IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10495

Totaalprijs van de plaatsing

Rechtbank 's-Gravenhage 19 mei 2011, LJN BU3539 (International Business Verlag GmbH tegen Liandyn)

Als randvermelding. Toepasselijkheid Duits recht. Contractrecht. Publicatie promotieartikel in tijdschrift. Onduidelijk aanbod voor wat betreft de kosten. Na goedkeuring van het artikel door een medewerker van Liandyn wordt aan Liandyn op 22 november 2006 de definitieve tekst toegezonden. In dezelfde brief wordt Liandyn verzocht het orderformulier te ondertekenen. Noch in de brief, noch in het orderformulier wordt de totaalprijs van de plaatsing van het artikel, althans van de foto's genoemd. Geen wilsovereenstemming over promotieartikel (advertorial) ad €11.000

 

4.2.Tussen partijen is niet in geschil dat IBV is gevestigd in Duitsland. De vraag naar het toepasselijk recht wordt gevonden door toepassing van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: EVO). Hoofdregel van artikel 3 EVO is dat van toepassing is het recht dat door partijen is gekozen. Door partijen is echter geen rechtskeuze gedaan. Namens IBV is ter zitting uitdrukkelijk medegedeeld dat niet (alsnog) wordt ingestemd met een rechtskeuze voor Nederlands recht. Bij gebreke van een rechtskeuze is op de voet van artikel 4 lid 1 EVO van toepassing het recht waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden . Volgens artikel 4 lid 2 EVO wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten, haar hoofdvestiging heeft of, indien de prestatie volgens de overeenkomst door een andere vestiging dan de hoofdvestiging moet worden verricht, het land waar zich deze andere vestiging bevindt. Dit brengt mee dat op de overeenkomst Duits recht van toepassing is, nu IBV in Duitsland is gevestigd. Het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge dit Verdrag toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn. Dit betekent dat ook de vraag of sprake is van wilsgebreken dienen te worden beoordeeld naar Duits recht.

4.7.Ten overvloede merkt de rechtbank op dat IBV er in de omstandigheden van dit geval niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wil van Liandyn en haar verklaring overeenstemden. Daartoe is redengevend dat IBV niet, althans niet voldoende gemotiveerd heeft bestreden dat bij Liandyn de indruk is gewekt dat het artikel tegen vergoeding van geringe kosten geplaatst zou worden. Ten eerste is er nadruk op gelegd dat het artikel zelf gratis zou zijn. De in de correspondentie wel genoemde kosten van de foto's zijn zo opgenomen dat het om geringe bedragen lijkt te gaan. Er wordt immers een klein bedragje per kolom per millimeter genoemd. Dat dit uiteindelijk tot relatief hoge bedragen leidt zal voor de argeloze lezer van de correspondentie niet duidelijk zijn. Van leken op het gebied van de typografie kan immers niet worden verwacht dat zij aan de hand van de - overigens niet uit de door IBV aan Liandyn gezonden correspondentie blijkende - maten van de foto's de prijs berekenen. Gesteld noch gebleken is voorts dat IBV op enig moment zelfs maar bij benadering heeft laten weten wat de kosten van de publicatie zouden zijn. Ook in de overgelegde correspondentie wordt met geen woord gerept over de uiteindelijk aan het artikel verbonden kosten, terwijl dit heel wel mogelijk was geweest. Immers, nog voordat Liandyn het orderformulier tekende was bekend welke foto's geplaatst zouden worden en hadden de kosten door IBV berekend kunnen worden. Niettemin is tot aan de verzending van de factuur nimmer een concreet bedrag genoemd. IBV heeft ook ter zitting niet duidelijk kunnen maken wat de achtergrond van deze handelwijze is. Indien zij ervan uitgaat dat de wil van Liandyn gericht was op het doen plaatsen van een publicatie tegen een bedrag van ongeveer € 11.000,= had er niets aan in de weg gestaan om deze kosten op enig moment te noemen of in ieder geval een indicatie te geven van de aan de plaatsing van het artikel verbonden kosten. IBV heeft evenmin duidelijk gemaakt waarom per foto moet worden betaald en niet - bijvoorbeeld - per bladzijde. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat de werkwijze van IBV wordt ingegeven door de wens om bedrijven tot het plaatsen van een artikel te bewegen zonder dat deze bedrijven zich van de daaraan verbonden hoge kosten bewust zijn. Dit klemt te meer nu het initiatief tot het maken en het plaatsen van het artikel afkomstig is van IBV. Een dergelijke handelwijze is wellicht lucratief maar verdient in rechte geen bescherming. Het feit dat een grotere oplettendheid aan de zijde van Lyandin had kunnen voorkomen dat zij "erin was getuind", doet aan het vorenstaande niet af. Degene die beoogt zijn wederpartij tot het sluiten van een overeenkomst te bewegen terwijl hij weet of moet weten dat die wederpartij zich niet van de consequenties van de overeenkomst bewust is, kan zich in rechte niet beroepen op de onoplettendheid van die wederpartij.

4.8.Het bovenstaande brengt mee dat de vordering in conventie zal worden afgewezen. De door Liandyn voorts nog naar voren gebrachte verweren (bedrog en dwaling) kunnen mitsdien onbesproken blijven.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10494

Hergebruik van werkboeken

Evaluatie Wet gratis schoolboeken; Brief regering; Evaluatie 2011 Wet gratis schoolboeken, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 088, nr. 1 

Om te blijven volgen. Het eerste kamerstuk in het dossier evaluatie wet gratis schoolboeken. Minister van OCW:

Dat brengt mij op de visie op de toekomst. Het is goed dat scholen kostenbewuster zijn geworden en zorgvuldiger hun boekenpakketten kiezen. Tegelijk hebben die keuzes soms ook geleid tot het schrappen van titels en werkboeken, met name in havo en vwo, waar ook de pakketprijs het sterkst is gedaald. Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang dit maar gebeurt vanuit een integrale visie op goed onderwijs. Hergebruik van werkboeken is een goede optie om de kosten te beperken, maar mag niet leiden tot het in strijd handelen met het auteursrecht. Een andere zorg is dat scholen nog terughoudend zijn om over te stappen op een andere lesmethode en nog beperkt gebruik maken van digitaal lesmateriaal in de klas. De bedoeling van de WGS was om scholen met de lumpsumvergoeding per leerling voor het lesmateriaal een middel in handen te geven om hun visie op goed onderwijs verder vorm te geven. Door innovaties als (open) digitaal lesmateriaal integraal hierin op te nemen, gaan de scholen met hun tijd mee en borgen zij hoge onderwijskwaliteit. Gelukkig is er een positieve ontwikkeling zichtbaar; steeds meer scholen werken aan een integraal leermiddelenbeleid waarin hun onderwijskundige visie, de ICT-infrastructuur en het personeelsbeleid in samenhang worden bezien.

IEF 10493

Niet schuilen achter de accountant

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 15 november 2011, KG ZA 11-1141 (Multi Tasking Beheer B.V. tegen Informa Europe B.V.B.A.)

In navolging van eerdere KG-zaken, zie aldaar voor feiten. Executiegeding. Niet volledig voldaan aan bevolen opgave, noch aan bevolen verzending van brieven en dwangsommen zijn verbeurd. Beroep op opheffing of vermindering van de dwangsommen ex 611d Rv slaagt niet. Multi Tasking heeft niet gesteld dat het doen van opgave en versturen van brieven met onaangepast tekst onmogelijk was. Opgave over de een van de drie grootste klanten vergt meer inspanning en zorgvuldigheid, niet is toegelicht hoe dat die klant over het hoofd is gezien. Volledig schuilen achter accountant slaagt eveneens niet, omdat Multi Tasking ook op onvolledige opgave is gewezen door Informa en haar advocaat.

Niet volledig voldaan aan bevolen opgave: Ten eerste missen ten minste twee afnemers in de opgave, waaronder een grote klant. En opgave van de vergoedingen voor de upgrades van de software, in redelijkheid niet kunnen betwijfelen dat zij ook opgave moest doen van die inkomsten.

Niet volledig voldaan aan bevolen verzending brieven Aan 9 (met naam genoemde) kantoren is geen brief gezonden. De tekst van de brieven die zij wel heeft gestuurd, corresponderen niet volledig met de door de voorzieningenrechter bevolen tekst. Door die wijziging is de tekst minder begrijpelijk. 

4.8. Het beroep op opheffing of vermindering van de dwangsommen krachtens artikel 611d Rv kan niet slagen. Multi Tasking heeft in dit verband slechts aangevoerd dat zij heeft geprobeerd binnen de in het vonnis gestelde termijn zo goed als mogelijk uit te zoeken aan wie zij een brief moest sturen en over wie zij opgave moest doen. Multi Tasking heeft echter niet gesteld dat ook het doen van opgave over de upgrades en het versturen van brieven met een onaangepaste tekst onmogelijk was in de zin van die bepaling. Zonder toelichting kan ook niet worden aangenomen dat de nakoming van de bevelen op die punten onmogelijk was, zeker niet vanaf het moment dat Informa Multi Tasking uitdrukkelijk en schriftelijk had gewezen op deze gebreken (e-mailbericht van de advocaat van Informa van 8 juli 2011, productie 4 van Informa). Alleen al op grond van die overtredingen zijn dwangsommen verbeurd tot het bepaalde maximum. Daarom kan in het midden blijven of het onmogelijk was voor Multi Tasking om ook op de overige punten aan de veroordeling te voldoen.

Onmogelijkheid 4.9. Daar komt bij dat, anders dan Multi Tasking meent, in ieder geval het doen van opgave over De Bok niet onmogelijk was in de zin van artikel 611d Rv. De maatstaf in dit verband is of het onredelijk zou zijn van Multi Tasking meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan zij heeft betracht. Dat is in dit geval niet onredelijk. Vast staat namelijk dat De Bok een van de drie grootste klanten is van Multi Tasking. Gelet daarop moet worden aangenomen dat die klant bij een zorgvuldig onderzoek van de administratie van Multi Tasking naar voren zou zijn gekomen. Multi Tasking heeft ook niet toegelicht hoe het kan dat die grote klant volledig over het hoofd is gezien.

4.10. Multi Tasking kan zich in dit verband ook niet volledig verschuilen achter de door haar ingeschakelde accountant. Voor zover uit het arrest van de Hoge Raad van 21 mei 1999 (LJN ZC2906) volgt dat Multi Tasking in beginsel mag rekenen op de juiste uitvoering van het bevel door de ingeschakelde accountant, geldt dat in ieder geval niet meer vanaf het moment dat Multi Tasking er door Informa op was gewezen dat een kantoor in de opgave ontbrak en Multi Tasking wist of had moeten weten dat De Bok in de opgave moest worden vermeld. Vast staat dat de advocaat van Informa Multi Tasking op 8 juli 2011 schriftelijk heeft gemeld dat een kantoor ontbrak in de opgave. Ook staat vast dat Multi Tasking op 22 juli 2011 Informa een afschrift heeft gestuurd van de rectificatiebrieven die Multi Tasking heeft gestuurd aan drie van haar klanten, waaronder De Bok. Voor zover Multi Tasking zich op dat moment niet daadwerkelijk heeft gerealiseerd dat zij ook nog opgave moest doen over De Bok, had zij zich dat in de gegeven omstandigheden wel moeten realiseren. In ieder geval vanaf 22 juli 2011 was het doen van opgave over De Bok dus niet onmogelijk in de zin van artikel 611d Rv.

IEF 10491

Jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht 2011

Naast de octrooirechtlunch nu ook datum terugkerende jurisprudentielunch merken-, modellen- en auteursrecht bekend
Holiday Inn (Station Amsterdam RAI), woensdag 14 december van 11.45 tot 15.00 uur. Lees de volledige uitnodiging hier.

Op woensdag 14 december 2011 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve Jurisprudentielunch. Tijdens deze bijeenkomst zullen Joris van Manen, Marlou van de Braak en Christiaan Alberdingk Thijm de belangrijkste uitspraken op het gebied van merken-, modellen- en het auteursrecht behandelen. Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts 3 uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Met o.a. de volgende uitspraken:
• L’Oreal / Ebay
• Interflora / Marks & Spencer
• Viking Gas
• Budweiser / Budvar

• Bang & Olufsen / OHIM
• Apple / Samsung
• Pepsico / OHIM, Grupo Promer Mon Graphic
• Honda / Kwang Yang

• Airfield
• Premier League
• Concl. AG Luksan
• Concl. AG Scarlet Extended / Sabam
• Rb Amsterdam NSE / Brein

Zie ook de overzichten modellenrechtpraktijk HvJ EU en auteursrechtpraktijk HvJ EU.


Kosten 
Deelname € 325,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting.

Hier aanmelden

IEF 10492

Dit is (nog net) een werk

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 november 2011, KG ZA 11-1602 HJ/TF (Next Team S.R.L. tegen Kawasaki Motors Europe N.V.)

Met dank aan Bas Le Poole en Anne Bekema, Houthoff Buruma.

In't kort. Auteursrecht. Over branding, Corporate Identity dmv drie rechte lime-groene strepen. Dit is (nog net) een werk, er is sprake van inbreuk. Maar omdat Next Team haar ontwerp in opdracht van Kawasaki en tegen betaling door Kawasaki heeft gemaakt, was branding niet het eigenlijke onderwerp van de opdracht, maar de oplevering van het materiaal. Deze omstandigheden maken dat een beroep op het auteursrecht dat jegens een andere inbreukmaker mogelijk zou zijn, juist tegenover Kawasaki naar maatstaven van redelijkheid en billijheid onaanvaardbaar is. Weigert de gevraagde voorzieningen. Proceskostenveroordeling €38.060,00

4.4 (...) De voorzieningenrechter acht een werk bestaande uit enige rechte strepen een creatie die op de grens ligt van het alledaagse, dat niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Immers zoals woorden de basiselementen zijn in de taal, die als zodanig niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen (zie het genoemde Infopax-arrest, rechtsoverweging 45 en 46), zijn basisvormen zoals rechte lijnen, cirkels, driehoeken, vierkanten, veelhoeken, sinusgolven, parabolen, etc. basisvormen in grafische ontwerpen, die evenmin voor auteursrechtelijk beschermin in aanmerking komen. Voor zover de maker van een grafisch ontwerp dergelijke basiselementen verwerkt, kan hij enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van dergelijke elementen uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt. (...) Dit is (nog net) een werk, maar het gaat hier - ook als de stripe studies in ogenschouw worden genomen - wel om een minimun oorspronkelijkheid. Naar mate de mate van oorspronkelijkheid geringer is, zal een gestelde inbreuk een grotere mate van gelijkenis moeten hebben om als inbreuk te gelden.

4.5 (...) De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verschillen tussen beide werken zo gering zijn en dat de beide werken een zodanig op elkaar lijkende totaalindruk maken, dat sprake is van een inbreuk.

4.6. Next Team heeft haar ontwerp in opdracht van Kawasaki en tegen betaling door Kawasaki gemaakt. De Branding was niet het eigenlijke onderwerp van de opdracht, dit was het ontwerp en de levering van materiaal voor showrooms; de "branding" was een ondergeschikt onderdeel van die opdracht. Deze omstandigheden bij elkaar genomen maken dat een beroep op het auteursrecht dat jegens een andere inbreukmaker mogelijk zou zijn, juist tegenover Kawasaki naar maatstaven van redelijkheid en billijheid onaanvaardbaar is.

IEF 10490

Betalen voor hergebruik van tweets

mede met dank aan Thijs van den Heuvel, Bird & Bird LLP

Gisteren berichtte Twitternieuws en Hyped dat Twitter geld wil voor hergebruik van tweets en dat zij probeert ‘nieuwe inkomstenbronnen aan te boren’. Onder de meeste IE-juristen trekt dit meteen de aandacht, gaat Twitter (auteursrechtelijk beschermde) Tweets van gebruikers verkopen? Getuige de 140 gekozen tekens van voldoende creativiteit om te voldoen aan het werkcriterium? De koppen van genoemde berichten zijn enigszins misleidend te noemen.
 
Wie twitter-berichten wil gebruiken in een off-line omgeving dient zich ook nu al te houden aan best practices. Dat staat hier. Deze guidelines worden hier verder uitgewerkt.

Overigens, wat betreft het auteursrecht van de gebruikers bepalen de algemene voorwaarden van Twitter dat zij een licentie krijgt om ongeveer alles met een Tweet te doen.

You retain your rights to any Content you submit, post or display on or through the Services. By submitting, posting or displaying Content on or through the Services, you grant us a worldwide, non-exclusive, royalty-free license (with the right to sublicense) to use, copy, reproduce, process, adapt, modify, publish, transmit, display and distribute such Content in any and all media or distribution methods (now known or later developed).

Tip This license is you authorizing us to make your Tweets available to the rest of the world and to let others do the same.

You agree that this license includes the right for Twitter to make such Content available to other companies, organizations or individuals who partner with Twitter for the syndication, broadcast, distribution or publication of such Content on other media and services, subject to our terms and conditions for such Content use.

Dergelijk aanvullend gebruik door Twitter of andere bedrijven, organisaties of personen die partner zijn van Twitter, kan worden gedaan zonder een vergoeding met betrekking tot de door u aangeboden, geposte, overgebrachte of anderszins via de Diensten beschikbaar gestelde Inhoud te betalen.
 
Genoemde berichten zijn (deels) gebaseerd op het bericht dat Twitter partners heeft gevonden waar uit de massa aan twitterberichten relevante data kan worden gevonden. De eerste partner Mass Relevance selecteert de real-time meest relevante tweets voor (door)publicatie op websites, televisie of op een fysieke locatie, zoals dat ook bij The Voice of Holland gebeurt. De tweede partner kent betekenis toe aan de 250+ miljoen tweets die er dagelijks worden gepubliceerd voor specifieke merken, evenementen of bijvoorbeeld nieuwsverslaglegging. Voor deze diensten - het selecteren, filteren en ranken van Tweets - moet worden betaald, niet voor de berichten zelf. 

Conclusie: de koppen zijn wellicht goede aandachtstrekkers, maar er lijkt niets nieuws onder de zon voor wat betreft de exploitatierechten op individuele tweets.
Reactie insturen: redactie@ie-forum.nl.

IEF 10489

Defining the territorial scope of genuine use

Pieter Veeze, Defining the territorial scope of genuine use, Alicante, November 10, 2011

Een transcript van de lezing die Pieter Veeze, BBIE heeft gehouden 10 november j.l. te Alicante inzake ´genuine´ use. Het lijkt een bewerking van wat we eerder zagen in IEF 9892 en wel één die merkenrechtjuristen en -gemachtigden een overzichtelijk toetsingscriterium geeft aan de hand van de ONEL-case, zo blijkt ook uit de inhoudsopgave.

Introductie: I will deal today with a subject, which I think is one (of the view) “unexploited areas” of European trademark law: the territorial scope of genuine use. It is an honour and a pleasure to have been invited to speak on this subject, which is, to my belief, one of the key questions for the future of trademark law in Europe and which has, honestly speaking, become more and more sort of a “personal hobby” for me. I would like to thank the organization for giving me this opportunity.

Inhoudsopgave:
Use in trademark law – some general remarks
ONEL: the fact
ONEL: the arguments
ONEL: the case before the ECJ
Genuine use: predicting the future

1. Is use of a CTM in one country always enough
2. If not, is use of a CTM in one country never enough?
3. If it is never enough, what is needed?
4. Should the assessment of genuine use in the Community be done in the abstract, without reference to the borders of the territory of the individual Member States

(zie complete tekst in de pdf)

As a final thing, I would like to share something with you. Honestly speaking, I was a bit overwhelmed by the amount of attention the ONEL case attracted. The discussion about genuine use of a CTM is, of course, not entirely new 21 , but the ONEL decision really seemed to “boost it up”. Shortly after our decision, OHIM and several national offices issued press statements. Almost every users organization I had ever heard of has expressed an opinion, and the case has even been discussed in European Parliament. Further, the issue plays an important role in the famous Study on the Overall Functioning of the European Trade Mark System by the Max Planck Institute (MPI) 22 . I assume that tomorrow, Mr. Knaak will discuss this Study in detail with you, so I will not comment on that, besides from saying that I find it an extremely interesting and valuable document.

There is, however, one thing I find difficult to understand in the MPI Study, and that is the “second reading” of the Joint Statement, namely that it would not imply that use in one country by definition is enough 23 . In my view the wordings are clear: 

The Council and the Commission consider that use which is genuine within the meaning of Article 15 in one country constitutes genuine use in the Community.

The Joint Statement does not say that use in one country can constitute genuine use, it says that it constitutes genuine use in the Community, which for me implies, in plain English, an automatism.

Interestingly enough, I hear this “second reading” more and more, especially from sources that previously seemed much more radical in expressing their views on the (minimal) amount of use required to maintain a CTM. Suspicious minds might interpret this as an indication that everybody wants to be in the “winning team”. Or is afraid to be in the “loosing team”, and be criticized or even held liable in the future. I tend to look at this development in a positive way: even though the ECJ has not yet decided on the ONEL case, I believe that practically no one any more seems to answer question 1 in the (absolute) affirmative. So the discussions about it, in many different gremia, already seem to have led to a certain extent of convergence.

Lees verder hier / pdf

IEF 10488

Recht op privé-leven en vergelijkbaar met briefgeheim

Hof 's-Gravenhage 15 november 2011, LJN BU4306 (Nationale Stichting  tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland tegen MR)

Met gelijktijdige dank aan Jurian van Groenendaal, Boekx advocaten.

In navolging van IEF 10401. Hoger beroep in kort geding. Rechtspraak.nl: Vordering Holland Casino jegens ex-werknemer tot verbod publicatie van een boek met informatie in strijd met geheimhoudingsbeding in vaststellingsovereenkomst; vordering Holland Casino op grond van artikel 843a Rv tot ter beschikking stellen van het manuscript van dat boek.

Persrecht. Ambtshalve aanvulling van de gronden: zolang het voltooide boek niet is gepubliceerd, valt het onder artikel 8 EVRM, bescherming van het recht op privé-leven, vergelijkbaar met briefgeheim.

5.4 Uit het hiervoor onder 4.10 overwogene blijkt dat, indien in hoge mate aannemelijk is dat [geïntimeerde] het geheimhoudingsbeding dreigt te overtreden, een beperking van diens vrijheid van meningsuiting in de vorm van een preventief publicatieverbod tot de mogelijkheden behoort, met name wanneer door overtreding van dat beding zwaarwegende belangen dreigen te worden aangetast. In hoger beroep is duidelijk geworden dat het geheimhoudingsbeding dient ter waarborg van belangen die in elk geval voor een deel als zwaarwegend moeten worden aangemerkt. Het is dus niet zo dat, zoals de voorzieningenrechter kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, in een geval als het onderhavige vrijwel geen ruimte zou bestaan voor een preventief publicatieverbod. Dat hangt er met name vanaf hoe aannemelijk de dreigende overtreding van het geheimhoudingsbeding is. De inzage-vordering strekt ertoe om gegevens te verkrijgen waarmee de aannemelijkheid daarvan kan worden gestaafd. Hiermee komt tevens de overweging van de voorzieningenrechter, dat inzage vooraf indirect tot een ontoelaatbare belemmering van de vrijheid van meningsuiting leidt, op losse schroeven te staan; uit de inzage kan namelijk blijken dat in hoge mate aannemelijk is dat het geheimhoudingsbeding dreigt te worden overtreden, in welk geval een belemmering van de vrijheid van meningsuiting in de vorm van een preventief publicatieverbod mogelijkerwijs toelaatbaar is. Nu de steekwoorden in het bericht van [geïntimeerde] op Facebook van 21 augustus 2011 te 11.03 uur althans enig aanknopingspunt bieden voor de inzage-vordering van Holland Casino kan deze bezwaarlijk worden afgedaan als een ‘fishing expedtion’. De overweging van de voorzieningenrechter in rov. 4.6.3 van het vonnis, dat bewijs is geleverd zodra het boek is gepubliceerd, kan niet bijdragen aan het oordeel dat Holland Casino geen rechtmatig belang heeft bij de inzage-vordering waarmee immers juist een maatregel vóór de publicatie is beoogd. In zoverre zijn de grieven 3 t/m 5 van Holland Casino dus terecht voorgesteld.

5.5 In hoger beroep is door Holland Casino echter – terecht – niet bestreden dat, zoals in rov. 4.6.4 van het vonnis is overwogen, de wetenschap dat een tekst van tevoren zal worden bekeken leidt tot ongewenste terughoudendheid bij de schrijver. Van toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv in dit soort gevallen gaat dus een ‘chilling effect’ uit waardoor het recht op vrije meninguiting de facto wordt beperkt. De bij de vraag of deze beperking geoorloofd is aan te leggen noodzakelijkheids-/evenredigheidstoets brengt met zich dat ten minste aannemelijk moet zijn dat sprake is van een (dreigende) aantasting van zwaarwegende belangen. Omdat het ‘chilling effect’ van een mogelijke artikel 843a Rv-vordering een minder vergaande beperking van de vrijheid van meningsuiting oplevert dan een preventief publicatieverbod, vergt het noodzakelijkheids-/evenredigheidscriterium niet dat in het kader van artikel 843a Rv dezelfde strenge eisen aan de aannemelijkheid van de (dreigende) belangenaantasting worden gesteld als bij een preventief publicatieverbod (zie rov. 4.10). Uit het onder 4.12 overwogene volgt evenwel dat ook niet in voldoende mate aannemelijk is geworden dat vertrouwelijke informatie dreigt te worden geopenbaard en/of de reputatie of rechten van anderen dreigen te worden geschonden om in dit geval op de voet van lid 2 van artikel 10 een inzage-bevel gerechtvaardigd te achten. Holland Casino heeft bij haar vordering A derhalve (wel belang maar) geen rechtmatig belang, althans er is sprake van een gewichtige reden in de zin van artikel 843a lid 4 Rv.

5.7   Naar aanleiding van deze stellingen van [geïntimeerde] wordt – ambtshalve de rechtsgronden daarvan aanvullend – overwogen dat het schrijven van een boek en de beslissing om het manuscript, of het reeds voltooide boek zolang het niet is gepubliceerd, al dan niet aan een ander ter beschikking te stellen privé-aangelegenheden zijn die onder de bescherming van het recht op privé-leven van artikel 8 EVRM vallen. Het betreft hier een recht dat vergelijkbaar is met het recht op briefgeheim/‘respect for correspondence’ waarover uitvoerige op artikel 8 EVRM gebaseerde rechtspraak van het EHRM bestaat. De inzage-vordering van Holland Casino strekt tot inmenging in [geïntimeerde]’s recht op privé-leven, waarbij nog wordt gewezen op het hiervoor onder 4.7 overwogene. Een dergelijke inmenging is ingevolge lid 2 van artikel 8 EVRM alleen geoorloofd wanneer dat noodzakelijk is in een democratische samenleving voor – voor zover hier relevant – de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Aangezien het recht om zelf te beslissen of een nog niet gepubliceerd boek aan een ander ter beschikking wordt gesteld, als een fundamenteel aspect van het recht op privé-leven moet worden beschouwd, moeten aan de noodzaak/proportionaliteit van de inmenging stringente eisen worden gesteld. Daaruit volgt dat, wil een inmenging geoorloofd zijn, met een grote mate van zekerheid moet kunnen worden aangenomen dat daadwerkelijk rechten of vrijheden van anderen (dreigen te) worden geschonden. Gezien het onder 4.12 overwogene is aan deze eis – waarover partijen hebben gedebatteerd (zie de rovv. 4.1 en 4.12) – niet voldaan. Dat betekent dat een maatregel die met zich brengt dat [geïntimeerde] gedwongen wordt het manuscript of de drukproef van zijn boek aan Holland Casino ter beschikking te stellen, de toets aan artikel 8 EVRM niet kan doorstaan. Ook om deze reden heeft Holland Casino geen rechtmatig belang bij haar daartoe strekkende vordering, althans is sprake van een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv.

Lees het arrest hier (LJN / pdf / grosse)

IEF 10487

Zonder verder nadenken

Hogere voorziening ingesteld op 9 september 2011, zaak C-467/11 door Audi/Volkswagen AG tegen Gerecht EU 6 juli 2011, zaak T-318/09 (Audi AG, Volkswagen AG/OHIM, inzake merk "TDI") - dossier

Bij hoge uitzondering. Er is hogere voorziening ingesteld met de volgende middelen en voornaamste argumenten tegen Gerecht EU van 6 juli 2011, IEF 9897.

In het bestreden arrest heeft het Gerecht artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 1 geschonden doordat het het materiële merkenrecht onjuist heeft toegepast. Het teken TDI is niet beschrijvend. Ten onrechte is het Gerecht ervan uitgegaan dat het relevante publiek onmiddellijk en zonder verder nadenken het teken TDI waarneemt als een afkorting van een technische eigenschap. Dat is niet correct aangezien TDI geen afkorting is en een dergelijke afkorting bovendien talloze betekenissen heeft. Bijgevolg is in geen geval voldaan aan het vereiste dat het publiek dat teken "onmiddellijk en zonder verder nadenken" in die zin waarneemt. Voorts zijn rekwiranten van mening dat er schending is van het beginsel van ambtshalve onderzoek van de feiten van artikel 74, lid 1, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009 doordat het BHIM heeft nagelaten te bewijzen dat er een absolute weigeringsgrond bestaat.

Bovendien is er schending van het gelijkheidsbeginsel doordat tussen het teken TDI en de ingeschreven tekens CDI en HOI een rechtstreeks en concreet verband bestaat zodat een gelijke behandeling noodzakelijk is. Nu is er geen gelijke behandeling doordat inschrijving van het teken TDI is geweigerd.

In het bestreden arrest heeft het Gerecht tevens artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 geschonden doordat het bewijs dat het aangevraagde teken als merk is ingeburgerd niet voor het grondgebied van de gehele Gemeenschap vereist is en bovendien heeft het Gerecht de ten grondslag liggende feiten juridisch onjuist beoordeeld. Een bewijs is niet vereist aangezien de rechtspraak in de zaak Pago van het Hof 2 betreffende artikel 9 van verordening nr. 207/2009 mutatis mutandis van toepassing is op artikel 7 ervan. Daarenboven is op afdoende wijze bewezen dat het aangevraagde teken als merk is ingeburgerd, doch het Gerecht heeft deze bewijzen juridisch onjuist beoordeeld. Het Gerecht heeft met name de indicatieve waarde van nationale inschrijvingen miskend. Het Gerecht heeft evenmin rekening gehouden met de grote marktaandelen en verkoopscijfers van TDI-auto's en op deze wijze bij de juridische beoordeling het daarmee verbonden reclame-effect over het hoofd gezien.

Ten slotte heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat het teken TDI niet als merk is gebruikt. Dit is niet correct en in strijd met het gemeenschapsrecht aangezien het teken TDI in elke gebruiksvorm als een merk is gebruikt.

IEF 10486

Toetreding tot conventie van Raad van Europa

Brief regering; aanbieding geannoteerde agende en verslag Informele Ministersbijeenkomst over Cultuur en Audiovisuele Zaken Kamerstukken II, 2011-2012, 21 501-34, nr. 173

p. 12. Toetreding van de Europese Unie tot de conventie van de Raad van Europa over bescherming van audiovisuele diensten op basis van voorwaardelijke toegang – aannemen raadsbesluit

 De Raad zal een besluit nemen over toetreding van de Europese Unie tot de conventie van de Raad van Europa omtrent bescherming van audiovisuele diensten op basis van voorwaardelijke toegang. Het gaat om bescherming van betaalde audiovisuele diensten tegen inbreuken op het auteursrecht (piraterij), bijvoorbeeld door fraude met ‘smart cards’.

Tijdens de onderhandelingen is langdurig gediscussieerd over de juiste juridische basis voor toetreding en over de vraag of het hier om een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie betrof of (ook) om bevoegdheden op het niveau van de lidstaten. Uiteindelijk is gekozen voor een gemengd akkoord. Dit betekent dat zowel de Europese Unie (in persoon van de Europese Commissie) als de EU lidstaten de conventie zullen moeten ondertekenen, waarbij de ondertekening van de lidstaten zich beperkt tot enkele bepalingen die nog geen onderdeel zijn van EU wet- en regelgeving.

14 e.v. Verslag Informele EU-bijeenkomst Cultuur en Audiovisuele zaken 
Op 9 september 2011 werd in Wroclaw in Polen tijdens een Informele ministersbijeenkomst vergaderd over de uitdagingen van het toegankelijk maken van Europese digitale erfgoed. De bewindslieden kregen de volgende vragen voorgelegd. 
1. Hoe kan financiering voor digitalisering van erfgoed op nationaal en Europees niveau worden verzekerd? Welke voorwaarden zouden moeten gelden indien private partijen betrokken zijn bij digitaliseringsprojecten? Hoe kunnen Europese structuurfondsen worden ingezet? 
2. Dienen gedigitaliseerde werken en/of metadata op Europeana en nationale websites beschikbaar te zijn voor hergebruik door derden? 
3. Wat zijn auteursrechtelijke en andere knelpunten voor digitalisering en digitale distributie van audiovisuele werken in Europa? 
4. Welke wettelijke en andere maatregelen kunnen worden genomen om audiovisueel erfgoed digitaal toegankelijk te maken op nationaal en Europees niveau?

Discussievraag 1 en 2 
Eurocommissaris Vassiliou gaf aan dat de lidstaten zelf de kosten moeten dragen van grootschalige digitaliseringsprojecten. Bijdragen van de Commissie zijn slechts aanvullend. Vassiliou riep lidstaten wel op waar mogelijk gebruik te maken van structuurfondsen. Vassiliou onderstreepte verder dat culturele werken waarop geen auteursrecht meer berust, ook als gedigitaliseerd object in het publieke domein thuishoren. Metadata van objecten moeten eveneens vrij beschikbaar zijn. Bij publiek-private samenwerking moeten deze uitgangspunten overeind blijven.
Nederland sprak steun uit voor de voortzetting van Europeana. Europeana bevordert samenwerking van archieven, musea en bibliotheken rondom een gemeenschappelijke ICT infrastructuur. Samenwerking met bedrijven is volgens Nederland belangrijk. Bedrijven kunnen digitaal erfgoed onderdeel maken van aantrekkelijke diensten voor onderwijs, toerisme, media en videogames. Dit vereist aggregatie van grote hoeveelheden data, onder meer in Europeana. Hergebruik van erfgoeddata moet volgens Nederland niet per se gratis zijn; vergoedingen vormen een welkome bijdrage in de financiering van digitale ontsluiting van erfgoed.

Discussievraag 3 en 4 
Commissaris Vassiliou komt begin 2012 met een voorstel voor een herziene aanbeveling (van de Raad en het Parlement) over uitdagingen en kansen voor de Europese filmindustrie in het digitale tijdperk. Eurocommissaris Barnier (interne markt) noemde de diverse initiatieven van de Commissie op het gebied van auteursrecht.

  • Het voorstel voor een richtlijn over verweesde werken van 24 mei 2011.
  • Het groenboek over online distributie van audiovisuele werken, van 13 juli 2011.
  • Een voorstel over grensoverschrijdende aspecten van collectief rechtenbeheer, gepland voor begin 2012.

Nederland sprak steun uit voor de voorgestelde richtlijn voor verweesde werken, maar signaleerde ook dat diligent search1 bij grootschalige digitalisering geen uikomst biedt. Erfgoedinstellingen moeten ruimte houden om voor online openbaarmaking van verweesde werken zogenoemde “verruimde collectieve licenties” te sluiten met organisaties van rechthebbenden.