IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 6100

The European Central Bank vs. Document Security Systems, Inc.

District Court of The Hague, 12 March 2008, Case number / Cause-list number: 269923 / HA ZA 06-2495, The European Central Bank versus Document Security Systems, Inc.

By means of a judgment having immediate effect, ECB requests the annulment of European patent 0 455 750 B1, pertaining to a “Method of making a nonreplicable document", for the Netherlands, ordering DSS to pay the procedural costs, including the translation costs. 3.2. The underlying reason for ECB’s claim is that, in its opinion, the patent is null and void as the subject of the patent is not covered by the content of the original application, the invention is not new, and in addition there is a lack of inventive step.

The District Court of The Hague concludes that EP 750 is valid so that its nullification claimed by ECB must be dismissed.

Read the entire judgement here.

IEF 6099

Lord Hoffmann flirts with EPO in Lundbeck/Generics UK judgment

ranitz-swens.gifRemco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) and Otto Swens (Vondst Advocaten)

"On 10 April 2008 the Court of Appeal in the United Kingdom handed down a judgment in the long awaited proceedings between Lundbeck and Generics UK. The judgment is a rare feast for all of us who favour a more harmonised, ‘European’ patent law, because the Court of Appeal, in particular Lord Hoffmann, has used this case to bring the UK approach to validity closer to the EPO / continental approach. A more elaborate discussion of the judgment will appear in the Dutch law IP journal IER shortly. This is a short appetiser."

Read the article here. (The authors represent Angiotech in Dutch patentprocedures).

IEF 6098

After Primus-Roche and GAT-LUK

WAH.gifProf.mr. W.A. Hoyng (Howrey): After Primus-Roche and GAT-LUK. A few remarks about the consequences of these decisions in daily practice.

"(…) We think that GAT-LUK and also the Dutch Supreme Court decision have to be interpreted in such a way that the court can deal with infringement questions as long as it does not rule on the validity. We conclude this from the fact that the court is competent to hear the infringement case and does not need to rule on validity in order to make a decision. This may certainly be the case where a defendant denies that he has committed infringement acts in certain or all countries. Furthermore, many technical non infringement arguments do not necessitate a ruling on validity.

It will be clear that as soon as the infringement question touches upon questions of validity the court could not deal with it. As far as the Gillette or Formstein defense is concerned, this is in our view (in fact) based on invalidity arguments and can therefore not be dealt with by the court.

(…) We therefore conclude the following:

1. Even after GAT-LUK and Primus-Roche, cross-border injunctions remain possible.
2. Such injunctions may be prevented by careful organisation of the sale and distribution of products in Europe;
3. The law in Europe on whether or not a court can grant a pan European injunction in preliminary injunction proceedings has not yet been settled. The position of the Dutch courts that this is possible seems to be correct;
4. It is still not clear what would happen in Europe if an alleged infringer raised invalidity arguments in a case on the merits. A balanced solution as suggested above seems a desirable outcome.”

Read the article here

IEF 6097

Spinfiets

spinfiets.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 april 2008, KG ZA 08-171, Mad Dogg Athletics, Inc. tegen Batavus B.V.

Hoe een merk verwordt tot soortnaam, niet vervalt, maar wel door een derde mag worden gebruikt.

Mad Dogg is houder van de merken SPIN, SPINNER en SPINNING en gebruikt deze merken voor het door de Amerikaan Johnny Goldberg ontwikkelde concept voor fiets fitness. Batavus verkoopt een fiets onder de naam “Ultimate Spinning S3” en maakt tevens gebruik van het woord “spinner”. Volgens Mad Dogg maakt Batavus inbreuk op haar merkrechten.

Voordat de rechter toekomt aan een inhoudelijke behandeling bekreunt hij zich enigszins over de hoeveelheid door Mad Dogg overgelegde merkinschrijvingen. Een eiser in een merkenzaak kan niet volstaan met een “datadump van merkrechten uit CTM-Online of BMB-Online”, maar dient aan te geven op welke rechten hij bepaaldelijk een beroep doet en dat een dit verzuim in beginsel tot afwijzing van de vordering kan leiden, mits de wederpartij daar een beroep op doet, wat i.c. echter niet het geval is. (r.o. 4.1).

Het verweer van Batavus dat de merken van Mad Dogg zijn verworden tot soortnaam slaagt. Naar voorlopig oordeel gebruikt het relevante publiek het woord “spinning” om te verwijzen naar de door Mad Dogg gepromote activiteit. Mad Dogg heeft weliswaar alternatieven aangedragen voor de aanduiding van die activiteit als “indoor cycle” en “indoor bike”, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een levend taalgebruik van deze alternatieven. De rechter baseert zijn oordeel over de verwording tot soortnaam onder andere op een rapport van de lexicoloog dr J.G. Kruyt (r.o 4.4 – 4.15).

Verwording tot soortnaam leidt tot verval indien deze het gevolg is van een doen of nalaten van de merkhouder. In kort geding kan weliswaar vervallenverklaring worden aangenomen (niet uitgesproken), maar terughoudendheid is op zijn plaats. Omdat in deze procedure onvoldoende is komen vast te staan met betrekking tot het doen of nalaten van Mad Dogg ter handhaving van haar rechten, gaat de rechter er niet vanuit dat het merkrecht van Mad Dogg dreigt te vervallen (r.o. 4.17).

Mad Dogg heeft dus een geldig merk, maar gezien de feitelijke verwording tot soortnaam is de beschermingsomvang verminderd en is het toepassingsgebied van artikel 12 GMV vergroot (r.o. 4.18.).

Het beroep van Batavus op artikel 12 sub c GMV slaagt. Onder verwijzing naar HvJ Gilette stelt de rechter vast dat artikel 12 sub c GMV zich niet beperkt tot onderdelen of accessoires, maar ook toepasselijk is indien een derde gebruik maakt van het merk voor het complete product (r.o. 4.20). Batavus gebruikt de tekens “spinning” en “spinner” ter aanduiding van een wezenlijk kenmerk van de fiets, namelijk om deze als spinner te gebruiken bij spinning. Gezien de feitelijke verwording tot soortnaam waren geen alternatieve aanduidingen voorhanden (r.o. 4.21). Er is sprake van een eerlijk gebruik in de handel omdat in beginsel iedereen fietsen ten behoeve van spinning mag produceren en aanbieden (r.o. 4.22).

De rechter wijst de vordering af en veroordeelt Mad Dogg in de proceskosten (€ 21.083,12).

Lees het vonnis hier.

IEF 6096

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Breda, 24 april 2008, Thoroughbred Software International tegen Thoroughbred Europe B.V.( met dank aan Rogier Overbeek, Kennedy Van der Laan). 

Beëindiging van een softwaredistributieovereenkomst (onder Amerikaans recht) en (daarmee samenhangende) auteursrechtinbreuk (illegaal kopiëren software door voormalig distributeur).

“3.6. Op grond van distributieovereenkomst 2001, de voorraadovereenkomst en het Addendum 2003 is TE gerechtigd de door TSI aangeleverde TSI-softwareproducten te distribueren. TE heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij van TSI toestemming heeft gekregen om TSI-software te verveelvoudigen en zelfstandig op de markt te brengen. Dat TE de beschikking heeft over de broncode en programma's om codes en serienummers te generen, doet hier niet aan af. TE heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ter beschikking stellen van deze code en programma's een ander doel had dan een tijdelijk gebruik ten behoeve van service of foutcorrecties. TE maakt dan ook inbreuk op de auteursrechten van TSI.” 

Lees het vonnis hier.

GvEA, 30 April 2008, zaak T-131/06, Sonia Rykiel création et diffusion de modèles tegen OHIM / Cuadrado SA(Nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositiezaak. Aanvraag Gemeenschapsbeeldmerk SONIA SONIA, opposite o.g.v. ouder nationaal woordmerk SONIA. Geen normaal gebruik, oppositie afgewezen. .

“55. Therefore, pursuant to the case-law referred to above, it is necessary to examine whether the very small volume of sales of those goods under the earlier word mark might have been offset by the fact that use of the mark was extensive or very regular. In the present case, there is nothing to indicate that use of the mark was extensive or regular, the nine relevant invoices being concentrated in the months of January, February and March 1997, and February and March 1998.

(…) 60.  In addition, the total amount of transactions over the relevant period seems to be so token as to suggest that, in the absence of supporting documents or convincing explanations to demonstrate otherwise, the use by Cuadrado of the earlier word mark cannot be held to be warranted, in the economic sector concerned and taking account of the nature of the goods concerned, for the purpose of maintaining or creating market shares for the goods protected by the earlier word mark.

61      Moreover, the applicant cannot rely on the judgment in LA MER, cited in paragraph 32 above, on the ground that, unlike in the present case, the low volume of sales of the goods under the earlier mark was to a large extent offset by the very regular nature of the use of that mark. (…)

62      In the light of all those considerations, the Court finds that the Board of Appeal failed to take into account all the relevant factors for the purpose of determining whether the use which was made of the mark could be regarded as genuine and, on that basis, infringed Article 43(2) and (3) of Regulation No 40/94.

63. Accordingly, the contested decision falls to be annulled."

Lees het arrest hier.

WIPO Arbitration and Mediation Center, 22 april 2008, zaak DNL2008-0004, Belangenvereniging Zelfdoeners in Adoptie v. Media Village B.V. i.o.

“In deze eerste beslissing onder de op 28 februari 2008 in werking getreden Regeling is het nuttig stil te staan bij enkele uitgangspunten van de Regeling. Anders dan de tot die datum van kracht zijnde arbitrageregeling kan onder de Regeling niet alleen de houder van een merkrecht of een handelsnaamrecht een Eis indienen, maar een ieder die een naam gebruikt in Nederland binnen door de Regeling nader omschreven categorieën. Zo kunnen personen op basis van hun familienaam een geschil aanhangig maken, evenals in Nederland gevestigde verenigingen, stichtingen, instellingen en overheidsinstanties op basis van de naam waaronder zij aan het maatschappelijk verkeer deelnemen.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 6083

Spelen in de wei

boerengolf.jpgVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 april 2008, KG ZA 08-262, Farmersgolf International B.V. en Kaasboerderij Weenink c.s. tegen Grooters (tevens h.o.d.n. De Blikvanger).

Inbreuk op (Gemeenschaps)merk- en handelsnaamrechten. Overdracht domeinnamen.

Weenink c.s. exploiteren een spel onder de naam Boerengolf, mede met gebruikmaking van de domeinnamen boerengolf.nl en farmersgolf.com. Weenink c.s. hebben elkaar over en weer licenties verstrekt ten aanzien van het gebruik van de Gemeenschapsmerken BOERENGOLF, FARMERSGOLF en een Benelux woord/beeldmerk. Gedaagde Grooters heeft de domeinnamen boerengolfadressen.nl en farmersgolf.eu geregistreerd en gekoppeld aan een website waarop informatie over het spel wordt gegeven en adressen van speelterreinen. Exploitanten van speelterreinen kunnen hun gegevens op de website van Grooters laten opnemen. Grooters exploiteert ook zelf het spel met gebruik van de tekens Boerengolf. Weenink c.s. vorderen onder meer een verbod op inbreuk op hun merk- en handelsnaamrechten en de overdracht van de domeinnamen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat Grooters de tekens Boerengolf en Farmersgolf en de domeinnamen boerengolfadressen.nl en farmersgolf.eu als merk- en tevens handelsnamen gebruikt. Grooters betwist de geldigheid van de Gemeenschapsmerken. Op grond van art. 95 lid 1 GMeVo gaat de voorzieningenrechter uit van het vermoeden van geldigheid. Een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring van een Gemeenschapsmerk is niet mogelijk in kort geding. Het Beneluxmerk is volgens de rechter evenmin nietig, aangezien het woord/beeldmerk niet uitsluitend bestaat uit beschrijvende tekens of benamingen.

Aan het spel zelf kunnen geen exclusieve rechten worden ontleend. Het gaat volgens de voorzieningenrechter om de vraag of Grooters tekens gebruikt, gelijk aan of overeenstemmend aan de merken, ter onderscheiding van dezelfde of soortgelijke waren en diensten als waarvoor de merken zijn ingeschreven. De rechter oordeelt dat sprake is van gebruik dat verboden is op grond van artikel 9 lid 1 sub a en b GMeVo. Grooters beroept zich op art. 12 GMeVo, de beperkingen van het merkrecht, maar de rechter oordeelt voorshands dat geen sprake is van eerlijk gebruik omdat een economische band tussen de onderneming van Grooters en die van Weenink c.s. wordt gewekt.

Grooters voert nog aan dat de registratie van de domeinnaam boerengolfadressen.nl plaatsvond vóór registratie van het Gemeenschapsmerk. De rechter vat dit op als een beroep op art. 107 GMeVo (oudere rechten van plaatselijke betekenis) en merkt daarbij op dat registratie van een domeinnaam op zichzelf geen rechten schept die door artikel 107 worden beschermd.

De door Grooters gebruikte handelsnamen zijn verboden op grond van art. 5a Hnw. “4.14.(…) De stelling van Grooters dat artikel 5a Handelsnaamwet geen toepassing vindt omdat het merk BOERENGOLF niet ziet op (de voorzieningenrechter begrijpt: ingeschreven is voor) fabrieks- en of handelswaren wordt verworpen. Aan te nemen is dat artikel 5a Handelsnaamwet ook ziet op oudere merken voor diensten terwijl bovendien het merk BOERENGOLF is ingeschreven onder meer voor waren.”

Het gebruik van door Grooters zelf gemaakte foto’s van de onder licentie van Weenink c.s. geëxploiteerde speelterreinen is niet onrechtmatig volgens de rechter, omdat deze geen verwarring bij het publiek kunnen veroorzaken. In het kader van de vrijheid van meningsuiting is volgens de rechter evenmin onrechtmatig de volgende tekst:  “Maar juridisch gezien hoeft u aan deze wens [van Weening c.s. dat derden de tekens Boerengolf en Farmersgolf niet mogen gebruiken, Red. IEF] niet te voldoen. Dat is door ons uitgezocht in samenwerking met een zeer gerenommeerd advocatenkantoor”. 

Lees het vonnis hier.

IEF 6082

Juryrapport Wim Mak BMM Award 2007

pr.gif“Gelukkig zijn er enkele tradities verbonden aan de werkwijze van de jury, bestaande uit de dertien nog in leven zijnde oud-presidenten van onze vereniging, die met grote vreugde worden gehandhaafd. Een heel belangrijke traditie is dat de laatst uitgetreden president het voorrecht heeft de vergadering van de jury ter beoordeling van de bijdragen voor de Award  te organiseren. Zonder dat dit verder aangegeven behoeft te worden, weet de jongst uitgetreden president wat hem of haar te doen staat: organisatie van het evenement, goede van alle gemakken en allerlei lekkernijen voorziene vergaderruimte en als hoogtepunt een lunch zonder broodje kaas en melk.

Dit jaar werd door vele, zo niet alle, oud-presidenten met grote interesse uitgekeken naar wat de eerste vrouwelijke oud-president, Ebba Hoogenraad, ons zou voorschotelen. De jury neemt de vrijheid u te berichten over de gebeurtenissen, die plaatsvonden in Amsterdam op 6 maart 2008. In een tijdsbestek van acht minuten arriveerden vrijwel op tijd zeven oud –presidenten, in het gebouw naast het Okurahotel, waar Ebba ons ontving en haar nieuwe kleur- en sfeerrijke kantoor toonde. De daarop volgende vergadering leidde binnen kort tijdsbestek tot een unaniem besluit, wat een heel bijzonder verschijnsel is.

De niet zeer uitputtende vergadering werd ditmaal niet verplaatst naar een uitstekend restaurant, maar naar een plaats in Amsterdam, die nu eens geheel andere faciliteiten bood en waar de jury intens heeft genoten. Omdat deze gelegenheid voor merkendeskundigen zeer interessant is aarzelen wij niet u in dit IT  tijdvak te verwijzen naar www.coolbrands.org, waar meer te vinden is over dit nieuwe verschijnsel. Dit is geen reclame, maar nuttige informatie voor onze leden.

Bij het opstellen van het juryrapport is ook een traditie gegroeid, die ik in dit verslag nader wil beschrijven, omdat u niet de indruk krijgt dat ik als voorlezer dit allemaal zelf bedacht heb. Tegen het einde van de juryvergaderingen  wordt door de aanwezige oud-presidenten mondeling commentaar gegeven,  bestemd voor het juryrapport. Uit dit ratjetoe mag ik proberen iets zinnigs op te stellen wat ik vervolgens ter beoordeling voorleg aan een tweetal oud-presidenten. Door hun bijdragen groeit het rapport tot een boeiend werkstuk waarvan u de inhoud jaarlijks van mij mag vernemen. 

Komen wij nu tot het belangrijkste gedeelte van dit juryrapport. Met vreugde constateert de jury dat het aantal bijdragen en de kwaliteit van vele daarvan ons de zekerheid gaf dat de Wim Mak Award 2007 zou kunnen worden uitgereikt. Ook in het rapport van dit jaar wil de jury de Redactie van het BMM Bulletin complimenteren met de uitstekende kwaliteit van de eerste drie nummers van 2007. 

Allereerst vermelden wij hier het artikel van Marlous  Stal-Hilders: ”Merkbescherming in China essentieel”. Zij geeft aan de lezers een uitstekend beeld van de mogelijkheden merken in China in te schrijven en komt tot de conclusie dat het breed beschermen van het merk zeer kostenefficiënt is. Een waardevolle bijdrage waar grote maar zeker ook kleine ondernemingen profijt van kunnen hebben.

Het artikel van Joseph Simone over ”Landlord Liability in China” is ook een speciale vermelding waard. Het geeft een meer positief beeld over de mogelijkheden op te treden tegen de eigenaren van buitenmarkten, die  verkopers van namaakartikelen op hun markten huisvesten. Een reeks adviezen aan merkeigenaren is buitengewoon nuttig en zal tot meer resultaat kunnen leiden in de strijd tegen ”foute” eigenaren van deze markten.

Tobias Cohen Jehoram gaat in zijn bijdrage ”Het Benelux-talenregime recht(en)s ingehaald door de Richtlijn” in op het relevante artikel 2.20 (4) BVIE. Na geconstateerd te hebben dat de beschermingsomvang van dit artikel veel beperkingen kent, vermeldt hij dat het in strijd is met de Merkenrichtlijn, maar enige ruimte voor toepassing ervan zou mogelijk zijn door een richtlijn-conforme uitleg. Hierbij is het van belang dat het Beneluxterritoir vanuit Europees merkenrechtelijk perspectief als één Lid-Staat wordt gezien en dat daarbinnen het bestaan van verschillende taalgebieden merkenrechtelijk relevante consequenties kan hebben.
Uiteindelijk zal de rechter beslissen of er sprake is van verwarringsgevaar (zie de tweede zin van het artikellid). Zijn conclusie is dat art 2.20(4) van marginale betekenis is voor de beschermingsomvang van een in een Beneluxtaal luidend merk, terwijl voor de toelaatbaarheid van merken het artikel geen doorslaggevende rol speelt, hetgeen bevestigd is in de recente uitspraak van het Benelux Gerechtshof in de zaak Europolis.

Tijdens de BMM voorjaarsbijeenkomst van 22 maart 2007 hielden Ebba Hoogenraad en Stijn Debaene een duo-presentatie over het onderwerp vergelijkende reclame. Het is zeer toe te juichen dat beide inleiders de moeite hebben genomen hun presentatie op schrift te stellen en te laten publiceren in het Bulletin. De wijze waarop beide inleiders dit hoofdstuk behandeld hebben heeft geleid tot twee publicaties die veel indruk hebben gemaakt op de jury.

Dit geldt zeker ook voor de bijdrage van Gregor Vos ”De teloorgang van de inburgering”. Op systematische wijze worden de aspecten van het hoofdstuk van de inburgering behandeld. Wij  adviseren hen,die over deze materie meer willen weten het artikel grondig te herlezen. Het is een voortreffelijk, helder  geschreven artikel in een weldadig los taalgebruik. De conclusie van de schrijver leidt echter bepaald niet tot vreugde  uitbarstingen van merkendeskundigen.
Wellicht had dit artikel tot een award kunnen leiden, maar de concurrentie was dit jaar groot!

Zo kom ik dan nu tot de bekendmaking van de winnaar van de Wim Mak Award 2007.
Zoals al eerder opgemerkt was er tijdens de vergadering van de jury unanimiteit ten aanzien van het toekennen van de Wim Mak Award. Dit feit alleen al maakt duidelijk dat hier sprake is van een artikel van hoog niveau.  In het artikel ”Het HvJ EG over merkgebruik in vergelijkende reclame” neemt de schrijver ons mee in een juridisch doorwrocht verhaal, waarvan de inhoud zeer zinvol is voor de praktijk. Een dogmatisch probleem is van vele kanten belicht in een eigen persoonlijke bijdrage die gemakkelijk leest en zeker ook geschreven is met een goed gevoel voor humor.

De jury heeft dan ook besloten de Wim Mak Award 2007 aan de schrijver van dit artikel toe te kennen en dat is Paul Reeskamp. De jury wenst hem hiermee van harte geluk.

Namens de jury,

Hans Molijn

maart 2008"

IEF 6081

Aan de natuur ontleende vormen

Trianon-links-Revillon-.gifRechtbank ‘s-Hertogenbosch 16 april 2008, HA ZA 06-2073, Trianon Chocolatiers B.V. tegen Revillon Chocolatiers Société par Actions Simplifiée.

(vorm)merkenrecht en slaafse nabootsing. De gemiddelde consument is niet gewend om de herkomst van de waar bij gebreke van enig grafisch of tekstueel element af te leiden uit de vorm ervan

Revillon (gedaagde) is houdster van een vormmerk voor een driedimensionaal staafje voor klasse 30 (samengevat: chocolade). Trianon (eiseres) brengt chocoladestaafjes in een geslingerde vorm op de markt. Eiseres vordert vernietiging en doorhaling van het vormmerk, gedaagde vordert in reconventie een inbreukverbod met diverse nevenvorderingen, alsmede het staken van het onrechtmatig handelen en vergoeding van de daardoor geleden schade.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen uitgebreid in (r.o. 4.3) op de primaire functie van een merk, de herkomstaanduiding van in dit geval een vormmerk. De rechtbank overweegt dat de gemiddelde consument niet gewend is om de herkomst van de waar bij gebreke van enig grafisch of tekstueel element af te leiden uit de vorm ervan. Tenzij het merk op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is en derhalve de essentiële functie van herkomstaanduiding vervult.

Feit van algemene bekendheid is (r.o. 4.3.2) dat chocola te koop is in “veel uiteenlopende vormen, waaronder talrijke aan de natuur ontleende vormen, zoals bloemen, dieren, schelpen, koffiebonen etc., abstracte vormen als rondjes, vierkanten etc., om nog maar te zwijgen over letters”. Ook staafvormen acht de rechtbank gangbaar.

Ook als feit van algemene bekendheid ziet de rechtbank dat al deze vormen doorgaans niet als merk worden gebruikt. De enigszins slingerende vorm met kleine uitstulpinkjes (die de rechtbank doet denken aan een wijnrank, waar de vorm echt op is gebaseerd blijkt niet uit het vonnis) zal door het relevante publiek dan ook niet als herkomstaanduiding worden opgevat. Het onderscheidend vermogen ontbreekt en daarmee acht de rechtbank de vorderingen van Trianon gegrond.

Aan de inbreukvordering in reconventie komt de rechtbank dan ook niet meer toe. De vordering mbt slaafse nabootsing wordt afgewezen. Ondanks het feit dat de chocoladestaafjes van beide partijen vrijwel identiek zijn, bezit Revillon geen monopolie op de vorm van haar staafjes. Kopiëren mag dus, tenzij dat onrechtmatig zou zijn. Daar de staafjes van Revillon geen eigen plaats op de markt van chocoladewaar in Nederland hebben, wordt het publiek door de staafjes van Trianon niet nodeloos in verwarring gebracht en is er van onrechtmatigheid geen sprake. 

Er is geen verweer gevoerd tegen de volledige proceskostenveroordeling, die daarom in zijn geheel toegewezen ad € 31.253,37.

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier.

IEF 6080

Nieuwe oppositiebeslissingen BBIE

- MINIMA tegen MAXIMA SUNWEAR (toegewezen)
- PATACO tegen PATACO (gedeeltelijk toegewezen)
- LA CUCINA DEL SOLE - Nr 2000728 (toegewezen)
- LA CUCINA DEL SOLE - Nr 2000742 (afgewezen)
- BEESANA tegen BEAUSEMA (afgewezen)
- WOMEN'S SECRETS / WOMEN'SECRET tegen GIRL'S SECRET (gedeeltelijk toegewezen)

Lees de beslissingen hier

IEF 6079

Eerst even voor jezelf lezen

Hof van Beroep te Brussel, 22 april 2008, A.R. Nr. 2007/AR/326, N.V. Janssen Pharmaceutica tegen De Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom(met dank aan Philippe Péters  en  Tanguy de Haan, NautaDutilh, Brussel).

Postkantoormerk. Het Hof van Beroep te Brussel veroordeelt het BBIE tot inschrijving van het woordmerk SUMMER SKIN voor cosmetische producten en toiletverzorgingsmiddelen voor de huid; haarverzorgings- en reinigingsmiddelen (klasse 3) en medicinale preparaten voor de topische behandeling en bescherming van de huid en de hoofdhuid (klasse 5).

“26. In het voorliggende geval is duidelijk dat de beide termen in het merk. ieder op zich genomen, tot de termen behoren waaraan de betrokken consument een duidelijke betekenis kan toeschrijven in zijn omgangstaal al zijn het Engelse woorden.

Ze hebben ook een beschrijvend karakter aangezien ze in de handel kunnen dienen om de waren te duiden naar hun bestemming. Ze kunnen aangeven dal ze enerzijds dienen voor de huid en anderzijds om tijdens of met het oog op de zomer te worden gebruikt. 

Nochtans zijn de twee termen onderling bij elkaar gebracht in een verband dat als geheel niet kan gereduceerd worden tot hun enkele combinatie. Boven is al vastgesteld dat de combinatie van de twee termen als zodanig geen bepaalde betekenis heeft, maar daarentegen wel refereert aan een gegeerd (begeerd in NL-IEF) resultaat na gebruik van de producten of aan behaaglijke omstandigheden.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, 22 april 2008, A/07/08620, BVBA Kawimara-Advies tegen Oranje B.V.  (met dank aan Philippe Péters, NautaDutilh, Brussel)

Nietigverklaring woordmerk ROYAL CARE. “Dezelfde beoordeling wordt aangehouden m.b.t. de combinatie van ROYAL en CARE voor onderhoudsproducten voor meubelen. De samenvoeging van beide elementen ontneemt beide elementen niet van zijn beschrijvend kenmerk, méér nog het ene begrip versterkt het andere begrip.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 april 2008, KG ZA 08-262, Farmersgolf International B.V. c.s. tegen Grooters (tevens h.o.d.n. De Blikvanger).

Boerengolf. “4.7. Voor het voorgaande is niet relevant dat Weenink niet de bedenker is van het spel dat hij onder de merken aanbiedt. Onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de waar of dienst die wordt aangeboden, het spel, en anderzijds het merk waaronder dat gebeurt. Weenink c.s. kunnen Grooters of anderen niet de exploitatie van het spel verbieden. Weenink c.s. onderkennen dat. Maar waar het hier om gaat is de vraag of Grooters tekens gebruikt, gelijk aan of overeenstemmend aan de merken, ter onderscheiding van dezelfde of soortgelijk waren en diensten als waarvoor de merken zijn ingeschreven.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 april 2008, KG ZA 08-171, Mad Dogg Athletics, Inc. tegen Batavus B.V.

“4.13. Aan voorgaande conclusie wordt niet afgedaan door het door Mad Dogg aangevoerde gegeven dat in de meerderheid van de gevallen waar het woord spinning wordt gebruikt, het relevante publiek daarbij het oog heeft op de officiële vorm van spinning welke onder het merk SPINNING wordt aangeboden. Dit gegeven is het onvermijdelijk gevolg van de positie als marktleider van Mad Dogg.

4.14. Dit tezamen voert voorshands tot de conclusie dat wat betreft het Nederlandse taalgebied het woord spinning is aan te merken als de generieke benaming van de door Mad Dogg gepromote activiteit. In zoverre is het merk SPINNING in Nederland dan ook verworden tot een soortnaam.

 4.15. Voor SPINNEN en SPINNER geldt hetzelfde. (…)

Lees het vonnis hier.