt de kantonrechter vast dat de website van Richards niet valt onder de uitzonderingsregel van art. 15 Aw. De kantonrechter oordeelt dat de vordering ter zake inbreuk op persoonlijkheidsrechten niet zal worden toegewezen, nu die is betwist en zij geen onderwerp van debat zijn geweest. Met betrekking tot de schade oordeelt de kantonrechter dat de stelling van Richards dat linken altijd zou mogen niet relevant is, Richards heeft immers niet gelinkt maar gehele artikelen volledig overgenomen. Dit levert schade op voor de Volkskrant en NRC.

De kantonrechter veroordeelt Richards de auteursrechtinbreuk te staken, tot betalen van schadevergoeding
ad €3.319,66 en de proceskosten.

6.1. Uit de inhoud van de in het geding zijnde artikelen blijkt genoegazaam dat de artikelen van de Volkskrant en NRC een eigen oorspronkelijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen en derhalve auteursrechtelijk zijn beschermd. Op grond van artikel 1 van de Auteurswet hebben de Volkskrant en NRC dan ook het uitsluitend recht om die artikelen openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel niet dan met voorafgaande toestemming van de Volkskrant en NRC.

Als niet weersproken kan worden vastgesteld dat de artikelen van de Volkskrant en NRC één op één en zonder toestemming van de Volkskrant en NRC op de webpagina www.richardsonline.nl zijn geplaatst. Dit levert dan ook in beginsel een inbreuk op door Richards op de aan de Volkskrant en NRC toebehorende auteursrechten.

6.2    Het verweer van Richards dat haar website valt onder het bepaalde in artikel 15 van de Auteurswet faalt omdat de website www.richardsonline.nl niet is aan te merken als een medium dat eenzelfde functie vervult als een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift, radio- of televisieprogramma in de zin van artikel 15 Aw. De website van Richards heeft niet als hoofddoel het genereren enbrengen van dagelijks nieuws op diverse onderwerpen zoals een persorgaan dat evident wel heeft. Richards creëert zelf geen nieuws en heeft niets anders gedaan dan het één op één kopiëren van de artikelen van de Volkskrant en NRC, haar activiteiten en de website www.richardsonline.nl zijn met name gericht op het tegen betaling leveren van financiële diensten.

6.4    Nu de inbreuk op het auteursrecht vast staat en de inbreuk aan Richards moet worden toegerekend, volgt daaruit dat Richards tegenover Cozzmoss schadeplichtig is. De kantonrechter is van oordeel dat Cozzmoss voldoende feiten heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat de Volkskrant en NRC als gevolg van de inbreuk schade hebben geleden. Met Cozzmoss is de kantonrechter van oordeel dat de stelling van Richards dat linken altijd zou mogen niet relevant is, omdat Richards niet heeft gelinkt naar de websites van de Volkskrant en NRC, maar hele artikelen volledig heeft overgenomen. Dit lijdt nu juist tot schade bij Volkskrant en NRC omdat de bezoeker dan geen reden meer heeft om het artikel op de website van de Volkskrant en NRC te bezoeken. De gehel artikelen staan immers op de website van Richards, zodat doorlinken naar de site van de Volkskrant of NRC niet meer noodzakelijk is. De afspraken gemaakt tussen Cozzmoss en de Volkskrant en NRC over de verdeling van de opbrengst van de vorderingen zijn niet relevant, omdat die afspraken Richards niet regarderen en het de Volkskrant en NRC vrij staat de gevorderde bedragen naar eigen keuze aan te wenden. Vastgesteld kan worden dat de Volkskrant en NRC in ieder geval de vergoeding voor de economische waarde die Richards verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd zijn misgelopen. Daarnaast volgt de kantonrechter Cozzmoss in haar Stelling dat er sprake is van verlies aan exclusiviteit en vermindering van exploitatiemogelijkheden. Schade als gevolg van exclusiviteitsverlies kan niet exact worden vastgesteld en moet dus worden geschat. De kantonrechter acht een verhoging van de economische waarde met 100% gerechtvaardigd aangezien het derden anders vrij zou staan om de toestemming pas achteraf te kopen door alsnog een gebruiksvergoeding te voldoen aan de auteursrechthebbende. Achtergrond van deze verhoging is feitelijk dat één persoon door het zien van de website van Richards niet het betreffende artikel van de krant wil kopen met als gevolg dat de vergoeding 1 x extra wordt misgelopen. De primaire vordering ad €3.319,66 inclusief BTW ter zake van de geleden schade zal dan ook worden toegewezen.

IEF 11461

Actualiteitenbijeenkomst: Auteurscontractenrecht het wetsvoorstel

Vorig jaar organiseerde uitgeverij deLex een bijeenkomst over de billijke vergoeding en het auteurscontractenrecht. Zojuist is het Wetsvoorstel, Memorie van Toelichting, Advies RvS en toelichtingen aan de Tweede Kamer gezonden (zie IEF 11458) en organiseren we wederom een bijeenkomst.

Tijdens deze bijeenkomst zal professor Dirk Visser zijn visie hierop met u delen.

En zal er een georganiseerd debat met de zaal plaatsvinden waarin diverse vertegenwoordigers en belanghebbenden standpunten innemen, (onder voorbehoud) Christiaan Alberdingk Thijm (SOLV), Paul Kreijger (Linklaters LLP), Roland Wigman (Versteeg Wigman Sprey advocaten), Erwin Angad-Gaur (Platform Makers) en Michiel Kramer (Nederlands Uitgeversverbond).

Locatie: Holiday Inn (bij Station Amsterdam RAI)

Hier aanmelden

Meer evenementen via IE-Agenda.nl en de deLex-shop: hier.

In deze slechts 2 uur durende lunchbijeenkomst bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. Er zijn 2 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten.

Header: CC BY Victor1558 via Flickr

IEF 11476

Fishing door slechts voorbeelden te noemen

Hof Amsterdam 19 juni 2012, LJN BW9063 (Accountants tegen Holding)

Als randvermelding. Procesrecht. Incident ex 843a Rv. Vordering heeft trekken van een fishing expedition en is daarom afgewezen.

Appellante vraagt niet om specifieke stukken maar noemt slechts een aantal voorbeelden van stukken waaruit volgens haar wellicht de gewenste informatie zou kunnen worden gedestilleerd. Appellante geeft hierover zelf aan dat het voor haar niet eenvoudig is om exact te omschrijven uit welke stukken de eventuele schade kan worden afgeleid, en lijkt er kennelijk - door slechts voorbeelden te noemen - vanuit te gaan dat geïntimeerde bij toewijzing van de vordering ook andere dan de genoemde stukken zou moeten overleggen.

Dit heeft trekken van een fishing expedition, waarvoor art. 843a Rv nadrukkelijk geen ruimte biedt. Het Hof verwijst daarbij naar de conclusie A-G Strikwerda LJN AA4877.

6. Al aangenomen dat [appellante] een voldoende belang heeft bij haar vordering, daarin gelegen dat zij stelt anders haar verweer tegen de omvang van de schade niet goed te kunnen onderbouwen, oordeelt het hof evenwel dat de voorliggende vordering niet voldoet aan de hiervoor in rechtsoverweging 4 geformuleerde eisen onder (2) en (3). [appellante] vraagt niet om specifieke stukken maar noemt slechts een aantal voorbeelden van stukken waaruit volgens haar wellicht de gewenste informatie zou kunnen worden gedestilleerd. [appellante] geeft hierover zelf aan dat het voor haar niet eenvoudig is om exact te omschrijven uit welke stukken de eventuele schade kan worden afgeleid, en lijkt er kennelijk - door slechts voorbeelden te noemen - vanuit te gaan dat [geïntimeerde] bij toewijzing van de vordering ook andere dan de genoemde stukken zou moeten overleggen. Naar het oordeel van het hof miskent [appellante] hiermee dat de eisen onder (2) en (3) betrekking hebben op de bepaalbaarheid van de stukken waarvan zij afgifte vraagt. [appellante] is weliswaar niet gehouden aan te geven wat de exacte inhoud is van de door haar verlangde stukken, doch zij dient wel aannemelijk te maken dat de desbetreffende stukken daadwerkelijk bestaan. Van jaarstukken en salarisstroken wil het hof het bestaan voorshands wel aannemen, maar of de overige genoemde stukken bestaan staat alles behalve vast. De jaarstukken en salarisstroken zijn echter - anders dan [appellante] lijkt te veronderstellen - niet aan te merken als stukken aangaande een rechtsbetrekking waarbij [appellante] partij is. Dat [appellante] mogelijk belang heeft bij de inhoud van de door haar gevraagde stukken om haar verweer te kunnen onderbouwen, is daarvoor niet redengevend en andere relevante feiten of omstandigheden heeft [appellante] niet gesteld.

7  Het hof oordeelt op grond van het voorgaande dat de vordering van [appellante] onder de gegeven omstandigheden, gelijk ook door [geïntimeerde] is aangevoerd, trekken heeft van een fishing expedition, waarvoor art. 843a Rv nadrukkelijk geen ruimte biedt. Het hof verwijst in dit verband naar de conclusie van de A-G Strikwerda bij het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2000 (LJN: AA4877), waaraan het volgende citaat is ontleend:

"Art. 843a Rv biedt dus niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. De voorwaarde dat de eiser partij moet zijn in de rechtsbetrekking waarop de opgevraagde documenten betrekking hebben, heeft kennelijk de strekking zulke "fishing expeditions" de pas af te snijden en kan daarom, zonder ingrijpen van de wetgever, niet uit art. 843a Rv worden weggedacht."

De conclusie luidt dat de incidentele vordering van [appellante] niet voor toewijzing op de voet van art. 843a Rv in aanmerking komt. Het hof acht thans geen termen aanwezig op grond waarvan toepassing van art. 22 Rv in dit geval tot een ander oordeel zou moeten leiden. Dat [appellante], zolang zij niet over de door haar gewenste informatie kan beschikken, in bewijsnood verkeert, zoals zij stelt, maakt één en ander niet anders. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

IEF 11473

Yakult nog niet gebruikt voor bier

Gerecht EU 21 juni 2012, zaak T-276/09 (Kavaklidere-Europe tegen OHIM/Yakult Honsha (Yakut))

Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het woordmerk Yakut (klasse 33, alcoholische dranken, geen bier) de houder van het gemeenschapsbeeldmerken Yakult, YAKULT en ouder niet-ingeschreven merk YAKULT (allen klasse 29 & 32, wel voor bier) tegen. Betreffende deze laatste twee merken wordt aangevoerd dat zij bekend zijn in alle EU-lidstaten. De oppositieafdeling wijst de oppositie toe, het beroep wordt verworpen. Middel: soortgelijkheid, visuele en fonetische overeenstemming en ongerechtvaardigd voordeel trekken uit, afbreuk doen aan onderscheidend vermogen/reputatie oppositiemerk.

Gerecht EU: wijst de klacht af. Het Gerecht stelt vast dat er een grote mate van gelijkheid tussen de 'bieren' van het oudere merk Yakult en de 'alcoholische dranken (geen bier)' van het aangevraagde merk Yakut bestaat. Verder oordeelt zij dat het in deze zaak niet uitmaakt dat het merk Yakult nog niet gebruikt wordt voor bier in de afgelopen vijf jaar. Vaststaat dat de tekens een hoge mate van visuele en fonetische gelijkheid hebben, er is een mogelijk verwarringsgevaar.

Vergelijking van de waren
31 That high degree of similarity is not called into question or lessened by the fact that there is only a low degree of similarity, or indeed none at all, between certain goods in the broad category of goods covered by the mark applied for, and also certain goods in one of the categories of goods covered by the earlier mark.

32 Therefore, the applicant’s arguments seeking to compare wine with beer or alcoholic beverages with sparkling wine are not relevant in the present case.

33 The same applies to the applicant’s argument that the mark Yakult has not yet been used for beer. This is because the goods to be compared are those set out in the respective lists of goods covered by the marks at issue, and not those which are or are not actually used (see, to that effect, judgment of 22 April 2008 in Case T 233/06 Casa Editorial el Tiempo v OHIM – Instituto Nacional de Meteorología (EL TIEMPO), not published in the ECR, paragraph 30).

34 Consequently, it must be held that there is a high degree of similarity between the goods in question.

Vergelijking van de tekens
48 Lastly, as regards the applicant’s argument concerning the figurative element of the earlier mark, that is to say, alleged red brackets surrounding the word element ‘yakult’ and the central position of that word element on bottles of probiotic milk beverages, the unavoidable conclusion is that that mark, as registered, does not claim any particular colour, does not state where the mark must be affixed to the goods and is in no way protected solely for the marketing of bottles of probiotic milk beverages.

49 Consequently, the signs at issue have a high degree of visual similarity.

50 From a phonetic point of view, as the Board of Appeal noted at paragraph 25 of the contested decision, the additional letter ‘l’ of the element ‘yakult’ of the earlier mark does not result, irrespective of which official language of the European Union serves as a reference point, in any noticeable difference in the pronunciation of that mark by the average consumer compared with that of the element ‘yakut’ of the mark applied for.

51 Therefore, there is also a high degree of phonetic similarity between the signs at issue.

Verwarringsgevaar
58 The applicant’s argument concerning the alleged marketing of the goods covered by the earlier mark in transparent plastic bottles of a specific shape is wholly unfounded, given that it does not at all follow from the registration of that mark that the goods that are marketed can be marketed only in that way (see paragraph 48 above).

59 Consequently, without it being necessary to examine the applicant’s arguments based, in the first plea, on Article 8(4) of Regulation No 207/2009, or, in the second plea, on Article 8(5) of that regulation, it must be held that the Board of Appeal acted correctly in concluding, in the contested decision, that there was a likelihood of confusion between the signs at issue, within the meaning of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009.

IEF 11472

Distributie van (on)beschermde werken (arrest)

HvJ EU 21 juni 2012, zaak C-5/11 (Donner)

Uit't persbericht: The free movement of goods may be restricted on grounds of protection of copyright. A Member State may bring an action under national criminal law against a transporter for the offence of aiding and abetting the prohibited distribution of copyright-protected works on national territory, even where those works are not protected by copyright in the vendor’s Member State.

In steekwoorden: Vrij verkeer van goederen. Industriële en commerciële eigendom. Verkoop van kopieën van werken in lidstaat waar auteursrecht op deze werken niet wordt beschermd. Vervoer van deze goederen naar andere lidstaat waar schending van dit auteursrecht strafbaar is. Strafprocedure tegen vervoerder wegens medeplichtigheid aan illegale verspreiding van auteursrechtelijk beschermd werk.

Het hof verklaart voor recht:

Een handelaar die zijn reclame richt op leden van het publiek in een bepaalde lidstaat en voor hen een specifieke wijze van levering en betaling creëert of beschikbaar stelt, of dit aan een derde toestaat, zodat deze leden van het publiek kopieën van in die lidstaat auteursrechtelijk beschermde werken kunnen laten leveren, verricht in de lidstaat waar de levering plaatsvindt „distributie onder het publiek” in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.

De artikelen 34 VWEU en 36 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat op grond van het nationale strafrecht vervolging instelt wegens medeplichtigheid aan de illegale verspreiding van kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken wanneer kopieën van dergelijke werken in die lidstaat onder het publiek worden verspreid in het kader van specifiek op het publiek in die staat gerichte verkopen vanuit een andere lidstaat waar deze werken niet auteursrechtelijk zijn beschermd of waar de bescherming die zij genieten, niet rechtens afdwingbaar is jegens derden.

IEF 11471

Football dataco: IPR, uploads en opvraging

Conclusie AG HvJ EU 21 juni 2012, zaak C-173/11 (Football Dataco c.s. tegen Sportradar GmbH)

Prejudiciële vragen gesteld door Court of Appeal, Engeland & wales, Verenigd Koninkrijk.

Meer over Football Dataco op IE-Forum. Opvraging en hergebruik (uploads), databankenrecht en IPR. De Conclusie van de Advocaat-Generaal:

1) Wanneer een partij gegevens van een databank die beschermd wordt door een recht sui generis ingevolge richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, uploadt op de webserver van die partij in lidstaat A en deze webserver in reactie op een verzoek van een gebruiker in lidstaat B deze gegevens naar de computer van de gebruiker verzendt, zodat zij worden opgeslagen in het geheugen van die computer en op het computerscherm worden getoond, vormt de handeling van het verzenden een handeling van ‚hergebruik’ door die partij.

2) De door die partij verrichte handeling van hergebruik vindt dan plaats in zowel lidstaat A als lidstaat B.

Vraag:
Wanneer een partij gegevens uploadt van een door een recht sui generis ingevolge richtlijn 96/9/EG1 ("databankrichtlijn") beschermde databank op de webserver van die partij in lidstaat A en deze webserver in reactie op verzoeken van een gebruiker in lidstaat B dergelijke gegevens naar de computer van de gebruiker verzendt, zodat zij worden opgeslagen in het geheugen van die computer en op het computerscherm worden getoond,
a)    moet het verzenden van de gegevens dan worden beschouwd als "opvraging" of "hergebruik" door die partij;
b)    vindt er dan enige opvraging en/of enig hergebruik door die partij plaats:
i)    alleen in [lidstaat] A;
ii)    alleen in [lidstaat] B, of
iii)    in [lidstaat] A en [lidstaat] B?

KluwerCopyrightBlog (Football Dataco keeps the Court of Justice busy, this time with jurisdictional issues)

IEF 11470

Normaal gebruik van 'Fruit'-kleding

Gerecht EU 21 juni 2012, zaak T-514/10 (Fruit of the Loom tegen OHIM/Blueshore Management (FRUIT))

Gemeenschapsmerkenrecht. De vervallenverklaring van het door Fruit of the Loom gevoerde woordmerk FRUIT (klassen 18, 24 & 25) is gevorderd door Blueshore Management. De nietigheidsafdeling wijst de vordering deels toe, het beroep wordt verworpen. Middel: sprake van schending van art. 15, er is namelijk geen rekening gehouden de voorstelling van betekenis van het woord 'FRUIT', dat producten informeel in de handel zijn gebracht onder de naam 'FRUIT', dat het merk mondeling gebruikt wordt bij onderhandelingen en transacties met klanten en dat 'FRUIT' gebruikt wordt als onderdeel van een commerciële website.

Gerecht EU: wijst de klacht af. Het Gerecht EU stelt vast dat de combinatie van woorden welke de expressie 'fruit of the loom' vormen, het woordmerk zijn onderscheidende karakter geeft. Het Gerecht stelt vast dat ondanks het feit dat wordt bewezen dat het merk intern en informeel wordt gebruikt tussen personen en dat het woord 'fruit' vaak als afkorting van het merk 'fruit of the loom' wordt gebruikt, het merk FRUIT OF THE LOOM commercieel wordt gebruikt. Met betrekking tot de website www.fruit.com, geeft het Gerecht aan dat onvoldoende wordt bewezen dat deze een marketing of adverterende functie heeft met betrekking tot de producten, nu ook op deze website de expressie 'fruit of the loom' wordt weergegeven.

56 As the Board of Appeal pointed out, those statements, for the most part, emanate from employees of the applicant and tend to show that the trade mark FRUIT is used informally, while the mark FRUIT OF THE LOOM is used when contacting new customers, in connection with marketing or promotional material.

57 In other words, far from proving that the trade mark FRUIT is used publicly and outwardly, those statements merely prove that the mark is used internally or casually among persons working for or with the applicant, and is often used merely as an abbreviation of the trade mark FRUIT OF THE LOOM. It is the trade mark FRUIT OF THE LOOM that is used to promote the company’s products.

58 The Board of Appeal was therefore fully entitled to take the view that the trade mark FRUIT is not associated with any goods. Since the verbal and informal use of the mark FRUIT is merely internal to the applicant’s undertaking, it cannot be regarded as genuine use of the mark within the meaning of Article 15 of Regulation No 207/2009 (Case C 40/01 Ansul [2003] ECR I 2439, paragraph 37).

63 It must be borne in mind that the use of the mark must relate to goods or services already marketed or about to be marketed and for which preparations by the undertaking to secure customers are under way, particularly in the form of advertising campaigns (Ansul, paragraph 37).

64 In the present case, it must be noted that the page reproduced by the applicant is not sufficient to prove that the internet site www.fruit.com has a marketing or advertising function in connection with the products of the trade mark FRUIT.

65 In fact, the figurative mark FRUIT OF THE LOOM occupies a prominent position on the home page of the internet site, since it appears above the various headings – the only significant features on that page – referring to the applicant’s products, stockists and contact address.

66 This arrangement is such that the headings relate to the trade mark FRUIT OF THE LOOM and not to the trade mark FRUIT. The internet site, therefore, is, at most, a means of marketing and advertising the products of the trade mark FRUIT OF THE LOOM. In any event it is not sufficient to prove genuine use of the trade mark FRUIT.