IEF 22202
26 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22200
26 augustus 2024
Uitspraak

Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen

 
IEF 22204
26 augustus 2024
Uitspraak

Onverwachte wending in eerste Amerikaanse rechtszaak over tekst- en datamining voor generatieve AI

 
IEF 9017

Een rol die functioneel van aard is

Gerechtshof Amsterdam, 27 juli 2010, zaaknr. 200.031.457/01, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (met dank aan Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De rechtbank wees de vorderingen af en het hof bekrachtigt i.c. het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, IEF 7509).

De plaatsing van het betreffende krantenartikel met bijbehorende foto op het internetforum van Maroc-NL als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet worden beschouwd. De functie van de foto bij het artikel is functioneel van aard en vergroot de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het aangesneden onderwerp (kinderlokken op internet). Het Hof komt daardoor niet toe aan de vraag of Maroc-NL aansprakelijk kan worden gehouden voor inbreuken door haar gebruikers op haar forum.
 
Het beroep van S. c.s. op het portretrecht slaagt evenmin onder meer wegens het gebrek aan een redelijk belang; de foto wordt gebruikt in een context die gelijk of in elk geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming is verleend. Procesrecht: portretrecht is geen IE-recht in de zin van 1019h Rv.

4.5. In het onderhavige geval betreft het echter de plaatsing van een artikel met bijbehorende foto, overgenomen uit (de site van) een dagblad waarin de desbetreffende foto rechtmatig openbaar is gemaakt, zulks in het kader van een discussie over het in het artikel besproken (actuele) onderwerp op het internetforum van Maroc. Het hof is van oordeel dat deze plaatsing, in de gegeven context als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet moet worden beschouwd. Het (relatief korte) artikel wordt immers in het kader van een discussie op het internetforum van commentaar voorzien, de (sterk verkleinde) bij behorende foto speelt daarbij een rol die functioneel van aard is; de foto vergroot immers de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het in de discussie aangesneden onderwerp.

4.6. Nu een citaat ingevolge het bepaalde in artikel 15a Auteurswet niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk wordt beschouwd brengt het voorgaande mee dat in het midden kan blijven of Maroc in de gegeven omstandigheden voldoende heeft gedaan om te voorkomen dat op haar site zodanige inbreuken worden gepleegd.

4.7. Grondslag van de vordering van Dubos is de schending van het portretrecht van I. Vast staat dat de desbetreffende foto destijds met toestemming van D. door S. aan De Telegraaf ter beschikking is gesteld ten behoeve van de illustratie van een artikel over het lokken van kinderen via het internet. De foto is op de wijze waarop deze in het dagblad en op de site van De Telegraaf is verschenen (sterk verkleind, tezamen met het bewuste artikel) op de site van Maroc geplaatst. Het beroep van D. op inbreuk op het portretrecht van I. moet reeds worden verworpen omdat D. niet voldoende heeft toegelicht welk redelijk belang er van de zijde van I. bestaat om zich tegen een dergelijke openbaarmaking van de foto te verzetten. Deze heeft immers plaatsgevonden in een context die, zo niet gelijk, dan in ieder geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming was verleend. Dat het bestaan van een redelijk belang zonder nadere toelichting niet valt aan te nemen, geldt temeer nu I. op de foto niet duidelijk herkenbaar in beeld is gebracht, en in ieder geval op de verkleinde foto niet aanstonds zodanig herkenbaar was dat aan te nemen valt dat de verschijning op de site van Maroc (op relevante schaal) tot herkenning door derden zal hebben geleid.

Lees het arrest hier.

IEF 9016

Een gangbare en beschrijvende aanduiding

Gerechtshof Amsterdam, 13 juli 2010, zaaknr. 200.054.066/01/KG, NL Unlimited B.V. tegen Theagenda.nl  (met dank aan Laurens Thissen, Kerckhoffs Advocaten ).
 
Wel gemeld, nog niet besproken. Handelsnaamrecht, Domeinnamen. Inbreuk handelsnaamrecht door gebruik generieke domeinnaam. Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het KG vonnis waarin met de handelsnaam "theagenda.nl" een verbod is verkregen op het voeren van de jongere handelsnaam "agenda.nl" (zie vzr. Rechtbank Amsterdam, 10 december 2009, IEF 8550). Gebruik van een gangbare en beschrijvende aanduiding mag er niet toe mag leiden dat gevaar voor verwarring ontstaat. Structureel faciliteren handelsnaaminbreuk door verstrekken gebruiksrecht op handelsnaam. Kosten onrechtmatige daad “zodanig verweven met het handhaven van Paulas intellectuele eigendomsrechten jegens NL Unlimited, dat ook deze kosten in aanmerking komen voor volledige vergoeding ex artikel 1019h Rv.”

3.6. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat onder omstandigheden een domeinnaam als handelsnaam kan worden beschouwd. De enkele inschrijving van agenda.nl in het handelsregister kwalificeert niet als gebruik als handelsnaam. Of sprake is van een handelsnaam is beslissend of NL Unlimited, rekening houdende met de perceptie van het relevante publiek, op commerciële wijze onder de naam agenda.nl deelnam aan het handelsverkeer. In aanmerking dient te worden genomen dat NL Unlimited op de website www.agenda.nl niet alleen agendagegevens vermeldde maar tevens advertentieruimte heeft aangeboden aan adverteerders. Gelet op het bedrijfsmatige karakter dat de website hierdoor toekomt almede op de wijze waarop de diensten, als diensten van agenda.nl op de website werden aangeboden, is het hof voorshands van oordeel dat het gebruik van de domeinnaam tevens als gebruik als handelsnaam kan worden aangemerkt. Het betoog van NL Unlimited C.S. dat zij agenda.nl als merk gebruiken doet daar niet aan af. Grief I faalt derhalve.

3.7. Met grief I1 bestrijden NL Unlimited C.S. het oordeel van de voorzieningenrechter dat het gebruik van agenda.nl inbreuk maakt op de handelsnaam van Paula doordat verwarring is te duchten. Tussen partijen is niet in geschil dat Paula zijn handelsnaam “theagenda.nl” geruime tijd vóórdat NL Unlimited ter aanduiding van haar onderneming de handelsnaam “agenda.nl” is gaan voeren, in gebruik heeft genomen. Vast staat dat beide ondernemingen zich richten op dezelfde doelgroep, namelijk Nederlandse internetgebruikers op zoek naar vrijetijdsbesteding en adverteerders. De handelsnamen van partijen wijken slechts in geringe mate van elkaar af door het Engelse lidwoord "the" in de handelsnaam van Paula. Aan NL Unlimited C.S. kan worden toegegeven dat - zoals zij aanvoeren - "agenda" een gangbare en beschrijvende aanduiding is voor de activiteiten die beide ondernemingen ontplooien. Hoewel dit op zich zelf een beperking in de beschermingsomvang kan mee brengen omdat het anderen vrij moet staan dergelijke aanduidingen in hun handelsnaam te voeren, laat deze omstandigheid onverlet dat gebruik van de aanduiding "agenda" er niet toe mag leiden dat gevaar voor verwarring ontstaat, waarbij moet worden bezien of de handelsnaam in zijn geheel geen verwarring wekt. Gelet op het geringe onderscheid tussen de handelsnamen, de nauw verwante opzet van de beide websites en de (nagenoeg) identieke diensten die worden aangeboden is voorshands aannemelijk dat verwarring tussen de beide ondernemingen is te duchten bij het relevante publiek. Blijkens de door NL Unlimited C.S. in het geding gebrachte producties bestaan naast elkaar reeds vele variaties die het woord "agenda" bevatten. Bij deze variaties wordt steeds gebruik gemaakt van een gecombineerde term zoals: onlineagenda.nl, webagenda.nl, jouwagenda.nl, etc. NL Unlimited had over legio variaties kunnen beschikken om in haar handelsnaam gebruik te maken van de aanduiding “agenda.nl”. De grief is tevergeefs voorgedragen.

3.8. Met grief III komen NL Unlimited c. s. op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vorderingen tegen Newhold toewijsbaar zijn op grond van onrechtmatig handelen jegens Paula. Ook deze grief faalt. Gelet op hetgeen onder 3.7 is overwogen en de handelsnaaminbreuk die NL Unlimited door het gebruik van agenda. n1 maakt, kan het (blijven) verlenen door Newhold aan NL Unlimited van een uitsluitend gebruiksrecht op de handelsnaam/domeinnaam, waarmee zij de handelsnaaminbreuk structureel faciliteert, in casu als onrechtmatige gedraging jegens Paula worden aangemerkt. Het hof acht de toewijzing van het verbod en de dwangsommen jegens Newhold dan ook juist. Waarom de dwangsom te verstrekkend is, hebben NL unlimited C.S. niet nader toegelicht.

3.9. Ten slotte hebben NL Unlimited c.s. met grief IV nog aangevoerd dat de door Paula gemaakte proceskosten ten aanzien van de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad jegens Newhold niet in aanmerking komen voor volledige vergoeding. Deze grief is eveneens tevergeefs voorgesteld. Op zichzelf is juist dat, zoals NL Unlimited C.S. stellen, in beginsel enkel proceskosten gemaakt ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten voor volledige vergoeding ex artikel 1019h Rv in aanmerking komen. In aanmerking genomen echter dat NL Unlimited in casu na de eerste sommatie van Paula de domeinnaam agenda.nl heeft overgedragen aan Newhold en deze vervolgens de domeinnaam aan NL Unlimited ter beschikking heeft gesteld, heeft Paula onder Newhold beslag moeten leggen ter handhaving van zijn handelsnaamrecht. Voorshands acht het hof de daarmee gemoeide kosten zodanig verweven met het handhaven van Paulas intellectuele eigendomsrechten jegens NL Unlimited, dat ook deze kosten in aanmerking komen voor volledige vergoeding ex artikel 1019h Rv.

Lees het arrest hier.

IEF 9015

Op neutrale manier weergegeven

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 8 juli 2010, LJN: BN0760, Eiseres tegen RTL Nederland B.V. & Blue Circle B.V. (met eerdere dank aan Eveline Rethmeier, Howrey). 

Eiseres heeft auditie gedaan voor het televisieprogramma Holland's got talent. Van deze auditie zijn televisieopnamen gemaakt. Eiseres is door de jury niet doorgelaten naar de volgende ronde en zij verzet zich thans tegen uitzending van de opgenomen beelden, stellende dat Blue Circle haar auditie heeft gesaboteerd en dat zij opzettelijk voor gek is gezet. Vorderingen afgewezen. Een quit-claim brengt niet mee dat het opgenomen materiaal onder alle omstandigheden mag worden uitgezonden, maar van een relevante uitzondering is i.c. geen sprake.

4.3.  [eiseres] stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat RTL en Blue Circle haar aan de gegeven toestemming voor uitzending houden. Met [eiseres] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het ondertekenen van een zogeheten quit-claim niet meebrengt dat het opgenomen materiaal onder alle omstandigheden mag worden uitgezonden. Er kunnen zich bijzondere, zwaarwegende omstandigheden voordoen die maken dat de programmamaker zich in redelijkheid niet mag beroepen op de door de deelnemer gegeven toestemming. In deze zaak doen zich echter geen dergelijke zwaarwegende omstandigheden voor. Dat de kinderen van [eiseres] in verband met haar auditie mogelijk zullen worden aangesproken en wellicht uitgelachen, is daarvoor onvoldoende, evenals de omstandigheid dat [eiseres] recentelijk een single heeft uitgebracht en uitzending van de auditie slechte publiciteit zou opleveren. Zoals hiervoor overwogen, is de auditie van [eiseres] immers op neutrale manier weergegeven.

4.4.  Uit het voorgaande volgt tevens dat niet is gebleken van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen aan de zijde van Blue Circle. Evenmin is gebleken van onrechtmatig handelen door Blue Circle en RTL.

4.5.  Gevorderd is een verbod tot openbaarmaking en verveelvoudiging van alle beeld- en geluidsopnamen die van [eiseres] zijn gemaakt, dus ook de fragmenten die in de montage weg zijn gelaten. RTL en Blue Circle hebben ter zitting verklaard dat zij het item alvast hebben gemonteerd ten behoeve van dit kort geding, om aan de voorzieningenrechter te kunnen laten zien om welke opnamen het gaat. De voorzieningenrechter heeft haar oordeel gebaseerd op het ter zitting getoonde item. Zij gaat er dan ook van uit dat het item in deze vorm zal worden uitgezonden. De mededeling van RTL en Blue Circle biedt daarvoor voldoende waarborg. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier
 

IEF 9014

Een relatief geringe overtreding

Vzr. Rechtbank Roermond, 15 juli 2010, KG ZA 10-40, Goodyear Dunlop Tyres Europe B.V. tegen Euro-Tyre B.V. (met dank aan Eveline Rethmeier, Howrey). 

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkenrecht. Parallelimport Dunlop-autobanden. Vorderingen afgewezen i.v.m. ontbreken spoedeisend belang: een relatief geringe overtreding, waarbij het onvoldoende aannemelijk is dat het ging om opzettelijk handelen. Kort, in citaten:

4.2.3. (…) Vorenstaande overwegingen leiden voorshands tot de aanname dat aan Goodyear-Dunlop het uitsluitende recht toekomt banden met het merk DUNLOP SP 3000A met een breedte van 235 in de EER in het verkeer te brengen. Dat deze (merk)rechten zouden zijn uitgeput is in dit kort geding niet komen vast te staan. In zoverre heeft Goodyear-Dunlop belang bij (een beoordeling van) de door haar ingestelde vorderingen.

(…) 4.3.3. Daartegenover staat dat Euro-Tyre gemiddeld twee miljoen banden per jaar verkoopt, waaronder (ook) door of met toestemming van Goodyear-Dunlop in de EER in het verkeer gebrachte autobanden van het merk DUNLOP SP en DUNLOP SP SPORT. De merkinbreuk ziet eveneens op de verkoop van autobanden met het merk DUNLOP SP maar heeft betrekking op een specifieke breedtemaat (235). Gelet op de hiervoor genoemde omzet van Euro-Tyre en de geringe hoeveelheid (80) "verkeerde" banden is er sprake van een relatief geringe overtreding. Voorstelbaar is dat Goodyear-Dunlop als gevolg hiervan schade heeft gelden maar de omvang daarvan is vermoedelijk gering. Verder is gesteld noch gebleken dat Euro-Tyre na april 2009, nadat de inbreuk was geconstateerd, nog banden van het type zoals hierboven nader is omschreven, heeft ingekocht en/of verkocht. Nadat Euro- Tyre in augustus 2009 duidelijk werd om welke type band het ging, heeft zij het aanbod ervan op haar website verwijderd. Euro-Tyre heeft ook uitdrukkelijk gesteld dat zij zich in de toekomst wil onthouden van handelingen die inbreuk maken op het merkrecht van Goodyear-Dunlop UK. Tenslotte heeft Euro-Tyre onvoorwaardelijk toegezegd, welke toezegging zij ter zitting heeft herhaald, haar leverancier aan Goodyear-Dunlop bekend te maken en een volledige opgave te doen van de door haar gekochte banden. Ter zitting is gebleken dat tussen Goodyear-Dunlop en Euro-Tyrc nog steeds een handelsrelatie bestaat en dat laatstgenoemde onweersproken heeft gesteld de handelsrelatie met Goodyear-Dunlop te willen voortzetten.  Tegen deze achtergrond is onvoldoende aannemelijk geworden dat liet bij de gewraakte overtreding ging om opzettelijk handelen van Euro-Tyre; het moet er -bij de huidige stand van zaken- voor worden gehouden dat zij verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld.

4.4. Vorenstaande overwegingen leiden tot de slotsom dat Goodyear-Dunlop een spoedeisend belang ontbeert bij de door haar gevraagde voorlopige voorzieningen. De omstandigheid dat mogelijk door derden (ook) inbreuk is of wordt gemaakt op de merkrechten van Goodyear-Dunlop maakt vorenstaand oordeel niet anders. Het door Goodyear- Dunlop gevorderde verbod moet worden afgewezen. De daaraan gekoppelde overige vorderingen delen dit lot.

Lees het vonnis hier.

IEF 9013

Vluchtgegevens

Rechtbank Utrecht, 28 juli 2010, LJN: BN2268, Ryanair Limited tegen PR Aviation B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Wegelo exploiteert websites waarop consumenten vluchtgegevens kunnen zoeken en prijzen vergelijken kunnen van vluchten van zogenaamde ‘lage kosten luchtvaartmaatschappijen’, waaronder Ryanair. Het beroep van Ryanair op bescherming van haar vluchtgegevens als databank wordt afgewezen: Onduidelijk of is voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering.’ Wel inbreuk op de auteursrecht (geschriftenbescherming) van Ryanair met betrekking tot deze vluchtgegevens (een ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens is afdoende) . Ryanair maakt geen misbruik van haar machtspositie door een verbod op het gebruik van haar vluchtgegevens te eisen. Wegolo mag de vluchtgegevens wel blijven gebruiken voor haar prijsvergelijkingssysteem. 

Databankenrecht: 4.26.  De conclusie van het voorgaande is dat Ryanair haar stelling dat sprake is van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet onvoldoende heeft onderbouwd. Van haar mocht - in het licht van de hiervoor genoemde arresten van het Hof van Justitie - worden verwacht dat zij bij het opvoeren en onderbouwen van de door haar verrichte investeringen onderscheid maakte:
-  tussen investeringen die betrekking hadden op het creëren van de gegevens (en de controle daarvan in de fase van het creëren) en investeringen die betrekking hebben op het verkrijgen en opnemen van deze gegevens in de databank en het toetsen van deze gegevens aan het bestaande vluchtsysteem;
-  tussen investeringen die zijn gedaan om de databank gegevens te kunnen laten verwerken en investeringen die betrekking hebben op de communicatie met het publiek en het boeken van vluchten;
-  tussen investeringen die betrekking hebben op haar gewone bedrijfsvoering en investeringen in haar gegevensverzameling.
De omschrijvingen van de door haar opgevoerde posten en de gegeven onderbouwing daarvan duiden, zoals hiervoor reeds is overwogen, op vermenging van deze te onderscheiden investeringen.
Dit betekent dat de rechtbank niet in staat is om te beoordelen of, na eliminatie van de kosten die niet onder het begrip ‘investering’ als hiervoor bedoeld vallen, een voldoende substantiële investering in het verkrijgen, controleren en presenteren van de gegevens in de databank resteert om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering’ in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. Deze omstandigheid dient - nu de stelplicht op dit punt op Ryanair rust -voor rekening van Ryanair te komen. De vordering zal dan ook - voor zover deze op de primaire grondslag is gebaseerd - als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Auteursrecht: 4.32.  Uit de geciteerde overwegingen uit de wetsgeschiedenis blijkt ondubbelzinnig dat het de bedoeling van de wetgever was om voor gegevens(-verzamelingen) die niet onder de databank definitie vallen en databanken waarbij geen sprake was van substantiële investering, de geschriftenbescherming te handhaven.

4.43.  Door per zoekopdracht alle onder 4.39 bedoelde gegevens uit de gegevensverzameling te halen en aan de klant te presenteren is bij elke zoekopdracht sprake van een eenvoudige herhaling van de gegevensverzameling. De omstandigheid dat telkens alleen de gegevens van één vlucht van Ryanair worden opgevraagd, maakt dat niet anders. Zoals gezegd is overname van de volledige gegevensverzameling niet vereist voor het bestaan van een auteursrechtelijk verboden inbreuk daarop, maar alleen ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens. Bij gebreke van een voldoende onderbouwde stelling als bedoeld onder 4.42 dienen de door PR Aviation uit de gegevensverzameling per vlucht overgenomen gegevens aangemerkt te worden als een eenvoudige herhaling van die gegevens.

4.44.  Voor zover PR Aviation het standpunt inneemt dat door een andere rangschikking van de gegevens en toevoeging van een door haarzelf gehanteerde totaalprijs geen sprake meer is van een eenvoudige herhaling, volgt de rechtbank haar daarin niet. Die wijzigingen of toevoegingen dienen te gelden als ‘wijzigingen van minder ingrijpende aard’ in de zin van de jurisprudentie van de Hoge Raad.

4.45.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat PR Aviation met het overnemen van gegevens uit de gegevensverzameling van Ryanair in het kader van de uitvoering van een zoekopdracht voor haar klanten inbreuk maakt op de aan Ryanair toekomende geschriftenbescherming en daarmee op het aan haar toekomende auteursrecht ex artikel 10 lid 1 Auteurswet. Voor zover de vorderingen op deze grondslag zijn gebaseerd, zijn zij dan ook in beginsel toewijsbaar.

4.62.  Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen om zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Ryanair toewijsbaar is, evenwel met dien verstande dat de veroordeling niet geldt - zoals volgt uit het in de loop van deze procedure ingenomen standpunt van Ryanair - voor het commerciële gebruik dat te maken heeft met het uitvoeren van prijsvergelijking.

Lees het vonnis hier, een commentaar hierop IEF 9024.

IEF 9012

De afspraak geldt echter nog altijd

Kamerstuk 21501-33 nr. 285, Tweede Kamer. Brief van de ministers van Economische Zaken en van Justitie over de voortgang van de onderhandelingen over een verdrag Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) en reactie op brief dhr. M. te A.

"Sinds de publicatie van de concepttekst op het internet heeft een nieuwe onderhandelingsronde plaatsgevonden in Luzern, Zwitserland van 28 juni tot en met 1 juli jl. Helaas hebben de ACTA-deelnemers geen overeenstemming kunnen bereiken over de publicatie van de aldaar tot stand gekomen concepttekst. Evenals voorheen zal Nederland zich onverkort sterk blijven maken dat de concepttekst na afloop van de volgende onderhandelingsronde(s) wel weer openbaar wordt gemaakt.

Ten aanzien van de resultaten die in de laatste onderhandelingsronde zijn geboekt, geldt de afspraak tussen de ACTA-deelnemers, die bij aanvang van de ACTA-onderhandelingen is gemaakt, om de inhoud van de ACTAdocumenten en de onderhandelingen vertrouwelijk te behandelen echter nog altijd, waardoor wij er hier niet in detail op kunnen ingaan."

Lees de gehele brief hier.

 

IEF 9011

Moet een bakker zijn eigendomsnaam afplakken?

Kamerstukken Tweede Kamer. Niet-dossierstuk nr.  2010D29881. Verslag van een schriftelijk overleg vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 21 juni 2010 inzake FIFA en WK Bid 2018/2022: handhaving commerciële rechten.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie: Is het waar dat in agreement 6 wordt geregeld dat adverteren in een straal van 2 kilometer rond een zone van het WK niet meer mag, ook al vindt daar een totaal ander evenement plaats? Hoe ziet de regering dit voor zich? Hoe garandeert de regering dat voor «ambush marketing» geen nieuwe wetgeving zal worden gemaakt, gezien het feit dat in hetzelfde agreement vast staat dat als het nodig is, dit moet worden geregeld bij wet? Is het waar dat de Nederlandse staat zich onderwerpt aan de commerciële belangen van de sponsors boven bijvoorbeeld belangen van het lokale midden- en kleinbedrijf? Moet een bakker zijn eigendomsnaam afplakken als in een straal van 2 kilometer een evenement plaatsvindt? Is promotie voor bijvoorbeeld een buurtbijeenkomst of een andere bijeenkomst die niets te maken heeft met het WK onmogelijk door de eisen in agreement 6? Zo ja, deelt de regering de mening, gezien de opsomming van «events» in de definitie van de agreements onder a tot en met g, dat de soevereiniteit van ons land in de uitverkoop gaat tijdens het evenement? Welk recht heeft een sportorganisatie om een land te dwingen gelegenheidswetgeving te maken?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie: Deze leden zijn van mening dat om «Zuid-Afrikaanse taferelen» rondom de handhaving van «ambush marketing» te voorkomen zoals dat de «Bavaria girls» is overkomen, er een duidelijke definitie moet komen van het begrip «ambush marketing». Daarvoor bestaat namelijk geen aparte wetgeving en zal worden gedekt door een combinatie van andere bestaande wetgeving op het gebied van onder meer octrooirecht, mededingingsrecht, kopie- en handelsmerk recht. Waar liggen straks de grenzen en hoe wordt ingrijpen? Hoe zou er in Nederland gereageerd zijn op de ludieke en naar onze mening niet de grenzen van «ambush marketing» overschrijdende actie van de «Bavaria girls»? Zouden deze vrouwelijke toeschouwers ook dagen lang vast hebben gezeten in een Nederlandse politiecel met de dreiging van jarenlange gevangenisstraf boven hun hoofd?

Lees het gehele verslag hier.

IEF 9010

De lichaamstaal van sommige Kamerleden

Handelingen Tweede Kamer, 2009-2010, 94 dossier, pag. 7844  (dossier 27428). Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 juni 2010 over toekomst plantenveredeling, ontwikkelingen in octrooi- en kwekersrecht.

Minister Verburg: Voorzitter. Kortheidshalve zal ik ingaan op alle vijf de ingediende moties, zonder commentaar vooraf. Ik wil echter wel opgemerkt hebben dat de meeste onderwerpen gisteren ook uitvoerig in het algemeen overleg aan de orde zijn geweest. Ik zie aan de lichaamstaal van sommige Kamerleden dat zij dat herkennen.

Allereerst de motie van mevrouw Ouwehand, ingediend mede namens de heer Van Gerven. Daarin wordt de regering verzocht om dit probleem mee te nemen in de lopende WTO-onderhandelingen en zich daarbij in te zetten voor een mondiale afspraak dat planteigenschappen vrij beschikbaar zijn voor boeren en veredelaars en, evenals diereigenschappen, niet meer octrooieerbaar zijn. Ik ontraad de aanneming van deze motie en wel om de reden die ik gisteren ook al heb aangegeven: ik streef naar een balans.

Zowel het kwekersrecht als het octrooirecht is van belang voor innovatie en wij moeten alles op alles zetten om die innovatie ook voortgang te laten maken. Als we alleen inzetten op kwekersrecht en voor de rest de deur dichtdoen, dan is dat niet de goede ontwikkeling, althans niet de ontwikkeling die ik nastreef. Dat is ook niet de inzet die ik zou willen plegen op Europees niveau. De Kamer weet dat ik op Europees niveau bezig ben en dat ik ga voor de beschikbaarheid voor kwekers en voor veredeling van zo veel mogelijk zaken. Ik zou dit niet willen doen. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie. Bovendien wijs ik erop dat de Europese Commissie mede namens Nederland spreker is in WTO-verband. Dat betekent dat wij eerst op Europees niveau overeenstemming moeten hebben over de inzet op dit punt.

In de motie op stuk nr. 164 van mevrouw Ouwehand wordt de regering verzocht zich in te zetten om op mondiaal, Europees en nationaal niveau de wet- en regelgeving zo aan te passen dat het verwerven van intellectuele eigendomsrechten op genen, planten en plant- en diereigenschappen niet meer mogelijk is. Deze motie is onwenselijk en onmogelijk. Ik ontraad haar om precies dezelfde reden als ik de vorige motie heb ontraden.

De heer Van Gerven heeft een motie ingediend mede namens de leden Dijkgraaf, Koopmans, El Fassed, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Ouwehand. In deze motie, op stuk nr. 165, wordt de regering verzocht om in de voorbereiding van het wetgevingstraject in opvolging van het rapport Veredelde zaken niet alleen optie 3 uit te werken, maar ook optie 2 en daarbij de juridische mogelijkheden of onmogelijkheden in zowel nationale, Europese als mondiale wet- en regelgeving te onderzoeken en binnen drie maanden met voorstellen naar de Kamer te komen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over. Ik heb gisteren gemerkt dat de Kamer echt behoefte heeft aan een volledige duiding van mogelijkheden en onmogelijkheden. Ik ben graag bereid om in te gaan op zowel de gedeeltelijke als de volledige kwekersvrijstelling. Ik zal dat doen. Daarbij zal ik aangeven, met de minister van Economische Zaken, waarom wij de inzet plegen zoals wij die plegen. Dat hoeft geen drie maanden te duren. Ik zal dat zo snel mogelijk doen.

In de motie op stuk nr. 166 van mevrouw Jacobi wordt de regering verzocht om het initiatief te nemen tot een dialoog met de stakeholders in de sector en met maatschappelijke organisaties om te komen tot een gedragscode waarin ook afspraken kunnen worden gemaakt over de wijze waarop moet worden omgegaan met eerder te breed verleende octrooien en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en zal hiertoe graag het initiatief nemen.

In de motie van de heer El Fassed op nr. 167 wordt de regering verzocht om in Europees verband draagvlak te zoeken voor een herziening van de bio-octrooirichtlijn zodanig dat genetisch materiaal van planten beschikbaar blijft voor verdere veredeling en vermarkting zoals onder de volledige breeders exemption van het kwekersrecht. De heer El Fassed en ook andere leden van de Kamer kennen mijn inzet op Europees niveau, ook mijn inzet voor een zodanige evaluatie en bijstelling van de bio-octrooirichtlijn dat deze toekomstgericht wordt. Wat de heer El Fassed en met hem de andere ondertekenaars hier vragen, gaat echter te ver. Het verzoek gaat te ver in effect op voorhand en het duidt op algehele vrijstelling. Ik heb nu juist in reactie op motie die is ingediend door de heer Van Gerven aangegeven dat ik uiteen zal zetten waarin de voetangels en klemmen zitten. Dat is de reden dat ik de aanvaarding van deze motie ontraad. Er moet een evaluatie komen, maar alleen maar hier op inzetten gaat echt te ver en zou een ongewenst effect kunnen hebben.

Lees de Handelingen hier. Uitslag stemmingen hier.

IEF 9009

Toekomst Europees merkenrechtensysteem

Kamerstuk 21501-30 nr. 232. Brief minister EZ: Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 mei.

Raadsconclusies: De Commissie gaf aan dat het communautaire merkenrechtensysteem, dat bestaat naast de nationale merkenrechtensystemen van de lidstaten, inmiddels 15 jaar bestaat. Op verzoek van de Raad in mei 2007 laat de Commissie momenteel een studie doen naar de werking van het merkenrechtensysteem. Doel is te bezien hoe het merkenrechtensysteem in de EU en de samenwerking tussen het Europese merkenbureau OHIM (Office of Harmonization for the Internal Market) en de nationale merkenbureaus kan worden gemoderniseerd, versterkt en waar nodig verbeterd. Deze studie zal naar verwachting eind van dit jaar worden afgerond. De Commissie sprak de verwachting uit een voorstel voor herziening van Verordening 207/2009 inzake het EU merkenstelsel te zullen doen eind van dit jaar. De Raad nam vervolgens zonder discussie de conclusies aan.

Lees de gehele brief hier.

IEF 9008

Bent u bereid dit wel wettelijk te regelen?

Kamerstukken. Aanhangsel der Handelingen nr. 2888. Antwoorden op vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de staatssecretaris van OCW over de beperkte uitleenmogelijkheid van e-books door bibliotheken (ingezonden 28 april 2010).

Vraag 5: Is het waar dat er wel een wettelijke regeling is voor leenvergoedingen van gewone boeken, maar dat die er niet is voor e-books? Zo ja, bent u bereid dit wel wettelijk te regelen?

Antwoord 5: De Auteurswet regelt dat een auteur het exclusieve recht heeft zijn werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. De wet maakt hierop een aantal uitzonderingen, onder meer voor uitleningen van boekexemplaren – of verveelvoudigingen daarvan – door openbare bibliotheken. De uitzondering geldt voor de uitleningen van werken die op een fysieke drager zijn vastgelegd, waaronder papieren boeken, en niet voor digitale versies van boeken die online worden uitgeleend. Het invoeren van eenzelfde uitzondering voor e-books zou, los van de wenselijkheid daartoe op dit moment, in strijd zijn met Europese wetgeving. 

De uitlening van e-books door bibliotheken vindt plaats door deze online – als downloadbestand – en voor een bepaalde periode ter beschikking te stellen. Het gaat bij de uitlening van e-books dus niet om uitlening of verveelvoudiging van een exemplaar van een boek als bedoeld in artikel 15c lid 1 Auteurswet, maar om een openbaarmaking van de auteursrechtelijke beschermde (digitale) inhoud van het boek. De Richtlijn Auteursrecht in de informatiemaatschappij5 biedt lidstaten geen mogelijkheid het online terbeschikkingstellen van werken door openbare bibliotheken onder het verhuur- of leenrecht te brengen. Dit betekent dat voor de uitleen van e-books via online terbeschikkingstelling dus steeds toestemming van rechthebbenden is vereist. Openbare bibliotheken zullen hierover dus afspraken moeten maken met individuele rechthebbenden.

Het e-book is een nieuw medium. De markt is op dit moment nog bescheiden van omvang, maar in potentie zeer groot. Alle betrokken spelers – auteurs, uitgevers, distributeurs en bibliotheken – zijn in deze fase bezig exploitatiemodellen te verkennen en hun positie te bepalen. Daarbij is van groot belang dat er adequate modellen voor legaal aanbod worden ontwikkeld. Uit een door het Ministerie van Justitie georganiseerde expertmeeting op 1 juni jl. is gebleken dat het ontwikkelen van een legale markt voor e-books een grote uitdaging is, waarbij illegale uitwisseling van bestanden en de prijsstelling obstakels kunnen zijn. Evenals voor muziek en films geldt ook voor e-books dat het ontwikkelen van innovatieve bedrijfsmodellen die aantrekkelijk zijn voor consumenten een voorwaarde is voor effectieve handhaving van het auteursrecht op internet. Hierbij is het niet de overheid, maar de markt die aan zet is. Het is hierbij van belang dat de verschillende betrokken marktpartijen (auteurs, uitgevers, boekverkopers en distributeurs) onderkennen dat er een gezamenlijk belang is bij het ontwikkelen van een levensvatbare markt voor e-books.

Lees alle vragen en antwoorden hier.