IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 10728

De architectonische kwaliteit

Kantonrechter Rechtbank Rotterdam 26 augustus 2011, LJN B9751 (verzoekers tegen VVE)

beeldcitaat van O'Gehry (zoom.nl)

Auteursrecht/persoonlijkheidsrecht van architecten op wooneenheid en eigendomsrecht. Persoonlijkheidsrecht.
Rechtspraak.nl: Verzoek vernieting besluit Verening van eigenaren. Verzoeker heeft een zonnescherm geplaatst dat niet voldoet aan de regels van het architectenbureau van de betreffende wooneenheid. De vereniging van eigenaren had in een vergadering besloten dat het type zonnescherm dat verzoeker heeft geplaatst, niet is toegestaan. Eveneens tegen de regels van het architechtenbureau is echter wel (stilzwijgende) toestemming verleend door de VVE om het balkon "dicht te zetten", wat inhoud dat het balkon bij het woongedeelte getrokken is. De kantonrechter vernietigt het besluit van de VVE zoals door verzoeker verzocht.

Uit de brief van de architect: Ten tweede wijs ik u erop, dat de puien, ondanks een filigrane en goede detaillering door firma Hagenland, door hun spiegelende karakter een forse inbreuk vormen op de architectuur van het gebouw. Juist omdat de balkons in de gebouwen een ritmische onderbreking van een glazen, spiegelende gevel vormen, zal het architectonische beeld verstoord worden door spiegelende puien op de balkons. De architectonische kwaliteit zal door het onregelmatige patroon van open en gesloten balkons in zorgvuldig gecomponeerde gevels blijvend beschadigd worden. Hiertegen maken wij vanuit ons auteursrecht als architect bezwaar. Ik merk overigens op dat dit ook ten koste kan gaan van de waarde van andere woningen in het complex. Wij zullen tegen de bouwaanvragen bezwaar maken. (…)”

5.5 Verweerster heeft deze ontwikkeling getolereerd (of wellicht zelfs stilzwijgend goedgekeurd). Wat hiervan verder ook zij, deze gedragslijn verdraagt zich niet met het weigeren van de toestemming aan verzoekers om het onderwerpelijke zonnescreen aan te brengen. Dit screen voldoet weliswaar niet aan het beleid van verweerster ten aanzien van op de balkons aan te brengen zonwering, maar het tast, nu het slechts in zeer beperkte mate gebruikt zal worden en de toegepaste verticale geleiders zeker niet robuuster ogen dan de horizontale en verticale delen van het balkonhekwerk, het open karakter van het balkon en het architectonisch uiterlijk van het gebouw niet (wezenlijk) ernstiger aan dan de door verweerster getolereerde wijzigingen.
5.6 Verweerster zal dan ook het screen van verzoekers moeten toestaan, zij het onder de voorwaarde dat verzoekers zich op dezelfde wijze als de bewoners die een knikscherm op het balkon hebben aangebracht tegen het risico van schade verzekeren.

IEF 10727

Aanvullende methode voor indiening stukken bij het BBIE

Het is nu ook mogelijk om stukken bij het BBIE in te dienen langs elektronische weg. Hiervoor zijn er aan de website verschillende contacformulieren toegevoegd. Per specifieke handeling, op het indienen van merk- en modeldepots na, zijn er formulieren beschikbaar.

 

Deze elektronische indiening kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld het na-indienen van afbeeldingen, het indienen van gebruiksbewijzen en/of argumenten bij opposities of het indienen van bezwaar tegen een weigering op absolute gronden. Ook voor de indiening van bijvoorbeeld internationale merkaanvragen, vernieuwingsverzoeken of verzoeken tot aantekening van wijzigingen in het register, door middel van het meesturen van het ingevulde PDF formulier is deze methode beschikbaar. Voor merkdepots blijft BOIP Online Filing de enige methode om elektronisch in te dienen. Indiening van modeldepots langs elektronische weg blijft vooralsnog niet mogelijk.

Deze nieuwe methode kan dus worden gebruikt voor nagenoeg alle handelingen bij het BBIE en is beschikbaar naast de mogelijkheid om te faxen of per post stukken in te dienen. Na indiening van stukken via het elektronisch contactformulier ontvangt u direct een ontvangstbevestiging per e mail. Vervolgcontact zal verlopen via de gebruikelijke wegen. Indiening van stukken via normale e-mail blijft uitgesloten. Het BBIE hoopt hiermee zijn serviceniveau verder te verhogen.

Met toestemming van: boip.int

IEF 10726

Renz verbiedt Renz

Vzr. Rechtbank Middelburg 19 juli 2011, LJN BU9759 (Nederlands nationaal circus Herman Renz B.V. tegen gedaagde h.o.d.n. Circus Renz International en Circus Franz Renz)

Handelsnaamrecht. Geschil over gebruik van de naam van een circus tussen Nederlands Nationaal Circus Herman Renz b.v. en Circus Renz Internationaal of circus Franz Renz. Beide partijen claimen het oudste recht.

Beide partijen stellen het oudste recht op de naam Renz te hebben en zich derhalve te mogen presenteren als Renz, danwel Circus Renz. Om hun gelijk aan te tonen gaan zij ver terug in de tijd. Voor zo'n diepgaand onderzoek is in kort geding geen plaats. Vooralsnog staat door de inschrijving uit 1973 van eiseres in het handelsregister voldoende vast dat zij recht heeft op het voeren van haar naam. De eerste inschrijving van gedaagde dateert van dit jaar. Gedaagde wordt verboden aanduiding Circus Renz International en/of Circus Franz Renz te gebruiken op straffe van €500 per dag(deel) met een maximum van €15.000.

4.5.  De aard van de ondernemingen van partijen is gelijk, te weten een circus. Eiseres en gedaagde opereren soms gelijktijdig in Nederland. Er ontstaat gevaar voor verwarring als de naam van het circus gelijk of sterk gelijkend is. Uit wat eiseres ter zitting heeft meegedeeld over de verwarring die is ontstaan toen gedaagde in Beverwijk een voorstelling gaf, blijkt dat dit gevaar er ook daadwerkelijk is.

4.6.  De vordering van eiseres is erop gericht aan het woord “Renz” een toevoeging te verbinden waardoor er onderscheid ontstaat. Gedaagde zou het woord “international” moeten toevoegen. Gelet op wat hierboven is overwogen heeft zij het recht dit te vorderen.
Gedaagden hebben gesteld dat zij het woord “international” al aan het woord “Renz” toevoegen. Zij hebben daarmee te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen deze toevoeging. Uit de ter zitting getoonde foto’s blijkt dat niet alle wagens met de aanduiding “Renz” ook de toevoeging “international” hebben. Dit is ook door gedaagden erkend. Eiseres heeft dus belang bij haar vorderingen.
De vordering van eiseres houdt rekening met de wederzijdse belangen en de achtergronden van de circussen en de wijziging kan, gelet op de omstandigheden, in redelijkheid van gedaagde gevergd worden.

Dictum: De voorzieningenrechter

verbiedt gedaagde om zich op alle aanduidingen op auto’s, wagens, circustent, affiches etc. anders te presenteren dan als Circus Renz International (voluit geschreven) en/of als Circus Franz Renz (voluit geschreven), zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde met de naleving van dit verbod in gebreke blijft tot een maximum van € 15.000,-- is bereikt;

Lees het vonnis hier (LJN / pdf).

IEF 10725

Niet duidelijk welke rechten zijn geschonden

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00906 (Ere Divisie Live "ik heb het")

Slogan. Titel van een schilderij. Auteursrecht. Het betreft het gebruik van de woorden “Ik heb het” door Eredivisie Live, die te zien zijn op billboards in voetbalstadions en tijdens uitzendingen van NOS Studio Sport en die gezegd  worden door bekende voetballers in het filmpje “The making of…Ik heb het!” op You Tube.

Eredivisie Live maakt zonder toestemming en vergoeding gebruik van de slogan “Ik heb het”, welke woorden al jaren op klagers website www.pauluskunstje.nl staan en de naam vormen van een door klager gemaakt schilderij. De voorzitter heeft de klacht niet in behandeling genomen, omdat niet duidelijk is welke rechten zijn geschonden. "Ik heb het" heeft geen eigen en oorspronkelijk karakter en is sinds jaar en dag een normale zin binnen het Nederlandse taalgebruik en niet door de klager bedacht. De Reclame Code Commissie bevestigt de "niet-inbehandeling-neming".

Van een merkenrecht is niet gesteld of gebleken, terwijl tevens niet op voorhand kan worden aangenomen dat klager zich op auteursrechtelijke of andere bescherming kan beroepen. Het enkele feit dat de gewraakte woorden blijkbaar op een website van klager staan is onvoldoende om aan te nemen dat klager bepaalde rechten met betrekking tot die woorden kan doen gelden, nog daargelaten dat het gebruik van die woorden door anderen niet zonder meer tot het oordeel kan leiden dat is gehandeld in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter
 
Klager handhaaft zijn klacht dat zonder zijn toestemming de titel van een door hem gemaakt schilderij wordt gebruikt voor reclamedoeleinden.
 
Het verweer wordt als volgt samengevat.
Een geschil over een (vermeende) inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, waarop de onderhavige klacht lijkt te zien, hoort niet thuis bij de Commissie. Klager heeft bovendien verzuimd duidelijk te maken welk intellectueel eigendomsrecht door adverteerder geschonden zou zijn. De zin “Ik heb het” kan niet worden gekwalificeerd als een auteursrechtelijk werk, nu deze geen eigen, oorspronkelijk karakter heeft en geen persoonlijk stempel van de maker draagt. De zin is sinds jaar en dag een normale zin binnen het Nederlandse taalgebruik en is niet door klager bedacht.
 
Het oordeel van de Commissie
Klager heeft ook in zijn bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter niet duidelijk gemaakt welke rechten van klager zouden zijn geschonden door het gebruik van de woorden “Ik heb het” en op welke wijze het gebruik van deze woorden door adverteerder in strijd met de NRC moet worden geacht. De klacht wordt daarom afgewezen.
 
De beslissing
 
De Commissie wijst de klacht af.

IEF 10724

Als onderdeel van een breder, legitiem business model

WIPO 13 december 2011, DNL2011-0045 (Qlik Tech tegen Qlickworld, inzake: qlik.nl, geschillenbeslechter: Hub J. Harmeling)

Eiser is een business software onderneming en is houder van o.a. gemeenschapsmerk QLIK. Verweerster maakt en optimaliseert informatie en databanken met bedrijfsgegevens op internet voor consumenten en is Beneluxbeeldmerkhouder QLIK.NL.

De geschillenbeslechter merkt de domeinnaam aan als identiek aan het merk van de eiser. Het non-usus verweer van verweerster behandelt hij niet. Het merk is als Beneluxmerk geregistreerd, wordt als Nederlandse handelsnaam gebruikt op een wijze die identiek is aan de domeinnaam en het merk wordt onafgebroken gebruikt sinds 2000. Er kan geen sprake zijn van verwarring of misbruik omdat er marginaal informatie of producten van concurrenten van eiser worden aangeboden in een business-to-consumer markt, als onderdeel van een breder, legitiem business model. Er is wel degelijk een legitiem belang te vinden in het voordeel van verweerster. Ten overvloede volgt een uitgebreide behandeling van onderdeel C "Registered or Used in Bad Faith". Geen overdracht bevolen.

As stated by Respondent, and undisputed by Complainant, Respondent has registered a Benelux trademark and Dutch trade name identical to the Domain Name and has used the Domain Name without interruption since 2000.

The Panelist finds that Respondent has sufficiently shown that it is only marginally offering information or products of Complainant’s competitors as part of a much wider, legitimate business model, offering a business-to-consumer service for searching and identifying businesses available in The Netherlands. To the extent Respondent generates value by using parking and landing pages or pay-per-click services, this is more a part of such wider business model than a focus on benefitting from confusion or Domain Name abuse.

In fact, Respondent’s website, being a business directory providing the ability to search and identify companies on the Internet in The Netherlands, offers links to and advertisements for all sorts of companies. Respondent’s use of the Domain Name (identical to its Benelux trademark and its trade name) is not prima facie demonstrating a lack of rights or legitimate interests in the Domain Name.

IEF 10723

Legoverhuur.nl: ongeautoriseerde dealer in merkproducten

WIPO 13 december 2011, D2011-1559 (LEGO Juris A/S tegen Schuermans, inzake: legoverhuur.nl, geschillenbeslechter: Warwick A. Rothnie)

beeldcitaat van legoverhuur.nl

Domeinnaamrecht. Bekend merk in domeinnaam gebruikt. Geen overdracht.

Inzake de domeinnaam legoverhuur.nl heeft LEGO voldoende aangetoond dat haar merk het meest onderscheidende element is uit de domeinnaam. Zij heeft geen licentie gegeven om het merk te laten gebruiken door verweerster. Na onderlinge communicatie blijkt dat deze domeinnaam slechts verwijst naar de homepage van verweerster en de handelsnaam van verweerster ook is veranderd naar aanleiding van deze communicatie. Haar activiteit blijft hetzelfde: het verhuren van originele LEGO-producten. De omstandigheden onder welke een ongeautoriseerde dealer in merkproducten een merknaam in een domeinnaam mag gebruiken, is nog niet in de Policy opgenomen, maar in deze situatie kan de doorverkopersjurisprudentie naar analogie worden toegepast. Het is door eiser niet bewezen dat er geen recht of legitiem belang is bij de verweerster. De klacht wordt afgewezen.

however, paragraph 2.3 of the WIPO Overview 2.0 states:

“Normally, a reseller or distributor can be making a bona fide offering of goods and services and thus have a legitimate interest in the domain name if its use meets certain requirements. These requirements normally include the actual offering of goods and services at issue, the use of the site to sell only the trademarked goods, and the site’s accurately and prominently disclosing the registrant’s relationship with the trademark holder. The respondent must also not try to ‘corner the market’ in domain names that reflect the trademark. Many panels subscribing to this view have also found that not only authorized but also unauthorized resellers may fall within such Oki Data principles. Pay-per-click (PPC) websites would not normally fall within such principles where such websites seek to take unfair advantage of the value of the trademark.”

This is described as the consensus view. The proposition in Guerlain S.A. v. Peikang, supra, relied on by the Complainant, therefore, must be qualified to some extent.

So far as can be ascertained from the record in this case, each of the requirements summarised in paragraph 2.3 of the WIPO Overview 2.0 appear to be substantially satisfied.

IEF 10722

Uitgesteld kijken en luisteren via internet en het auteursrecht

Nota naar aanleiding van verslag rond wijziging mediawet, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 019, ongenummerd.

Auteursrechtelijke elementen in de nota naar aanleiding van wijziging mediawet: Pagina. 17-18:

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nog andere mogelijkheden ziet voor de publieke omroep om onafhankelijke inkomstenstromen te genereren en hoe de regering wat dat betreft aankijkt tegen de mogelijkheid om (auteursrechtelijke) vergoedingen te vragen van kabelexploitanten.

De publieke omroep kan auteursrechtelijke vergoedingen aan kabelexploitanten vragen voor zover de omroep de rechten op een productie heeft en in de praktijk gebeurt dit ook. De regering acht het logisch en marktconform dat de publieke omroep een rechtenvergoeding vraagt aan exploitanten die omzet generen met de exploitatie van door hen geproduceerde content.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat het ongehoord is om van kijkers en luisteraars geld te vragen voor de uitzendingen van de algemene radio- en televisiekanalen of voor het terugkijken of -luisteren van eerder uitgezonden programma’s via internet. Verder stellen zij vragen over de opstelling van collectief beheerorganisaties bij het verlenen van toestemming voor de distributie van programma’s via internet en over het wettelijk vastleggen van het actual audience principe. 

De regering is het eens met de leden van de PvdA-fractie dat de publieke omroep geen directe vergoeding mag vragen aan kijkers en luisteraars voor de uitzendingen van de algemene radio- en televisiekanalen. Voor wat betreft uitgesteld kijken onderzoekt de NPO of in bepaalde gevallen hiervoor een vergoeding gevraagd zou kunnen worden. Gedacht wordt dan aan ouder archiefmateriaal en eventueel previews. Voor de dienst Uitzending Gemist zal geen vergoeding gevraagd worden gedurende bijvoorbeeld de eerste tien dagen. De regering wacht met een definitief oordeel, totdat de plannen van de NPO duidelijker zijn. In principe wijst de regering het vragen van een vergoeding voor bepaalde diensten niet op voorhand af. Wat offline geaccepteerd is zoals de verkoop van programma’s op DVD, zou ook online mogelijk moeten zijn.

De regering is het eens met deze leden dat uitgesteld kijken en luisteren via internet tegenwoordig tot de normale distributie van programma’s hoort. Het aanbieden van programma’s via internet is echter auteursrechtelijk gezien een nieuwe openbaarmaking. Daarvoor is toestemming van rechthebbenden vereist. Zij kunnen daarvoor een vergoeding vragen, indien de rechten voor deze vorm van exploitatie nog niet geregeld zijn. Dit is niet ongehoord maar de gebruikelijke auteursrechtelijke praktijk. Partijen dienen hier onderling afspraken over te maken. Daarover lopen al enige tijd onderhandelingen. De hoogte van de vergoedingen is één van de punten waarover partijen nog verdeeld zijn. Makers dienen zich bewust te zijn dat het een wettelijke taak van de publieke omroep is om op alle platforms aanwezig te zijn en dat de omroepen nog maar zeer bescheiden inkomsten hebben uit deze nieuwe exploitatievormen. Maar indien er extra inkomsten gegenereerd worden, is het redelijk dat makers daarin meedelen. De regering verwacht dat de onderhandelingen tot resultaat zullen leiden en ziet vooralsnog geen reden om, buiten het reguliere overleg, met collectief beheerorganisaties om tafel te gaan zitten. Dat collectief beheerorganisaties uit zijn op het vergroten van hun winsten, moet worden weersproken. De beheerorganisaties innen ten behoeve van de bij hen aangesloten makers. Om er voor te zorgen dat de geïnde gelden maximaal bij de makers terecht komen is in het wetsvoorstel Toezicht collectief beheer24 [Kamerstukken II 2008-2009, 31 766, nr. 2.] een aantal voorzieningen opgenomen. Over de hoogte van vergoedingen kan men straks ook bescherming ontlenen aan het voorgestelde preventieve toezicht op tariefsstijgingen door het College toezicht auteursrecht en de geschillencommissie voor tariefsgeschillen. Indien geen gebruik gemaakt wordt van de geschillencommissie en men rechtstreeks naar de rechter gaat, dient de geschillencommissie om advies te worden gevraagd. In het wetsvoorstel Toezicht collectief beheer wordt het actual audience principe25 vastgelegd als een belangrijk criterium voor de vaststelling van de billijke vergoeding door de geschillencommissie. In de wens van deze leden wordt dus voorzien.

IEF 10721

Artiestenmanagement II

Hof Amsterdam 27 december 2011, LJN BU9528 (Appellant tegen LOS B.V.)

In navolging van IEF 10240. Tweede tussenarrest (voortzetting van hof Amsterdam 20 september 201: BT2727) inzake vergoeding voor 'artiestenmanagement'. Vraag of ook na de beëindiging van dit management nog aanspraak bestaat op een percentage van inkomsten uit (nog lopende) sponsorovereenkomsten. Bewijslast van de gewezen manager die dit stelt, doch het ter afwering van de vordering gedane beroep op een regeling waarbij volledig zou zijn afgerekend is een bevrijdend verweer, zodat de wederpartij daarvan de bewijslast draagt. Hof laat bewijsaanbod toe en laat getuigen horen.

Dictum:Het hof:
laat [appellant] toe tot het bewijs van diens stellingen zoals hiervoor, onder 2.2 en onder 2.3, laatste volzin, vermeld;
bepaalt dat getuigen zullen worden gehoord door het lid van deze kamer mr. E.M. Polak, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris, die daartoe op dinsdag 6 maart 2012 des namiddags te 13.30 uur zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam; 
bepaalt dat partijen tot twee weken na de uitspraakdatum van dit arrest schriftelijk aan het enquêtebureau van de griffie van dit hof kunnen meedelen dat zij of de getuigen verhinderd zijn op het zojuist genoemde tijdstip te verschijnen, onder opgave van de verhinderdagen van beide partijen en de getuigen in de daaropvolgende drie maanden, in welk geval met inachtneming van die verhinderdagen een nieuw tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld; 
houdt iedere verdere beslissing aan.

IEF 10720

BVIE inwerkingtreding & wijziging protocol

Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 25 februari 2005, Trb. 2011, 268.

De bepalingen van het Protocol van 25 juni 2010 zullen ingevolge punt 2 in werking treden op 1 januari 2012. Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het Protocol van 25 juni 2010, evenals het Uitvoeringsreglement van 1 juni 2006, alleen voor Nederland (het Europese deel) gelden.

Protocol tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement van Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom. - uitvoeringsreglement

De Raad van Bestuur heeft besloten het Uitvoeringsreglement als volgt te wijzigen: A. Lid 3 van regel 1.10 komt te vervallen. 1. Dit wijzigingsprotocol zal worden gepubliceerd zoals voorzien in artikel 6.5, lid 1 van het BVIE. 2. Dit wijzigingsprotocol treedt onder twee voorwaarden in werking. De publicatie bedoeld in lid 1 moet hebben plaatsgevonden en de Directeur-Generaal moet hebben besloten deze wijziging in werking te laten treden. De Directeur-Generaal zal zijn besluit tot inwerkingtreding, onder vermelding van de datum van inwerkingtreding, aankondigen in een nadere regel als bedoeld in regel 3.14 van het Uitvoeringsreglement.

IEF 10719

Nuancering strafuitsluitingsgronden

Richtlijn voor strafvordering intellectuele-eigendomsfraude van 23 december 2011, Stcrt. 2011, 22 925.

Deze richtlijn bevat uitgangspunten voor het transactie- en requireerbeleid van het delict intellectuele-eigendomsfraude (IE-fraude). Met een nuancering van de strafuitsluitingsgrond ´in voorraad hebben´ voor ´eigen gebruik´. Evenals een uitwijding betreffende het begrip 'plaats delict' voor het verhandelen van illegale bestanden of het aanbieden van inbreukmakende goederen op het internet (zie par 9). En tot slot een grenshoeveelhedentabel als bijlage.

4. Strafuitsluitingsgrond ‘in voorraad hebben’ voor ‘eigen gebruik’

In artikel 337 lid 2 WvSr is voor het merken- en modellenrecht een nuancering aangebracht. In dit artikel staat dat voor ‘eigen gebruik’ in voorraad hebben van enkele inbreukmakende goederen als bedoeld in artikel 337 lid 1 WvSr is toegestaan. Het voor eigen gebruik in-, uit- of doorvoeren valt niet onder deze uitzondering en is derhalve verboden.

‘Eigen gebruik’ komt ook voor in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten, maar daar heeft het slechts een zeer beperkte betekenis. Niet strafbaar is het maken van enkele verveelvoudigingen zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dienend tot eigen oefening, studie of gebruik van degene die de kopieën zelf heeft gemaakt (art. 31 e.v. jo. art. 16b.1 en 16c.1 Auteurswet 1912; art. 21 e.v. jo. art. 10.e Wet op de naburige rechten).

De Rijksoctrooiwet 1995 kent de strafuitsluitingsgrond ‘eigen gebruik’ niet, maar stelt als voorwaarde dat de handelingen gepleegd moeten zijn ‘in of voor zijn bedrijf’, wil er sprake zijn van inbreuk. Hieronder valt ook de beroepsuitoefening. Deze voorwaarde komt bij de strafrechtelijke handhaving op hetzelfde neer als de genoemde strafuitsluitingsgrond in artikel 337 lid 2 WvSr. Voor de Rijksoctrooiwet geldt dus dat opzettelijke inbreuk op het octrooirecht, gepleegd in of voor het bedrijf van de inbreukmaker, strafbaar is. Let wel dat in de Rijksoctrooiwet enkel invoer strafbaar is gesteld. Uit- en doorvoer zijn niet strafbaar.

Eigen gebruik van inbreukmakende goederen is niet strafbaar als het enkele exemplaren betreft. In deze OM richtlijn wordt de term ‘enkele’ uitgewerkt in de tabel grenshoeveelheden. In deze tabel wordt aangegeven bij welke hoeveelheid sprake is van (slechts) enkele exemplaren.

Voor meer uitleg over het begrip ‘eigen gebruik’ in het kader van deze materie, wordt verwezen naar de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude [zie H 4].