IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 3706

Mag niet

maglite.bmpRechtbank Amsterdam 21 februari 2007, HA ZA 02-552, LJN: BA1277. Mag Instrument Inc tegen Edco Eindhoven en PP Impex.

Interessant vonnis over vormmerken. Inbreuk op de vormmerken van de Maglite-zaklampen. De rechtbank komt hiermee expliciet tot een ander oordeel ten aanzien van dezelfde Mag-vormmerken dan het HvJ EG.

Mag heeft twee vormmerken geregistreerd voor de door haar ontworpen en geproduceerde zaklampen (de Vormmerken). In 2000 heeft Mag, om namaak te voorkomen, een settlement agreement met o.a. Edco gesloten naar aanleiding van een gerezen geschil over door Edco op de markt gebrachte zaklampen die gelijkenis vertoonden met de Vormmerken.

Mag beroept zich in dit geschil op niet-nakoming van de overeenkomst en onrechtmatig handelen van Edco door het verhandelen van gelijkgevormde zaklampen, waardoor een gevaar voor verwarring ontstaat en inbreuk wordt gevormd op het Gemeenschapsmerk/vormmerk van Mag. De rechtbank acht zich ten aanzien van het Gemeenschapsmerk echter niet bevoegd (ondanks de verknochtheid van de vorderingen).

Eerst wordt ingegaan op het vormmerk. Partijen verschillen van mening of de Vormmerken onder de definitie van artikel 1 BMW vallen.Gelet op de door Mag genoemde kenmerken van de Vormmerken, wijken deze volgens de rechtbank op significante wijze af van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en vervullen derhalve hun essentiële functie als herkomstaanduiding.

 

"De rechtbank komt hiermee tot een ander oordeel ten aanzien van de Vormmerken dan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in haar uitspraak van 7 oktober 2004 in de zaak van Mag tegen het Bureau voor de Harmonisatie in de Interne Markt (BHIM) ten aanzien van driedimensionale merken die Mag wilde inschrijven bij het BHIM (lees de uitspraak hier). De rechtbank merkt in dit verband op dat zij zelfstandig dient te oordelen over de aan haar voorgelegde vorderingen en dat de Vormmerken verschillen van de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beoordeelde driedimensionale merken, hoewel twee van die merken betrekking hebben op de Maglite-zaklampen waar ook de Vormmerken op zien."

De Vormmerken zijn niet louter bepaald door de aard van de waar en de Vormmerken geven niet een wezenlijke waarde aan de waar. De Vormmerken zijn niet noodzakelijk om een technische uitkomst te verkrijgen. Derhalve kunnen de Vormmerken volgens de rechtbank als individuele merken worden beschouwd. Het beroep op artikel 13A onder b slaagt. De hoogte van de geleden schade uit gederfde winst en van de gevorderde winstafdracht moeten in een schadestaatprocedure worden bepaald.

Nu geoordeeld is dat Mag zekere intellectuele eigendomsrechten op de Vormmerken heeft, gaat het beroep van Edco op nietigheid of vernietigbaarheid van de settlement agreement niet op. Edco is gehouden haar verplichtingen uit de overeenkomst na te komen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier (met plaatjes, met dank aan DLA Piper) of, zonder plaatjes, hier op rechtspraak.nl.

IEF 3705

Slaafse naambootsing

juc.JPGGerechtshof ’s-Gravenhage, 18 januari 2007,  03/286. Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen tegen Stichting Toekomst voor Kinderen.

“Onderscheidingstekens zoals benamingen die geen handelsnaam zijn, kunnen op grond van artikel 6:162 BW aanvullende bescherming vinden tegen onder meer het gebruik van sterk gelijkende aanduidingen.”

Verwezen wordt naar het tussenarrest van 25 augustus 2005 in dezelfde zaak. In dit tussenarrest heeft het hof overwogen dat:

“ (…) onderscheidingstekens zoals benamingen die geen handelsnaam zijn, op grond van artikel 6:162 BW aanvullende bescherming kunnen vinden tegen onder meer het gebruik van sterk gelijkende aanduidingen. Beslissend is dan of het gebruik van de overeenstemmende aanduiding tot verwarring zal leiden, waarbij gewoonlijk de criteria van de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet (Hnw) worden gebruikt. Onrechtmatig kan zijn een nagenoeg identieke aanduiding die in verband met de aard en activiteiten van de beide partijen en hun plaats van vestiging tot verwarring van het publiek zal leiden.”

In het kader van het verwarringsgevaar heeft geïntimeerde aangevoerd dat appellante niet haar (statutaire) benaming voert. Zij zou uitsluitend naar buiten treden onder die statutaire naam in combinatie met de aanduiding “Juconi”. Appellante heeft aangevoerd dat zij nooit uitsluitend onder de naam “Juconi” optreedt, maar altijd als Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen of Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen Juconi.

Het hof overweegt dat in de door appellante overgelegde notariële aktes en bankafschriften weliswaar uitsluitend de naam Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen wordt gebruikt, maar dat appellante zich in publicaties gericht aan het (donerend) publiek vooral presenteert onder de naam “Juconi”.

Het hof is dan ook van oordeel dat weliswaar de naam van geïntimeerde gelijkenis vertoont met de statutaire naam van appellante, maar gezien de omstandigheid dat appellante naar buiten toe veelal optreedt onder de naam “Juconi”, al dan niet met de toevoeging van haar statutaire naam, geen sprake is van verwarringsgevaar, ook al is de vestigingsplaats van partijen (’s-Gravenhage) dezelfde en zijn hun activiteiten vergelijkbaar.

Volgens het hof komt daar nog bij dat: “(…) de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW in dit verband haar grenzen kent en niet wordt verleend voor een “handelsnaam” die bestaat uit woorden die zijn gebruikt in de algemeen gebruikelijke betekenis van die woorden. In dit geval gaat het om de woorden “hoop” en “kinderen”. Deze zijn in de statutaire naam van appellante gebruikt in de algemeen gebruikelijke betekenis van die woorden en beschrijven als het ware de doelstelling van appellante, terwijl die woorden niet zijn gebruikt in een combinatie die een bijzondere originaliteit bezit.” De bescherming van artikel 6:162 BW gaat volgens het hof niet zo ver gaat dat appellante de woorden “hoop” en “kinderen” in hun algemene betekenis kan monopoliseren door andere organisaties te verbieden deze woorden in hun naamsaanduiding te gebruiken. Dit zou slechts anders zijn indien door het gebruik van die woorden verwarring bij het publiek te duchten is. En dat is niet het geval volgens het hof.

Geïntimeerde handelt jegens appellante niet onrechtmatig door het gebruik van de naam Stichting fonds van Hoop voor Kinderen.

Lees het arrest hier.

IEF 3704

Pittoresk (5)

fortishuis.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 22 maart 2007, LJN: BA1375. Fortis Bank (Nederland) N.V., 1. tegen Geïntimeerden 1, 2 en 3.

Hoger beroep in de roemruchte “huizenportretrechtzaak”. Is het gebruik van een afbeelding van een huis zonder toestemming van de gerechtigden in een brochure over hypotheken onrechtmatig? Onder omstandigheden kan dat het geval zijn, aldus de rechter van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, in het vonnis van 3 januari 2006. Het Hof Den Haag vindt echter van niet en vernietigt het vonnis.

Het Hof constateert dat het eigendomsrecht niet wordt aangetast, er geen sprake is van onrechtmatige daad en de artikel 8 (en 10) van het EVRM niet wordt geschonden door het gebruik van de foto.

Eigendomsrecht

“Geïntimeerden betogen, met een beroep op artikel 5:1 BW, dat zij in het genot van hun eigendom (het Huis) worden gestoord en dat hun eigendomsrecht wordt aangetast door de handelwijze van Fortis, bestaande in het - zonder toestemming - op een commerciële, grootschalige wijze exploiteren van de dia/foto van het Huis.”(9)

“In dit geval is gesteld noch gebleken dat er sprake is van handelingen van Fortis die de eigenaars verhinderen de zaak (het Huis) overeenkomstig hun recht te gebruiken of van (het verrichten van) handelingen waartoe de eigenaars met uitsluiting bevoegd zijn dan wel dat er sprake is van zaaksbeschadiging. De vraag of er sprake is van inbreuk op het eigendomsrecht van geïntimeerden op andere wijze dan door materiële aantasting (zoals door hinder wegens stank of ontneming van uitzicht) beantwoordt het hof ontkennend, nu daaromtrent onvoldoende is gesteld en daarvan evenmin is gebleken.” (10)

Ongestoord woongenot / onrechtmatige daad

 “(…) Naar het oordeel van het hof maakt de afbeelding van het Huis telkens deel uit van deze commerciële brochures en wordt ook deze commercieel gebruikt. De afbeelding van het Huis fungeert daar door de telkens naast de foto afgedrukte tekstblokken niet louter als versiering, maar past in de tekst van de brochures. In de brochure vormt de foto van “het huis” zelfs een belangrijk onderdeel van de boodschap.” (13.1)

“Tussen partijen is in geschil of de afbeelding herleidbaar is tot het Huis. Nu dit door geïntimeerden verder niet voldoende is onderbouwd, gaat het hof ervan uit dat degenen die geen bijzonder band met het landgoed 'naam buitenplaats' hebben en/of in de (directe) omgeving wonen, de afbeelding (niet zijnde een 'close-up') niet zonder meer zullen herleiden tot het Huis. Zou de afbeelding wel voor ieder herkenbaar zijn, dan leidt dit niet - op grond van hetgeen onder 13.3 zal worden overwogen - tot inbreuk op artikel 8 EVRM ten aanzien van geïntimeerden.” (13.2)

“(…) Hieruit volgt dat geïntimeerden c.s. het Huis thans niet zelf bewonen, zodat er ook geen sprake is van schending van hun recht op een ongestoord woongenot van het Huis.
Daaraan doet niet af dat de aanschrijving van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 8 februari 1991 betreffende openstelling van Natuurschoonwet-landgoederen voorziet in de mogelijkheid van afsluiting voor het publiek van de naaste omgeving van huizen of boerderijen, daar dat volgens die aanschrijving geschiedt uit oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners.”

Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de feitelijke situatie in dit geding anders is dan die in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2004 inzake het interieur van huize 'De Eikenhorst' (LJN AO4371).

Volgens geïntimeerden c.s. verwijst de afbeelding van het Huis in de brochures van Fortis voor derden "niet te herkenbaar dan wel negatief naar de bewoners of eigenaars". Hieruit valt naar het oordeel van het hof op te maken dat ook volgens de eigen stellingen van geïntimeerden  de afbeelding niet (voldoende) tot hen of een van hen valt te herleiden. Dit brengt mee dat van schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van geïntimeerden  (anders dan schending van het recht op een ongestoord woongenot) niet kan worden gesproken.” (13.3)

“Noch voormelde feiten en omstandigheden voor zover niet weersproken, noch hetgeen door geïntimeerden  overigens is gesteld, brengen derhalve mee dat Fortis heeft gehandeld in strijd met artikel 8 EVRM.”(13.4)

“Naar het oordeel van het hof heeft Fortis niet zeer zorgvuldig jegens geïntimeerden c.s. gehandeld door in voormelde omstandigheden de dia/foto van het Huis - waarvan Fortis uit voormelde brieven van gemachtigde in eerste aanleg inmiddels wist dat het geheel was gerenoveerd en door geïntimeerden c.s. in goede staat werd gehouden - zonder hun toestemming of voorkennis en zonder financiële tegemoetkoming aan hen geruime tijd op grote schaal in commerciële uitingen, die met name betrekking hebben op financiering van woningen, te blijven exploiteren nadat daaromtrent door of namens geïntimeerden c.s. was geklaagd.

Deze handelwijze van Fortis is - afgezien van de gestelde inbreuk op artikel 8 EVRM en het eigendomsrecht, welke inbreuk door het hof niet aanwezig wordt geacht - mede gelet op het voorgaande echter niet van zodanig ernstige aard dat deze een onrechtmatige daad oplevert jegens geïntimeerden.”

Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de handelwijze van Fortis deels valt te verklaren uit de omstandigheid dat zij zich - achteraf bezien terecht - op het standpunt stelde dat zij geen inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer of het eigendomsrecht van geïntimeerden. Derhalve kan het beroep van geïntimeerden op onrechtmatige daad hun vorderingen niet dragen en behoeft het hof niet meer in te gaan op de vraag of voldaan is aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 10 lid 2 EVRM.” (14)

Lees het arrest hier. Eerdere berichten, vonnis rechtbanken en diverse commentaren: IEF 1513 (19januari 2006).

 

IEF 3703

46% meer nieuwe merkenzaken

curia.JPGEU persbericht nr. 27/07 Gerechtelijke statistieken 2006: Aanmerkelijke verkorting van de procesduur bij het Hof van Justitie. Belangrijke stijging van het aantal nieuwe zaken bij het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg.

HvJ: De gemiddelde procesduur voor prejudiciële verwijzingen bedraagt thans 19,8 maanden. De gemiddelde duur voor de afhandeling van rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen bedroeg respectievelijk 20 en 17,8 maanden.

GvEA: Het aantal nieuwe merkenzaken is gestegen met 46 % (143 in 2006 tegenover 98 in 2005), terwijl het aantal zaken met betrekking tot andere materies dan intellectuele eigendom en ambtenarenrecht met 26 % is gestegen (244 tegenover 193).

Het aantal aanhangige zaken blijft dus stabiel ten opzichte van vorig jaar, te weten iets meer dan duizend. Dienaangaande kan worden opgemerkt dat op 1 januari 2007 de geschillen inzake intellectuele eigendom bijna 25 % van het totale aantal aanhangige zaken vormden. De gemiddelde procesduur is dit jaar licht gestegen.

Lees het persbericht hier.

IEF 3702

Antilliaanse octrooien

Het Nederlandsch Octrooibureau bericht: “Het wordt gemakkelijker octrooirechten te vestigen in de Nederlandse Antillen. Europese octrooien die na 1 april as. worden verleend, en die voor Nederland geldig worden gemaakt, zijn dan ook van kracht in de Nederlandse Antillen.

De verruiming is het gevolg van het op 1 april 2007 in werking treden van een wetswijziging, die de beperking van de voor het Koninkrijk der Nederlanden verleende Europese octrooien tot Nederland goeddeels opheft.

Deze wijziging van de octrooiregeling voor de Nederlandse Antillen staat los van de voor eind 2008 voorgenomen verandering van de status van de Nederlandse Antillen: ook nadat dat staatsverband is opgeheven, zal octrooibescherming op de vijf eilanden (Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius) via de Europese of Nederlandse weg openblijven.

Omdat Aruba staatkundig niet tot de Nederlandse Antillen behoort, verandert er voor dat eiland niets. Voor octrooibescherming aldaar is dus nog steeds een afzonderlijke Arubaanse octrooiaanvrage nodig.”

Lees hier meer.

IEF 3701

Getoetst op plagiaat

KPN  breidt zijn diensten voor scholen verder uit met de producten TeleTOP en Schoolpix. (…) Teletop is voorzien van een automatisch plagiaatdetectiesysteem waarbij werkstukken getoetst worden op plagiaat.
Lees hier meer.

IEF 3700

Bos boos

O.a het Brabants Dagblad bericht dat vice-premier Wouter Bos boos is op het weekblad Weekend dat afgelopen week zonder medeweten fot’s  van de PvdA-leider met een van zijn kinderen publiceerde.

“Volgens een woordvoerster van Financien besluit Bos, die sterk hecht aan de privacy van zijn familie, vandaag of hij naar de rechter zal stappen om te pogen dergelijke publicaties op straffe van een boete in het vervolg te verbieden. ,,We overleggen nog met onze juristen, maar gezien soortgelijke rechtszaken maken wij een kans,'' aldus de woordvoerster. (…) De Leidse hoogleraar Dirk Visser, gespecialiseerd in portretrecht, zegt dat nu niet meteen de wet moet worden aangepast, maar dat de media zelf de afweging moeten maken tussen enerzijds vrijheid van informatie en anderzijds privacy. ,,Je kunt niet elk incident in een wet vastleggen.'' Volgens hem is het algemeen belang in dit geval echter ver te zoeken en maakt Bos een kans bij de rechter.”

Lees hier meer.

IEF 3699

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Arnhem, 20 maart 2007, rolnummer 2006/964. UPC Nederland tegen Koninklijke KPN. (met dank aan Richard van Schaik, DLA Piper)

Over het gebruik van de slogan 'Geen KPN meer nodig' ( en varianten daarop).
Het hof bekracht het vonnis van de Rechtbank Arnhem..

Lees het arrest hier.

- GvEA, 22 maart 2007, zaak T-215/03, SIGLA tegen OHIM - Elleni Holding (VIPS)

Oppositieprocedure. Aanvraag van gemeenschapswoordmerk VIPS, ouder nationaal woordmerk VIPS. Lijdelijkheidsbeginsel. Rechten van de verdediging.

Lees het arrest hier.

- GvEA, 22 maart 2007, zaak T-322/05, Brinkmann tegen OHIM - Terra Networks (Terranus). (Geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure. Aanvraag van gemeenschapswoordmerk ‘Terranus‘, ouder nationaal beeld ‘terra‘.

Lees het arrest hier.

- GvEA, 22 maart 2007, zaak T-364/05, Saint-Gobain Pam / OHMI - Propamsa (PAM PLUVIAL).(Alleen beschikbaar in het Frans)

Oppositieprocedure. Aanvraag van gemeenschapswoordmerk PAM PLUVIAL, ouder nationaal beeld PAM.

Lees het arrest hier.

IEF 3698

Zonder stemming

Handelingen nr. 46, pag. 2737-2737, 2e Kamer. Behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie in verband met de permanente instelling van de commissie auteursrecht (30868)

“Aan de orde is de behandeling van: - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie in verband met de permanente instelling van de commissie auteursrecht (30868). Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.”

Lees de handelingen hier.

IEF 3697

De auteursrechten op muziek

Kamervragen, vraagnr. 2060709910, 2e Kamer. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de auteursrechten op muziek.

O.a: “Wat is uw mening over het bericht dat de Europese organisaties voor auteursrechten op muziek de Europese Commissie hebben aangeboden om de huidige territoriale beperkingen op te heffen?”

Lees alle vragen hier.