IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 9737

Gesplitste merkhouders. Economisch verbondenheid

Hof van Beroep Gent 2 mei 2011, 2010/A/538 (Colman Leder NV tegen Proveco NV)

Met dank aan Eric de Gryse, Simont Braun advcaten.

België. Merkenrecht. Merkhouders gesplitst. Parallelimport. Herkomstverwarring. Uitputting. Vrij verkeer. Toepassing economische verbondenheid (Ideal-Standard arrest) tussen Benelux en buitenlandse merkhouders.

Melvo (geen partij) bezit Duitse en internationale merkrechten op woordmerken en complexe merken "Coxy" voor onderhoudsproducten voor schoenen. Voor de Benelux beschikt NV Proveco de rechten. Colman koopt in Duitsland en verkoopt in Benelux. Schending van het merkenrecht in eerste aanleg, Hof bevestigt het vonnis.

9. (...) In deze is de herkomst in de eerste plaats de herkomst vanwege de nv Proveco, gezien zij de houder is van de merken.

Ten onrechte maakt nv Colman - LEder abstractie van het feit dat Melvo (of haar rechtsvoorganger) haar rechten voor de Benelux aan nv Proveco overdroeg.

Vrij verkeer toelaten brengt derhalve in deze zaak wel degelijk de herkomstfunctie van de merken van nv Proveco in gevaar. Doordat producten in de Benelux gebracht zouden worden waarover nv Proveco geen controle heeft, zou deconsument in verwarring gebracht kunnen worden en van ordeel zijn dat ze van nv Proveco afkomstig zijn, terwijl dit niet het geval is. Het gaat hier om een rechtsgeldige toepassing van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 30 EEG-Verdrag)

10. Er zou slechts van uitputting kunnen sprake zijn in geval nv Proveco haar toestemming zou gegeven hebbben voor het gebruik binnen de Benelux. Het moet dan nog gaan om de producten die nv Proveco binnen de Benelux op de markt brengt. Het oordeel vande eerste rechter ter zake is terecht. In beginsel moet deze toestemming expliciet zijn.

11. Er is in de zaak evenwel geen economiche verbondenheid tussen nv Proveco en Melvo. Een structurele verbondenheid moet bewezen zijn opdat er een economische verbondenheid zou bestaan. (...) Het feit dat nv Proveco een aantal producten koopt bij Melvo of ze door Melvo op bestelling laat maken is niet voldoende om van een economische verbondenheid te spreken. (...)

Lees de uitspraak hier (Juridat, grosse, schone pdf) en de eerdere beschikking hier (pdf)
Verdrag werking van de EU

IEF 9735

Vragen over speerpuntenbrief

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de brief van 11 april 2011 over de speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20 (Kamerstukken II 2010/11, 29838, nr. 29), niet-dossierstuk kamerstukken II, 2011D26675. 

Om zelf te lezen, klik hier.
Uw reactie ter publicatie aanbieden? Dat kan hier.

IEF 9734

Doorgesluisde IE-opbrengsten

Antwoord op kamervragen van het lid Braakhuis (GroenLinks) over het door DNB verstrekte getal van 12,3 biljoen euro dat in totaal jaarlijks door Nederland instroomt en uitstroomt, Kamerstukken II 2010/11, 2011Z08562, p. 2-3.

3. Hoe groot zijn de in ons land geïncasseerde en vervolgens doorgesluisde opbrengsten aan intellectueel eigendom, uitgesplitst naar royalty's, auteursrechten en licentieopbrengsten van deze ondernemingen en hoeveel belasting wordt hierover afgedragen in Nederland? Hoeveel tijd zit er tussen het incasseren en het doorsluizen van deze gelden?

Het inkomende en vervolgens weer doorgesluisde bedrag aan royalty- en licentie opbrengsten bedraagt op basis van de gegevens van DNB circa € 10 miljard. Meer detail kan uit oogpunt van de vertrouwelijkheid en de mogelijke herleidbaarheid van individuele gegevens niet worden verschaft. Over de afgedragen belasting op deze stromen zijn geen betrouwbare statistische gegevens beschikbaar, evenmin als over de tijd tussen het incasseren en doorsluizen van de gelden. Bij de belastingdienst wordt deze informatie ook niet separaat bijgehouden. Wel is destijds bij de evaluatie van de Wet toezicht op trustkantoren een inschatting gemaakt door DNB en CBS wat het Nederland oplevert als knooppunt in het financiële verkeer. De toegevoegde economische waarde is naar schatting € 1,5 miljard per jaar. Ongeveer € 1 miljard in de vorm van belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van vergoedingen voor financiële professionals3.

4. Hoe verhouden de Nederlandse belastingpercentages op royalty's, auteursrechten en licentieopbrengsten zich tot de gehanteerde percentages in de landen van bestemming en zijn er omvangrijke verschillen in de voor de belastingheffing in aanmerking te nemen grondslag? Kunt u de Kamer geruststellen dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er hier sprake is van grootschalige belastingontwijking?

De ingekomen royalty’s, auteursrechten, licentieopbrengsten verhogen de belastbare winst in Nederland. De uitgaande royalty’s, auteursrechten, licentieopbrengsten verminderen de belastbare winst in Nederland. Op de belastbare winst in Nederland is het Vpb tarief van 25% van toepassing. Het gaat hier niet om een bijzonder regime met een bijzondere grondslag of een bijzonder tarief. Indien de genoemde inkomsten kwalificeren voor de innovatiebox (artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) is er wel een omvangrijk verschil met de normaliter in aanmerking te nemen grondslag. Hiervoor is bewust gekozen om innovatie te stimuleren, het gaat hier niet om belastingontwijking. Verschillende landen4 kennen een soort innovatiebox. Nederland kent geen bronheffingen op uitgaande rente en royaltystromen. In de beantwoording van uw eerdere vragen5 heb ik aangeven waarom het voor de reële Nederlandse economie van belang is om een aantrekkelijk (fiscaal) vestigingsklimaat te hebben. Daarbij heb ik ook aangegeven dat belastingplichtigen kunnen profiteren van verschillen tussen belastingstelsels en dat alle landen daar mee te maken hebben zolang er geen wereldwijde geharmoniseerde belastingwetgeving bestaat. Het blijft dus van belang dat landen hun eigen belastinggrondslag kunnen beschermen. Ik begrijp uit uw eerdere vragen uw zorg dat dit voor ontwikkelingslanden een probleem zou kunnen zijn. Ontwikkelingslanden hebben mijn bijzondere aandacht dat blijkt uit de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid en uit het feit dat Nederland een actieve rol speelt bij het OESO Taskforce Tax & Development project. Een project waarin overheden, NGO’s en bedrijfsleven samenwerken om de positie van ontwikkelingslanden op het gebied van belastingheffing te verbeteren. Een belangrijk project waar ik u eerder over heb geïnformeerd.

3. Bij de evaluatie van de Wet toezicht op trustkantoren is een inschatting gemaakt wat de positie van Nederland als financieel knooppunt oplevert, Kamerstukken II, vergaderjaar 2009/2010, 32384; evaluatie rapport blz. 6.
4. Zoals Frankrijk, België, Luxemburg, Spanje en Hongarije.
5. Betreft de Kamervragen van 2 december 2010 en 14 januari 2011.

IEF 9733

Geen declaratoire vordering in KG

Vzr. Rechtbank Rotterdam 31 mei 2011, KG ZA 11-185 (Polyether Beddenhal (PBH) B.V. tegen Golden Dream B.V. & W. & Firma Empire)

Met dank aan Sesanne Leeuwenburg, Intellectueel Eigendom Advocaten.

In navolging van IEF 9249 (inbreuk) en IEF 9384 (geen inbreuk). Auteursrecht. Modellenrecht. Bedmeubels. Gevorderd: opheffing van beslagen, schorsing excutie IEF 9249, executiemaatregelen zijn onrechtmatig/onterecht.

Om declaratoire veroordeling vragen is in kort gedingprocedure geen plaats. Executie voortzetten is toegestaan. Ordemaatregel: concreet bewijs overleggen waaruit maximale hoogte van vordering blijkt. Schorsing executie tot dat bewijs is overlegd. Geen toekenning IE-grondslag conform 1019h Rv proceskostenveroordeling.

4.6. Nu de stellingen van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan kan de voorzieningenrechter, gelet op de reikwijdte van deze procedure, niet zonder meer bepalen wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. De vraag of één van de vonnissen van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage een misslag bevat, en zo ja, welk vonnis, kan daardoor niet eenduidig worden beantwoord.

Golden Dream c.s. heeft evenwel - in tegenstelling tot PBH die haar vorderingen niet op vergelijkbare wijze nader heeft geconcretiseerd, doch met de in dit kort geding aan haar vorderingen ten grondslag gelegde stellingen en producties veeleer de indruk wekt geen executiegeschíl, maar een verkapt appel te voeren - met de door haar ter terechtzitting getoonde foto’s, in combinatie met de gegeven toelichting (bijvoorbeeld: de foto overgelegd als productie 8 in de procedure gevoerd tussen Golden Dream c.s. en Lion (productie 10 van PBH) is bewerkt respectievelijk gefotoshopt, hetgeen zou kunnen blijken uit de door Golden Dream c.s. in de onderhavige procedure overgelegde productie 9), naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een begin van bewijs geleverd van haar stelling dat Lion zich in tegenstelling tot hetgeen in het vonnis van 1 februari 2011 is overwogen niet kan beroepen op een ouder recht op het bedmeubel ‘Miami’ dan het recht van (één of meer van) Golden Dream c.s. op het bedmeubel ‘Baltimore’. Voorshands is daarmee aannemelijk geworden dat er een kans bestaat dat deze stelling in het hoger beroep tussen PBH en Golden Dream c.s. gehonoreerd wordt dan wel dat het vonnis van 1 februari 2011 in een tussen Golden Dream c.s. en Lion mogelijk te voeren hoger beroepprocedure op dat punt vernietigd wordt. In lijn hiermee dient in het kader van dit kort geding vooralsnog van de juistheid van het vonnis van 29 november 2010 te worden uitgegaan. Gelet hierop en nu bovendien gesteld noch gebleken is dat als gevolg van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 november 2010 sprake is van een noodtoestand aan de zijde van PBH, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om de executie van dit vonnis te schorsen. In elk geval is het beweerdelijk laat inzetten van de executie door Golden Dream e.s. geen rechtens te respecteren grond om thans tot schorsing van het vonnis van 29 november 2010 over te gaan.

4.9 Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat het Golden Dream c.s. is toegestaan jegens PBH de executie van het vonnis van 29 november 2010 voor wat betreft de proceskostenveroordeling voort te zetten. Dit geldt evenwel alleen voor zover de vordering van Golden Dream c.s. op PBH de vordering van Lion op Golden Dream c.s. (althans Golden Dream B.V.) welke voorvloeit uit het vonnis van 1 februari 2011 ter grootte van (...). In feite is daarvan de consequentie dat Golden Dream c.s. eerst pas nadat bekend is geworden welk bedrag de pro memorie post inhoudt jegens PBH tot de executie van het vonnis (...) kan overgaan.

Met het oog op het (...) subsidiair  gevorderde zal de voorzieningenrechter een ordemaatregel treffen inhoudende dat Golden Dream c.s. wordt bevolen om op korte termijnaan PBH concreet bewijs over te leggen waaruit de maximale hoogte van vorenbedoelde vordering van Lion blijkt (en waaruit dus ook de maximale hoogte van de pro memorie post blijkt), zulks per de datum van dit vonnis, teneinde te bewerkstellinngen dat PBH zekerheid verkrijgt over het in het licht van artikel 477 Rv door haar maximaal te reserveren bedrag in het kader van het door Lion gelegde executoriaal derdenbeslag. De voorzieningenrechter zal met het oog hierop dan ook bepalen dat zolang dit inzicht aan PBH niet is verstrekt de executie van het vonnis van 29 november 2010 wordt geschorst.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9732

Merck toch hoe sterck

Op herhaling (klik plaatje voor vergroting)

Zo begon in de 17e eeuw het zuidelijk strijdlied tijdens het Spaans beleg. Ze hadden een vooruitziende blik! Want nu, ruim 400 jaar later, is het zuiden vergeven van de ‘stercke mercken’. Ook op andere terreinen van het IE-recht ontwikkelt het zuiden zich stormachtig. Kennistechnologie, innovatie, vormgeving en kunst zijn alom vertegenwoordigd, evenals de juridische professionals die zich daarmee bezig houden. Wat nog ontbreekt, is een voedingsbodem voor deze professionals voor het leggen en bestendigen van onderlinge contacten, het delen van kennis en het aan elkaar scherpen van de (juridische) zwaarden. En wat biedt een betere en plezieriger voedingsbodem dan een bourgondisch diner voor en door vakgenoten onder de Maas en Waal, voorafgegaan door smakelijke inhoudelijke presentaties door advocaat en hoogleraar mr. Willem Hoyng en IE-rechter mr. Kees van der Weide.

 

Zie de uitnodiging hier (pdf)

Advocaten, gemachtigden, hoogleraren, rechters, bedrijfsjuristen, overheidsdienaren, maar ook studenten met aantoonbare affiniteit met het IE-recht: u bent van harte welkom bij BourgondIEz, het IE-diner van het zuiden.

Wanneer? 15 juni 2011 (ontvangst 17.00 uur; aanvang presentaties 17:30 uur)
Waar? Auberge du Bonheur, Bredaseweg 441, Tilburg.
Kosten? € 80,- excl. btw (inclusief 5 gangen walking dinner en dranken).
Na aanmelding zijn de kosten verschuldigd, ook wanneer u niet komt.
Restitutie is niet mogelijk.
Inschrijven? Mail uw aanmelding naar info@bourgondiez.nl o.v.v. uw naam, kantoor-/bedrijfsnaam, professie, adresgegevens en aantal personen. Indien u dieetwensen heeft, vermeldt u dat dan ook in uw e-mail.

IEF 9731

Domeinnaam "om de hoek"

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 31 mei 2011, KG ZA 11-405 (Danismanlik en Hittit B.V. tegen Kösebasi Turks Restaurant V.O.F. c.s.)

Met gelijktijdige dank aan Marc de Boer, Boekx Advocaten.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Bevoegdheid gestelde inbreuk via het internet bij arrondissement Den Haag (4.6.1 BVIE).

Restaurantketen onder de intertionale geregistreerde naam KŐŞEBAŞI met domein www.kosebasi.com. Gedaagde maakt gebruik van teken KOSEBASI op bedrijfspand, menukaart en website kosebasi.nl en kosebasi-utrecht.nl. Voorlopig geen gelijke, maar overeenstemmende tekens. Voor het algemene publiek is het woord KŐŞEBAŞI (Turks: om de hoek/ hoekpand) is niet beschrijvend. Verwarringsgevaar handelsnaam en merk niet deugdelijk betwist. Gedaagden hebben eigen recht op domeinnaam kosebasi.nl, omdat zij als eerste hebben geregistreerd en commercieel belang houden. gebruik kosebasi-utrecht.nl staken, daarom ook verwijdering verzocht aan Thuisbezorgd.nl.

Bevoegdheid 4.2. Voor zover de vorderingen gebaseerd zijn op het Gemeenschapsmerk is deze rechtbank bevoegd op grond van artikel 97 lid 1 GmerkVo1 omdat gedaagden in Nederland gevestigd of woonachtig zijn. Wat betreft het Beneluxmerk is deze voorzieningenrechter bevoegd krachtens artikel 4.6.1 BVIE2 omdat de gestelde inbreuk zich, via het internet, uitstrekt tot in dit arrondissement. Ten aanzien van de vorderingen gebaseerd op handelsnaamrechten en onrechtmatige daad geldt eveneens dat de gestelde inbreuken zich mede uitstrekken tot het arrondissement Den Haag.

Merkenrecht 4.9. Voorshands merkt de voorzieningenrechter de verschillen niet aan als zo onbeduidend dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument zullen ontsnappen. Het woord/beeldmerk van eiseressen wordt gekenmerkt door de specifieke weergave in handschrift, zonder gebruik van hoofdletters. Daarnaast is het weglaten van het streepje in letter A, welke wel als hoofdletter is weergeven, kenmerkend voor het woord/beeldmerk voor het woord/beeldmerk van eiseressen. Deze vormgevingselementen zijn niet onbeduidend en worden in de tekens van gedaagden niet toegepast. Naar voorlopig oordeel is er dan ook geen sprake van gelijke tekens. De tekens zijn wel aan te merken als overeenstemmende tekens in de zin van artikel 9 lid 1 sub b GmerkVo. Door eiseressen is dit subsidiair gesteld en door gedaagden is dit niet deugdelijk betwist.

Beschrijvend 4.10. Gedaagden hebben voorts gesteld dat het woord kőşebaşi niet geschikt is als merk of handelsnaam. Zij merken dit aan als beschrijvend omdat dit Turkse woord de betekenis ‘om de hoek’ of ‘hoekpand’ heeft. Het restaurant van gedaagden bevindt zich in Utrecht op de hoek van de Marnixstraat en de Royaards van der Hamkade. Gedaagden hebben daarom voor de naam kőşebaşi gekozen, zoals menig café in Nederland ’t Hoekje heet.

4.11. De rechtbank zal in het midden laten of een woord als ’t Hoekje in Nederland, als beschrijvend, ongeschikt als merk of handelsnaam moet worden geacht. Het relevante publiek is in dit geval het algemene publiek nu zowel het restaurant van gedaagden als van eiseressen zich niet specifiek richten op een Turks publiek. Het algemene publiek zal de betekenis van het woord kőşebaşi niet onderkennen. Zonder meer is het woord dan ook niet ongeschikt als merk. Het gebruik dat gedaagden van de tekens kosebasi of kőşebaşi maken merkt de voorzieningenrechter voorshands aan als gebruik als merk.

Eigen domeinnaamrecht 4.17. Gedaagden hebben een eigen recht op de domeinnaam kosebasi.nl, omdat zij de eerste waren om deze te registreren. Nu het tegendeel niet gesteld is, is ook niet uitgesloten dat zij eerder hun domeinnaam hebben geregistreerd dan eiseressen de domeinnaam kosebassi. com. Ook nu gedaagden geen gebruik meer zullen kunnen maken van de domeinnaam kosebasi.nl blijven zij een eigen commercieel belang houden bij het bezit van deze naam, bijvoorbeeld hun belang om deze domeinnaam te kunnen verkopen aan eiseressen. Eiseressen hebben onvoldoende gesteld waaruit zou volgen dat hun belang in deze groter is dan het belang van gedaagden. Voorzover zij zouden bedoelen dat het onrechtmatig is een domeinnaam te registreren die overeenkomt met het merk van een ander hebben zij een en ander onvoldoende onderbouwd, nu zulks zonder meer niet onrechtmatig is.

Lees het vonnis hier (pdf)
BVIE, GemVo 207/2009, Handelsnaamwet

IEF 9730

DomJur uitspraken

Op Domjur.nl staan Nederlandse uitspraken en rechtspraak met betrekking tot domeinnamen. In het bijzonder .nl-domeinnamen. Een overzicht van de recente zeven uitspraken.

Rechtbank Almelo 16 maart 2011, LJN BP8981, IEF 9499, DomJur 2011-670 (Montage.nl) link

Handelsnaam. Eiseres is onderneming  die verkoop en installatie kozijnen, schuifpuien, dakkapellen etc. uitvoert. Verweerder is [W]Monatge Benson, houder van de domeinnaam [W]montage.nl. Eiseres vordert overdracht van de domeinnaam. Art. 5 Hnw,  gelijkluidendheid van beide handelsnamen, ondernemingsaard nagenoeg gelijk en geringe afstand tot elkaar, gevaar voor verwarring.

Geen verbod eigen naam als handelsnaam te voeren, art. 5 HnW staat zo'n verbod wel toe. Handelsnaam staken en registratie doorhalen.


Rechtbank Amsterdam, 24 maart 2011, IEF 9493, DomJur 2011-671 (Koninklijke Wegener N.V. c.s tegen Telegraaf Media ICT B.V. c.s.) link

Domeinnaam. Merk. Onrechtmatige daad. Eiseres Wegener en gedaagde Telegraaf, beiden actief als uitgever van kranten en mediaonderneming. DichtbijMedia Beneluxwoordmerk. Geen inbreuk merk, Wegener is dominant, niet dichtbij en media. Ook meent de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een inbreuk op de handelsnaam van Wegener (art. 5 Hnw). Niet iedere commercieel gebruikte domeinnaam kan als een handelsnaam worden aangemerkt. Dit geldt alleen voor domeinnamen die tevens een handelsonderneming aanduiden. Afwijzing vorderingen.


Rechtbank Almelo 2 maart 2011 DomJur 2011-672 (Technisch Personeel Oost B.V. tegen Twenteflex B.V.) link

Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Eiseres TPO, detacheringbureau voor technisch personeel en Benelux beeldmerk. Twenteflex domeinnaam technischpersoneeloost.nl. Gebruik van domeinnaam, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de handelsnaam van een derde, die met die handelsnaam een zekere bekendheid heeft verworven, teneinde daardoor bezoekers door te linken naar de eigen website, jegens die derde onrechtmatig is.

ipv Werkelijke schade, wenst TPO dat de rechtbank de schade schat op de voet van artikel 6:97 BW. TPO heeft echter geen bruikbare aanknopingspunten verschaft voor de schatting. De door TPO gestelde omzetdalingen kunnen allerlei andere oorzaken hebben gehad. Daarmee is het verband tussen de gestelde omzetverliezen en de gepleegde inbreuk op de handelsnaam onvoldoende gesteld.

Vzr. Rechtbank Groningen 1 april 2011, LJN BP9907, DomJur 2011/673 (hotelkamerveiling b.v. tegen hotelveiling.nl b.v.) link

Handelsnaam. Onrechtmatige daad. Hotelkamerveiling, online veilen van hotelarrangementen. De voorzieningenrechter constateert dat de in geding zijnde handelsnamen louter uit beschrijvende elementen bestaan en dat niet aannemelijk is geworden dat deze door langdurig gebruik zijn ingeburgerd. De handelsnaam van eiseres getuigt niet van een grote originaliteit, waardoor deze geen (grote) onderscheidingskracht heeft verworven. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres een gerechtvaardigd beroep op de bescherming van artikel 5 Hnw kan doen. Door haar handelsnaam geheel en al samen te stellen uit beschrijvende elementen, heeft eiseres het risico genomen dat andere bedrijven gebruik maken van een handelsnaam met dezelfde beschrijvende woorden. Afwijzing van vorderingen. 

Vzr. Rechtbank Groningen 8 april 2011, IEF 9544, DomJur 2011-674 (Previtas Nederland B.V. tegen Liv Oost B.V.) link

Handelsnaam. Contractuele geschillen. Eiseres is Previtas Nederland, gespecialiseerd in gewichtsmanagement. Previtas BV is een soortgelijke onderneming en heeft in concernverband samengewerkt met Previtas Nederland. Previtas BV in handen van Liv Holding - naamsverandering Liv Oost. Handelsnaam Previtas behoort aan Previtas Nederland. Uitdrukkelijke bepaling in akte van levering handelsnaam uitgesloten. Art. 6:248 lid 1 BW en aanvullende werking redelijkheid en billijkheid moet worden aangenomen dat Previtas Nederland het gebruik van de Handelsnaam heeft mogen voortzetten.

Inbreuk als omschreven in artikel 5 Hnw oplevert. Het belang van Liv Oost bij de domeinnaamregistratie weegt op geen enkele wijze op tegen het belang van Previtas Nederland bij de spoedige overdracht daarvan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe en stelt dat de domeinnaam moet worden overgedragen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 18 maart 2011, DNL2010-0079, DomJur 2011-675 (BAMw tegen Zesbee B.V.) link

Handelsnaam. Eiser is Stichting Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw). De stichting heeft als doel het beheer van het beroepsregister. Verweerder is Zesbee B.V., een communicatiebureau en houder van de domeinnaam bamw.nl. BAMw vordert overdracht van de domeinnaam. Naar het oordeel van de geschillenbeslechter stemt de domeinnaam van verweerder verwarringwekkend overeen met de naam van eiser. BAMw is ook als verkorte naam geregistreerd in het Handelsregister. Ook heeft verweerder geen recht of legitiem belang bij de domeinnaam. Overdracht wordt bevolen.

WIPO Arbitration and Mediation Center 21 maart 2011, DNL2011-003, DomJur 2011-676 (Nutri-Akt B.V. tegen Edoco) link

Merkenrecht. Geen verweer. Eiser is Nutri-Akt, een uitzendbureau gespecialiseerd in de voedings- en gezondheidssector. Verweerder is Edoco, die de domeinnaam nutriakt.nl heeft geregistreerd. Geen verweerschrift ingediend. Verwarringwekkende overeenstemming met woordmerk Nutri-Akt nu domeinnaam vrijwel identiek is. Geen recht of legitiem belang, te kwader trouw geregistreerd en gebruik (verwijzing naar parkingpage met verwijzingen naar uitzendbureaus). Commercieel gewin beoogd, verwarring bij het publiek. Edoco was al bij vijf soortgelijke zaken betrokken. Overdracht wordt bevolen.

IEF 9729

Toen Was Geluk Heel Gewoon

CvdM 12 april 2011, besluit 25126/2011003945 (Licentie woord- en beeldmerk Toen Was Geluk Heel Gewoon en het personage Simon Stokvis)

Licentieverlening van het woord- en beeldmerk Toen Was Geluk Heel Gewoon en het personage Simon Stokvis. Relatietoets: licentie tbv CD horend bij het media-aanbod en een voorstelling. Marktconform: ook imago, e.g. beeldmerk en logo, betrekken in besluit (7 lid 2 Beleidsregels nevenactiviteiten). Verkoopprijs is gelijk aan vergelijkbare producten, uitkoopsom van de voorstelling en entreeprijs marktconform. Toegestane nevenactiviteit, licentie zonder inhoudelijke bemoeienis.

13. De onderhavige nevenactiviteit betreft onder andere een licentieverlening ten behoeve van een dienst, namelijk de exploitatie van een voorstelling, en voldoet aan deze voorwaarde nu de nevenactiviteit er toe kan leiden dat toeschouwers door het bekijken van de voorstelling gebruik gaan maken van het media-aanbod of zich meer dan daarvoor betrokken voelen bij de publieke media-instelling. De voorstelling wordt namelijk uitgevoerd geheel in de sfeer van de serie Toen Was Geluk Heel Gewoon, waardoor toeschouwers mogelijk geprikkeld worden de herhalingen van de afleveringen te bekijken die door de KRO zullen worden uitgezonden.

 

14. In dit geval dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling. De voorstelling sluit aan bij de serie Toen Was Geluk Heel Gewoon, die door de KRO zal worden herhaalt; de voorstelling zal worden uitgevoerd onder de met de serie gelijknamige titel Toen Was Geluk Heel Gewoon en bestaan uit liedjes uit de tijd waarin de te herhalen serie zich afspeelt. Sjoerd Pleijsier zal, net als in de serie, de rol van Simon Stokvis vertolken.

20. Verder heeft de KRO aangegeven dat de uitkoopsom van de voorstelling tussen de €500,- en € 800,- bedraagt, waarbij in culturele centra een entreeprijs gehanteerd zal worden van circa € 7,50. Deze prijzen zijn door de KRO vergeleken met de prijzen van vergelijkbare producten van vijf andere aanbieders en vallen binnen de range van deze vijf. Het Commissariaat ziet voorshands geen reden om aan te nemen dat de uitkoopsom en entreeprijs niet marktconform zouden zijn.

Lees het besluit hier (link / pdf)
Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, Mediawet 2008

IEF 9728

Tattooboek verzamelauteursrecht

Vzr Rechtbank Amsterdam 26 mei 2005 LJN AT6301 (Schiffmacher c.s. tegen Omroepvereniging VARA)

Uit de oude doos, maar nog niet eerder hier verschenen. Auteursrecht. Tattoos, Boekuitgave "1000 Tattoos". Gebruik van illustraties in het decor van televisieprograma koppijkers.

Vordering (tattoo)kunstenaar Schiffmacher tegen de Vara afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat Schiffmacher auteursrecht heeft op de afbeeldingen die de Vara in het decor van Kopspijkers heeft gebruikt.

6. (...) Voorshands wordt geoordeeld dat aan [eiser1] zelf evenmin het auteursrecht op de afzonderlijke afbeeldingen toekomt. Voorzover [eiser1] heeft willen stellen dat het auteursrecht op de foto’s in het boek ”1000 Tatoos” bij The Amsterdam Tattoo Museum berust, omdat in het colofon van het boek vermeld staat ““(...) ? 1996 for the illustrations: The Amsterdam Tattoo Museum, Amsterdam” en hij in feite The Amsterdam Tattoo Museum is, geldt dat de copyright-notice op zich geen bewijs oplevert voor het auteursrecht.

7. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of aan [eiser1] het auteursrecht toekomt op de verzameling van afbeeldingen, als belichaamd in het boek.

Artikel 10 lid 2 Aw bepaalt dat verzamelingen van werken als zelfstandige werken worden beschermd. Daarbij is uitgangspunt dat een verzamelwerk moet voldoen aan het in artikel 1 Aw gestelde vereiste dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De enkele verzameling is niet voldoende om zich op een verzamelauteursrecht te beroepen. Een verzameling als de onderhavige komt slechts dan als zodanig voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking als deze het resultaat is van een selectie, die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt. Voorshands is onvoldoende gebleken dat dit criterium ten aanzien van [eiser1] opgaat.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Auteurswet

IEF 9726

Begripsmatig verschil neutraliseert

BBIE 19 mei 2011, oppositienr. 2004645 (Compo GmbH & Co. KG tegen Schonefeld Twello B.V.)

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder Benelux woord/beeldmerk COMPO, COMPOFERCOMPO-PLUS, COMPOTEC, COMPO BIO tegen internationale depot woord//beeldmerk COMPACT. Oppositiebeslissing.

Merk en teken stemmen visueel overeen en auditief in zekere mate overeen. Begripsmatig stemmen zij niet overeen. Begripsmatige verschillen neutraliseren visuele en auditieve overeenkomsten.

46. In het onderhavige geval geldt dat het bestreden teken een duidelijke en vaststaande betekenis heeft. De hieruit voortvloeiende begripmatige verschillen zijn, naar oordeel van het Bureau, voldoende om de visuele en auditieve overeenkomsten te neutraliseren. Dit heeft tot gevolg dat de totaalindruk niet overeenstemmend is, in ieder geval niet voldoende om tot (gevaar voor) verwarring te kunnen leiden. Om die reden is het Bureau niet meer toegekomen aan een vergelijking van de waren en diensten. Immers kan er bij gebreke aan voldoende overeenstemming tussen de tekens geen sprake zijn van gevaar voor verwarring (zie tevens in die zin: GEU, Yokana, T-103/06, 13 april 2010).

Lees de beslissing hier (link / pdf).
BVIE