IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22193
19 augustus 2024
Uitspraak

Aanpassing van memorie van antwoord na afwijzing van verzoek tot vertrouwelijkheid

 
IEF 5036

Incasso veronderstelt immers repartitie

1eu.gifStaatsblad 2007/435, Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912.

Thuiskopie (althans de verdeelorganisaties) hebben nog 57 miljoen onverdeeld liggen. Daarom voorlopig geen verhoging/uitbreiding thuiskopie-vergoedingen en een nieuwe regeling om ongewenste cummulatie van onverdeelde gelden te voorkomen: thuiskopie moet binnen 3 jaar reparteren. Wat er overblijft moet terug naar de betalingsplichtigen door verrekening met in de toekomst verschuldigde vergoedingen. Het besluit voorziet in drie maatregelen: 

a) een algemene verplichting tot verdeling van thuiskopiegelden binnen drie jaar na de inning, bij gebreke waarvan deze worden verdisconteerd met de in het daarop volgende kalenderjaar door importeurs en fabrikanten verschuldigde vergoedingen, opdat een toekomstige accumulatie van onverdeelde gelden wordt voorkomen (artikel 2),

b) een verlengde bestendiging van het thuiskopiestelsel, zowel ten aanzien van de vergoedingplichtige voorwerpen als ten aanzien van de geldende tarieven, tot in eerste instantie 1 januari 2009, opdat Stichting De Thuiskopie en de betrokken verdeelorganisaties zich maximaal inspannen om de onverdeelde gelden aan de rechthebbenden uit te keren (artikel 1 juncto artikel 5) en

c) een voorziening die recht doet aan de omstandigheid dat wellicht niet alle tot en met 31 december 2004 geïnde vergoedingen naar het oordeel van het College van Toezicht verdeelbaar zullen blijken, omdat de betrokken rechthebbenden niet (meer) kunnen worden getraceerd (artikel 3). Alsdan is het aangewezen dat deze onverdeelde gelden via een verdiscontering met de incasso voor toekomstige jaren gefaseerd terugvloeien naar de betalingsplichtige importeurs en fabrikanten (artikel 16c, tweede lid, Auteurswet). Een vergelijkbare regeling gaat gelden voor de in 2005 en in 2006 geïnde thuiskopiegelden, die zich nog in het repartitieproces bevinden."

Lees het staatsblad hier.

IEF 5033

Kleurenmaffia (4): Juridisch Gezien

cnnt.gifNuancerende reactie Anouk Siegelaar (BNO) n.a.v. protestsite Freemagenta.nl: “Lava heeft de dagvaardingen niet gelezen, 'maar soms helpt een actie om bepaalde zaken voor te zijn, of om sneller helderheid te krijgen. T-Mobile Nederland rent nu wel om duidelijkheid te verschaffen en ik heb ze gezegd dat wij elke onwaarheid in het ANP-bericht onmiddellijk zullen rectificeren zodra zij daarover duidelijkheid scheppen. De druk staat er dus op', zegt Wolbers.

Enige nuancering is in deze zaak wel op zijn plaats. (…) Juridisch gezien is het ook praktisch onmogelijk een universeel alleenrecht op een kleur te krijgen. Voor een geldig merkrecht op een kleur zal tenminste moeten worden aangetoond dat de kleur in een bepaald gebied gezien wordt als onderscheidingsteken voor bepaalde waren of diensten. KPN is daar bijvoorbeeld niet in geslaagd en heeft geen geldig merkrecht (meer) op de kleur groen.

(…) Een universeel alleenrecht op een kleur, zover zijn we dus nog niet, en zover zal het ook niet komen. Bovendien, zolang niet alle telecombedrijven met succes een claim op iedere kleur uit het kleurenspectrum hebben kunnen leggen, is er ook niet zoveel aan de hand. Maar discussies zijn er om gevoerd te worden, al is het alleen maar om de prachtige parodieën die dat op freemagenta.nl oplevert.”

Lees de volledige reactie hier. Eerder bericht: IEF 5026

IEF 5032

2 strepenScapa inbreuk op 3 strepen Adidas

adidas.gifGerechtshof Amsterdam, 8 november 2007, LJN: BB7456:  "Hoger beroep kort geding. Twee-strepenteken van Scapa op sportkleding is inbreuk op het bekende drie-strepenmerk van Adidas. Specifieke kenmerken van het strepenmerk. Geen louter decoratief gebruik. Significant deel van het onderzochte publiek legt verband tussen merk en teken. Verwatering en afbreuk aan onderscheidend vermogen voldoende aannemelijk. "Freihaltebedürfnis" komt niet in de knel. Vonnis voorzieningenrechter grotendeels bekrachtigd."

Lees hier meer. (Link naar werkt nog niet, PDF hier, met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

IEF 5031

Onderbroekenmerk Jansen & Tilanus in nieuwe handen

Jansen & Tilanus.bmpRechtbank Almelo, HA ZA 06-369, 31 oktober 2007, Robert Groeneveld tegen L. Ten Cate B.V. (Met dank aan Rutger van Rompaey, Rassers)

De merkhouder van onder andere het merk Route 66, Robert Groeneveld, mag van de rechtbank Almelo het merk JANSEN & TILANUS exploiteren, omdat Ten Cate haar rechten op dit merk heeft verspeeld. Het enkele feit dat Groeneveld de goodwill of merkbekendheid van het merk JANSEN & TILANUS zou verkrijgen, brengt niet met zich mee dat hij daardoor ten opzichte van Ten Cate onrechtmatig handelt. Een beroep van Ten Cate op het auteursrecht op het merk mag niet baten.

De rechtbank stelt vast dat Ten Cate B.V. en haar voorgangster Koala Body-Fashion B.V. gedurende een ononderbroken periode van meer dan vijf jaar zonder geldige reden binnen het gebied van de Benelux geen normaal gebruik heeft gemaakt van het beeld- en woordmerk JANSEN & TILANUS, waardoor de rechten van Ten Cate op het merk zijn vervallen.

Ten Cate heeft zonder succes aangevoerd dat haar merk een algemeen bekend merk is in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs. Het bestaan van een artikel over het merk JANSEN & TILANUS op de website Wikipedia, een lied van Louis Davids en een column van Youp van ’t Hek, waarin naar het merk wordt verwezen, is volgens de rechtbank niet voldoende om aan te nemen dat het merk bij de overgrote meerderheid van het publiek bekend is. Een nader bewijsaanbod van Ten Cate met betrekking tot de merkbekendheid is door de rechtbank afgewezen.

De rechtbank volgt evenmin het verweer van Ten Cate dat Groeneveld, nu deze de inschrijving van het woordmerk JANSEN & TILANUS niet heeft doorgezet, geen belanghebbende is en derhalve niet de vervallenverklaring van de merkrechten van Ten Cate kan vorderen. De rechtbank gaat er vanuit dat vaststaat dat Groeneveld het merk JANSEN & TILANUS zelf wil gaan gebruiken. “14. (…) Als belanghebbende in de zin van artikel 2.27 BVIE dient, in beginsel, in ieder geval te worden aangemerkt degene die het niet-gebruikte merk zelf wil gaan gebruiken. Niet vereist is dat degene die de vervallenverklaring van een niet-gebruikt merk inroept zelf over een geldige gelijkluidende merkinschrijving beschikt.(…).”

Ten Cate beroept zich nog op haar spoedinschrijving in 2006 van het woordmerk. Maar de rechter constateert dat Ten Cate B.V. geen rechten kan ontlenen aan die inschrijving, omdat deze op naam staat van L. ten Cate Enterprises B.V. Bovendien heeft Groeneveld oppositie ingesteld tegen de spoedinschrijving van L. ten Cate Enterprises, zodat volgens de rechter niet vaststaat dat die inschrijving gehandhaafd zal blijven.

De stelling van Ten Cate, dat Groeneveld het merk JANSEN & TILANUS heeft gedeponeerd met het oogmerk zich de daaraan verbonden goodwill toe te eigenen op zichzelf genomen een onrechtmatige daad jegens Ten Cate oplevert, zodat het depot van Groeneveld als een depot te kwader trouw moet worden aangemerkt, wordt door de rechtbank verworpen. “19 (…) Als derden gebruik maken van de mogelijkheid die hen in de artikelen 2.27 lid 1 en 26 lid 2 sub a BVIE wordt geboden en een merk vervolgens zelf gaan gebruiken, dan impliceert dat altijd dat die derden profiteren van de eventuele goodwill of merkbekendheid van dat merk (…) Voorts heeft Ten Cate B.V. het aan haarzelf te wijten dat de door haar gestelde aan het merk JANSEN & TILANUS gekoppelde goodwill voor haar verloren is gegaan. Zij heeft immers, zonder geldige reden, het merk gedurende lange tijd niet gebruikt (…).” De rechtbank is van oordeel dat Groeneveld met de uitoefening van zijn rechten niet onrechtmatig handelt door te profiteren van de goodwill of merkbekendheid van het merk JANSEN & TILANUS. En van een merkdepot te kwader trouw is volgens de rechtbank evenmin sprake; de rechtbank verwijst in dit kader naar het arrest Route 66 (HR 5 maart 1999; NJ 2000, 306).

In reconventie is door Ten Cate nog aangevoerd dat Groeneveld inbreuk maakt op haar auteursrecht op het beeldmerk JANSEN & TILANUS. De rechtbank is van oordeel dat Ten Cate niet met een beroep op het auteursrecht de rechten die Groeneveld aan het merkenrecht kan ontlenen kan doorkruisen. Een ander oordeel zou er volgens de rechtbank veelal toe leiden dat een belanghebbende eerst na een periode van 70 jaar na het overlijden van de maker van het merkteken, dan wel 70 jaar na de eerste openbaarmaking van het merkteken, het verval van het merkenrecht zou kunnen inroepen, hetgeen mee zou brengen dat artikelen 2.26  lid 2 sub a  en 2.27 lid 1 BVIE een dode letter worden (punt 25).

De rechtbank is van oordeel dat aangenomen moet worden dat de vervallenverklaring van het recht op een merk op grond van artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE met zich meebrengt dat een derde, die bezitter is van het auteursrecht op het merk, zich niet tegen een nieuwe houder van dat merk op zijn auteursrechten kan beroepen. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest Laservloerplan (HR 20 maart 1992; BIE 1993, 39), waarin is aangenomen dat een ontwerper van een merk zijn auteursrecht niet meer kan uitoefenen na verkoop van het merk. De rechtbank past deze uitspraak analoog toe op de situatie waarin het recht op een merk door non usus is komen te vervallen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5030

Haviltexen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 8 november 2007, LJN: BB7453, Hisama B.V. tegen Kuona B.V.

Entertainmentrecht. Zangeres (Anouk) mocht overeenkomst met manager beëindigen. De voorzieningenrechter heeft de eis van een artiestenmanager om een zangeres met wie hij een managementovereenkomst had (althans hun respectievelijke vennootschappen), te veroordelen tot nakoming daarvan, afgewezen. De zangeres had de overeenkomst beëindigd op grond van ‘incompatibilité d’humeurs’. Volgens de manager was die beëindiging niet rechtsgeldig. De voorzieningenrechter oordeelt echter anders. 

"5.4.  Hisama heeft verder gesteld dat van ‘incompatibilité d’humeurs geen sprake is. De omstandigheid dat één van beide partijen, in dit geval Kuona c.s., vindt dat dit wel het geval is, maakt deze stelling van Hisama al onaannemelijk. Daarnaast blijkt uit de overgelegde verklaringen en e-mailcorrespondentie, alsmede uit de uitlatingen ter zitting van (de raadslieden van) partijen in voldoende mate dat Hisama in de persoon van [manager] en Kuona c.s. over belangrijke punten, zowel zakelijk als persoonlijk, van mening verschilden in het bijzonder ook over de bejegening van gedaagde 2 door manager. Dat hier sprake is van onverenigbaarheid van karakters, ofwel ‘incompatibilité d’humeurs, is dan ook aannemelijk.

5.5. (…) Ter beantwoording van de vraag welke opvatting op dit punt de juiste is, komt het niet alleen aan op de tekst van de overeenkomst, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Kuona c.s. heeft onweersproken gesteld en met bewijsstukken gestaafd, dat de beëindiginggrond waarop zij zich thans beroept niet in het oorspronkelijke, door Hisama opgestelde concept stond, maar daarin op uitdrukkelijk verzoek van Kuona c.s., onder een apart gedachtenstreepje, is opgenomen. Hisama heeft met deze wijziging ingestemd. Deze gang van zaken duidt eerder op het toevoegen van een aparte beëindigingsgrond dan op een nadere uitwerking van de reeds bestaande. Daarnaast verdraagt de door Hisama voorgestane uitleg zich niet goed met het begrip ‘incompatibilité d’humeurs’ zelf, zoals Kuona terecht heeft aangevoerd, aangezien het daarbij gaat om karaktereigenschappen en gevoeligheden waarbij de eventuele ‘toerekenbaarheid’ niet aan de orde is. Vooralsnog zal er dan ook van worden uitgegaan dat een redelijke uitleg van de toepasselijke bepaling, die partijen over en weer van elkaar konden verwachten, inhoudt dat de overeenkomst op grond van ‘incompatibilité d’humeurs’ per direct zou kunnen worden beëindigd. Daarbij komt dat, zoals Kuona c.s. eveneens terecht heeft aangevoerd, voldoende aannemelijk is geworden dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen, vanwege deze incompatibilité d’humeurs, niet (meer) mogelijk is. Partijen erkennen dat de verhouding tussen [gedaagde 2] en [manager] ernstig is verstoord. Van belang is verder dat aangenomen mag worden dat een vertrouwensband, die overduidelijk niet meer aanwezig is, essentieel is voor de samenwerking tussen een artiest en zijn/haar manager.

5.6.  Uit het vorenstaande volgt dat niet onaannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure het verweer van Kuona c.s., dat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, op grond van het bepaalde in artikel 7 daarvan, zal honoreren.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5029

Gezagsondermijnende dingen

sint.gifRechtbank Groningen, sector kanton, 17 oktober 2007, LJN: BB7405, V.O.F.  Sinterklaas-Verhuur.nl & Events Groep B.V. tegen Events Groep.

Entertainmentrecht. Bij de vertolking van de rol van Sinterklaas komt aan de acteur een ruime mate van artistieke vrijheid toe. In het kader van de onderhavige inspanningsovereenkomst zijn de grenzen van die vrijheid niet overschreden. Van een toerekenbare tekortkoming is dan ook geen sprake.  

In november 2006 zijn partijen overeengekomen dat Sinterklaas-Verhuur een vijftal optredens zou verzorgen. Over een aantal optreden zijn echter klachten binnengekomen bij gedaagde Events Groep, die vervolgens een gedeelte van de rekeningen onbetaald heeft gelaten. Eiser Sinterklaas-Verhuur vordert nakoming, Events Groep beroept zich op wanprestatie. De kantonrechter kiest de zijde van eiser.

De binnengekomen klachten zijn in extenso opgenomen in het vonnis: “Vanochtend veel positieve reacties (voor de pico bello show) ontvangen behalve van de Sint. Niemand is hier positief over. Daarnaast had de ene hoofdpiet rare uitspraken (zoals sexy meisjes) en de andere piet gaf aan pas nieuw te zijn. Ook was de jute zak om het hoofd van een vader ook niet echt opvoedkundig. Aangezien we om professionele personen gevraagd hadden zou ik het netjes vinden als er nog iets aan de prijs van de Sint en de pieten gedaan kan worden.“

Een ander bedrijf bericht: “(…) aangezien wij zeer ontevreden waren over het optreden van Sinterklaas. Dit was zeer onprofessioneel en zeker niet pedagogisch verantwoord. Hier baalden wij sterk van aangezien Events Groep B.V. richting ons had aangegeven dat zij alleen met professionele acteurs werken. Enkele besproken voorbeelden waren onder andere:

-  Wij hadden met Events Groep B.V. en met het hotel de afspraak gemaakt om niet te strooien i.v.m. de marmeren vloer zou dit de veiligheid van de kinderen niet ten goede komen. Uiteindelijk moesten de kinderen toch van de sinterklaas leren strooien, maar wel dusdanig dat ze op een gegegeven moment aangemoedigd werden om recht tegen het (kinder)publiek in zo hard mogelijk te gooien.
-  Ook was er een meisje dat tijdens het optreden moest huilen bij Sinterklaas. Sinterklaas ondernam geen enkele adequate actie het kind te troosten
-  Daarnaast vonden wij dat de Sinterklaas erg dominant aanwezig was, hij kwam veel te streng over en was ook vrij kort af richting de kinderen.
-  Ook hebben wij ervaren dat er niet een duidelijke spanningsboog in het verhaal aanwezig was. De Sinterklaas was meer bepaalde onderdelen aan het afraffelen i.p.v. dat hij zijn gedachten richting de kinderen richtte.
-  Wat wij ook niet vinden kunnen is dat de Sinterklaas en de hulppieten de woorden sexy meisjes noemen. Dat heeft geen enkele toegevoegde waarde voor het verhaal.
-  Sowieso hadden wij eigen collega’s gevonden die ook als pieten verkleed mee hebben gedaan aan het Sinterklaasverhaal. Achter de schermen hebben we ook geen leuke momenten met de Sinterklaas beleefd. De collega’s werden duidelijk door de Sinterklaas genegeerd en toen wij de moeite deden met hem in contact te komen was daar weinig behoefte aan.
-  Het toppunt van de middag was dat er zich een situatie voordeed waarbij een vader naar voren moest komen en een jute zak over zijn hoofd kreeg, een actie die naar onze mening voor kinderen zeer ongepast is.

De kantonrechter is  echter uitvoerig gemotiveerd van oordeel dat de acteurs van Sinterklaas-Verhuur bij de invulling van hun rollen een ruime mate van (artistieke) vrijheid toekomt. Cruciaal is dat zij zich hebben in te spannen om als redelijk bekwaam acteur een voor de kinderen die het aangaat herkenbare Sinterklaas en Zwarte Piet vertolken.

“Dit uitgangspunt brengt onder meer mee dat de rollen door verschillende acteurs op verschillende manieren kunnen worden vormgegeven zonder dat de geloofwaardigheid van Sinterklaas en Zwarte Piet in het gedrang komt. Dat de één daarbij de voorkeur geeft aan de vertolking van Bram van der Vlugt en de andere aan die van de vader van Toon Hermans doet daaraan niet af. Dat is een kwestie van smaak die hier niet ter discussie staat.

De grenzen van de vrijheid van de acteurs worden verder bepaald door de in acht te nemen goede zeden, de maatschappelijke zorgvuldigheid en de al dan niet nader omschreven contractuele verplichting van de acteurs c.q. hun opdrachtgevers om Sinterklaas en Zwarte Piet - en niet de Kerstman - neer te zetten. Deze grenzen zijn in casu niet overschreden.

Zo staat het Sinterklaas - solidair met de kinderen en wat minder met vader en moeder - soms vrij om de kinderen aan te sporen gezagsondermijnende dingen te doen die ze thuis met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet mogen, zoals het strooien en gooien met snoep. In dat kader past – daargelaten of de desbetreffende scène een cultureel hoogtepunt was - heel goed dat een stoute vader in de zak van Sinterklaas wordt gestopt.

Dat is uiteraard anders indien deze acties reëel gevaar opleveren of wanneer het contract van partijen dat verbiedt. In dit geval is evenwel gesteld noch gebleken dat dergelijk gevaar zich concreet heeft gemanifesteerd. Bovendien kent het contract ter zake geen verbod.

Weliswaar heeft de opdrachtgeefster van Events Groep betoogd dat zij – Events Groep en Welten - hadden afgesproken dat strooigoed achterwege moest blijven in verband met de marmeren vloer, maar gesteld noch gebleken is dat die boodschap ook aan Sinterklaas-Verhuur is doorgegeven. Overigens hadden de organisatoren eenvoudig kunnen ingrijpen als daartoe aanleiding had bestaan.

In het licht van eerder gememoreerde artistieke vrijheid en grenzen en het verschil van (goede) smaak kan het Sinterklaas voorts niet worden tegengeworpen dat hij - in de ogen van de volwassenen - geen spanningsboog opbouwt, snel spreekt, zwijgzaam, kortaf en zakelijk is of zich door de kennelijk nogal dominante Hoofdpiet laat overtroeven.

De uitlating sexy meisjes levert zonder nadere toelichting van Events Groep, welke toelichting ontbreekt, evenmin een tekortkoming op als bedoeld in artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De omstandigheid dat Sinterklaas heeft nagelaten een huilend meisje in een groep van 80 kinderen adequaat te troosten maakt dat oordeel niet anders, al was het maar omdat de door Events Groep gekozen bewoordingen niet duidelijk maken wat onder de gegeven omstandigheden van Sinterklaas werd verwacht. Ook de stelling dat Sinterklaas zich achter de coulissen afstandelijke gedroeg jegens de als Zwarte Piet verklede medewerkers van de opdrachtgever kan Events Groep niet baten.”

De kantonrechter is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat Sinterklaas-Verhuur jegens Events Groep niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de onderhavige overeenkomst. Hij vindt steun voor dit oordeel in de omstandigheid dat de opdrachtgeefsters van Events Groep haar kennelijk ook niet uit hoofde van wanprestatie hebben aangesproken. Weliswaar heeft Welten gevraagd iets aan de prijs te doen, maar dat is hier gelet op het vrijblijvende karakter van het verzoek niet redengevend, te meer nu Events Groep heeft nagelaten aan te geven wat zij aan de prijs heeft gedaan. Ortec heeft over de prijs in het geheel niet gesoebat, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de opdrachtgevers van Events Groep haar (nagenoeg) volledig hebben betaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 5028

Eerst even voor jezelf lezen

HvJ EG, 8 november 2007, zaak C-304/06, Conclusie A-G Trstenjak. Eurohypo AG

“49. (...) dat de inschrijving bijgevolg overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub b, moet worden geweigerd op grond van het feit dat het uit twee beschrijvende termen is samengesteld, de combinatie waarvan geen indruk wekt die voldoende ver verwijderd is van de indruk die deze bestanddelen oproepen, zodat het woord niet meer is dan de som van zijn bestanddelen, terwijl de kwestie van de beschrijvende aard juist in artikel 7, lid 1, sub c, wordt geregeld. (...) moet ook hier worden beslist dat het Gerecht een criterium heeft gebruikt dat niet relevant is in het kader van artikel 7, lid 1, sub b, van de verordening, maar wel in dat van het bepaalde sub c ervan.

(…) 51 In hogere voorziening is het Hof echter enkel bevoegd om te oordelen over de rechtsbeslissing die is gegeven ten aanzien van de middelen die voor de rechter in eerste aanleg zijn aangevoerd.(46) Derhalve dient het bestreden arrest te worden vernietigd, aangezien het Gerecht het recht heeft geschonden bij de uitlegging van artikel 7, lid 1, sub b, van de verordening door een criterium toe te passen dat relevant is in het kader van artikel 7, lid 1, sub c, van de verordening.”

Lees de conclusie hier.

GvEA, 8 november 2007, zaak T-169/06, Charlott SARL tegen OHIM / Charlo – Confecções para Homens, Artigos de Lã e Outros SA.(geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure op grond van ouder nationaal beeldmerk Charlot tegen Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk Charlott France Entre Luxe et Tradition. Geen normaal gebruik.

“63 S’agissant plus particulièrement de la participation à un salon, comme le constate à juste titre l’OHMI et conformément à ce qui est énoncé dans l’arrêt Hiwatt, précité (point 43), la preuve de la participation à un tel évènement ne constitue pas une preuve d’un usage sérieux dans la mesure où, en substance, une telle participation ne suppose qu’une présence sporadique et occasionnelle sur le marché et non une présence continue sur ledit marché.”

Lees het vonnis hier.

GvEA, 8. November 2007, zaak T-459/05, MPDV Mikrolab GmbH tegen OHIM (geen Nederlandse versie beschikbaar).
Weigering Gemeenschapsmerkaanvrage worodmerk Manufacturing Score Card. “29 Daher hat die Beschwerdekammer keinen Rechtsfehler begangen, als sie zunächst auf die Bedeutung der der angemeldeten Marke ähnlichen Voreintragungen, insbesondere in Bezug auf den gemeinsamen Bestandteil „scorecard“, eingegangen ist und dann festgestellt hat, dass sie durch diese Voreintragungen nicht gebunden sei. Ebenfalls zu Recht hat sie erklärt, dass die Eintragungen in englischer Sprache in Deutschland im Hinblick auf den Grundsatz der Einheitlichkeit der Gemeinschaftsmarke nur begrenzte Aussagekraft hätten. Das Gleiche gilt, wie sie zu Recht hinzugefügt hat, für die Voreintragungen in anderen Staaten, die englischsprachig, aber nicht Mitglied der Gemeinschaft sind, da die Eintragung in diesen Staaten nach einem System erfolgt, das sich von dem der Gemeinschaft unterscheidet (Randnr. 19 der angefochtenen Entscheidung).”

Lees het vonnis hier.

IEF 5027

Een technisch voorschrift

HvJ EG, 8 november 2007, zaak C-20/05, prejudiciële beslissing met betrekking tot de Italiaanse strafzaak tegen Karl Josef Wilhelm Schwibbert.

Het Hof van Justitie verklaart voor recht: “Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, moet aldus worden uitgelegd dat nationale bepalingen zoals die welke in de hoofdzaak aan de orde zijn, waarbij ná de inwerkingtreding van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, de verplichting is ingesteld om op compact disks met figuratieve kunstwerken het onderscheidende teken „SIAE” aan te brengen als voorwaarde om ze in de betrokken lidstaat te mogen verhandelen, een technisch voorschrift vormen, dat indien het niet aan de Commissie is meegedeeld, niet aan een particulier kan worden tegengeworpen.”

Lees het arrest hier.

IEF 5026

Kleurenmaffia (3)

imm.gifIn aansluiting op dit eerdere bericht: Freemagenta.nl. Protestsite van Lava Graphic Design tegen de kleurmerkregistratie van T-Mobile. Kleurmerken zijn slecht, voor je weet mag niemand meer magenta gebruiken en wordt zelfs CMYK-druktechniek verboden! Af en toe zonder meer geestig, maar zonder enige juridisch nuance, hoewel de site volgens de Adformatie gesteund zou worden door de BNO* en De Merkplaats.

Aardig is dat merkengemachtigde Geerlings van De Merkplaats, die op zijn eigen site de ‘kleur groen een goed onderscheidingsteken voor de waren en diensten van de KPN’ vindt, op freemagenta.nl iedere cliënt met een kleurmerkaanvrage  de deur lijkt te willen wijzen: “Wat dacht je van de kleuren groen voor allerlei niet onbelangrijke bieren: Heineken, Bavaria en Grolsch. En wat dacht je van Ajax. Stel dat zij het monopolie op wit en rood zouden verkrijgen. What about Feijenoord en AZ om maar wat te noemen.”

Lees hier meer. 

* Update: reactie BNO: IEF 5033.