Proceskosten ex 1019h Rv
Rb. Zeeland-West-Brabant, IEF 22228; ECLI:NL:RBZWB:2024:6187 (Eiseres tegen gedaagde). Zowel eiseres als gedaagde drijven een onderneming op het gebied van vastgoed waarbij ze zich presenteren als huurder, makelaar en beheerder in een. Dit doen ze beiden op hun eigen website. Op de website van gedaagde zijn teksten, headlines, quotes en een deel van de layout van de website van eiseres gekopieerd, waarbij de naam van eiseres in de tekst is blijven staan. Toen gedaagde dit hoorde van eiseres heeft hij meteen contact opgenomen met zijn webbouwer, om de webpagina te laten aanpassen. In deze zaak staan de kosten centraal. Bij e-mails van begin december heeft eiseres verzocht om een schriftelijke onthoudingsverklaring en betaling van € 750. Maar in e-mails van eind december vraagt eiseres om een schadevergoeding van € 313,54 en om € 2.500 aan advocaatkosten. Gedaagde betaalt alleen de €313,54 aan schadevergoeding.
Uitspraak ingezonden door Allard Ringnalda & Sven Klos, Klos cs.
A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht
Conclusie A-G HvJ EU 5 september 2024, IEF 22225; IEFbe 3778; ECLI:EU:C:2024:698 (Kwantum BV tegen Vitra Collections AG). Vitra Collections AG, een Zwitsers bedrijf dat designmeubelen produceert, claimt auteursrechten op de "Dining Sidechair Wood" (DSW), een stoel ontworpen door het Amerikaanse echtpaar Charles en Ray Eames. Kwantum Nederland BV en Kwantum België BV brachten een stoel op de markt onder de naam "Paris", waarvan Vitra stelt dat deze inbreuk maakt op hun auteursrechten. De rechtbank in Den Haag oordeelde aanvankelijk dat er geen inbreuk was [zie IEF 17352], maar het gerechtshof Den Haag vernietigde dit vonnis en oordeelde dat Kwantum wel inbreuk maakte op de auteursrechten van Vitra [zie IEF 19323]. Kwantum stelde in hoger beroep dat de reciprociteitsclausule van artikel 2 lid 7 van de Berner Conventie verkeerd was toegepast door het gerechtshof Den Haag. Vitra stelde daarentegen dat deze clausule helemaal niet van toepassing is. De Hoge Raad der Nederlanden legde prejudiciële vragen voor aan het Hof van Justitie van de EU over de toepasselijkheid van Unierecht en de reciprociteitsclausule uit de Berner Conventie [zie IEF 20984].
KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.
Rb. Den Haag 4 september 2024, IEF 22224; ECLI:NL:RBDHA:2024:13740 (F.Z.I. B.V. tegen KPS B.V.). FZI B.V. en KPS B.V. waren beide betrokken bij het online vakmedium Klantcontact.nl. In 2019 nam KPS de exploitatie over via een overnameovereenkomst. Na verloop van tijd introduceerde KPS het medium onder een nieuwe naam, Ziptone. Eind 2022 werd de domeinnaam klantcontact.nl terug overgedragen aan FZI. Dit leidde tot een geschil over het gebruik van de naam en intellectuele eigendomsrechten rondom het vakmedium. FZI vorderde onder meer een verklaring voor recht dat KPS inbreuk maakt op haar handelsnaam-, merk- en auteursrechten en eiste het staken van het gebruik van de termen 'Klantcontact' en 'Klantcontact.nl'. Daarnaast werd vergoeding van schade en doorhaling van KPS' Beneluxmerkregistraties geëist.
Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht
Hof Den Haag 3 september 2024, IEF 22223; ECLI:NL:GHDHA:2024:1530 (Verzoeker tegen H30). H30 is een stichting voor christelijk peuterwerk, kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs. Op Paarse Vrijdag, een jaarlijkse actiedag waarop leerlingen solidariteit met LHBTQIA+-ers kunnen tonen, heeft een docent-assistent op een middelbare school mondeling en fysiek duidelijk gemaakt dat de activiteiten van deze dag en homoseksualiteit niet te verenigen zijn met zijn geloof. Hierbij verwees hij naar Bijbelteksten en maakte hij een spuugbeweging naar de regenboogvlag. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen de docent-assistent en de school ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
In dit hoger beroep verzoekt de docent-assistent (hierna: verzoeker) deze beschikking te vernietigen en H30 te veroordelen tot onder andere herstel van de arbeidsovereenkomst. Het hof oordeelt dat de uitingen van verzoeker vallen onder de vrijheid van meningsuiting en godsdienst zoals beschermd door het EVRM. In dit geval is de sanctie van ontslag, die een inmenging vormt van de door verzoeker met een beroep op artikel 9 en 10 EVRM ingeroepen verdragsrechten, gerechtvaardigd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.
Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act
Per 1 augustus 2024 is de AI Act in werking getreden. De AI Act is een belangrijke stap van de Europese Commissie om een geharmoniseerd regelgevend kader te creëren voor kunstmatige intelligentie (AI) binnen de Europese Unie. De AI Act heeft als doel de interne markt beter te laten functioneren door een uniform wettelijk kader vast te stellen voor de ontwikkeling, het op de markt brengen, het in gebruik nemen en het gebruik van AI-systemen binnen de Europese Unie.
Wilt u meer weten over de AI Act, zoals de achtergrond, het toepassingsbereik en de kernprincipes én bent u ook benieuwd naar de invloed van de AI (Act) op IE-rechten? Op onze databank IE-C staat een uitgebreid inleidend commentaar op de AI Act. Het commentaar leest u hier.
Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations
In de recente zaak AGA Rangemaster v UK Innovations ([2024] EWHC 1727 (IPEC)) heeft de UK Intellectual Property Enterprise Court een belangrijke uitspraak gedaan die zowel merkenrecht als auteursrecht betreft. De zaak richtte zich op de verkoop van gereviseerde AGA-fornuizen door UK Innovations, waarbij AGA stelde dat hun handelsmerken waren geschonden en auteursrecht was geschonden door het gebruik van een ontwerptekening voor een bedieningspaneel. Hoewel de rechter instemde met de inbreuk op de handelsmerken, werd de auteursrechtelijke claim verworpen op grond van een wettelijke uitzondering.
Uitspraak ingezonden door Meyke Rietveld en Nina Dorenbosch, Bird & Bird.
‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC
RCC 7 augustus 2024, IEF 22220, RB 3851; 2024/00234 (Specsavers tegen Eye Wish). In deze zaak die voor de Reclame Code Commissie kwam heeft Specsavers geklaagd over een advertentie van Eye Wish Opticiens. Het gaat hierbij om uitingen waarin Eye Wish adverteert met de zin ‘2e bril cadeau’, en uitingen waar zij stapelkortingen aanbiedt. Een voorbeeld hiervan is dat Eye Wish een poster heeft met daarop ‘75% korting op je complete 3e bril, 50% korting op je complete 2e bril en 35% korting op je complete 1e bril’. De eerste categorie uitingen waar Specsavers bezwaar tegen maakt is volgens haar in strijd met de Nederlandse Reclame Code. De gemiddelde consument zal bij de uiting denken dat de 2e bril altijd gratis is, waarbij er geen beperkingen zijn aan uit welke typen en soorten brillen gekozen kan worden. Uit de actievoorwaarden, die alleen in de kleine lettertjes genoemd worden, blijkt echter wat anders. Over de stapelkorting vindt Specsavers ook een absolute claim waar te weinig nuancering in geboden wordt. Bij beide onderdelen wordt volgens Specsavers te weinig essentiële informatie gegeven die de consument nodig heeft.
Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?
Cour de cassation 5 juni 2024, IEF 22219, IEFbe 3775; Case C-412/24 (Fauré Le Page Paris SAS tegen Goyard ST-Honoré SAS). Een merk is nietig als deze tot misleiding van het publiek kan leiden, bijvoorbeeld ten aanzien van de aard, herkomst of hoedanigheid van de waren of diensten waar het merk betrekking op heeft (art. 4 lid 1 sub g Merkenrichtlijn). Maar wat als de misleiding in plaats daarvan ziet op eigenschappen van de merkhouder? Deze vraag speelt zich af in de zaak tussen Goyard ST-Honoré SAS (hierna: Goyard) en Fauré Le Page Paris SAS (hierna: Fauré). Fauré richt zich op de productie en verkoop van onder andere leren koffers en tassen. Hoewel zij in 2009 is opgericht, staat het door haar gebruikte merk geregistreerd als 'Fauré Le Page Paris 1717'. Deze naam suggereert dat Fauré de werkzaamheden voortzet van Maison Fauré Le Page, een bedrijf dat tot aan 1992 vergelijkbare producten verkocht onder vrijwel dezelfde naam. Het feit dat dit niet daadwerkelijk het geval is, maakt het merk van Fauré volgens Goyard misleidend. De rechter geeft Goyard, na doorverwijzing naar de cassatierechter, gelijk. Zij oordeelt dat de misleidende aard van een merk niet alleen beperkt hoeft te zijn tot de betrokken waren of diensten. Ook de eigenschappen van de merkhouder, zoals het jaar van oprichting, kunnen een rol spelen. Dergelijke eigenschappen kunnen namelijk het koopgedrag van consumenten beïnvloeden, vooral in sectoren voor luxegoederen (consumenten hechten waarde aan ervaring). Fauré stelt dat de uitspraak in strijd is met de Emanuel uitspraak van het Europese Hof: daarin beperkt het Hof zich voor haar oordeel over misleiding wel degelijk tot de betrokken waren en diensten. Fauré gaat dan ook in cassatie; op aanbevelen van de Advocaat-Generaal dient de cassatierechter een aantal prejudiciële vragen in bij het Hof:
Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen
Op 29 juli 2024 is de Europese Commissie een openbare raadpleging gestart om directe input van belanghebbende partijen te verzamelen voor de voorbereiding van de toekomstige communicatie- en promotiecampagne van de Commissie met betrekking tot ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen. Daarnaast is de openbare raadpleging ook bedoeld om de Commissie te ondersteunen bij het beter afstemmen van het internationale beleid van de Unie op het gebied van geografische aanduidingen voor ambachtelijke en industriële producten.
De verzamelde informatie zal de Commissie helpen het huidige en toekomstige internationale beleid inzake ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen ten aanzien van niet-EU-landen vorm te geven in verband met afgeronde, lopende en toekomstige internationale onderhandelingen.
Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk
Kan het gebruik van generatieve AI-systemen een auteursrechtelijk beschermd werk opleveren? Twee jaar na de introductie van Dall-E en ChatGPT begint zich enige jurisprudentie te vormen. Daarbij is de kernvraag of het aansturen van dergelijke systemen door middel van prompts (instructies) voldoende is om de output als ‘werk’ te kwalificeren. Dit artikel gaat, mede aan de hand van de vroegste rechtspraak in de Verenigde Staten, China en Europa, dieper in op deze lastige kwestie.