IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10119

Uiting van merkvoorkeur

RCC 24 augustus 2011, Dossiernr: 2011/00708 (Heineken: dagen die eindigen op een '-g')

Reclamerecht. Merkenrecht. Vanaf het twitter-account Heineken_NL is de volgende tekst gestuurd: “Ik drink alleen Heineken bier op dagen die eindigen op een ‘-g’. – https://moby.to/yup0bg” (klik afbeelding voor vergroting) De link leidt naar een afbeelding van een kalender waarop alle dagen zijn omcirkeld.

Klacht: Adverteerder zet met dit bericht aan tot overmatig alcoholgebruik. Adverteerder meent dat dit slechts een 'uiting van merkvoorkeur' betreft. Commissie: Op grond van artikel 1 RVA is in alle reclame voor alcoholhoudende drank terughoudendheid geboden, doet aanbeveling:

De Commissie is van oordeel dat de tekst in het twitterbericht, met name in combinatie met de afgebeelde kalender, de in artikel 1 RVA voorgeschreven terughoudendheid mist. Naar het oordeel van de Commissie stimuleert adverteerder, door te stellen dat zij iedere dag (van het jaar) Heineken bier drinkt, overmatige en dus onverantwoorde consumptie van alcohol. De gemiddelde consument zal de tekst van het twitterbericht niet opvatten als slechts een ‘uiting van merkvoorkeur’ of een ‘mededeling dat één keer per dag Heineken bier wordt geconsumeerd’, zoals door adverteerder wordt gesteld, nog daargelaten of daarmee sprake zou zijn van verantwoorde consumptie. Dat de uiting humoristisch is bedoeld brengt niet mee dat een adverteerder de bij reclames voor alcoholhoudende drank vereiste terughoudendheid uit het oog mag verliezen.

Regeling: RVA art. 1

IEF 10121

Dat de kalender niet is gedrukt

Gerechtshof Amsterdam 23 augustus 2011, 200.013.645 (Sapph Intimates B.V. c.s. tegen De Deugd h.o.d.n. Revelations)

Met gelijktijdige dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten en Nico Beltman, Beltman Van Marle Zoutberg Advocaten.

In navolging van IEF 6597, IEF 9340 (bodem), IEF 9495 (eindvonnis).

Auteursrecht. Licentieovereenkomst. Persoonlijkheidsrechten van fotograaf.

De rechtbank oordeelde dat (her)gebruik van de foto’s (b.v. voor nieuwe campagnes) niet inhield kopieën van hergebruik: er is echter wel sprake van eenmalig hergebruik ook al wordt eenzelfde foto op verschillende wijze (formaat en plaats op de website) ingezet. Het kan niet aan Sapph worden toegerekend dat derden dezelfde afbeelding gebruiken.

Hof vernietigt het vonnis van 23 juli 2008 voor zover daarbij Saphh op vordering van De Deugd is veroordeeld tot betaling aan De Deugd van een schadeloosstelling. Slechts grief 1 slaagt.

3.2 In het onderhavige kort geding heeft De Deugd een bedrag van €31.894,- gevorderd als vergoeding voor de inkomsten die hij heeft gederfd doordat zijn jaarkalender in 2007 niet heeft kunnen verschijnen. Overwegende dat aannemelijk is dat de omstandigheid dat de kalender niet is gedrukt het gevolg is van een tekortkoming van Saphh, heeft de voorzieningenrechter een bedrag van € 5.000,- toegewezen. In de bodemprocedure heeft De Deugd vervolgens het restantbedrag (ad €26.894,-) gevorderd. De rechtbank was echter (in rechtsoverweging 4.31 van het tusenvonnis) van oordeel dat De Deugd, gelet ook op de betwisting zijdens Sapph, onvoldoende concreet heeft gesteld dat sprake is van causaal verband tussen hetgeen bij Sapph verwijt en de door hem geleden schade en zij heeft de vordering in het eindvonnis afgewezen. Dit oodeel van de bodemrechter brengt mee dat het bedrag van € 5.000,- met daarover (subsidiair) gevorderde wettelijke rent, in eerste aanleg ten onrechte is toegewezen, zodat grief 1 slaagt.

3.4 Van het door De Deugd gevorderde voorschot van € 10.000,- op de hem toekomende vergoeding wegens meerwerk heeft de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis een bedrag van € 9.000,- toegewezen. Daartoe overwoog de voorzieningenrechter het in hoge mate aannemelijk te achten dat de bodemrechter (in elk geval) dit bedrag zou toewijzen, nu De Deugd in opdracht van Sapph negen extra achtergrondonderwerpen/locaties heeft vervaardigd, waarvoor een meerprijs geldt van € 1.000,- voor iedere locatie. In rechtsoverweging 4.28 van het tussenvonnis heeft de rechtbank dit bedrag inderdaad toewijsbaar geoordeeld, met dien verstande dat het niet tot een veroordeling is gekomen omdat Sapph het bedrag (uit hoofde van het bestreden kort geding vonnis) reeds had voldaan en De Deugd het niet in zijn vordering had betrokken. Dit betekent dat grief 3 faalt.

3.5 Grief 4 ziet op het in eerste aanleg aan Sapph opgelegde verbod om (verder) gebruik te maken van het fotomateriaal van De Deugd zonder diens toestemming, aan welk verbod een dwangsom was verbonden van € 2.000,- per overtreding en van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een maximum van € 100.000,-. Dit verbod is inmiddels (op 16 maart 2010) vervallen met het uitbrengen van de onder 1.2 genoemde verklaring ex artikel 1019i Rv door de advocaat van Sapph c.s. Voor zover nog van belang overweegt het hof dat het verbod terecht is uitgesproken, gelet op de door Sapph gepleegde inbreuken op auteursrechten van De Deugd, zoals vastgesteld in het bestreden vonnis en in de bodemprocedure. Dit betekent dat ook deze grief vergeefs is voorgesteld.

3.6 Sapph c.s. zijn, ook bij het slagen van grief 1 en de daaruit voortvloeiende afwijzing van de vordering inzake de gederfde inkomsten uit de kalenderverkoop, te beschouwen als de in eerst aanleg overwegend in het ongelijk gestelde partij. Grief 5 leidt dan ook niet tot een wijziging van de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling.

3.7 Het door Sapph c.s. gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd, reeds omdat dit kort geding zich, anders dan de bodemprocedure, niet leent voor bewijslevering.

IEF 10120

Oproep tot de hare gemaakt

Rechtbank Amsterdam 20 juli 2011, LJN BR6128 (A,B,C,D tegen Katholieke Radio Omroep)

Als randvermelding. Mediarecht. Onrechtmatige perspublicatie, uitzending programma spoorloos. Een oproep van 12 Ethiopiërs die op zoek zijn naar hun biologische vader. De oproep dat [L] op zoek was naar [E] impliceert vaderschap en in dit geval vermoedelijk van buitenechtelijk kind. Deze mededeling doet afbreuk aan de reputatie en nagedachtenis van [E] (r.o. 4.7). KRO hoort feiten te verifiëren, bijvoorbeeld bij familieleden; die zoektocht is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geweest. Verder heeft KRO geen boodschappersfunctie vervuld, omdat middels de voice-over de oproep tot de hare heeft gemaakt. Veroordeling door Rechtbank.

Daar waar de Raad voor de Journalistiek 11 juni 2011, nr. 2010/33 (Furnee c.s. tegen hoofdredacteur KRO) meent dat journalistiek onzorgvuldige handelswijze op journalistiek passende wijze is rechtgezet:

Verweerder heeft zowel in de aflevering van ‘Spoorloos’ van 8 februari 2010 als op zijn website in een bericht van 9 februari 2010 duidelijk gemaakt dat hij de naam Furnée ten onrechte in de uitzending heeft genoemd. (...) Dat zulks pas enige tijd na de rectificatie is gebeurd, is door verweerder ter zitting toegelicht en niet journalistiek ontoelaatbaar. Naar het oordeel van de Raad hebben verweerders aldus de hiervoor bedoelde onzorgvuldigheid op deugdelijke wijze rechtgezet. Gelet op de aard van de omissie moet de rectificatie als passend worden beschouwd. (zie punt 6.1. van de Leidraad van de Raad).

Hoewel de Raad begrijpt dat klaagsters de uitzending als bijzonder grievend hebben ervaren, heeft verweerder zijn journalistiek onzorgvuldige handelwijze rechtgezet op een in de journalistiek passende wijze. Dit leidt tot de slotsom dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

Uit de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam

4.7.  De rechtbank oordeelt als volgt. Weliswaar heeft KRO in de uitzending niet gezegd dat [E] een buitenechtelijke relatie had en/of dat hij een buitenechtelijk kind heeft verwekt, maar de oproep in het programma impliceert dat [E] de vader is van [L] en dat [L] en KRO hem zoeken. Weliswaar is daarmee nog niet per definitie iets onbetamelijks gezegd, maar in het onderhavige geval doet deze mededeling afbreuk aan de reputatie (eer en goede naam) en dus ook aan de nagedachtenis van [E]. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het volgende.
Personen die [E] gekend hebben en/of zijn familie kennen, weten dat [E] gehuwd was tijdens zijn verblijf in Ethiopië. Uit de oproep dat [L] zijn vader [E], zoekt, kan door deze groep worden geconcludeerd dat [E] tijdens zijn huwelijk bij een andere vrouw dan de zijne een kind heeft verwekt, terwijl hij en zijn gezinsleden daar geen weet van hadden. Dat zo’n bericht een schok teweegbrengt, wordt niet betwist. KRO erkent dat een dergelijk bericht een grote impact heeft. Volgens [A] c.s. zijn zij na de uitzending overstroomd met telefoontjes van vrienden en bekenden die in de uitzending de naam van hun overleden echtgenoot en vader hebben herkend. KRO heeft erkend dat niet vaststaat dat [E] de vader is van [L]. Met de KRO is de rechtbank van oordeel dat de oproep van [L] gezien moet worden in de context van het programma. In dat kader is van belang dat bij de eerste drie uitgezonden oproepen steeds een voorbehoud is gemaakt omtrent het vaderschap van de gezochte personen. Hoewel dit voorbehoud bij de oproep van [L] niet is gemaakt, is aannemelijk dat de kijker de oproep wel zo zal hebben opgevat, juist vanwege de daaraan voorafgaande oproepen. Dit maakt de impact van de oproep desondanks niet minder.

4.10.  Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat KRO met haar handelwijze inbreuk heeft gemaakt op de eer en goede naam van [E] en [A] c.s. en dat dit aan KRO kan worden toegerekend. Ter rechtvaardiging daarvan heeft KRO zich beroepen op artikel 8 EVRM en artikel 7 van het VN Kinderrechtenverdrag en aangevoerd dat de daarin gewaarborgde rechten in het voordeel van de KRO moeten meewegen. In genoemde artikelen is het recht van een ieder op respect voor zijn familie- en gezinsleven vastgelegd, hetwelk meebrengt dat een meerderjarig kind er recht op heeft te weten wie zijn vader is. De belangen van de KRO zijn onlosmakelijk verbonden met het belang van het kind om de identiteit van zijn biologische vader te achterhalen, aldus KRO. De rechtbank gaat daaraan voorbij, nu KRO als omroeporganisatie geen beroep kan doen op genoemde rechten. Daar komt bij dat KRO bij uitzending van haar programma Spoorloos een ander belang heeft dan – in dit geval – [L], ook al zullen die belangen tot op zekere hoogte met elkaar samenhangen. Het belang van KRO weegt niet op tegen het belang van [E] c.q. [A] c.s. dat zij niet ongerechtvaardigd worden blootgesteld aan aantasting van de eer en goede naam c.q. de nagedachtenis van [E].

4.11.  Nu voor de inbreuk geen rechtvaardiging is, valt deze als onrechtmatig jegens [E] aan te merken. De mededeling is van dien aard, dat in beginsel moet worden aangenomen dat [E] daarvan nadeel kon ondervinden en deze hem, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding. Het feit dat – zoals KRO betoogt – niet kan worden vastgesteld hoe [E] zelf tegenover de kwestie zou staan, doet aan het voorgaande niets af. Dat is immers in alle gevallen als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub c BW het geval.
De schade, niet bestaande uit vermogensschade, die voor vergoeding in aanmerking komt, betreft de schade die [A] c.s. lijden door de aantasting van de nagedachtenis van [E].

IEF 10118

JOOP! vs JUP

OHIM No. B 1 639 33 (JOOP! tegen JUP)
Robert Mulders, 'Advocaten dreigden per brief dat ze me gingen kaalplukken', FD.weekend 27 augustus 2011.

Met dank aan Theo-Willem van Leeuwen, Abcor BV.

Naar aanleiding van OHIM oppositie waarin JUP toch onderscheidend van Duitse modehuis JOOP! werd beoordeeld, verscheen het krantenartikel 'advocaten dreigden per brief dat ze me gingen kaalplukken' in het Financieele Dagblad van 27 augustus j.l..

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder internationale en gemeenschapsmerken JOOP! tegen woordmerk JUP. Oppositiebeslissing OHIM afgewezen: "(...) the opponent claimed that its mark is particularly distinctive by virtue of intensive use or reputation; however it did not file sufficient evidence in support of its claim. This claim must therefore be rejected as unfounded.".

Lees de onderliggende OHIM-beslissing hier (pdf).

IEF 10117

Niet dezelfde status als bloggers

Kantonrechter Rechtbank Zwolle 16 maart 2011, LJN BR6104 (eisende partij tegen gedaagde partij) vandaag publiek gemaakt

Een overzicht van schadevergoeding in auteursrechtkwesties, zie IEF 10036. Auteursrecht op website: overname krantenartikelen Volkskrant zonder toestemming.

Inbreuk op auteursrechten van Volkskrant op artikelen die op bedrijfswebsite van gedaagde zijn geplaatst zonder voorafgaande toestemming van de krant. Kantonrechter oordeelt dat gedaagde (bedrijfs)partij niet dezelfde status toekomt als door haar gesteld aan bloggers wordt toegekend. Ook vrije nieuwsgaring via internet geeft geen ander oordeel mogelijk. De schade van de krant wordt vastgesteld op de hoogte van de economische waarde, die gedaagde verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd. Daarnaast is enige verhoging van die economische waarde tot €285,- (incl. BTW) gerechtvaardigd ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van het werk en om tegen te gaan dat derden zonder voorafgaande toestemming artikelen worden geplaatst.

Eisende partij heeft de werkelijke proceskosten ex artikel 1019 h Rv gevorderd. Gelet echter op de omvang en de complexiteit van de zaak verzet de redelijkheid zich naar het oordeel van de kantonrechter tegen volledige toewijzing van de gevorderde kostenveroordeling.

4. De kantonrechter zal aan het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] voorbijgaan. In de omstandigheden zoals door [GEDAAGDE PARTIJ] geschetst kan niet worden geoordeeld dat aan [GEDAAGDE PARTIJ] dezelfde status toekomt als door haar gesteld aan bloggers wordt toegekend, zo die stelling van [GEDAAGDE PARTIJ] al juist is. [GEDAAGDE PARTIJ] is, hoe klein haar organisatie ook is, een bedrijf. Het plaatsen van artikelen op haar website is een bedrijfsmatige bezigheid. Een uitzonderingspositie komt haar dan ook niet toe. Evenmin kan de kantonrechter het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] met betrekking tot de vrije nieuwsgaring via internet tot een ander oordeel aanleiding geven. Het is aan de wetgever daar regels voor in het leven te roepen. Dat er veelvuldig inbreuk op auteursrecht op internet wordt gemaakt, betekent niet dat die inbreuken zonder gevolg moeten blijven. Van [GEDAAGDE PARTIJ] kan dan ook, zoals dat voor iedereen geldt, worden verwacht dat zij kennis neemt van de wet. Van een verschoonbaarheid van de door haar gemaakte inbreuk kan in de omstandigheden zoals gebleken geen sprake zijn.

5. Ook de overige onderdelen van het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] kan niet tot een ander oordeel aanleiding geven.

6. [GEDAAGDE PARTIJ] heeft betwist dat door haar inbreuk door de Volkskrant schade is geleden. De kantonrechter kan [GEDAAGDE PARTIJ] in dit standpunt niet volgen. Het is in voldoende mate aannemelijk dat de Volkskrant door het inbreukmakende gebruik van haar artikelen schade lijdt. Dat is voor de geschreven pers niet anders dan voor beeld- of geluidsrechthebbenden. De schade van de Volkskrant wordt vastgesteld op de hoogte van de economische waarde, die [GEDAAGDE PARTIJ] verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd. Volgens [eisende partij] is dit bedrag € 188,64 exclusief BTW. Daarnaast is enige verhoging van die economische waarde gerechtvaardigd ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van het werk en om tegen te gaan dat derden zonder voorafgaande toestemming artikelen worden geplaatst. In hoofdsom is dan ook in redelijkheid € 285,- inclusief BTW als redelijke vergoeding toewijsbaar. In de verhoging van de economische waarde dient een voldoende vergoeding te worden geacht te zijn opgenomen voor de door [eisende partij] verrichte administratie.

Lees de uitspraak hier (link / pdf).

IEF 10116

BBIE serie augustus 2011

Merkenrecht. We beperken ons voortaan tot een maandelijks overzicht. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard zijn om door te nemen.

04-08-2011

2005304

EMINENT

EMINENT

1197669

Gedeelt.

nl

 

04-08-2011

2003731

ARKO

ARKO LUTEINE

1169218

Gedeelt.

fr

 

04-08-2011

2005456

LUXCLOUD

LuxCloud

1201774

Afgew.

fr

04-08-2011

2005125

GEO

GeoTalk

1196017

Gedeelt.

nl

 

04-08-2011

2005303

BUNNY NATURE

BOONY

1199967

Afgew.

nl

 

04-08-2011

2004532

YUMMI YUMMI

YUMMY

1184449

Afgew.

fr

 

04-08-2011

2005164

WE

WE ROTTERDAM

1197191

Gedeelt.

nl

 

04-08-2011

2005304

EMINENT

EMINENT

1197669

Gedeelt.

nl

 

04-08-2011

2003731

ARKO

ARKO LUTEINE

1169218

Gedeelt.

fr

 

04-08-2011

2005456

LUXCLOUD

LuxCloud

1201774

Afgew.

fr

 

29-07-2011

2005602

ENERGIE

energy beauty

1042186 (int)

Toegew.

fr

Tipt u de redactie? redactie@ie-forum.nl

IEF 10115

Monopoliepositie geen volwaardige markt

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) op kamervragen inzake functioneren van BUMA/STEMRA , Aanhangsel Handelingen II, 2010-2011, nr. 3230.

Samengevat: artikel 30a Aw vereist toestemming van Minister van Justitie en die is nu enkel verleend aan BUMA, feitelijk iser dus geen volwaardige markt van elkaar beconcurrende collectieve beheersorganisaties, maar een monopolipositie. Het CvTA houdt zicht op bestuurlijke herziening. Ten overvloede: verbreden toezicht is wetsvoorstel (IEF 9970)

2 Klopt het dat Buma via haar wettelijke taak rond openbaarmaking een monopoliepositie heeft waardoor muzikanten die rechten willen innen geen keuze hebben dan gebruik te maken van de diensten van Buma/Stemra?

Op basis van artikel 30a van de Auteurswet heeft een bedrijf dat wil bemiddelen inzake het muziekauteursrecht, toestemming nodig van de Minister van Justitie. Tot op heden is die toestemming enkel verleend aan de vereniging Buma. Buma beschikt hierdoor in Nederland feitelijk over een monopoliepositie. Muziekauteurs zijn overigens niet verplicht om de licentieverlening inzake de uitvoering van een werk in een radio- of televisieprogramma of uitvoering in het openbaar onder te brengen bij Buma. Het staat een auteur vrij om die taak zelf ter hand te nemen.

3 Wat vindt u van het functioneren van Buma/Stemra? 
4 Wat is uw mening over de bestuursstructuur van Buma/Stemra? Wat vindt u van de signalen dat de directeur op te grote afstand staat van de bestuursleden en dat de bestuursleden en de raad van toezicht over weinig controle instrumenten beschikken? 
5 Bent u van mening dat de belangen van componisten en tekstschrijvers op dit moment door Buma/Stemra op een goede manier behartigd worden? 
6 Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen gezien het feit dat hier een wettelijke taak vervuld wordt? Kunt u op korte termijn de governance van Buma/Stemra doorlichten en de Kamer over de uitkomsten van deze doorlichting voor het einde van 2011 informeren? 
7 Wat vindt u van een tijdelijke ondercuratelestelling totdat er orde op zake is gesteld zoals bijvoorbeeld bij het CBR gebeurd is?

Buma verstrekt namens muziekauteurs privaatrechtelijke licenties aan derden voor de uitzending van muziekwerken in radio- en televisieprogramma’s en de uitvoering van muziekwerken in het openbaar. De vereniging Buma is een privaatrechtelijke rechtspersoon die, anders dan het CBR, geen besluiten in de zin van de Awb neemt. Het bestuur van een vereniging is verantwoording verschuldigd aan de leden. Het is aan de leden van de vereniging – en niet in de eerste plaats aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie - om zich een oordeel te vormen over het functioneren van het bestuur van de vereniging. In de algemene ledenvergadering van 23 mei jl. is een motie aangenomen waarin wordt aangedrongen op fundamentele herstructurering van het bestuur. Voorafgaand aan de ledenvergadering is door het bestuur een bestuurscommissie Governance ingesteld voor een fundamentele herbezinning op de bestuurlijke structuur. De uitkomsten van de herbezinning worden door Buma in 2011 verwacht. De noodzakelijke statutenwijzigingen die uit de herbezinning voortvloeien zullen worden voorgelegd aan de leden. De statuten bepalen dat statutenwijzigingen de instemming van de Minister van Justitie behoeven. 

Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 beschikt Buma feitelijk over een monopoliepositie. Omdat er geen volwaardige markt van elkaar beconcurrerende collectieve beheersorganisaties bestaat, heeft de wetgever toezicht noodzakelijk geacht om rechthebbenden en betalingsplichtigen waarborgen te bieden voor een transparant en efficiënt functioneren van deze organisaties. De toezichtstaak is ondergebracht bij het College van Toezicht Auteursrechten. Het College van Toezicht heeft in mei 2010 een notitie Goed en integer bestuur collectieve beheersorganisaties opgesteld. In de notitie wordt aangedrongen op het opstellen van een deugdelijke regeling voor integer bestuur. Dit heeft geleid tot het opstellen van de Richtlijnen Goed Bestuur en Integriteit CBO’s door Voice, de brancheorganisatie voor collectieve beheersorganisaties, waaronder Buma. Deze richtlijnen maken onderdeel uit van het CBO keurmerk dat eerder door VOICE is opgesteld en thans wordt geïmplementeerd. De eerste audits zullen komend najaar worden uitgevoerd door het Keurmerkinstituut, een onafhankelijke certificerende instelling.

Het College van Toezicht heeft aangegeven de ontwikkelingen inzake de bestuurlijke herzieningen bij Buma nauwgezet te volgen. Volledigheidshalve wijs ik u erop dat in uw Kamer een voorstel voorligt inzake het versterken en verbreden van het toezicht op collectieve beheersorganisaties (TK 2008-2009, 31 766, nr. 2). Onderdeel van het wetsvoorstel is de bepaling dat de voorafgaande instemming van de minister van Veiligheid en Justitie met een statutenwijziging zal worden ondergebracht bij het College van Toezicht Auteursrechten.

1) Kafka voor gevorderden Hoe een liedjesmachine vastliep in een moeras rond zijn auteursrechten, VK, 7 juli 2011 
2) Leden wippen mister Buma, VK, 24 mei 2011 
3) ‘Auteurs publieke omroep afgeknepen’, VK, 14 mei 2011 
4) Buma/Stemra-directie zit fors boven balkenendenorm, VK, 10 mei 2011 
5) 'Hoe Buma/Stemra werkt, grenst aan bestuurlijke krankzinnigheid'; interview Henk Westbroek en Hans Kosterman, bestuursleden Buma/Stemra, VK, 4 mei 2011 
6) 'Buma/Stemra kent in feite twee besturen' Westbroek kritiseert 'bestuurlijke krankzinnigheid', VK, 4 mei 2011 
7) Componist spekt eigen kas met hulp van Buma/Stemra, VK, 16 februari 2011 
8) Schrille wanklanken in de muziekindustrie; Buma/Stemra 'Financiële blackbox' in de auteursrechtenwereld, VK, 16 februari 2011

IEF 10114

Elektronische apparaten

In navolging van IEF 10106, de octrooi- en modellenrechtzaak van Apple tegen Samsung eerder deze week. Een opmerkelijke vakantiefoto gemaakt in Zuid-Frankrijk: maakt deze Intelligent Public Acces Defibrillator (I-PAD) inbreuk op de merkenrecht van Apple´s iPad*?

* BNL, EUR I en EUR II.

Gezien de indeling in klasses, lijkt er overlapping plaats te kunnen vinden tussen beiden elektronische apparaten. Klasse 9 elektronische communicatie apparatuur en instrumenten: Echter moet men "elektronische communicatie" niet zo intepreteren dat slechts één persoon de electriciteit opmerkt.

Klasse 28 elektronische in de hand te houden speleenheden: Dit apparaat lijkt me alles behalve bedoeld om een spelelement in zich te dragen.

Alleen de aanduiding klasse 9 opladers voor elektrische batterijen lijkt nog wel kans van slagen te hebben.

IEF 10113

Belang van het demogebruik

Rechtbank 's-Gravenhage 25 augustus 2011, KG ZA 11-847 (Qoncepts B.V. en X tegen Mercurius International B.V.)

Auteursrecht. Modelrecht werk-/woonschip (klik afbeelding voor vergroting). Stukgelopen Samenwerking.

Qoncepts en haar bestuurder X hebben auteursrechten en Gemeenschapsmodelrecht. Aan Mercurius hebben zij een licentie verstrekt voor de bouw en verkoop van Qrooz03. Een Demoschip QRooz04 dient ter promotie van bouw en verkoop.

Na problemen met een beoogde koper (schip voldeed niet aan specificaties) staakt Mercurius de betaling van verschuldigde licentieprijs. Het belang van het demogebruik van de Qrooz04 is daarmee misschien verminderd, maar niet vervallen.

Er valt uit de feiten af te leiden dat voornemen bestaat om meer schepen te bouwen, vordering toegewezen op basis van auteursrecht en gemeenschapsmodelrecht. Dwangsom van €250.000 voor ieder schip waarmee Mercurius dit verbod overtreedt. Tevens een rectificatie op de openingspagina van de website.

Qoncepts heeft nog belang bij gebruik van demoschip Qrooz04, met name voor promotionele doeleinden. Mercurius heeft echter de feitelijke zeggenschap en macht, daarom wordt steeds een verzoek minimaal één week te voren gedaan, op straffe van een dwangsom voor promotioneel gebruik.

Afgewezen wordt het gevorderde verbod tot reclame en gebruik van de naam Sharq of Qrooz, omdat geen afspraken zijn gemaakt en onrechtmatigheid niet nader gemotiveerd. Partijen dragen eigen proceskosten.

De beslissing 
(...) 5.2. gebiedt Mercurius Qoncepts B.V. met onmiddellijke ingang steeds op eerste verzoek, mits dat verzoek minimaal één week te voren wordt gedaan, gelegenheid te geven de Qrooz04 te gebruiken voor promotionele doeleinden, op straffe van een aan Qoncepts B.V. te betalen dwangsom van € 10.000 voor iedere keer of iedere dag, zulks ter keuze van Qoncepts B.V., dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000; op de vorderingen van [X] tegen Mercurius:

Voornemen tot bouw 4.5. Uit de door Qoncepts overgelegde publicaties, in het bijzonder die op de website van Mercurius, moet worden afgeleid dat bij Mercurius inderdaad, zoals Qoncepts stelt, het voornemen bestaat of heeft bestaan om meer schepen te bouwen volgens het ontwerp van de reeds gebouwde. Dat volgt eveneens uit het krantenartikel waarvan, nu Mercurius niet anders heeft gesteld, moet worden aangenomen dat het de bestuurder van Mercurius juist heeft geciteerd. Met de door Mercurius gedane toezegging bij brief van 8 augustus 2011 hoeft Qoncepts geen genoegen te nemen. Deze toezegging is kennelijk pas gedaan onder druk van de reeds uitgebrachte dagvaarding. Bovendien stelt Mercurius zich op het – onjuiste – standpunt dat te bouwen schepen volgens het model van de Sharq Explorer en Sharq Traveller geen inbreuk zouden maken op de rechten van Qoncepts.

Auteursrecht & Gemeenschapsmodelrecht 4.7. Bij de beoordeling van de gestelde inbreuk op het auteursrecht en het Gemeenschapsmodelrecht gaat het echter om de totaalindrukken respectievelijk de algemene indruk. Wat betreft de gestelde inbreuk op het auteursrecht van [P] moet worden onderzocht of de Sharq Explorer en Sharq Traveller in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het ontwerp van [P] vertonen dat de totaalindrukken die de schepen maken te weinig verschillen voor het oordeel dat de Sharq Explorer en Sharq Traveller als een zelfstandig werk kunnen worden aangemerkt (vergelijk H.R. 29 november 2002, LJN AE8456, Una Voce Particulare). Wat betreft de gestelde inbreuk op Gemeenschapsmodelrecht moet volgens artikel 10 GModVo worden onderzocht of de Sharq Explorer en Sharq Traveller een andere algemene indruk wekken dan het model, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. Toetsend aan deze criteria moet voorshands met Qoncepts worden geoordeeld dat, ondanks de door Mercurius genoemde verschillen, sprake zou zijn van inbreuk indien Mercurius nieuwe schepen zou bouwen volgens het model van de Sharq Explorer en Sharq Traveller. Derhalve dreigt inbreuk.

Naam van schepen 4.10. De door Qoncepts gestelde afspraak over de naam waaronder de te bouwen schepen zouden worden verkocht zou moeten blijken uit de onder 2.3 en 2.4 genoemde overeenkomsten en uit de onder 2.9 weergegeven emailberichten. In de overeenkomsten is enige afspraak op dit punt niet te lezen. Qoncepts heeft ook geen specifieke passage aangewezen die de afspraak zou bevatten. Uit de emailberichten volgt evenmin enige overeenkomst. De gestelde onrechtmatigheid is niet nader gemotiveerd. De vorderingen onder C en D zijn niet toewijsbaar.

Belang Demogebruik 4.13. Niet is in te zien dat Qoncepts geen enkel belang meer zou hebben bij de gemaakte afspraak omdat zij nieuwe schepen bij een andere werf laat bouwen met gebruikmaking van een andere techniek voor het vervaardigen van de romp. Het belang van het demogebruik van de Qrooz04 is daarmee misschien verminderd, maar niet vervallen.

4.14. Voor verlenging van de termijn waarvoor de afspraak is gemaakt (tot eind 2011) bestaat geen rechtgrond. De vordering onder E dient in dat opzicht beperkt te worden toegewezen en voorts uitsluitend aan de contractspartij Qoncepts B.V.

De beslissing 
(...) 5.2. gebiedt Mercurius Qoncepts B.V. met onmiddellijke ingang steeds op eerste verzoek, mits dat verzoek minimaal één week te voren wordt gedaan, gelegenheid te geven de Qrooz04 te gebruiken voor promotionele doeleinden, op straffe van een aan Qoncepts B.V. te betalen dwangsom van € 10.000 voor iedere keer of iedere dag, zulks ter keuze van Qoncepts B.V., dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000; op de vorderingen van [X] tegen Mercurius:

(...) 5.4. gebiedt Mercurius om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis en voor een periode van dertig dagen op de openingspagina van de website www.mercurius-group.nl en www.sharq-explorer.com een rectificatie te plaatsen, zodanig dat deze duidelijk leesbaar is bij het openen van de pagina, met daarin de volgende tekst:

‘Op bevel van de rechter delen wij het volgende mee. In verschillende uitingen hebben wij reclame gemaakt voor schepen van het type Sharq Traveller en Sharq Explorer. Deze schepen zijn gebouwd onder licentie van Qoncepts B.V. Wij hebben geen toestemming om meer schepen met dit ontwerp te bouwen dan de genoemde Sharq Traveller en Sharq Explorer. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de website www.Qrooz.com.’

zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000;

IEF 10112

Debat auteurscontractenrecht / de billijke vergoeding

Holiday Inn (nabij Station Amsterdam RAI), donderdag 8 september van 12.00 tot 14.00 uur, lees de uitnodiging hier.

Alle auteurs krijgen recht op een ‘billijke vergoeding’. Dat heeft de ministerraad op 8 juli 2011 besloten. Dit recht op een billijke vergoeding zal in de Auteurswet vastgelegd worden.

Op donderdag 8 september van 12.00 – 14.00 organiseert uitgeverij deLex een bijeenkomst over de billijke vergoeding en het auteurscontractenrecht in het Holiday Inn, nabij Station Amsterdam RAI. Tijdens deze bijeenkomst zal Dirk Visser zijn visie hierop met u delen, geeft hij tevens duiding aan de aangekondigde conclusie van de A-G in de zaak Luksan (C-277/10) waar het gaat om belangrijke vragen over vergoedingsaanspraken van filmauteurs.

Tot slot is er een georganiseerd debat met de zaal waarin diverse vertegenwoordigers en belanghebbenden standpunten innemen, onder andere Erwin Angad-Gaur (Platform Makers), Michiel Kramer (Nederlands Uitgeversverbond), Jules Theeuwes (SEO Economisch Onderzoek), Janne Rijkers (VvL) en Joost Poort (IViR). In deze slechts 2 uur durende lunchbijeenkomst bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen.

Kosten 
Deelname €195,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting. 

Hier aanmelden