IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 3065

Aangenomen

Eerste Kamer, Handelingen 2006-2007, nr. 10, p. 406-407. Behandeling van de volgende wetsvoorstellen: (...)wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG  tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot  vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en Richtlijn 2004/28/EG tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een  communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig  gebruik. (30663) (R1812)

Het wetsvoorstel is aangenomen. Lees het voorstel hier.

IEF 3064

In feite een compleet bouwpakket

kwkwnd.gifRechtbank 's-Gravenhage, 12 december 2006, KG ZA 06-1390. Mawi Contsructions B.V. tegen Metaaltechniek J.P. Nuyens B.V.

Verbod op grond van dreigende octrooi-inbreuk vanwege het op voorraad hebben van halffabricaten.   

Mawi is houdster van Nederlands octrooi met betrekking tot een "kweekwand". Nuyens heeft van een derde partij opdracht gekregen voor het vervaardigen van materialen, klaarblijkelijk geschikt om kweekwanden van te assembleren.

Mawi vordert kort gezegd een verbod op grond van octrooi-inbreuk. Nuyens vordert Mawi te veroordelen tot afname van de voorraad "halffabrikaten" tegen betaling van de kostprijs. De voorzieningenrechter gaat uit van de geldigheid van het octrooi, nu deze niet ter discussie is gesteld. Nuyens verweert zich met de stelling dat het gaat om een eenmalige levering- voorafgaand aan verlening van het octrooi - en dat zij heeft toegezegd de verdere exploitatie ervan te zullen staken.

Mawi beargumenteert dat sprake is van dreigende octrooi-inbreuk. Nuyens heeft ter zitting erkend dat de resterende voorraad "halffabrikaten" in feite een compleet bouwpakket betreft voor kweekwanden en zij heeft niet bestreden dat die onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen. Nu het in voorraad hebben ten dienste van Nuyens zelf octrooi-inbreuk kan behelzen, is ruimte voor een verbod in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende dreiging aanwezig is dat Nuyens de resterende voorraad zal gaan verhandelen, onder meer omdat Nuyens een vordering heeft ingesteld teneinde kapitaalvernietiging te redresseren, en wijst de verbodsvordering toe. De slaafse nabootsing vordering wordt gepasseerd, nu daarover te weinig is gesteld.


De reconventionele vordering wijst de voorzieningenrechter af, vanwege gebrek aan steekhoudende grondslag. De proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief, nu partijen omtrent handhavingsrichtlijnconformiteit (onthoud dit woord voor scrabble), niets hebben aangevoerd.


Lees het vonnis hier.

IEF 3063

Vierkantjes

vjcl.gifRechtbank ‘s Gravenhage, 13 december 2006, HA ZA 06-848. Videojet Technologies B.V. tegen Clever-CPL BV en Badie Saleh

Partijen waren eerder betrokken in een kort geding over dezelfde kwestie (lees hier meer). De rechtbank komt nu tot een andere conclusie dan de voorzieningenrechter ruim een jaar geleden: geen auteursrecht(inbreuk) en geen slaafse nabootsing.

Videojet en Clever zijn beide leveranciers van solventen en inkten. Videojet sinds 1992 en Clever-CPL vanaf december 2004. Gedaagde Saleh werkte voor Videojet totdat hij in 2004 in dienst trad bij Clever. Beiden bedrijven  gebruiken een doorzichtige plastic fles met rode dop. Over de vormgeving van de fles is de Rechtbank snel klaar: Videojet is niet de maker, dus ook gaan auteursrechthebbende. De enkele omstandigheid dat Videojet uit een groot aantal flessen een fles heeft uitgezocht en daarop een etiket heeft aangebracht, maakt dit niet anders. De fles is en blijft
dezelfde en verkrijgt met het enkele toevoegen van het etiket niet een nieuw eigen en oorspronkelijk karakter.

Er rust volgens de rechtbank wel auteursrecht op het etiket, maar er is geen sprake van inbreuk. Vergelijking van de etiketten leert volgens de rechtbank dat de totaalindruk van de etiketten, globaal beoordeeld, een andere is. Over de aanduidingen op de etiketten overweegt de rechtbank - in het kader van de auteursrechtelijke beoordeling - het volgende. De omstandigheid dat op de etiketten gelijkluidende codes en productnamen voorkomen, gelijk door Videojet gesteld, maakt het voorgaande niet anders. Vanuit het auteursrecht bezien is immers niet relevant of die aanduidingen worden overgenomen, nu dit als zodanig geen auteursrechtelijk beschermde trekken zijn. Het gaat erom hoe de genoemde aanduidingen verwerkt zijn op het etiket. Dat de aanduidingen op beide etiketten binnen een omlijnd kader worden weergegeven, doet niet af aan de hiervoor omschreven andere totaalindruk.


Over de slaafse nabootsing oordeelt de rechter dat daar geen sprake van is. Gelijk de rechtbank ten aanzien van het auteursrecht heeft overwogen, zitten er grote verschillen tussen de etiketten van Videojet en Clever. Clever heeft met dit etiket zodanig veel afstand genomen van dat van Videojet, dat zonder meer duidelijk is welke fles van Clever en welke fles van Videojet afkomstig is. Dat het etiket van Clever mogelijk dichter bij dat van Videojet staat dan bij andere op de markt verkrijgbare inktflessen, gelijk Videojet stelt, is niet relevant. Het is niet nodig dat het product van Clever van dat van Videojet verschilt op alle punten waarop dat, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen, mogelijk zou zijn. Clever heeft gedaan wat nodig is om verwarring te voorkomen.


Over de aanduidingen overweegt de rechtbank – in het kader van de slaafse nabootsing – als volgt. Het is Clever ook toegestaan identieke productnamen, codes en omschrijvingen te gebruiken. Clever moet dat ook doen, willen de klanten van Clever haar producten kunnen toepassen. Die klanten moeten immers weten met welk product van Videojet het product van Clever ‘compatibel’ is. De rechtbank wijst er bovendien op dat ingevolge art. 2.19 van het BVIE, voor tekens die op basis van het merkenrecht voor bescherming in aanmerking zouden kunnen komen, enkel bescherming kan worden inroepen, indien tevens een beroep kan worden gedaan op een inschrijving van een gedeponeerd merk. Is dat niet het geval, dan kan niemand, welke vordering hij ook instelt, de bescherming van een teken inroepen. Videojet heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat Videojet zich ter zake van de genoemde tekens op een gedeponeerd merk kan beroepen. Zij geniet ten aanzien van die tekens dan ook geen bescherming krachtens art. 6:162 BW.


De rechtbank gaat niet in op de vordering uit onrechtmatige daad terzake van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding.


Lees het vonnis hier.

IEF 3062

Wachten op ontknoping (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht meldt De Volkskrant:dat “De Universiteit Utrecht geen maatregelen neemt tegen strafrechtadvocaat en hoogleraar Geert-Jan Knoops wegens vermeend plagiaat. Het college van bestuur heeft dit besloten op basis van een vertrouwelijk advies van de commissie wetenschappelijke integriteit van de universiteit. (…) De universiteit betreurt het dat in de pers de suggestie zou zijn gewekt van ‘opzettelijk verkeerd brongebruik’.”

Lees het artikel hier.

IEF 3061

De nieuwe voorzitter

gjw.gifPersbericht Videma: “Gerrit Jan Wolffensperger wordt met ingang van 1 januari voorzitter van de Stichting Groepstelevisie. Hij volgt Richard Schoonhoven op die de stichting sinds de oprichting in 2000 leidde. De stichting houdt toezicht op de verdeling en uitkering van geïnde gelden voor het zakelijk gebruik van televisiebeelden. De Stichting begeleidt en controleert de activiteiten van VIDEMA die in opdracht van 3.000 auteursrechthebbenden de Auteurswet uitvoert.

(…) Vanwege zijn grote belangstelling voor het auteursrecht voelt de nieuwe voorzitter van de Stichting Groepstelevisie zich zeer tot de functie aangetrokken. Als zelfstandig beleidsadviseur houdt Wolffensperger zich nadrukkelijk bezig met dit specifieke rechtsgebied. Zo is hij voorzitter van de Stichting Burafo (fotografen), bestuurslid van de Stichting Visuelen (auteursrecht visuele makers), onafhankelijk adviseur van de Stichting Onderhandeling Thuiskopie (SONT) en bestuurslid van de Stichting Reprorecht.”

Lees hier meer.

IEF 3060

Tabaksproducten

HvJ EG, 12 december 2006, zaak C-380/03, Bondsrepubliek Duitsland tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie.

Het HvJ verwerpt het beroep van de Bondsrepubliek Duitsland tegen het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie met betrekking tot de nietigverklaring van de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2003/33/EG (reclame en sponsoring voor tabaksproducten).

Het beroep van de Bondsrepubliek Duitsland betrof met name formele gronden, zoals de grondslag van de Richtlijn, schending motiverinsplicht, schending van de regels inzake de medebeslissingsprocedure en schending van het evenredigheidsbeginsel.


Het Hof oordeelt dat wanneer er belemmeringen voor het handelsverkeer bestaan of het waarschijnlijk is dat dergelijke belemmeringen zich in de toekomst zullen voordoen, omdat de lidstaten ten opzichte van een product of een categorie van producten uiteenlopende maatregelen hebben genomen of nemen die geen gelijk beschermingsniveau verzekeren en aldus het vrije verkeer van het betrokken product of de betrokken producten in de Gemeenschap beletten, artikel 95 EG de gemeenschapswetgever de bevoegdheid geeft in te grijpen. Aangezien de nationale regels ten tijde van het opstellen van de Richtlijn sterk verschilden, tengevolge waarvan het vrije verkeer van goederen en diensten belemmerd kon worden, kon artikel 95 EG Verdrag als basis dienen voor de Richtlijn.


Tevens geeft het Hof aan dat de uitdrukking „gedrukte publicaties" in artikel 3, lid 1 Richtlijn slechts ziet op publicaties zoals kranten, tijdschriften en magazines, en niet op krantjes van lokale verenigingen, programma's van culturele evenementen, aanplakbiljetten, telefoonboeken en diverse pamfletten en folders.


Lees het arrest hier.

IEF 3059

Artiesten (2)

Tweede Kamer, Kamervragen met antwoord 2006-2007, nr. 400. Vragen van de leden Van der Ham (D66) en Irrgang (SP) aan de ministers van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de positie van diskjockeys (dj's) als artiest. (Ingezonden 7 november 2006); Antwoord

“Zoals blijkt uit het voorgaande gaat het erom of de dj voor publiek een artistieke prestatie levert. Deze voorwaarde geldt niet alleen voor dj’s, maar voor iedereen die als artiest in de loonheffingen wordt betrokken. Een specifiek onderzoek naar de positie van dj’s is niet nodig. Een dj brengt naar eigen artistiek inzicht geselecteerde muziek van (delen van) geluidsdragers in een zelf gekozen volgorde voor een publiek ten gehore, al dan niet onder toevoeging van live-elementen zoals muziekinstrumenten, vocalen en samples. In de rechtspraak wordt bij de beoordeling van de artistieke prestatie veel waarde gehecht aan maatschappelijke opvattingen en spraakgebruik. Met inachtneming daarvan zijn dj’s die op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke optreden thans zonder meer als artiest aan te merken.”

Lees hier de antwoorden en hier het artikel DJ's zijn artiesten van Bjorn Schipper.

IEF 3058

Programmagegevens

wkrs.bmpKamerstukken Tweede Kamer, nr. 29680, 11. Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet en de Auteurswet 1912 (regeling verstrekking programmagegevens, eerder bericht hier); Brief waarin Tweede Kamerlid Weekers meedeelt dat hij en de heer Van der Ham de verdediging van dit wetsvoorstel overnemen

“Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal  ’s-Gravenhage, 11 december 2006  Hierbij deel ik u mede dat in verband met het vertrek uit de Kamer van de  leden Örgu en Bakker de verdere verdediging van het initiatiefvoorstel zal  plaats hebben door ondergetekende en de heer Van der Ham. Weekers”

IEF 3057

Met achtervolgingsbeelden

Gerechtshof Arnhem, 12 december 2006, rolnr. 2006/807 KG. Spoedappèl: Leo De Haas TV-Producties B.V. tegen Algemene Omroepvereniging Avro. (Met dank aan Suzanne Poelmann-Teijgeler, De Brauw Blackstone Westbroek).

IE-contractenrecht, i.c. een productieovereenkomst over het televisieprogramma Blik Op De Weg. De Haas moet zich houden aan de bereikte, maar niet volledige, overeenkomst met de AVRO en had niet in zee mogen gaan met Talpa. De grieven van De Haas falen, met één uitzondering: “Door De Haas op straffe van verbeurte van een dwangsom te bevelen over te gaan tot ondertekening van het voorliggende concept, heeft de voorzieningenrechter het naar zijn aard voorlopige  karakter van een in kort geding te geven voorziening in onvoldoende mate in acht genomen, zonder dat daarvoor in de feiten een voldoende rechtvaardiging is te vinden. In het onderhavige geval kan en moet derhalve  worden volstaan met een bevel tot nakoming van de tussen partijen gesloten en met behulp van de redelijkheid en billijkheid aangevulde overeenkomst welke overeenkomst inhoudelijk overeenstemt met de tekst waarover partijen overeenstemming hebben bereikt, aangevuld met het in bijlage A opgenomen voorstel voor art. 4.10.”

Lees het arrest hier. Lees het vonnis van de rechtbank hier.

 

IEF 3056

Noot, met noten, over noten

pbh.gifP.B. Hugenholtz: Auteursrecht op (de geur van een) parfum, annotatie bij HR 16 juni 2006 (Kecofa / Lancôme). Gepubliceerd op de website van het IVIR, eerder verschenen in Ars Aequi 2006-11, p. 821-824.

“Dit alles betekent dat de beschermingsomvang van een geurwerk niet precies is vast te stellen, waardoor de rechtszekerheid gevaar loopt. Hierbij speelt een rol dat het auteursrecht, anders dan andere rechten van intellectuele eigendom, geen registratievereiste stelt. In het merken- en modellenrecht is de beschermingsomvang onmiddellijk te kennen uit een openbaar register. In het auteursrecht is aan zo'n register meestal geen behoefte, omdat het werk in kwestie doorgaans duidelijke contouren heeft: een concrete film, roman of computerprogramma. Die natuurlijke contouren ontbreken bij een geurwerk. Hier had de werkenlijst van art. 10 Aw, die enkel scheppingen noemt die zijn gericht tot oog en oor en daardoor vrij nauwkeurig zijn af te bakenen, de Hoge Raad tot leidraad kunnen zijn.”

Lees de gehele noot hier.