IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 3156

Familiebericht

familietijd.bmpRechtbank 's-Gravenhage 29 december 2006, KG ZA 06-1457, ANWB tegen Hendriks

Verbod tot executie

In januari van dit jaar heeft de voorzieningenrechter bij vonnis ANWB verboden gebruik te maken van het teken 'Familia' voor haar tijdschrift wegens inbreuk op het aan Hendriks toekomende merkrecht (lees het vonnis hier). ANWB heeft de naam van het tijdschrift gewijzigd in 'Familietijd'. Hendriks heeft ANWB bevolen tot betaling over te gaan van EUR 920.000,- aan dwangsommen. ANWB vordert een verbod van verdere executie tot over de verschuldigdheid van de dwangsommen in bodem onherroepelijk zal zijn beslist.

Het geschil tussen partijen betreft de vraag of ANWB dwangsommen heeft verbeurd door zich niet te houden aan het opgelegde gebod. Hendriks noemt een vijftal omstandigheden waaruit zou volgen dat ANWB zich niet aan het opgelegde gebod heeft gehouden. De rechtbank beoordeelt de gestelde overtredingen. "Het gebod van de voorzieningenrechter komt erop neer dat ANWB voor de toekomst is verboden de tekens 'Familia' als merk te gebruiken. Terecht heeft ANWB opgemerkt dat haar niet is geboden het merkgebruik dat in het verleden heeft plaatsgevonden uit te wissen. Meer in het bijzonder is ANWB vooralsnog niet verplicht tot recall van in het verkeer gebrachte zaken, die inbreuk op het merkrecht zouden maken."

 

De rechtbank komt tot de conclusie dat het weinig aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat de geconstateerde gang van zaken heeft geleid tot het verbeuren van dwangsommen. Hendriks wordt de executie van het vonnis verboden tot in een bodemprocedure over de verschuldigdheid van de dwangsommen is beslist.
Lees hier het vonnis.

 

IEF 3155

Collectief beheren

Naar aanleiding van de tussenrapportage van het College van Toezicht op de collectieve beheersorganisaties (eerder bericht hier) heeft het Ministerie van Justitie een concept wetsvoorstel opgesteld waarin de aanbevelingen van het College van Toezicht verwerkt zijn. Het College van Toezicht pleitte voor verbetering van toezicht door middel van het verbeteren van de informatiepositie van het college van Toezicht, de verbreding van het toezicht tot (sommige) organisaties van vrijwillig collectief beheer en de financiering van het College van Toezicht.
 
In het wetsvoorstel zijn de volgende wijzigingen van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten opgenomen:
a) ook Buma komt onder het preventieve toezicht te vallen;
b) ook (sommige) organisaties van vrijwillig collectief beheer gaan onder het toezicht vallen (zie hiervoor de bijlage bij het wetsvoorstel);
c) collectieve beheersorganisaties moeten voldoen aan de eisen van financiële transparantie;
d) er wordt een informatieplicht voorzien, op grond waarvan derden waarmee de onder het toezicht vallende organisaties bij de inning of verdeling van gelden samenwerken het College van Toezicht de gevraagde inlichtingen moeten verschaffen;
e) het College van Toezicht krijgt de bevoegdheid om bestuurlijke boeten op te leggen,
f) Buma en Sena innen op verzoek via 1-factuur;
g) ondernemersverenigingen staan tegenover Buma en Sena borg voor door hun leden niet voldane gebruiksvergoedingen.
 
Lees hier het wetsvoorstel en hier de Memorie van Toelichting

IEF 3154

Gecodificeerd

Op 17 januari 2007 zullen in werking treden:
 
- Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (gecodificeerde versie)
 
Lees hier de richtlijn.
 
- Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (gecodificeerde versie)
 
Lees hier de richtlijn.

 

IEF 3153

Denk vooruit

greenpeace.bmpRechtbank Amsterdam 22 december 2006, KG ZA 06-2120, De Staat der Nederlanden tegen Greenpeace Licensing B.V., Stichting Greenpeace Nederland en Stichting Greenpeace Council.

Vrijheid van meningsuiting is een “geldige reden”. Parodie-exceptie in het auteursrecht geaccepteerd.

De Staat voert sinds 25 september 2006 een voorlichtingcampagne  onder het thema “Rampen vallen niet te plannen, voorbereidingen  wel. Denk vooruit.”, waarbij een logo wordt gebruikt. De Staat heeft dit  logo als Benelux beeldmerk in laten schrijven. Ook het auteursrecht  op het logo is aan de Staat overgedragen.

Stichting Greenpeace Nederland erkent dat zij het logo en de slogan heeft gebruikt in haar eigen campagne. Aangezien Greenpeace  Licensing B.V. en Stichting Greenpeace Council niet betrokken zijn  bij het bestreden gebruik van de slogan en het logo, wordt de vordering van de Staat jegens hen afgewezen.

De Voorzieningenrechter stelt voor op dat Greenpeace recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Met de campagne heeft Greenpeace klaarblijkelijk bedoeld haar standpunt over te brengen over het regeringsbeleid met betrekking tot het milieu. Het recht op vrijheid van meningsuiting kan alleen in de uitzonderingsgevallen zoals genoemd in artikel 10 lid 2 EVRM beperkt worden en/of onderworpen aan sancties die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn – onder andere – in het belang van de openbare veiligheid en de bescherming van de rechten van anderen. Onder die rechten van anderen kunnen ook het auteursrecht en het merkenrecht worden verstaan.

 

Voorts oordeelt de Voorzieningenrechter dat de wijze waarop het logo en de slogan door Greenpeace in haar campagne wordt gebruikt te beschouwen is als een uiting die valt onder de paradie-exceptie van artikel 18b Auteurswet, nu Greenpeace hier op een gekscherende wijze, maar tevens met kritische ondertoon in het kader van de verkiezingsstrijd één van de belangrijkste maatschappelijke problemen – te weten het milieu – onder de aandacht – onder de aandacht van het publiek brengt.

Ten aanzien van het beeldmerk laat de Voorzieningenrechter in het midden of het logo door de Staat als merk wordt gebruikt, maar oordeelt wel dat het gebruik van het logo door Greenpeace in elk geval niet als een gebruik ter aanduiding van de herkomst van de diensten van Greenpeace kan worden aangemerkt, maar als blikvanger voor haar politieke/maatschappelijke actie. Dit gebruik is aldus aan te merken als gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Getoetst moet dus worden of door het gewraakte gebruik, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. De Voorzieningenrechter is voorshands van mening dat dat niet het geval is. Weliswaar wordt de Staat (althans zijn huidge beleid) door middel van deze actie kritisch door Greenpeace bejegend, met als blikvanger zijn eigen logo, maar deze reden moet in een democratische samenleving als een geldige reden – ook in merkenrechtelijke zin – worden aangemerkt. Het gebruik is dus geoorloofd, ook al trekt Greenpeace (ideëel) voordeel en ook al wordt aan de reputatie van het merk afbreuk gedaan doordat het in een controversieel daglicht wordt geplaatst.

 

Gelet op het voorgaande act de Voorzieningenrecht het gebruik van het logo ook niet onrechtmatig.

Mr. Orobio de Castro wijst in dit kort geding de vordering tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten van EUR 16.500, - toe overeenkomstig artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn. Het standpunt dat deze vordering kwalificeert als een geldvordering lijkt te zijn verlaten, althans er wordt niets over gezegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 3152

Grazende koe

grazende koe.bmpVoorzieningenrechter Zwolle-Lelystad, 22 december 2006, KG ZA 06-482, Dirk de Bruijn tegen Farm Dairy (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)
 
Kortste inhoudelijke vonnis van het jaar? In nog geen drie pagina's wijst de Rechtbank de vordering van De Bruijn tot doorhaling van het merk 'De Grazende Koe' af.
 
De Bruijn heeft in 2002 samen met een aantal andere partijen, waaronder Farm Dairy, gewerkt aan de opzet en realisatie van een duurzaam zuivelproject, genaamd 'De Grazende Koe'. Vervolgens heeft De Bruijn aan Farm Dairy toestemming gegeven om dit woord als Beneluxmerk te deponeren.
 
De samenwerking wordt vervolgens verbroken en De Bruijn vordert dat Farm Dairy het merk doorhaalt, op grond van het feit dat Farm Dairy thans onrechtmatig handelt door te weigeren tot doorhaling van het merk over te gaan. De Bruijn voert daartoe aan dat er in 2002 terzake een mondelinge overeenkomst tussen partijen zou zijn gesloten. Wie partijen bij deze overeenkomst waren en wat de uitleg en de gevolgen van deze overeenkomst waren, is echter niet duidelijk. Een procedure hierover is bovendien reeds aanhangig bij de bodemrechter.
 
Op grond hiervan wijst de rechter de vorderingen af en neemt een beroep op auteursrechtelijke bescherming van De Bruijn op de woordcombinatie 'De Grazende Koe' niet meer in behandeling.
 
Lees vonnis hier.

 

IEF 3151

Veroordeling in het kwadraat

Rechtbank Utrecht, 13 december 2006, HA ZA 06-1173, Kwadraat tegen MV Kwadraat (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)
 
Niet zo spannend vonnis over merkrechten en handelsnaam "Kwadraat"; vorderingen Belgische eiser toegewezen
 
Kwadraat NV is een Belgische onderneming die sinds 1995 actief is op het gebied van woningbouw en die zich meer in het bijzonder bezighoudt met het ontwerpen, bouwen en verkopen van woningen. Daarnaast houdt Kwadraat zich bezig met projectbegeleiding. Zij heeft in 1999 het merk "K Kwadraat" bij het Benelux Merkenbureau gedeponeerd, voor onder meer bouwmaterialen, makelaardij in onroerende goederen, bouw, reparaties en installatiewerkzaamheden. MV Kwadraat houdt zich sinds 1996 onder de naam MV2 bezig met architectuur, projectbegeleiding en interieurontwerp. Op 12 april 200I heeft MV2 haar naam veranderd en staat zij in het handelsregister ingeschreven onder de naam MV Kwadraat B.V. Nadat Kwadraat bekend werd met het bestaan van MV Kwadraat, heeft zij bij brief van 31 januari 2006 MV Kwadraat gesommeerd om elk gebruik van de benaming "MV Kwadraat", alsook van elke gelijkende naam, te staken en gestaakt te houden en heeft zij haar in gebreke gesteld. MV Kwadraat heeft hieraan geen gevolg gegeven. In de procedure vordert Kwadraat een gebod tot staken van de merkinbreuk en wijziging van de handelsnaam.

 

De rechtbank stelt allereerst vast dat het merk K Kwadraat voldoende onderscheidend vermogen heeft voor de waren en diensten waarvoor het is ingeschreven. De rechtbank overweegt: "Het woord "Kwadraat" is immers in zijn algemeenheid niet beschrijvend of kenmerkend voor diensten in de bouwwereld of voor diensten op het gebied van de woningmarkt. De rechtbank hecht tevens belang aan het feit dat MV Kwadraat reeds zelf stelt dat er sprake is van weinig onderscheidend vermogen. Daarmee is gegeven dat MV Kwadraat op zichzelf genomen erkent dat het merk in ieder geval enig onderscheidend vermogen heeft."

Vervolgens neemt de rechtbank aan dat gedaagde het teken "MV kwadraat" gebruikt zoals bedoeld in artikel 2.20 lid 2 BVIE, nu zij haar producten en diensten onder deze naam aanbiedt en de naam MV kwadraat ook als domeinnaam op het internet gebruikt (www.mvkwadraat.nl). Ter comparitie is voorts gebleken dat het teken MV kwadraat ook voluit wordt gebruikt in stukken voor zakelijk gebruik, zoals op briefpapier en visitekaartjes en in de reclame.

Volgens de rechtbank is "kwadraat" het meest kenmerkende bestanddeel van het merk K kwadraat. De rechtbank neemt aan dat er sprake is van overeenstemming tussen merk en teken. Daarbij is volgens de rechtbank "uit visueel oogpunt" van belang dat MV Kwadraat vanaf 2001 naast haar logo "MV2" het woord "Kwadraat" voluit is gaan schrijven. Vanuit dit oogpunt is tevens van belang dat de onderneming bij de KvK staat ingeschreven onder de naam MV Kwadraat B.V. en op de website MV Kwadraat nagenoeg altijd voluit wordt geschreven. Ditzelfde geldt voor haar domeinnaam www.mvkwadraat.nl.

Nadat de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van overeenstemmende activiteiten, neemt zij vervolgens aan dat er in casu sprake is van verwarringsgevaar. Daarbij verwerpt ze het verweer van gedaagde inzake de verschillende plaatsen waar beide partijen hun activiteiten uitvoeren: "Het betoog van MV Kwadraat dat er geen sprake is van verwarringsgevaar, omdat Kwadraat actief is in Vlaams-Brabant en MV Kwadraat actief is in Nederland, kan niet slagen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE voortvloeit dat de merkhouder een uitsluitend recht heeft. Kwadraat kan dit recht dan ook inroepen tegenover ondernemingen binnen de drie verdragsluitende staten; ongeacht de mate van activiteit binnen die staten. Ook de stelling dat er geen sprake is van verwarringsgevaar, omdat beide ondernemingen reeds tien jaar actief zijn daadwerkelijke verwarringzich niet heeft voorgedaan, kan niet tot een andere conclusie leiden."

Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld om de merkinbreuk en het gebruik van de handelsnaam te staken. De opgelegde dwangsommen zijn opvallend mild, 1.000 euro per dag met een maximum van 20.000 euro.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 3150

Bolar

Staatsblad 2006/672, Besluit van 12 december 2006, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Rijkswet van 30 november 2006, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG

"De Rijkswet (...) treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst."

Het betreft hier de zogenaamde Bolar-bepalingen die na wijziging door Richtlijn 2004/27/EG en 2004/28/EG in de artikelen 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG en artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG zijn opgenomen. Hierin wordt bepaald dat studies, tests en proeven die dienen om aan te tonen dat een geneesmiddel een generieke versie is van een referentiegeneesmiddel, onder nader genoemde voorwaarden niet worden beschouwd als een inbreuk op een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat. Deze bepalingen worden in de praktijk Bolarbepalingen genoemd, naar een arrest uit de Verenigde Staten. 

Lees het Staatsblad hier. Eerder bericht (met wetsvoorstel) hier.

IEF 3149

Naar de rechter (2)

TomTom2.bmpTomTom inc, dochter van het Nederlandse bedrijf TomTom, heeft de in de Verenigde Staten spelende rechtzaak omtrent vermeende inbreuk op 5 octrooien van Garmin gewonnen. Een rechtbank in Wisconsin oordeelde dat TomTom inc geen beschermde technieken van Garmin zou hebben gebruikt voor TomTom's navigatie apparatuur.

Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 3148

Omdat niet iedereen kerstvakantie heeft

- Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells)

Octrooirecht. "Koerswijziging" uitvindingsgedachte van het octrooi. Lees het arrest hier.

- Rechtbank Utrecht, 13 december 2006, HA ZA 06-1173, Kwadraat tegen MV Kwadraat (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Inbreuk op merkrecht. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Zwolle-Lelystad, 22 december 2006, KG ZA 06-482, Dirk de Bruijn tegen Farm Dairy (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)

Geen auteursrecht op de naam 'de Grazende koe'. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 22 december 2006, KG ZA 06-2120, Staat tegen Greenpeace (Met dank aan Rob Zimmermann, Höcker Advocaten)

Vrijheid van meningsuiting is "geldige reden"; parodie-exceptie gehonoreerd. Lees het vonnis hier.

 

Uitgebreidere bespreking van de uitspraken volgt.

 

IEF 3147

Hoge Raad accepteert het “Dijkstra” verweer

hoyng.bmpCommentaar van Willem Hoyng (Howrey) bij het arrest Hoge Raad 22 december 2006, Dijkstra tegen Saier (arrest hier).

"Men kan slechts de hoop uitspreken dat nu de HR in het onderhavige geval (wellicht in de toekomst met een echt Nederlandse naam aan te duiden als “Dijkstra verweer”) ondanks de afwijkende opvattingen in andere EOV-landen duidelijk gekozen heeft voor de mogelijkheid van een beroep op het verleningsdossier het Hof ook in zaken waarin de octrooihouder een beroep op het verleningsdossier doet het arrest Ote Optics – Ciba Geigy niet de facto blijft negeren. Immers ook in dat geval is het in de praktijk zo dat een derde bij enige twijfel omtrent de beschermingsomvang van een octrooi het verleningsdossier zal raadplegen."

Lees het commentaar hier.