IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 10761

De kruistochten van een luxemerk

B. Kist, De kruistochten van een luxemerk, NRC Handelsblad 10 januari 2012.

Louis Vuitton heeft de aanval geopend op The Hangover II. Een acteur draagt in de film een nep-Vuitton-tas. Warner Bros wordt niet als eerste geviseerd door het merk.

Het zit Warner Bros, producent van de populaire film The Hangover, niet mee. Eerst moet het bedrijf zich verweren tegen een man die de vertoning van de Hangover II wil stoppen omdat hij de auteursrechten bezit op de in de film gebruikte tattoo van Mike Tyson. En net als Warner die kwestie heeft weten te schikken, opent Louis Vuitton de aanval. Ruim twee weken geleden diende het Franse modehuis een klacht in tegen de filmproducent bij de rechtbank van New York. De Fransen maken bezwaar tegen het in beeld komen van een Louis Vuitton-tas in The Hangover II. „Careful. That is a Louis Vuitton”, zegt acteur Zach Galifianakis (Alan) tijdens een scène op een vliegveld.

Het tonen van die tas op zich zint de Fransen al niet, maar wat echt in het verkeerde keelgat schiet, is dat er voor deze scene een nep-Vuitton-tas werd gebruikt. Volgens het modehuis is dit schadelijk voor het zorgvuldig opgebouwde imago van Vuitton. De zaak wordt binnenkort door een Amerikaanse rechter in behandeling genomen.

Warner Bros is niet het eerste bedrijf dat het aan de stok krijgt met Vuitton. De Fransen staan bekend om hun hardhandige optreden tegen iedereen die maar wijst naar Vuitton- design.

Zo werd in maart 2010 autofabrikant Hyundai voor de rechter gesleept. Het bedrijf had in een commercial tijdens de Amerikaanse Super Bowl gedurende 3 tot 4 seconden een basketbal met Louis Vuitton-motief laten zien. Een uiterst schadelijke merkinbreuk, meende Vuitton. Sinds 2010 is van beide partijen weinig meer gehoord, dus vermoedelijk is de kwestie geschikt.

Ook in Nederland boekte Vuitton succes bij de bescherming van zijn imago. In 2008 kreeg het concern met een dreigbrief demakers van het memory-spel Fake For Real, in een doosje in Louis Vuitton-stijl, op de knieën. Een lang en duur juridisch gevecht tegen de Franse reus zat er niet in voor deze kleine Nederlandse uitgever, dus paste hij de verpakking aan.

Het is overigens niet zo dat Louis Vuitton altijd aan het langste eind trekt. Vers in het geheugen ligt de ruzie met kunstenares Nadia Plesner die in haar schilderij Darfurnica een Afrikaans kindje met een Louis Vuitton- tas had afgebeeld. In eerste instantie verbood de rechtbank Den Haag begin 2011 de tentoonstelling van het schilderij. Echter, een paar maanden later kreeg Plesner in hoger beroep alsnog gelijk. Volgens de rechter moest het belang van de vrije meningsuiting van de kunstenares zwaarder wegen dan het belang van de bescherming van de eigendommen van Louis Vuitton . Ook in de Verenigde Staten leed het Franse modehuis tijdens zijn kruistochten al eens een gevoelige nederlaag. In 2007 lukte het Vuitton niet om het hondenspeelgoed van het merk Chewy Vuiton, een pluche speeltje in Vuitton-design, van de markt te halen. Een leuke parodie, moet kunnen, zo meende de Amerikaanse rechter.

In'n kader: Louis Vuitton in de beklaagdenbank Louis Vuitton is niet altijd eisende partij als het om intellectuele eigendomsrechten gaat. Het bedrijf staat ook wel eens aan de andere kant van het hekje. In 2007 dreigde grafisch vormgever Anton Beeke Louis Vuitton met een juridische procedure. Het luxemerkmaakte in een reclamecampagne gebruik van een ‘naaktalfabet’, letters samengesteld uit blote dames. Het alfabet was door kunstenares Vanessa Beecroft ontworpen voor Louis Vuitton. Beeke had echter in 1969 al een nagenoeg identiek ‘naaktalfabet’ gemaakt. Uiteindelijk trok Vuitton zijn campagne in en bood het Beeke excuses aan. Of er ook betaald is, is niet bekend.

IEF 10760

Een nepaccount op Twitter is geen diefstal

Een bijdrage van Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan advocaten.

Twitter-kaping, een andere invalshoek. Bij De Wereld Draait Door zijn ze het er voorlopig over eens: ‘Diefstal van identiteit’ moet worden gestraft met ten hoogste vier jaar cel. De aanleiding voor het debat vormde een persoonlijke ervaring van strafrechtadvocate Bénédicte Ficq, die het slachtoffer was geworden van een nep-Twitter account. Ficq blijkt niet de enige bekende Nederlander te zijn die hier mee te maken heeft gehad. In de DWDD studio zaten vier andere BN’ers die waren geconfronteerd met onder hun naam geplaatste Tweets, waaronder Matthijs van Nieuwkerk zelf. Het voorval zette Ficq er in ieder geval aan tot het opstellen van een conceptwetsvoorstel waarin diefstal van identiteit met elk oogmerk strafbaar wordt.

Een civiel probleem
Diefstal van identiteit, of beter: je voordoen onder een andere identiteit kan natuurlijk tot problemen leiden. Omdat er geen specifieke wetsbepaling voor bestaat laat het zich wat lastig binnen een specifiek rechtsgebied plaatsen. Enerzijds heeft het wat weg van een intellectueel eigendomsrecht, anderzijds kan misbruik leiden tot schade aan iemands reputatie en dus zijn recht op privacy. Dit neemt niet weg dat de wet wel degelijk mogelijkheden biedt om ‘identiteitsboeven’ aan te pakken. Deze persoon handelt dan waarschijnlijk onrechtmatig. Indien sprake is van een handelsnaam of merknaam kan het slachtoffer uiteraard een beroep doen op de Handelsnaamwet of zijn merkrechten. De vraag is dan wel of deze commerciële rechten volledig van toepassing zijn indien iemand zich voordoet onder die naam of identiteit. Zie hier voor een eerdere analyse over de handhaving van merkrechten op Twitter en deze uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Ook in de domeinnaamjurisprudentie zien we dat personen met recht een beroep kunnen doen op hun eigen naam. Dit recht is bovendien expliciet opgenomen in de geschillenregeling van de SIDN (artikel 2.1 (a) (II)). Bij domeinnamen ligt de situatie uiteraard wel net even anders, omdat de houder zich niet per se voordoet ‘als de domeinnaam’.

Strafrecht?
Een oplossing zoeken in het strafrecht is in ieder geval opmerkelijk. Niet elke onrechtmatige handeling heeft een strafrechtelijke pendant nodig. Al helemaal op het gebied van intellectueel eigendomsrechten en privacy is het niet gebruikelijk om conflicten op te laten lossen door de politie. Natuurlijk zijn er uitzonderingen voor notoire namakers, maar de norm is dat het conflict in een civiele procedure wordt opgelost. De vraag is ook of de samenleving, als iemand zich voordoet onder een andere naam, dusdanig geschokt is dat een strafrechtelijke sanctie gerechtvaardigd is. Het is vooral een probleem voor het slachtoffer zelf. Bij het publiek leidt ‘diefstal van identiteit’ eerder tot hilariteit, zoals bleek uit de DWDD-uitzending waar een nep-Tweet van Van Nieuwkerk werd getoond waarin hij ogenschijnlijk een seksuele toespeling maakt aan het adres van K3-zangeres Josje (bij 10:51). Bovendien is het doel van de identiteitsboef vaak veel ludieker dan de term diefstal impliceert. Eerder zal sprake zijn van satire. Een persiflage is immers ook niets anders dan het nadoen van een bekend persoon. Uiteraard wordt satire in veel gevallen beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Het moet dan wel duidelijk zijn dat het gaat om satire. Dit kan overigens soms tot problemen leiden, zo bleek bij de zaak van Ron Boszhard.

Desondanks meent Ficq dat diefstal van identiteit, in ieder geval op Twitter, kan leiden tot grote schade, zelfs bedreigingen. De vraag is echter of het Wetboek van Strafrecht voor die gevallen geen andere aanknopingspunten biedt. Er zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn van belaging, althans dat vond het Gerechtshof Arnhem toen een vriendin contactadvertenties voor seks op naam van een voormalige vriendin online had gezet. De rechtspraak over nep-Twitter accounts beperkt zich in ieder geval nog tot een tweetal zaken over inbreuk op intellectueel eigendomsrechten. Kennelijk heeft het probleem nog niet zo een grote proporties aangenomen dat een gang naar de rechter onafwendbaar is.

Ficq stelt overigens ook dat strafrechtelijke handhaving nodig is omdat de identiteit van de nep-Twitteraars niet kan worden achterhaald. Dit zal echter voor de politie niet direct veel eenvoudiger zijn. Voor de NAW-gegevens is de medewerking van Twitter noodzakelijk. Het is dan ook logisch dat het slachtoffer zich in eerst bij Twitter meldt.

Eenvoudig melden
Zoals Sven Kramer in de uitzending terecht opmerkte biedt Twitter hiervoor een vrij eenvoudig formuliertje waarmee misbruik (‘impersonation’) gemeld kan worden. Twitter voert dus streng beleid om haar platform binnen de perken te houden. Overigens waren niet alle tafelgasten overtuigd van de eenvoud van deze tool. Onze eigen ervaring leert echter dat melden vrij goed werkt. In ieder geval kon Mark Rutte zonder veel moeite een einde maken aan @mark_rutte. Twitter had toen, mogelijk onterecht, weinig oren naar het verweer dat het om een parodie ging.

Daarnaast houdt Twitter zelf een oogje in het zeil. Bekende mensen worden actief gescreend op authenticiteit. Vermeende neppers worden zonder pardon verwijderd. Zoals wij eerder berichtten is Twitter zelfs zo streng dat per abuis echte accounts worden geblokkeerd. Het ging toen om de account van Salman Rushdie, wiens echte naam (Sir Ahmed Salman Rushdie) bij Twitter tot verwarring leidde. Het lijkt dus eerder noodzaak ervoor te waken dat Twitter zelf zorgvuldig te werk blijft gaan. Het wetsvoorstel van Bénédicte Ficq lijkt in ieder geval overbodig.

(voor de duidelijkheid: het gaat natuurlijk om een nepwetsvoorstel)

IEF 10758

IGIR IPKM Expert Lecture Series and Round Table Events

The IGIR Expert Lecture Series and Round Table Events at Maastricht University Faculty of Law are offered to keep you up to speed on the latest developments in Intellectual Property Law and Knowledge Management. The activities are complementary to the  Advanced Masters Intellectual Property Law and Knowledge Management (IPKM) offered at Maastricht University.

The IPKM Expert Lecture series will be provided by a.o. Ernst Numann, Ramond Nimmer, Gerard Pannekoek, Loek Penders, professor Madeleine de Cock Buning, professor Shin-Yi Peng.

Registration, Time and  Location
Access to the IGIR IPKM Expert Lecture Series is free of charge, but please register.
• Register with: Ms. Sophie Janssen, sophie.janssen@maastrichtuniversity.nl
• Location: Feestzaal, Maastricht University Faculty of Law, Bouillonstraat 1-3 Maastricht

IPKM Expert Lecture Series
A luminary in the field of Intellectual Property and Knowledge Management will be elaborating on her or his career and the challenges faced in her or his current work. This is then exemplified by an interactive session on a current topic in the field.
13/1 17:30 hrs. Ernst Numann, Dutch Supreme Court, Appeals in IP Cases
-------------------------
23/1 16:00 hrs. Raymond Nimmer, University of Houston Law Center, Protecting Creative Content in a Digital World
-------------------------
27/1 16:30 hrs. Gerard Pannekoek, IPXI Holdings, Towards Transparency and Efficiency in Patent Monetization &
Loek Penders, Head of IP AkzoNobel, Protecting Trade Secrets
-------------------------
2/2 16:00 hrs. Prof. Madeleine de Cock Buning, Commissioner for Media,  Recent developments in European media law &
Discussant: Prof. Shin-Yi Peng, NTHU, Taiwan, Asian developments

IPKM Round Table Events
A group of IP experts will engage in a free and frank exchange of views on a topical or controversial issue in the field of IP law and knowledge management. Round table events are conducted under Chatham House rules, meaning that you are free to utilize all information disseminated, but at no point should you attribute statements to a specific individual.
-------------------------
Please reserve in your diary:
23/3 16:00-19:00 Expert Round Table on New Models of Copyright in the Age of File Sharing
13/4 13:00-16:00  Expert Round Table on Patent Reform in the USA

IEF 10757

Twitter-wet niet nodig

Een bijdrage van Anke Verhoeven, SOLV.

"Domeinnaamkaping", Twitter-kaping. Advocate Bénédicte Ficq vindt dat het twitteren onder andermans naam strafbaar moet worden (NRC Handelsblad, 9 januari 2012). De juriste is zelf slachtoffer geworden van identiteitsfraude op Twitter. Een onverlaat heeft gedurende enige maanden berichten van maximaal 140 tekens de wereld in gestuurd, zogenaamd als Ficq. “Brute PVV stemmers die inbrekers molesteren dienen hard te worden aangepakt,” schreef de bedrieger bijvoorbeeld op 16 november.
 
Zij stelt daarom voor om een nieuwe wet in te voeren die identiteitsdiefstal in de digitale wereld strafbaar stelt. In de uitzending van De Wereld Draait Door van gisteren presenteerde ze zelfs al een door haar geformuleerd wetsvoorstel. Volgens Ficq zou er op dit moment namelijk niets tegen dergelijke fraude te doen zijn. Dat is alleen niet juist.

Domeinnaamkaping
Diefstal van andermans namen is zo oud als het internet. In het pre-Twittertijdperk ging het meestal om domeinnamen die onterecht werden geclaimd. Een beetje bewindspersoon of bekende Nederlander is wel eens slachtoffer geweest van domeinnaamkaping. Balkenende protesteerde met succes bij de rechter tegen de registratie van de domeinnamen Janpeterbalkenende.nl en Jan-peterbalkenende.nl en onlangs wist minister-president Mark Rutte via de rechter de domeinnaam Ministerpresidentrutte.nl op te eisen.
 
Er zijn verschillende redenen waarom de rechter in dergelijke gevallen zal oordelen dat de domeinnamen overgedragen moeten worden. Allereerst het blokkeringseffect. Wanneer je een domeinnaam registreert met de naam van een bekende Nederlander, wordt die persoon de mogelijkheid ontnomen om deze domeinnaam voor zichzelf te gebruiken. Door de domeinnaam ministerpresidentrutte.nl te registreren wordt bovendien de informatievoorziening aan het publiek aangaande de minister-president geblokkeerd.

Daarnaast speelt verwarring een belangrijke rol. Bezoekers van de website ministerpresidentrutte.nl zullen immers verwachten informatie aan te treffen over de minister-president.
 
Ook de inhoud van de website die aan de domeinnaam gekoppeld is, kan een rol spelen. In het geval van ministerpresidentrutte.nl werden de bezoekers doorgeleid naar klokkenluideronline.nl. Op die website werden ernstige verdachtmakingen gepubliceerd, zodat het risico ontstond dat de minister-president geassocieerd zou worden met die verdachtmakingen. De rechtbank achtte een dergelijke wijze van domeinnaam gebruik in strijd met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid. 
 
Dezelfde argumentatie kan toegepast worden op het openen van een Twitter-account onder andermans naam. In veel gevallen zal dit dan ook onrechtmatig zijn.
 
Wbp
Overigens zal het registreren en gebruiken van een domeinnaam of Twitter-account met iemand anders’ naam in veel gevallen ook een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens zijn. Voor een verwerking van persoonsgegevens is op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) namelijk steeds een in de wet genoemde grondslag nodig. De drie belangrijkste wettelijke grondslagen zijn toestemming van de betrokkene, de uitvoering van een overeenkomst of een gerechtvaardigd belang. Geen van deze grondslagen kan in dit geval opgaan, zodat de registratie en het gebruik van de naam van een ander voor een Twitter-account ook op grond van de Wbp onrechtmatig zal zijn.
 
Handhaving
Een van de problemen die Ficq signaleert in het NRC is dat er geen mogelijkheid is om identiteitsfraude aan te pakken. Naast de gang naar de rechter op basis van voornoemde gronden, is er echter in de meeste gevallen ook een veel simpelere en snellere methode voor handen. Praktisch alle social media, zo ook Twitter, kennen een mogelijkheid om onrechtmatig gebruik van het medium te melden. Dat kan vaak eenvoudig door het sturen van een e-mail, het invullen van een web-formulier of het aanklikken van een meldingsknop. Vaak wordt de betreffende account of uiting door het medium uit voorzorg snel geblokkeerd.
 
Daarnaast is het mogelijk om de gegevens van de fraudeur op te vragen bij Twitter. In tegenstelling tot wat Ficq in het NRC stelt, zijn providers onder omstandigheden namelijk wel degelijk verplicht om de gegevens van de fraudeur te verstrekken. Dat is door de Hoge Raad bepaald in het standaard-arrest Lycos/Pessers.
 
Conclusie
Femke Halsema werd gisteren eveneens geconfronteerd met een valse Twitter-account onder haar naam. De l in haar achternaam was, vrijwel onzichtbaar, vervangen door een hoofdletter i. Als ervaren twitteraar reageerde ze echter een stuk nuchterder:

“Hoho, geen kamervragen of wetsvoorstellen ovv mijn twitterprobleempjes. Mopperen en zelfregulering gaat prima #dwdd”

Een nieuwe wet die het twitteren onder andermans naam strafbaar maakt is dus helemaal niet nodig. Hopelijk blijven de Twittercops ons na de animalcops ook bespaard.

IEF 10756

Richten op de meest populaire werken

Rechtbank Amsterdam 4 januari 2012, HA ZA 10-3969 (Nanada tegen gedaagde Van Hemert) (kantelen: Ctrl+Shift+min)

Met dank aan Willemijn de Vries, Independent Media & Entertainment lawyer WMM de Vries


Sterke samenhang met IEF 9492. Auteursrecht. Overeenkomst muziekuitgave. Hans van Hemert, auteur van een groot aantal populaire (oudere) muziekwerken voor onder andere artiesten als Sandra & Andres en Mouth & Mc Neal, heeft in de jaren '70 muziekuitgaveovereenkomsten afgesloten met muziekuitgever Nanada voor 48 van zijn werken. Van Hemert is ontevreden over de exploitatieinspanningen van Nanada en de verminderde exploitatie inkomsten. Hij gaat over tot buitengerechtelijke ontbinding van de muziekuitgave-overeenkomsten. Nanada maakt vervolgens een procedure aanhangig om de buitengerechtelijke ontbinding ongedaan te maken.

De rechtbank oordeelt, in navolging van een eerdere soortgelijke uitspraak van 23 maart 2011 aangespannen door Van Hemert tegen Universal Music (IEF 9492), ook in deze zaak dat muziekuitgever Nanada aan haar inspanningsverplichting jegens Van Hemert heeft voldaan. Daarbij merkt de rechtbank op dat Nanada aan haar inspanningsverplichting kan voldoen door zich te richten op de meest populaire werken.

4.14. Van Hemert heeft naar voren gebracht dat de inspanningen van Nanada slechts op enkele van de muziekwerken gericht zijn geweest, te weten "Hello A" en "als het om de liefde gaat". Nanada spreekt dit niet tegen: zij voert echter aan dat het praktisch onmogelijk is alle werken steeds even intensief te promoten terwijl dit voorts niet effectief is. Zij heeft er om die reden voor gekozen haar exploitatieverplichtingen te richten op de meest populaire werken. Dit doet zij omdat dit tot exploitatie van de overige werken kan en zal leiden, aldus Nanada. Zij stelt in dit verband dat de andere werken reeds vanaf de begintijd weinig populair waren en ook toen tot zeer weinig inkomsten hebben opgeleverd. Van Hemert heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Ook heeft hij niet (althans onvoldoende) betwist dat een dergelijke exploitatie van zijn werken niet (op de lange termijn) tot resultaten leidt. De rechtbank houdt het er daarom voor dat Nanada aan haar inspanningsverbintenis kan voldoen door zich te richten op de meest populaire werken.

4.15. Dit brengt met zich dat de stelling van Nanada dat zij aan haar inspanningsverplichtingen jegens Van Hemert heeft voldaan, als onvoldoende gemotiveerd, vaststaat. Nu Nanada niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de uitgave-overeenkomst is geen sprake (geweest) van verzuim, en kan het betoog van Van Hemert omtrent het al dan niet zuiveren van verzuim buiten beschouwing blijven. De buitengerechtelijke ontbinding door Van Hemert komt, nu van een tekortkoming aan de zijde van Nanada geen sprake is, niet het door Van Hemert beoogde rechtsgevolg toe.

 

IEF 10755

De prior art en beschermingsomvang van een verlichte bloempot

Commentaar in't kort van Laura Bonnes, KienhuisHoving N.V.

Op 13 december 2011 deed het hof Den Haag uitspraak in de kwestie Bloom / The Groove Garden, IEF 10666. Voorwerp van geschil was een bloempot waarin lichtbronnen zijn aangebracht. Deze bloempot was door Bloom als model gedeponeerd en The Groove Garden bracht een soortgelijke pot op de markt, onder de naam de GG-pot. Partijen twisten over zowel het auteursrecht als het modellenrecht op de BLOOM en de inbreuk die de GG-pot daarop maakt. Met de uitkomst valt te leven, twee modelrechtelijke overwegingen komen echter vreemd voor.

Relevante prior art
Het hof overweegt dat alleen die prior art, die tot 12 maanden vóór de datum van indiening van de aanvrage is geopenbaard, schadelijk kan zijn voor de nieuwheid en het eigen karakter van het model. Dit bevreemdt.

De modellenverordening bepaalt namelijk dat alle prior art die is geopenbaard voor de datum van indiening van de aanvrage schadelijk kan zijn voor de nieuwheid en / of het eigen karakter van een ingeschreven model (5 lid 1, 6 lid 1 juncto 7 lid 1 GModVo).


Artikel 7 lid 2 sub b, waar het hof zijn oordeel op baseert, is alleen van toepassing als ook voldaan is aan de eisen van artikel 7 lid 2 sub a. Deze artikelen tezamen bepalen dat de ontwerper een ‘terme de grace’ verkrijgt om voortbrengselen waarin de modellen zijn toegepast op de markt te brengen gedurende een periode van een jaar, zonder dat deze openbaarmaking de nieuwheid of het eigen karakter van het model schaadt. Het hof lijkt te miskennen dat er in artikel 7 lid 2 twee vereisten zijn neergelegd, die alleen effect sorteren als aan beide vereisten is voldaan.

Omvang van het modeldepot
Ook wordt door partijen getwist over de omvang van het modeldepot van Bloom. Door Bloom wordt betoogd dat bij de bepaling daarvan niet alleen naar haar depot, maar aar de door haar vermarkte bloempot moet worden gekeken.

In zijn overwegingen ontleent het hof argumenten aan het PepsiCo-arrest van het Gerecht van de Europese Unie(Gerecht EU 18 maart 2010, IEF 8684, PepsiCo tegen Grupo Promer Mon Graphic)). Het Gerecht EU betrekt in deze kwestie zowel het vermarkte voortbrengsel, als het model zelf in de bepaling van de persoon van de geïnformeerde gebruiker en de vrijheid van de ontwerper. Artikel 36 lid 6 GModVo bepaalt immers dat zowel de omschrijving, als de in het depot opgenomen lijst met voortbrengselen niet van invloed is op de draagwijdte van de bescherming van het model. Dit maakt volgens het Gerecht EU dat zowel het voortbrengsel, als het model in ogenschouw genomen mag (moet?) worden bij de bepaling van de aard, de bestemming en de functie van het model en aldus bij de bepaling van de geïnformeerde gebruiker en de vrijheid van de ontwerper.

Het hof constateert vervolgens dat partijen in de onderhavige kwestie niet twisten over wie de geïnformeerde gebruiker is en wat de vrijheid van de ontwerper is en acht daarmee de bovenstaande redenering van het Gerecht niet van belang voor de onderhavige kwestie.

Wel van belang acht zij de overwegingen van het Gerecht EU en het HvJ EU (HvJ EU 20 oktober 2011, IEF 10374, PepsiCo / Grupo Promer Mon Graphic) in voornoemd arrest daar waar het gaat om de invloed van het voortbrengsel op de algemene indruk die het betrokken model wekt bij de geïnformeerde gebruiker. Het hof combineert de overwegingen van beide instanties om tot de conclusie te komen dat een voortbrengsel waarin een model is toegepast, betrokken mag worden in de beoordeling van de draagwijdte van de bescherming van het model als dit een bevestiging oplevert van hetgeen reeds blijkt uit het model zoals ingeschreven.

Hiervan uitgaande leidt de feitelijke overweging van het Haagse hof (paragraaf 33), die impliceert dat de beschrijving ter verduidelijking van het model en de opsomming van voortbrengselen in het depot van belang is voor de bepaling van de beschermingsomvang van het model, tot vragen. Want wat is nu rechtens? Welke invloed hebben het voortbrengsel én de tekst van het depot nu echt? Hopelijk wordt dit in toekomst duidelijk.

IEF 10754

Toevoeging van een koppelteken

WIPO Arbitration 26 december 2011, D2011-2029 (inzake akzo-nobel.com; geschillenbeslechter: Philippe Gilliéron)

Merkenrecht. Domeinnaam. Eiser is Akzo Nobel, houdster van internationale merken AKZO NOBEL (woord / beeld) en is actief op het gebied van verf en coatings. Door de toevoeging van een koppelteken (hyphen) aan de .com-domeinnaam wordt niet voldoend afstand gecreëerd met het merk van eiser.

Gedaagde heeft geen recht of legitiem belang (geen reactie van gedaagde). Gezien de wereldwijde reputatie van eiser, is het moeilijk te geloven dat de domeinnaam te goeder trouw is geregistreerd. De gedaagde is al in 19 UDRP-beslissingen rondom merknamen van derde-partijen verwikkeld geraakt. Alles bij elkaar genomen moet de gedaagde de gevolgen daarvan dragen en wordt de overdracht bevolen.

Onder A. As many panels have ruled before, the addition of a hyphen between two words does obviously not make a sufficient difference between the domain name and the Complainant’s trademark to exclude the likelihood of confusion resulting from such incorporation (see, e.g., Owens Corning Fiberglas Technology, Inc v. Hammerstone, WIPO Case No. D2003-0903; Fort Knox National Company v. Ekaterina Phillipova, WIPO Case No. D2004-0281). 

Onder C. Considering the worldwide reputation of AKZO NOBEL in the abovementioned industry, the Panel finds it hard to believe that the Respondent would have chosen and registered the disputed domain name

<akzo-nobel.com> in good faith, without having been aware of the AKZO NOBEL trademarks. The Respondent having neglected to proceed, did not bring any convincing evidence to support such a choice; such evidence does not result from the file, and the Respondent has to bear the consequences of its default on that regard.

Respondent’s good faith is all the more doubtful that a search of UDRP decisions reveals no less than 19 decisions rendered against the Respondent covering a broad range of domain names consisting of third parties’ trademarks, which clearly suggest that the Respondent has made a pattern of conduct of registering domain names consisting of third parties’ trademarks.

The Panel far more believes that the disputed domain name has been registered and is being used to attract Internet users to Respondent’s website for commercial gain, by creating a likelihood of confusion and leading Internet users to believe that Respondent’s website is linked to the Complainant.

 

IEF 10753

Reputatie in Nederland

WIPO Arbitration 3 januari 2012, DNL 2011-0062 (inzake clickbank.nl; geschillenbeslechter: Wolter Wefers Bettink)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht zonder vestiging in Nederland. Eiser is Click Sales, houdster van het merk CLICKBANK in meer dan 200 landen en die via clickbank.com een digitale marktplaats aanbiedt. De .nl-domeinnaam wordt doorgelinkt naar een pornografische website. Naast een beroep op het merkenrecht, doet eiser ook een beroep op haar Nederlandse handelsnaamrecht, ondanks dat ze niet is gevestigd of handel drijft in Nederland. Het is daarvoor voldoende dat zij een reputatie heeft in Nederland (zie voetnoot), om hierop een beroep te kunnen doen.

Gedaagde heeft geen recht of legitiem belang, en de verwijzing naar een pornografische site kan een indicatie zijn van een registratie te kwader trouw gebaseerd op aantasting van de merken van eiser. De overdracht van de domeinnaam wordt bevolen.

Onder A. Complainant also claims that it does business under the name “ClickBank” and that it uses this name to identify itself as a corporate entity. Complainant’s Vice President of Operations has stated in a declaration, which Complainant provided as evidence, that “ClickBank” is used in commerce extensively and therefore has become famous in The Netherlands. As evidence thereof, Complainant has also provided a screenshot which shows the results of a search on “www.google.nl” generated by the term “clickbank ervaringen” (“clickbank experiences”). Complainant also refers to its website “www.clickbank.com”, which contains, inter alia, press articles on ClickBank (the company) and an item “Why ClickBank?” which refers to ClickBank as the company operating the website “www.clickbank.com” (“a secure online outlet for more than 50,000 products and 100,000 active marketers”). The Panel understands from this that Complainant in this case also relies on rights under Dutch law in the trade name “ClickBank”.

Under Dutch law, rights in a trade name are obtained by a company using the relevant name in commerce. It is not necessary that the entity is established in The Netherlands or that its trading area is located in The Netherlands. It is sufficient that a name qualifies for protection because it has a reputation in the Netherlands.

IEF 10752

Programma wetenschappelijk deel VvA

Vrijdag 20 januarl 2012 zal de ledenvergadering van de Vereniging van Auteursrecht in Het Trippenhuis te Amsterdam plaatsvinden. Het wetenschappelijk gedeelte zal vanaf 13:30 door professor Hugenholtz, professor De Cock Buning en dr. Seignette worden verzorgd. Het onderwerp van de middag is de immateriële openbaarmaking - recente Nederlandse en Europese rechtspraak.

13.30 - 14.15 prof. mr. dr. P.B. Hugenholtz - Het begrip 'mededeling aan het publiek' in artikel 3 Auteursrechtrichtlijn
- reikwijdte begrip 'mededeling aan het publiek' (HvJ inzake SGAE, Premier League, Circus Globus Bucuresti)
- in hoeverre harmoniseert 'mededeling aan het publiek' het Nederlandse openbaarmakingsrecht?
14.15 - 15.00 prof. mr. dr. M. de Cock Buning - Doorgifte van televisieuitzendingen
- begrippen 'mededeling aan het publiek per satelliet' en 'doorgifte via de kabel' in Kabel- en Satellietrichtlijn
- HvJ inzake Airfield  
- verhouding tot Nederlandse rechtspraak: Kabelarresten, Buma/Chellomedia
- Groenboek betreffende de online distributie van audiovisuele werken in de Europese Unie
15.00-15.30
pauze
15.30 - 16.15 mr. dr. J.M.B. Seignette - Immateriële openbaarmaking op het internet

- verantwoordelijkheid voor openbaarmaking in elektronische netwerken
-    FTD/Eyeworks, Brein/Shareconnector, Brein/NSE, Premier League/MyP2P, RealNetworks
16.15
Discussie aan de hand van stellingen
17.00
borrel 

 

IEF 10751

Wijziging EOV

Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien; München, 29 november 2000, Trb. 2012, nr. 3.

Artikel 1. In overeenstemming met artikel 7, eerste lid, tweede volzin van de Akte tot herziening zijn de volgende overgangsbepalingen van toepassing op de hieronder genoemde gewijzigde en nieuwe bepalingen van het Europees Octrooiverdrag:

1. De artikelen 14, derde tot en met zesde lid, 51, 52, 53, 54, derde en vierde lid, 61, 67, 68 en 69, het Protocol inzake de uitleg van artikel 69, en de artikelen 70, 86, 88, 90, 92, 93, 94, 97, 98, 106, 108, 110, 115, 117, 119, 120, 123, 124, 127, 128, 129, 133, 135, 137 en 141 zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan en op op dat tijdstip reeds verleende Europese octrooien. Echter, artikel 54, vierde lid, van het Verdrag zoals het vóór dat tijdstip van kracht was, blijft van toepassing op deze aanvragen en octrooien.

2. De artikelen 65, 99, 101, 103, 104, 105, 105a tot en met 105c, en 138 zijn van toepassing op op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan reeds verleende Europese octrooien alsmede op Europese octrooien verleend ter zake van op dat tijdstip aanhangige Europese octrooiaanvragen.

3. Artikel 54, vijfde lid, is van toepassing op Europese octrooiaanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan, indien er nog geen besluit is genomen over de verlening van het octrooi.

4. Artikel 112a is van toepassing op beslissingen van de kamers van beroep genomen vanaf de datum van de inwerkingtreding ervan.

5. De artikelen 121 en 122 zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan alsmede op Europese octrooien verleend ter zake van op dat tijdstip reeds verleende Europese octrooiaanvragen, indien de termijnen voor verzoeken om verdere behandeling of herstel in de vorige toestand op dat tijdstip nog niet zijn verstreken.

6. De artikelen 150 tot en met 153 zijn van toepassing op internationale aanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding ervan. Echter, de artikelen 154, derde lid, en 155, derde lid, van het Verdrag zoals dat vóór dat tijdstip van toepassing was, blijven van toepassing op deze aanvragen.

Artikel 2


Dit besluit wordt van kracht op het tijdstip van inwerkingtreding van de herziene tekst van het Verdrag in overeenstemming met artikel 8 van de Akte tot herziening.