IEF 22170
1 augustus 2024
Uitspraak

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

 
IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 15726

Midi-files, rusten daar naburige rechten, auteursrechten en databankrechten op?

Bijdrage ingezonden door Mauritz Kop, MusicaJuridica. Ja, onder omstandigheden wel. Midi is een vreemde eend in de bijt. Het auteursrecht is niet altijd even goed toegerust op moderne verschijningsvormen van compositie en geluid. Bij de totstandkoming van de Wet op de naburige rechten was het midi protocol (Musical Instrument Digital Interface) nog niet courant en bij de totstandkoming van de Auteurswet was midi nog niet uitgevonden. Ook in de Parlementaire Geschiedenis of de Memorie van Toelichting bij deze wetten worden midi-files als zodanig niet genoemd. In de Auteursrechtrichtlijn worden ze evenmin bij name genoemd.

Midi is vanuit het perspectief van audio een vreemde eend in de bijt waardoor het gevaar bestaat dat het in juridisch opzicht tussen wal en schip valt. Rechters moeten in voorkomende gevallen een oordeel vellen over de juridische kwalificatie van midi-bestanden. Met name waar het gaat om auteursrechten, naburige rechten en databankrechten.

Lees de gehele bijdrage op MuziekenRecht.nl: long read.

IEF 15725

Geen merk voor Cola flesje

Bijdrage ingezonden door Chiever. Coca-Cola is er niet in geslaagd de nieuwe vorm van het colaflesje in Europa als merk te beschermen. Op 24 februari 2016 bepaalde het Europese Gerecht dat deze vorm niet onderscheidend is. Daarmee bevestigt het Gerecht de eerdere uitspraak van de Board of Appeal in 2014.

Niet onderscheidend Coca-Cola beschouwt het nieuwe, gladde flesje als de ‘natural evolution’ van zijn iconische fles met de kenmerkende ribbels. Volgens het bedrijf herkent de Europese consument Coca-Cola aan deze vorm. Echter, het Gerecht meent dat het cola-flesje zich niet onderscheidt van andere op de markt aanwezige flessen.

Marktonderzoek In een poging de registratie alsnog geaccepteerd te krijgen had Coca-Cola marktonderzoek laten verrichten in 10 Europese landen. Hiermee hoopte het bedrijf aan te tonen dat de vorm van de fles was ingeburgerd en dat de Europese consument het flesje zou herkennen als afkomstig van Coca-Cola.

Bewijs in 10 landen onvoldoende Echter, ondanks het feit dat het marktonderzoek aantoont dat het flesje door een groot deel van de respondenten herkend wordt, is dit volgens het Gerecht onvoldoende om aan te nemen dat de fles in de hele Europese Unie is ingeburgerd. De hele EU telt 28 landen en bewijs uit slechts 10 landen is dan onvoldoende.
 
Commentaar Chiever Helaas is het tegenwoordig bijna onmogelijk om 3D-merken te registreren. Vrijwel alles wordt (naar onze mening ten onrechte) afgewezen vanwege het ontbreken van onderscheidend vermogen. De enige mogelijkheid om zo'n merk toch geaccepteerd te krijgen is door het overleggen van Europees marktonderzoek, waaruit blijkt dat de consument de vorm als merk herkent.

In dit geval liet het marktonderzoek van Coca-Cola indrukwekkende cijfers zien: de herkenningsgraad in de 10 onderzochte landen varieerde tussen 48 % (Polen) en 79 % (Spanje). Het is dan ook spijtig dat het marktonderzoek niet in heel Europa is uitgevoerd. Als ook in de overige Europese landen herkenning was aangetoond - en dat is niet onwaarschijnlijk omdat het hier om een flesje gaat dat qua vormgeving dicht in de buurt komt bij het oude, wereldbekende cola-flesje - had Coca-Cola vermoedelijk zijn registratie wel gekregen.

IEF 15709

Dooronderhandelen en rectificeren van mededeling ongecontracteerde zorglevering

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 24 december 2015, IEF 15709; ECLI:NL:RBMNE:2015:9415 (Zuidoost Kliniek tegen Zilveren Kruis c.s.)
Mediarecht. Dooronderhandelen. Zuidoost Kliniek is een kleinschalige zelfstandige gynaecologische polikliniek in Amsterdam. De voorzieningenrechter gebiedt Zilveren Kruis met Zuidoost Kliniek op objectieve en transparante wijze verder te onderhandelen over een overeenkomst met omzetplafond voor 2016 ten aanzien van het volledige zorgaanbod zoals gecontracteerd in 2015 en hangende deze onderhandelingen de zorg die haar verzekerden bij Zuidoost Kliniek afnemen per zorgprestatie te vergoeden tegen de tarieven zoals die voor 2015 zijn overeengekomen. Zilveren Kruis moet haar mededelingen rectificeren dat er ongecontracteerd zorg wordt geleverd zowel op haar website als in een brief aan alle huisartsen in Amsterdam.

De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Zilveren Kruis met Zuidoost Kliniek op objectieve en transparante wijze verder te onderhandelen over een overeenkomst met omzetplafond voor 2016 ten aanzien van het volledige zorgaanbod van Zuidoost Kliniek zoals gecontracteerd in 2015 en hangende deze onderhandelingen de zorg die haar verzekerden bij Zuidoost Kliniek afnemen per zorgprestatie te vergoeden tegen de tarieven zoals die voor 2015 zijn overeengekomen,

5.2. gebiedt Zilveren Kruis binnen één werkdag na de datum van dit vonnis tot rectificatie van haar mededelingen over de door haar gepubliceerde gecontracteerde aanbieders als volgt:
het publiceren van de volgende tekst bovenaan de thuispagina’s van haar website(s) voor verzekerden en verwijzers op een duidelijke plek, per door Zilveren Kruis gehanteerde handelsnaam/label en in een leesbaar lettertype, en gedurende twee maanden gepubliceerd te houden:
“[Label van Zilveren Kruis] heeft eerder gecommuniceerd dat zij de Zuidoost Kliniek, die in Amsterdam Zuidoost gynaecologische zorg levert, niet heeft gecontracteerd. Door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland is in zijn uitspraak van
24 december 2015 bepaald dat [label van Zilveren Kruis] verder moet onderhandelen met Zuidoost Kliniek over een contract betreffende 2016 en hangende deze onderhandelingen de zorg die haar verzekerden bij Zuidoost Kliniek afnemen moet blijven vergoeden.”
“[Label van Zilveren Kruis] en Zuidoost Kliniek zijn met inachtneming van de instructies van de voorzieningenrechter in overleg over het alsnog sluiten van een overeenkomst voor 2016. In afwachting van het afronden van deze onderhandelingen kunt u voor gynaecologische zorg bij Zuidoost Kliniek terecht, ook in 2016.”
IEF 15724

Verbod uitlatingen wegens zwaarwegend belang om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten 9 april 2014, IEF 15724; ECLI:NL:OGEAM:2014:5 (eisers tegen gedaagde)
Verbod uitlatingen. Rectificatie. Gedaagde heeft uitlatingen verspreid met de suggestie dat eisers zich schuldig maken aan fraude, corruptie of oplichting. Het Gerecht verbiedt gedaagde om dergelijke uitlatingen te verspreiden. Het belang van gedaagde om misstanden aan de kaak te stellen dient te worden gerelativeerd tegenover het zwaarwegende belang van eisers om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan hun integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam. De gevraagde rectificatie heeft een te ruime strekking om te kunnen worden toegewezen.

4.15 [Gedaagde] heeft zich als klokkenluider gepresenteerd, die samen met vele anderen in internationaal verband misstanden aan de kaak stelt ter bescherming van gedupeerde derden of ter waarschuwing van derden. Of zijn beweegreden inderdaad strekt tot bescherming van derden is in geschil: volgens [eisers] betreffen de uitlatingen van [gedaagde] niets anders dan een hetze naar aanleiding van een door [eiseres sub 1] aangespannen geding tegen [vennootschap]. Het Gerecht constateert dat zowel de organisatie waarvan [gedaagde] stelt deel uit te maken als de activiteiten daarvan in nevelen zijn gehuld. Wie die andere leden van de groep zijn en welke andere misstanden door Victims for Justice worden aangepakt is op geen enkele manier uit de doeken gedaan. Daarmee heeft het er thans alle schijn van dat het slechts [gedaagde] betreft die ageert tegen niemand anders dan [eisers]. De rol van klokkenluider lijkt dan ook vooralsnog ondergeschikt te zijn aan de wens om ‘terug te slaan’ naar [eisers] uit onvrede over de zakelijke ervaringen en geschillen die [gedaagde] als bestuurder van [vennootschap] met [eiseres sub 1] heeft en waarover nog een procedure aanhangig is. Dat maakt dat het belang van [gedaagde] in zoverre dient te worden gerelativeerd tegenover het zwaarwegende belang van [eisers] om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan hun integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam. Deze laatste belangen hebben thans dan ook zwaarder te wegen. Dat de reeds geleden of nog te lijden schade daarbij nog niet is uitgewerkt of nader onderbouwd doet daaraan in dit  kader niet af. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde], die zich blijkens onweersproken mededelingen ter zitting onlangs tot de politie heeft gewend in verband met de verdenking dat zijdens [eisers] een moordaanslag op hem wordt voorbereid, hetgeen door [eisers] als absurd van de hand wordt gewezen, niet voornemens is om eigener beweging met het publiekelijk uiten van beschuldigingen te stoppen.

4.16 Het Gerecht ziet in vorenstaande voldoende aanleiding voor het gevraagde verbod voor [gedaagde] om uitlatingen te verspreiden met de suggestie dat [eisers] zich schuldig maken aan fraude, corruptie of oplichting en om daaraan een dwangsom te verbinden, zij het dat deze dient te worden gematigd en gemaximeerd als hierna te bepalen.

4.17 Voor de vraag of er een rectificatie dient te worden bevolen ligt het evenwel anders. De gevraagde rectificatie slaat op alle uitlatingen die [gedaagde] heeft gedaan in de e-mailberichten. Deze vordering heeft een te ruime strekking om te worden toegewezen, gelet op vorenstaande overwegingen en het grote aantal beweringen dat in deze e-mailberichten is gedaan. Een rectificatie van een selectie van uitlatingen is thans bezwaarlijk te maken, waarbij niet alleen voorgaande overwegingen een rol spelen maar ook de onzekere uitkomst van de bodemprocedure, waarop hiervoor slechts op basis van hetgeen thans over en weer per beschuldiging is aangevoerd is vooruitgelopen. (…)

IEF 15723

Tweede pandrecht op glazenknikkeroctrooi is niet zodanig meer waard dat octrooi overgedragen wordt

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 februari 2016, IEF 15723; ECLI:NL:RBDHA:2016:1626 (Ceraglass Patenten)
Pandrecht op octrooi. Tevens verzoek 3:251 BW tot op afwijkende wijze (niet-openbare) verkoop. Uitspraak in de vorm van een vonnis alsmede een beschikking. Eiser heeft een geldbedrag geleend en daarvoor een pandrecht bedongen op octrooien voor, eenvoudig gezegd, produceren van een knikker met daarin een figuurtje. Ceraglass betwist terecht dat de waarde van de vordering hoger is dan de waarde van de octrooien en onderbouwt dat met een oordeel van een onafhankelijke deskundige. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het op naam van verzoeker/eiser stellen van octooien af. Dat het eerdere pandrecht van VA Banque Management verjaard is, vanwege het constitutieve karakter van zo'n vaststelling tegenover het voorlopig karakter van het kort geding. Dat wordt eveneens afwezen.

4.2. Ingeval een pand wordt uitgewonnen geldt volgens artikel 3:250 BW als hoofdregel dat dit gebeurt door middel van een openbare verkoop. Op grond van artikel 3:251 BW is een afwijkende wijze van verkoop, na toetsing door de voorzieningenrechter, echter mogelijk. Tot de mogelijkheden behoort tevens het verlenen van toestemming door de voorzieningenrechter voor het verblijven van het pand aan de pandhouder, zoals [verzoeker/eiser] kennelijk wenst. Dit betekent evenwel dat daarvoor een prijs dient te worden vastgesteld. Aangezien [verzoeker/eiser] de Octrooien in eigendom wenst te verkrijgen tegen kwijtschelding van de schuld, kan de voorzieningenrechter een verzoek om toepassing van deze mogelijkheid slechts toewijzen indien in voldoende mate vast staat dat een reële koopprijs van de Octrooien gelijk of minder is dan de lening die onderwerp is van het pand. Anders zou de pandhouder immers meer krijgen dan waar hij recht op heeft.
4.3. Ceraglass betwist dat de waarde van de vordering van [verzoeker/eiser] op Ceraglass hoger is dan de waarde van de Octrooien, of daaraan gelijk is. Dit ongeacht de exacte hoogte van die vordering, waarover partijen eveneens van mening verschillen. De waarde van de Octrooien ligt volgens Ceraglass drie- tot viermaal hoger dan de waarde van de vordering van [verzoeker/eiser] .
4.4. De voorzieningenrechter stelt vast dat geen van partijen de door hem/haar gestelde waarde van de Octrooien heeft onderbouwd met een oordeel van een onafhankelijke deskundige. Hierbij zij opgemerkt dat het in de eerste plaats aan [verzoeker/eiser] is om de waarde van de Octrooien deugdelijk te onderbouwen. Hij wenst immers afwijking van de hoofdregel dat executoriale verkoop dient plaats te vinden bij uitwinning van het pandrecht. Bovendien kan hij bij die verkoop ook zelf mee bieden. Zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit geding zich niet leent, kan daarom deze waarde niet deugdelijk worden vastgesteld. Onder die omstandigheden kan de voorzieningenrechter niet tot het oordeel komen dat de vordering van [verzoeker/eiser] hoger is dan de waarde van het onderpand, of daaraan minst genomen gelijk is. Daarbij kunnen de door Ceraglass gevoerde verweren ter zake de hoogte van die vordering onbesproken blijven.
IEF 15722

Gemiddelde aandacht voor springend beestenmerk bij aankoop van sportschoenen

Gerecht EU 25 februari 2016, IEF 15722; T-692/14; ECLI:EU:T:2016:99 (Puma tegen Sinda Poland)
Merkenrecht. Bekend merk. Sinda heeft een beeldmerk bestaand uit een springend beest geregistreerd. Puma heeft zonder succes oppositie gevoerd met een beroep op haar beeldmerken van een springende katachtige. Het OHIM heeft ten onrechte geoordeeld dat gemiddelde consument waarschijnlijk meer dan gemiddeld aandachtig is bij de aankoop van sportschoenen. Het Gerecht vernietigt deze beslissing en veroordeelt partijen in de helft van de kosten van Puma.

25      S’agissant des produits relevant de la classe 25 désignés par la marque demandée, soit les « chaussures, chaussures de sport », qui sont incluses dans les produits relevant de la même classe désignés par les marques antérieures, il y a lieu de relever que ce sont des biens de grande consommation, dont les caractéristiques objectives n’impliquent pas que le consommateur moyen fasse un examen particulièrement attentif lors de leur achat. En outre, le prix ne constitue pas une caractéristique objective des chaussures et chaussures de sport au sens de la jurisprudence citée au point 24 ci-dessus, car il peut varier dans le temps et suivant la volonté des titulaires des marques en conflit. Dès lors, il y a lieu de retenir que le niveau d’attention du public pertinent doit être considéré comme moyen.
26      Dès lors, la chambre de recours a commis une erreur en concluant que le consommateur moyen était susceptible d’être plus attentif.
IEF 15721

HvJ EU: Sponsorlogo's in andere programma's tellen wel, maar zwarte seconden tellen niet mee in maximumreclamezendtijd per klokuur

HvJ EU 17 februari 2016, IEF 15720; C-314/14; ECLI:EU:C:2016:89 (Sanoma - Nelonen Media)
Mediarecht. Zie eerder: IEF 14233. Richtlijn 2010/13/EU. Artikel 19, lid 1. Scheiding van de televisiereclame en de programma’s. Opgedeeld scherm - Artikel 23, leden 1 en 2 - Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20% per klokuur - Sponsorboodschappen - Andere verwijzingen naar een sponsor - ‚Zwarte seconden’. Het HvJ EU antwoordt:

1) Artikel 19, lid 1, van [richtlijn audiovisuele mediadiensten 2010/13/EU], moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch middel, mits een dergelijk middel om te scheiden – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren – op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

2) Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, zoals die in het hoofdgeding, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

3) Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2010/13 moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, niet alleen dat het zich er niet tegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook dat het gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

Gestelde vragen IEF 14233:

1) Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm noch daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

 

2) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan de gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als ‚reclamespots’ in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moeten worden meegerekend?

 

3) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip ‚reclamespots’ in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel ‚mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen’ ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de ‚zwarte seconden’ tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?

IEF 15719

Eivormige lippenbalsem is geldig, bolvormig model ongeldig

OHIM Invalidity Division 17 februari 2016, IEF 15719 (JPMC tegen EosProduct-Ei-vorminge lippenbalsem) en (Bolvorminge lippenbalsem)
Modellenrecht. Beslissing ingezonden door Margot van Gerwen, Wim Maas en Ilse Werts, TaylorWessing. Zie eerder IEF 15088/ IEFbe 1425. Het gaat in beide zaken over de nietigheid van twee geregistreerde gemeenschapsmodellen, namelijk een eivormige lippenbalsem en een bolvormige lippenbalsem. Het OHIM wijst de aanvraag tot nietigverklaring van het eivormige model af. Het OHIM wijst de aanvraag tot nietigverklaring van het bolvormige model toe en verklaart het gemeenschapsmodel ongeldig.

De eivormige lippenbalsem:

CONCLUSION
The facts and evidence submitted by the applicant do not support the grounds for invalidity under Article 25(1)(b) CDR; therefore, the application is rejected.

De bolvormige lippenbalsem:

CONCLUSION
The facts and evidence provided by the applicant support the grounds for invalidity under Article 25(1)(b) in conjunction with Articles 6 CDR; therefore, the application is upheld and the RCD is declared invalid.

IEF 15720

Onrechtmatige uiting directeur IND jegens Eritrese tolken

Vrz. Rechtbank Amsterdam 24 februari 2016, IEF 15720 (Tolken tegen IND)
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan Advocaten. Onrechtmatige publicatie. Eisers zijn afkomstig uit Eritrea en werkzaam als tolk voor de IND. De directeur van IND heeft in NRC Handelsblad de uitspraak gedaan dat eisers zijn weggestuurd bij de IND, omdat zij banden zouden hebben met het regime van Eritrea. De uitlating van de directeur van de IND vindt onvoldoende steun in de feiten en wordt onrechtmatig geacht. Niettemin zal de vordering tot rectificatie worden afgewezen, omdat dit meer verwarring zou zaaien dan zou rechtzetten. Eisers zijn daarnaast voldoende gerehabiliteerd, doordat zij in de toekomst naar dit vonnis kunnen verwijzen.

4.4 "Een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime” is inderdaad niet hetzelfde als "banden met het regime". "Banden met het regime” duidt op daadwerkelijke betrokkenheid, terwijl volgens het rapport van de IND en de daarop gebaseerde brieven 'slechts’ sprake is van de (sterke) schijn van betrokkenheid. In zoverre vindt de uitlating van gedaagde onvoldoende steun in de feiten en wordt deze onrechtmatig geacht jegens eisers. Gedaagde (dan wel de IND) kunnen hierop worden aangesproken, omdat uit de onder 2.13 geciteerde e-mailcorrespondentie volgt en ook niet door de IND is weersproken dat gedaagde en zijn woordvoerder de tekst van het interview van tevoren onder ogen hebben gekregen en hebben goedgekeurd. Gedaagde heeft daarmee de bewoordingen in het interview tot de zijne gemaakt. Dit laatste geldt overigens niet voor de zinsnede "Dat vond ik heel erg”, omdat die (volgens de verklaring van de IND ter zitting) niet voorkwam in de door de IND goedgekeurde concepttekst.

4.5 Niettemin zal de vordering tot rectificatie worden afgewezen. Wil een eventuele rectificatie een juist beeld geven, dan zal daarin niet alleen moeten staan dat de IND in het interview ten onrechte heeft beaamd dat eisers banden hebben met het regime in Eritrea, maar ook dat de IND is gebleken van een sterke schijn van betrokkenheid van eisers bij het regime. En dergelijke rectificatie zou bijna vijf maanden na publicatie van het interview meer verwarring zaaien dan rechtzetten. Daarbij is van belang - en wordt hier nog eens met zoveel woorden vermeld - dat de IND ter zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat uit de onderzoeken niet naar voren is gekomen dat eisers banden hebben met het Eritrese regime, noch dat zij in concrete gevallen informatie hebben doorgespeeld aan dat regime, of dat zij anderszins in de uitoefening van hun functie als tolk niet integer zouden hebben gehandeld. Eisers kunnen de beschuldiging dat zij banden hebben met het regime in de toekomst dan ook weerleggen door naar dit vonnis te verwijzen, waarmee zij voorshands voldoende zijn 'gerehabiliteerd'.
IEF 15718

Desir maakt inbreuk op IE-rechten Noosa

Rechtbank Den Haag 24 februari 2016, IEF 15718; ECLI:NL:RBDHA:2016:1831 (Noosa tegen Desir)
Uitspraak ingezonden door Marlou van de Braak, HOYNG ROKH MONEGIER. Auteursrecht. Modelrecht. Merkenrecht. Noosa houdt zich bezig met het ontwerp, de productie en de verhandeling van sieraden en modeaccessoires. De riemen en armbanden worden gekenmerkt door zogenaamde chunk drukkers. Desir biedt tevens riemen en armbanden aan waar drukkers op kunnen worden geplaatst. De rechtbank beveelt Desir om iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel brede riem en enkele armband van Noosa in de Europese Unie te staken. Hetzelfde geldt voor inbreuk op de auteursrechten van Noosa op haar dubbele armband en smalle riem in Nederland en de inbreuk op het Gemeenschapswoordmerk CHUNK van Noosa in de Europese Unie. Tevens zal Desir een rectificatie op haar website moeten plaatsen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering tot nietigverklaring dan wel vervallenverklaring van de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK voor andere (niet EU-)landen. Daarnaast verklaart de rechtbank het Beneluxwoordmerk CHUNK, het Gemeenschapswoordmerk CHUNK en de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK voor zover geldig voor de Europese Unie vervallen voor de drukknopen.

6.1 Beveelt Desir om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmodel brede riem (001250088-0001) en het Gemeenschapsmodel enkele armband (001259378-000 1) van Noosa  in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden;

6.2 beveelt Desir om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van Noosa op haar dubbele armband en smalle riem in Nederland te staken en gestaakt te houden;

6.3. beveelt Desir om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapswoordmerk CHUNK (011681525) van Noosa in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden;

6.8. beveelt Desir om binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis op haar website www.desir.nl en alle subsites (“landensites”) hiervan, gedurende vier weken onafgebroken de volgende tekst te plaatsen, volledig zichtbaar bij opening van de website, zonder dat de bezoeker daarvoor dient te scrollen, in een goed leesbaar zwart lettertype met lettergrootte 12, op een neutrale, contrasterende achtergrond, conform goed drukkersgebruik, het logo van Desir bevattend, niet voorzien van enige aanvulling, wijziging of commentaar: (…)

6.16. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering tot nietigverklaring dan wel vervallenverklaring van de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK, geregistreerd op 28juni 2012 onder nummer 1142072, voor zover dit gelding heeft in Noorwegen, Zweden, Turkije, Australië en de Verenigde Staten van Amerika;

6.17. verklaart vervallen het Beneluxwoordmerk CHUNK ingeschreven op 7 maart 2014 onder nummer 1239138, het Beneluxwoordmerk CHUNK ingeschreven op 26 maart 2013 onder nummer 0935137, het Gemeenschapswoordrnerk CHUNK ingeschreven op 22 augustus 2013 onder nummer 011681525 en de internationale merkregistratie voor het woordmerk CHUNK, geregistreerd op 28 juni 2012 onder nummer 1142072, voor zover geldig voor de Europese Unie, ieder van deze merken uitsluitend voor de waar “drukknopen”.

Lees de uitspraak hier (pdf/html)