IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 8982

Geen onoverkomelijke inspanning

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 13 juli 2010, zaaknr. 200.023.759/01, Clyde Bergemann GmbH tegen Magaldi (met dank aan Rik Zagers, Hogan Lovells).

Octrooirecht. EP Stoomgeneratorsysteem en werkwijze voor de afvoer van as.’ Gestelde ongeoorloofde uitbreiding van materie.  Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. (Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008, IEF 721) en vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi, de conclusie ontberen inventiviteit.

Octrooirecht. Europees octrooi op stoomgeneratorsysteem en werkwijze voor de afvoer van as van Magaldi. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. (Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008, IEF 721), waarbij Clyde Bergemann de vernietiging van het Octrooi vorderde, omdat tijdens de verlening ongeoorloofde uitbreiding van materie zou hebben plaatsgevonden / omdat het octrooi niet nieuw en niet-inventief zou zijn. De Rechtbank wees het gevorderde gedeeltelijk toe. Alle voortbrengselconclusies bleven in stand, alle werkwijzeconclusies van het Octrooi werden vernietigd.

Belangrijk was vooral dat eerst bij pleidooi Bergemann aan haar nietigheidsvordering een nieuwe grondslag had toegevoegd, te weten dat het Octrooi niet inventief zou zijn in het licht van de Brochure in combinatie met WO 231. De rechtbank was met de gedaagde van oordeel dat dit argument, als in strijd met de goede procesorde in een octrooiprocedure volgens het verkorte regime, buiten beschouwing diende te blijven. In dit hoger beroep doet Bergemann het derhalve dunnetjes over en wordt het argument alsnog gebruikt. Magaldi verweert zich met de stelling dat niet-elektronische verleningsdossiers geen deel uit maken van de stand van de techniek:

4. De grieven van Bergemann betreffen het oordeel van de rechtbank dat de conclusies 1 tot en met 9 nieuw en inventief zijn, het daaruit voortvloeiende oordeel dat het Octrooi wat betreft deze conclusies in stand dient te blijven en de compensatie van de proceskosten. Bergemann doet in dat verband ook in hoger beroep (onder andere) een beroep op de brief van 8 augustus 1988 en de Brochure. In haar verweer tegen de grieven I en U in het principale beroep en in haar eerste grief in het incidentele beroep stelt Magaldi (voor het eerst) dat bedoelde brief en Brochure niet tot de stand van de techniek kunnen worden gerekend, omdat het verleningsdossier waarvan de betreffende stukken deel uitmaken, vóór de prioriteitsdatum van het Octrooi (2 maart 1990) niet openbaar toegankelijk was. Magaldi stelt in dat verband dat het in die tijd nog lang geen praktijk was dat verleningsdossiers integraal via internet raadpleegbaar en doorzoekbaar waren en dat een schriftelijk verzoek diende te worden ingediend. Magaldi doet een beroep op een uitspraak van de Boards of Appeal met nummer T314/99, waarin werd geoordeeld dat de enkele aanwezigheid van een proefschrift in een bibliotheek niet maakte dat het openbaar toegankelijk was, nu het nog niet was gecatalogiseerd of anderszins toegankelijk gemaakt voor het publiek. Op gelijke wijze was de inhoud van verleningsdossiers volgens Magaldi in de periode vóór de prioriteitsdatum evenmin toegankelijk, omdat het publiek niet kon weten wat zich in de dossiers bevond.

5. Het hof verwerpt deze stelling. Vaststaat dat verleningsdossiers ook in de periode vóór 1990 in die zin toegankelijk waren dat deze (na publicatie van de aanvrage) door het publiek konden worden opgevraagd of ingezien, zoals ook voorgeschreven in artikel 128 lid 4 van het Europees Octrooiverdrag (EOV). De omstandigheid dat het publiek van tevoren niet kon weten wat zich in een dossier bevond doet er niet aan af dat de inhoud daarvan openbaar toegankelijk was. Anders dan Magaldi meent, is die situatie niet vergelijkbaar met een ongepubliceerd en nog niet gecatalogiseerd boek dat zich in een bibliotheek bevindt. Waar van het publiek niet mag worden verwacht dat het de gehele inhoud van een bibliotheek doorneemt op mogelijk relevant materiaal, levert het doornemen van een verleningsdossier op relevante stukken geen onoverkomelijke inspanning op. De brief van 8 augustus 1988 en de Brochure behoren derhalve tot de stand van de techniek. De grief faalt dan ook.

Het hof vernietigt uiteindelijk het vonnis waarvan beroep en vernietigt tevens het Nederlandse deel van octrooi EP 0 471 055, wijst de door de octrooihouder voorgestelde beperking van het Octrooi af en veroordeelt Magaldi in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van Bergemann begroot op € 120.203,23.

(N.B: het arrest volgt na pleidooi van 20 mei j.l., in lijn met een streven van het Hof om sneller arresten te wijzen, zoals dat eerder aan de octrooirechtadvocatuur in het algemeen al te kennen was gegeven en afloop van het pleidooi door de voorzitter werd aangehaald).

Lees het arrest hier.

IEF 8981

Erfenis (3) – “Added matter” nu met toegevoegde harmonisatie?

In aansluiting op de eerdere berichten "Erfenis" [IEF 727)] en Erfenis (2) [IEF 5413] waarin werd ingegaan op de octrooizaak tussen het Amerikaanse bedrijf Document Security Systems Inc en de Europese Centrale Bank over een beveiligingstechniek die ECB in bankbiljetten zou toepassen en waarop DSS octrooi heeft (EP 0 455 750):

In reactie op de inbreukactie van DSS startte de ECB nietigheidsprocedures in de 9 Europese landen waar de actie van DSS bij het GEA betrekking op heeft. Inmiddels zijn er in deze procedures zes uitspraken over de nietigheid, waarin het telkens om een en hetzelfde nietigheidsargument gaat. Deze uitspraken bieden ondertussen een aardig overzicht van het juridisch landschap in Europa op het gebied van "added matter" (toegevoegde materie) en de mate waarin rechters en octrooi-instanties deze geharmoniseerde termen in het octrooirecht ook harmonieus uitleggen.

De eerder besproken uitspraken waren die van de UK High Court (2007, DSS-octrooi nietig vanwege toegevoegde materie), deze van het Duitse Bundespatentgericht (2007, DSS-octrooi geldig, geen toegevoegde materie) en van het Franse Tribunal de Grande Instance in Parijs (2008, DSS-octrooi nietig vanwege toegevoegde materie).

Daarna kwamen nog een zestal uitspraken: in 2008 bevestigde de Engelse hogerberoepsrechter dat er sprake was van added matter en dat deed de Franse hof in 2010 ook. Daarna kwamen er ook uitspraken uit de andere landen: het Gerecht van Eerste Aanleg in Brussel (2009, DSS-octrooi nietig vanwege toegevoegde materie), de nietigheidsafdeling van het Oostenrijkse octrooibureau (2009, DSS-octrooi nietig vanwege toegevoegde materie) en de Spaanse rechter vond dat er geen sprake was van toegevoegde materie en achtte het octrooi geldig in 2010.

Blijkens dit persbericht is er nu ook een oordeel van de hoogste Duitse rechter, het Bundesgerichtshof, die het DSS-octrooi ook nietig acht vanwege toegevoegde materie.

Na de eerste drie uitspraken werd deze zaak vaak aangehaald door commentatoren: de onderlinge tegenspraak van de rechters was immers een mooie aanleiding om na te denken over de wenselijkheid van een Europees Octrooigerecht. Deze tweede set uitspraken lijkt echter een aanwijzing dat er nu een meer eenduidige mening leeft onder de Europese rechters. 

 

IEF 8980

Begripsmatig sterk overeen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 juli 2010, HA ZA 09-3131, Formula One Licensing B.V. c.s. tegen Holding Theunisse B.V. (met dank aan Gregor Vos, Vos Klos Morel & Schaap)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiser, onderdeel van de groep van vennootschappen achter de Formule 1 autoraces, maakt bezwaar tegen het gebruik van een ‘F1’ logo en de tekens ‘F1 Racing Drink’, ‘F1 Powered’ en ‘F1 Events’ voor energy drinks. Vorderingen toegewezen. F1 is niet beschrijvend voor non-alcoholische dranken. Verwarringsgevaar aangenomen. Consument is “er mee bekend dat merken die verband houden met sport en sportevenementen regelmatig in licentie worden gegeven voor merchandise artikelen.” Picasso & Paashazen-verweer falen. Geen inbreuk handelsnaamrecht.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat het bestanddeel 'Fl' op zichzelf onderscheidend is voor non-alcoholische dranken. Voor deze waren is dit bestanddeel geenszins de gebruikelijke benaming. Er is evenmin sprake van een uitsluitend beschrijvend teken, omdat de Formule 1 autoraces geenszins een kenmerk vormen van een non-alcoholische drank.

4.7 Het bestanddeel 'Fl' is het meest dominerende bestanddeel in zowel de FOL merken als het Imax-logo. Daardoor stemmen de FOL merken en het Imax-logo visueel sterk overeen. Daarnaast stemt het bestanddeel 'Fl ' in de FOL merken en het Imax-logo auditief volledig overeen. Voorts is tussen partijen in confesso dat het in aanmerking komende publiek het teken 'Fl ' opvat als de afkorting van de door FOL georganiseerde Formule l autoraces. FOL heeft daarnaast onbetwist gesteld dat zij de FOL merken zeer intensief gebruikt voor de organisatie van die races en daaraan gerelateerde merchandising voor andere waren. Het Imax-logo refereert door het gebruik van het patroon van een startvlag in de vorm van een autoband en het woord 'racing' eveneens aan autoraces. Hierdoor stemt het Imax-logo ook begripsmatig sterk overeen met de FOL merken. Nu het 'F1 ' bestanddeel het meest dominerende bestanddeel is in de vergeleken merken en tekens, doen de visuele verschillen van de overige beeldbestanddelen onvoldoende af aan de mate van auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming. Er is in casu dan ook geen sprake van een situatie waarin een auditieve en visuele overeenstemming wordt tenietgedaan door een sterk begripsmatig verschil, zodat het beroep van Theunisse op het Picasso/Picaro arrest niet opgaat.

4.8. Daar het woordbestanddeel 'Fl' het meest dominerende bestanddeel is van de FOL merken, stemt het door Theunisse op de website gebruikte teken 'Fl' zonder beeldbestanddelen eveneens visueel, auditief en begripsmatig sterk overeen met de FOL merken.

(…)

4.10. Voorts overweegt de rechtbank dat moet worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken soort producten. Deze consument is er mee bekend dat merken die verband houden met sport en sportevenementen regelmatig in licentie worden gegeven voor merchandise artikelen.

4 l l. In het licht van de hiervoor besproken mate van overeenstemming van de FOL merken en de door Theunisse gebruikte tekens en de soortgelijkheid van de waren bestaat de mogelijkheid dat bij het in aanmerking komende publiek verwarring wordt gewekt tussen de FOL merken en de door Theunisse gebruikte tekens en met name dat de indruk wordt gewekt dat er een verband bestaat tussen Theunisse en FOL.

(…)

4.1 3. Theunisse heeft voorts nog gesteld dat de FOL, merken zijn te beschouwen als een 'blokkerend depot', onder verwijzing naar het Paashazen-arrest van het Europese Hof van Justitie'. Deze stelling kan Theunisse niet baten, omdat een 'blokkerend depot' een vorm is van een depot te kwader trouw. Theunisse heeft geen reconventionele vordering tot vernietiging van de FOL merken ingesteld met een beroep op de nietigheid van deze merken wegens deponering te kwader trouw. Op grond van artikel 99 GMVo dient de rechtbank derhalve ook aan dit verweer voorbij te gaan.

(…)

4.1 7. Aannemende dat Theunisse de namen 'Fl Drinks' en 'F1 Racing Drink(s)' als handelsnaam zou gebruiken, dan maakt zij daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen inbreuk op handelsnaamrechten van FOL. Fomula One Licensing houdt zich bezig met het beheer van intellectuele eigendomsrechten en Fomula One Administration met de exploitatie van die rechten door middel van licentieverlening. De bedrijfsactiviteiten waarvoor Theunisse de namen 'Fl Drinks' en 'F1 Racing Drink(s)' gebruikt, hebben betrekking op de verhandeling van (energy-) dranken. Gezien de aard van de ondernemingen van FOL enerzijds en Theunisse anderzijds, alsmede het feit dat de handelsnamen van FOL de daarvoor beschrijvende onderdelen 'Licensing' en 'Administration' bevatten en de namen van Theunisse het onderdeel 'Drink(s)', is er naar liet oordeel van de rechtbank geen gevaar voor verwarring tussen de ondernemingen van partijen te duchten ten gevolge van dit handelsnaamgebruik.

Lees het vonnis hier.

IEF 8979

De werkgroep staat voor een cruciale fase

Kamerstuk 29515 nr. 322,  Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Brief regering; Voortgang werkgroep verbetering incasso auteursrechten.

"Hierbij bieden wij u ter informatie de voortgangsrapportage aan van de werkgroep Verbetering Incasso Auteursrechten. De voortgangsrapportage geeft de stand van zaken weer bij de uitvoering van het gezamenlijke actieplan van bedrijfsleven en auteursrechtorganisaties om de incasso van auteursrechten en naburige rechten te verbeteren en te vereenvoudigen.

De werkgroep staat voor een cruciale fase om binnen het gegeven tijdspad de afgesproken resultaten daadwerkelijk te behalen en de regeldruk merkbaar te verminderen.

Wij delen de opvatting van de heer Pastors dat de werkgroep de voor eind 2010 gestelde doelstellingen kan behalen – en daarmee de regeldruk merkbaar kan verminderen - mits VOICE, VNO-NCW en MKB Nederland zich ervan doordringen dat er in de komende maanden flinke vooruitgang moet worden geboekt."

Lees de brief hier en de rapportage hier.

IEF 8978

De wijze waarop het haar is geschikt

Rechtbank Haarlem, sector kanton, 7 juli 2010, LJN: BN0985, [Eiser] h.o.d.n. Fotografie [xxx] tegen Ringfoto Nederland B.V.

Kantonzaak. Auteursrecht op (niet officiële) 'pasfoto'. Eiser vordert vergoeding van schade die hij heeft geleden doordat gedaagde zonder zijn toestemming een door eiser gemaakt portret van de website van eiser heeft gekopieerd en openbaar heeft gemaakt op haar eigen website. Gedaagde voert aan dat de foto niet meer is dan een pasfoto, die niet voor bescherming op grond van de Auteurswet in aanmerking komt.

De kantonrechter is van oordeel dat de door eiser gemaakte foto kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van de Auteurswet. De vordering wordt (gedeeltelijk) toegewezen. Bij de begroting van de schade gaat de kantonrechter uit van de licentievergoeding die eiser zou hebben bedongen bij voorafgaande toestemming. Voorts wordt rekening gehouden met de beperkte periode dat de foto op de website van gedaagde heeft gestaan (€1500,00).

1. (…) Uit de vergelijking van de gewone pasfoto van [YYY] met de foto waarop het onderhavige geschil betrekking heeft, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate van persoonlijke, creatieve keuzes die [eiser] heeft gemaakt teneinde het verschil met de gewone pasfoto tot uitdrukking te brengen. Het mag dan zo zijn, dat de beide foto’s niet (zichtbaar) verschillen in achtergrond en kleding van [YYY], de overige aspecten, zoals de uitsnede van de foto, de pose van [YYY], de belichting van haar gezicht, de wijze waarop het haar is geschikt, getuigen van even zovele zelfstandige, subjectieve keuzes van de maker bij het tot stand brengen van het portret, zodat het portret van [YYY] kan worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 van de Auteurswet en aldus voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

2. Vaststaat dat Ringfoto het portret van [YYY] van Google heeft gehaald en op haar eigen website heeft geplaatst. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel, dat het enkele feit dat de foto op Google stond, Ringfoto niet ontslaat van de op haar rustende plicht zich ervan te vergewissen dat daarop geen auteursrechtelijke bescherming rustte. (...)

Lees het vonnis hier.

IEF 8977

Alle uitspraken publiceren is verkwisting van belastinggeld

"Den Haag, 13 juli 2010 - Op Rechtspraak.nl staat amper 1 procent van alle uitspraken die rechters jaarlijks doen. Om een betere controle op de rechter mogelijk te maken, pleitten medewerkers van de Universiteit Leiden onlangs voor het publiceren van álle rechterlijke uitspraken op Rechtspraak.nl. Volgens Ronald Philippart, voorzitter van Rechtspraak.nl, leidt dat echter niet tot een betere controle op de rechter, maar tot verkwisting van belastinggeld."

Lees hier meer. IE-uitspraken mogen ten allen tijde gemaild worden aan: redactie@IEForum.nl

IEF 8976

In overwegende mate ingegeven

Rechtbank Groningen, 7 juli 2010, HA ZA 09-349, Nautavorm B.V. tegen Oei (met dank aan Douglas Mensink, MICTA)

Auteursrecht. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing voetenplank van voetsteun (zie ook KG: IEF 8647, Gerechtshof Arnhem, 2 maart 2010: geen auteursrecht, wel slaafse nabootsing). Eiser stelt i.c. dat gedaagde het auteursrecht aan eiser had moeten overdragen o.g.v. een overeenkomst tot aandelenoverdracht en geen licentieovereenkomst met een concurrerende derde (de wederpartij in de genoemde KG procedure) had mogen sluiten. Vorderingen afgewezen, aangezien er geen auteursrecht op de voetsteun rust, waarbij de rechtbank ten overvloede concludeert dat er in het algemeen (i.c. betreft het n.l. geen vergelijk met andere producten) ook geen sprake is van slaafse nabootsing.

4.1 1. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de vormgeving van de onderhavige voetenplank in overgrote mate technisch en functioneel is bepaald, zodat aan die voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat er evenmin sprake is van slaafse nabootsing, nu (ook) de gestelde overstemming tussen de onderhavige voetenplank en de voetenplanken van concurrenten in overwegende mate is ingegeven door de technische en functionele kenmerken waaraan een voetensteun dient te voldoen.

4.12. Het oordeel van de rechtbank dat aan de onderhavige voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt brengt met zich dat de grondslag aan de primaire en de subsidiaire vordering van Nautavorm c.s., te weten de voetenplank is auteursrechtelijk beschermd, komt te ontvallen. Om die reden zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8975

Stoplichten worden ook niet afgeschaft

Persbericht Brein: "Belgische uitspraak blokkering The Pirate Bay lijkt niet op de Nederlandse zaak. Op 8 juli jl. wees de Antwerpse Rechtbank van Koophandel [zie bericht hieronder - IEF] het verzoek van de Belgian Anti-piracy Federation (BAF) tot voorlopige maatregel om The Pirate Bay te blokkeren door middel van een DNS-block af.  De verschillen met de situatie in de zaak BREIN/Ziggo zijn direct duidelijk:

A) BAF heeft– in tegenstelling tot BREIN - nooit zelf rechtstreeks actie ondernomen tegen The Pirate Bay; BREIN heeft eerst tegen The Pirate Bay geprocedeerd en (2x) gewonnen. Omdat The Pirate Bay de vonnissen negeerde, heeft BREIN zich tot Ziggo gewend.

B) Kennelijk heeft BAF haar vorderingen alleen over de boeg van de aansprakelijkheid van ISPs moeten gooien. Die aansprakelijkheid wordt "ernstig betwist" en kennelijk mag de Belgische voorlopige voorzieningenrechter geen uitspraken doen terzake van "ernstig betwiste rechten van partijen". In de BREIN/Ziggo-zaak gaat het juist niet om de aansprakelijkheid van de ISP. Het gaat over een aan de ISP op te leggen verbod, ter voorkoming van verdere schade die door The Pirate Bay wordt veroorzaakt.

C) BAF heeft enkel DNS-blocking gevorderd. De rechter overweegt dat DNS blocking makkelijk te omzeilen is. BREIN heeft naast DNS-blocking ook IP-blocking gevorderd. The Pirate Bay wordt op dit moment in het buitenland succesvol geblokkeerd door middel van IP blocking. Overigens vindt BREIN het omzeilingsverweer onjuist. Stoplichten worden ook niet afgeschaft omdat het makkelijk is om door rood te rijden."

Lees het persbericht hier

IEF 8974

Evenwel in primordiale orde

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, 8 juli 2010, A/10/5374, Belgian Anti-Piracy Federatie (BAF) tegen Telenet & Belgacom (met dank aan John Allen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Belgische zaak die doet denken aan het lopende geschil tussen Brein en Ziggo. Eiser BAF “vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde.”

Vorderingen voorshands afgewezen: “Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.” In citaten:

Eiseres stelt dat acties tegen de oprichters van "Pirate Bay" dan wel de hosting providers (die de problematische gegevens opslaan) onvoldoende en inefficiënt zijn en tracht dus de auteursrechten te beschermen door huidige procedure lastens de internettoegangsleveranciers die de inbreuken mogelijk maken en zij beoogt de toegang tot de websites van "Pirate Bay" onmogelijk te maken;

IN RECHTE


(…) Zij vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde;

2. Ingevolge art. l 9 § 2 Ger.W. kan de rechter een voorafgaandelijke maatregel bevelen teneinde de toestand van partijen voorlopig te regelen maar deze maatregel mag - net zoals in kortgeding - de grond van de zaak niet raken zodat hij geen uitspraak mag doen over de ernstig betwiste rechten van partijen terwijl de maatregel opportuun en proportioneel moet zijn (…);

Verweerders betwisten hun aansprakelijkheid ten gronde op grond van specifieke wetgeving zodat het recht van partijen ten zeerste betwist is: het is hic et nunc volstrekt niet duidelijk in welke mate verweerders gehouden zijn;

Daarnaast rijst, evenwel in primordiale orde, de vraag naar het belang van de gevorderde maatregel;

Inderdaad blijkt dat de gewraakte "Pirate Bay" constructie kennelijk al bestaat sinds 2003, dat sindsdien in verschillende landen (gerechtelijke) acties werden ondernomen tegen het systeem, dat in 2009 besprekingen hebben plaatsgevonden tussen huidige gedingvoerende partijen met het oog op een minnelijke regeling echter zonder resultaat, dat eiseres pas is opgetreden middels dagvaarding dd. l l juni 2010, dat de zaak ten gronde zal worden behandeld in november 2010;

Daarnaast blijkt de gevraagde DNS blocking vrij gemakkelijk technisch te omzeilen (zie besluiten verweerders);

Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres Daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8973

De veroorzaakte onmogelijkheid

Rechtbank Amsterdam, 7 juli 2010, HA ZA 10-401, Indies Film Rights B.V. tegen American Cinema International Inc. c.s.  (met dank aan Rogier Overbeek, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Bevoegdheidsincident. Stukgelopen samenwerking. Eiser, de Nederlandse filmdistributeur/licentienemer Indies Film Rights, ziet af van filmdistributie, nadat is gebleken dat  filmproducent/distributeur/  licentiegever ACI niet beschikt over de toestemming van alle oorspronkelijke rechthebbenden en vorder schadevergoeding. Indies stelt i.c. dat de arbitragebedingen in de distributieovereenkomst niet van toepassing zijn en dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is,  aanegzien het geschil zou zien op onrechtmatige daad in plaats van wanprestatie. Vordering afgewezen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd:

2.6. De vordering van Indies in de hoofdzaak komt er derhalve naar de kern genomen op neer dat Indies vergoeding wenst van schade die zij stelt te lijden vanwege de naar haar mening door ACI c.s. veroorzaakte onmogelijkheid om de rechten die haar in de distributieovereenkomst door ACI c.s. in licentie zijn gegeven, daadwerkelijk uit te oefenen.

2.7. Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering in wezen gebaseerd op een gestelde tekortkoming in de nakoming van de gesloten overeenkomst, maar in ieder geval zodanig verwant met de inhoud en rechtsgevolgen van de distributieovereenkomsten dat de daarin opgenomen arbitragebedingen, zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven, geacht moeten worden mede op vorderingen als deze betrekking te hebben.

Lees het vonnis hier.