IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 22173
1 augustus 2024
Uitspraak

Uitzending Noordkaap onrechtmatig

 
IEF 22170
1 augustus 2024
Uitspraak

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

 
IEF 15353

Verschillen bij vloerlampen beperkt maar te opvallend

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 oktober 2015, IEF 15353 (Quattro tegen Monline en Besselink)
Uitspraak ingezonden door Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Reeskamp. Auteursrecht. Dick van Hoff ontwerpt een serie lampen voor Quattro waaronder de vloerlamp "Swivel Floor". Monline biedt de vloerlamp "Grant" aan die door ontwerper Besselink is geleverd. De lampen hebben beide een zwart metalen frame dat is voorzien van poedercoating met twee bochten en een stoffen kap. De voorzieningenrechter stelt dat er creatieve keuze's zijn gemaakt bij de "Swivel Floor" zoals de driepotige voet met daartussen de opvallende "druppels" van grijs beton en de vormgeving van de scharnier waarmee de lampenkap bevestigd is, waardoor het auteursrechtelijk beschermd is. Bij vergelijking van de totaalindrukken zijn op het punt van de beschermde elementen bij de "Grant" andere keuzes gemaakt dan bij "Swivel Floor". De verschillen zijn beperkt maar wel opvallend, dus is er geen sprake van inbreuk. Geen verwarringsgevaar, dus geen slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. 

4.4. (...) Wel oorspronkelijk en het persoonlijk stempel van de ontwerper dragend zijn de driepotige voet met daartussen de opvallende "druppels" van grijs beton en de vormgeving van de scharnier waarmee de lampenkap aan het frame is bevestigd. In zoverre komt aan de Swivel Floor auteursrechtelijke bescherming toe.

4.5. Bij vergelijking van de totaalindrukken van beide lampen valt bij de Swivel Floor voornoemde voet op, het scharnier waarmee de lampenkap aan het frame is bevestigd en de veelheid van standen waarin het frame en de kap van de Swivel Floor kunnen worden gezet. Juist op het punt van de beschermde elementen van de Swivel Floor zijn ten aanzien van de Grant andere keuzes gemaakt en wel voor veel voorkomende vormen. Daarom springen de verschillen met de Swivel Floor in het oog. Hoewel de meegewogen verschillen in aantal slechts beperkt zijn, zijn ze wel zodanig opvallen dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de vormgeving van de vloerlamp Grant, bij vergelijking van de totaalindrukken, geen inbreuk maakt op het auteursrecht op het ontwerp van de Swivel Floor. Op de primaire grondslag kunnen de vorderingen van Quattro dan ook niet slagen.

4.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er ook geen sprake van slaafse nabootsing. Het scharnier van de lampenkap maar vooral de opvallende voet en de veelheid van standen waarin de kap en het bovenste deel van het frame van de Swivel Floor kunnen worden gezet, staan in de weg aan gevaar voor verwarring met de vloerlamp Grant. Dat betekent dat de vorderingen ook op subsidiaire grondslag niet kunnen worden toegewezen.
IEF 15352

HvJ EU: Verwarring door overnemen oude lettercombinatie in jonger merk met toevoeging beschrijvende woordcombinatie

HvJ EU 22 oktober 2015, IEF 15352; C-20/14; ECLI:EU:C:2015:714 (BGW)
Zie eerder: IEF 13594. Jonger merk [BGW Bundesverband der deutschen Gesundheitswirtschaft] bestaande uit nevenschikking van een lettercombinatie die het woordelement van het oudere merk [BGW Beratungs‑Gesellschaft Wirtschaft mbH] overneemt en een combinatie van woorden waarvan de beginletters de letters van de lettercombinatie herhalen. Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 4, lid 1, onder b), van [merkenrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat er in geval van dezelfde en soortgelijke waren en diensten bij het relevante publiek sprake kan zijn van gevaar voor verwarring van een ouder merk, bestaande uit een lettercombinatie met onderscheidend vermogen, die het dominerende bestanddeel van dat merk met een gemiddeld onderscheidend vermogen vormt, met een jonger merk dat die lettercombinatie overneemt met toevoeging van een beschrijvende woordcombinatie die bestaat uit woorden waarvan de beginletters overeenkomen met de letters van de woorden van die combinatie, zodat zij door dat publiek wordt waargenomen als de afkorting van die woordcombinatie.

 

Op andere blogs:
IPKat

IEF 15351

Rechtbank Den Haag exclusief bevoegd bij inbreuk op merklicentierechten

Rechtbank Den Haag 30 september 2015, IEF 15351; ECLI:NL:RBDHA:2015:12073 (Underwear tegen Overseas Logistics Europe)
Gemeenschapsmerken. Bevoegdheid. Underwear vordert een verklaring voor recht dat OLE jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede staking van Gemeenschapsmerkrechtinbreuk. OLE vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, omdat het niet zou gaan om IE-inbreuk, maar om een geschil over nakoming van een overeenkomst waarbij zij geen partij is. De bij dagvaarding verweten handelingen hebben betrekking op het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren voorzien van Gemeenschapsmerken en ook de gestelde onrechtmatige daad gaat over inbreuk op de merklicentierechten. Gelet op deze grondslag, is de rechtbank Den Haag exclusief bevoegd om van de vordering kennis te nemen. De incidentele vordering wordt afgewezen.

4.1. De door Underwear bij dagvaarding aan OLE verweten handelingen hebben betrekking op het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren voorzien van de Gemeenschapsmerken in strijd met de aan de houder van een Gemeenschapsmerk voorbehouden handelingen, zoals bepaald in artikel 9 GMVo. Op grond daarvan vordert Underwear onder meer een merkinbreukverbod. Ook de gestelde onrechtmatige daad van OLE bestaat er uit dat inbreuk wordt gemaakt op de merklicentierechten van Underwear. Gelet op deze grondslag, is er sprake van een vordering in de zin van artikel 96 aanhef en onder a GMVo. Aangezien OLE in Nederland is gevestigd, is de rechtbank Den Haag op grond van artikel 96 juncto 97 lid 1 van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk in verbinding met artikel 3 Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk exclusief bevoegd om van de vordering van Underwear kennis te nemen. De verweren van OLE, waaronder die met betrekking tot de rol van High Hope en van Transport & Customs Trading B.V. en de vraag of OLE merkinbreuk maakt, doen niet af aan de internationale en relatieve bevoegdheid van deze rechtbank en dienen in de hoofdzaak aan de orde te worden gesteld.

4.2. Slotsom van het voorgaande is dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
IEF 15350

Tweemaal de gebruiksvergoeding, toch niet exorbitant hoog

Ktr. Rechtbank Gelderland 30 september 2015, IEF 15350 (Uipkes Houten Vloeren tegen Knulst)

Uitspraak ingezonden door Carst Teiwes, Berntsen Mulder Advocaten. Auteursrecht. Uipkes legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Knulst zonder toestemming van haar diverse auteursrechtelijk beschermde foto's op de voor het publiek toegankelijke website van Knulst heeft geplaatst. Knulst erkent dat de foto's van Uipkes zijn gebruikt voor haar website en dat ze meteen zijn verwijderd, maar vindt de schadevergoeding exorbitant hoog. De kantonrechter oordeelt dat er auteursrechten zijn geschonden nu er geen uitdrukkelijke toestemming is gevraagd, ook al zijn de foto's direct verwijderd na ontvangst van de brief waarop Knulst wordt aangesproken. Uipkes lijdt schade die bestaat uit gebruiksvergoeding, verlies van exclusiviteit en aantasting van de concurrentiepositie. Er bestaat voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de gebruiksvergoeding. Schadevergoeding komt neer op 11.664 euro.
3.2. Niet is in geding dat Knulst c.s. de foto's van Uipkes in geding heft geplaatst op haar website. Nu zij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming heeft gevraagd aan Uipkes en zij die ook niet heeft verleend voor de foto's, heeft Knulst c.s. door het plaatsen ervan haar auteursrechten geschonden. Dat zij zich niet bewust was van een schending van die auteursrechten, doet daar niet aan af. Het moet immers voor risico van Knulst c.s. blijven dat zij handelt in strijd met de wettelijke bepalingen betreffende auteursrechten.

3.7. Vooropgesteld moet worden dat ervan uitgegaan moet worden dat Uipkes door de inbreuk op haar auteursrechten schade lijdt. De schade bestaat in ieder geval uit de gebruiksvergoeding. Daarnaast is sprake van verlies van exclusiviteit en daarmee een aantasting van de concurrentiepositie van Uipkes. De aard van de schade brengt met zich mee dat deze geschat mag worden. De door Uipkes gehanteerde systematiek is niet onredelijk, nu ingezien kan worden dat door de plaatsing van de foto's van Uipkes op de website van Knulst zonder toestemming verlies aan exclusiviteit optreedt en de concurrentiepositie van Uipkes wordt aangetast. Zou voor de schade worden uitgegaan van eenmaal de gebruiksvergoeding, dan komt daarmee niet tot uitdrukking dat Knulst c.s. inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Uipkes. In zoverre bestaat er dan ook voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de gebruiksvergoeding, zodat geoordeeld wordt dat ter zake van de schade een bedrag van 11.664,00 euro kan worden toegewezen.

  
IEF 15349

CvTA 3e kwartaalbericht 2015

CvTA, Kwartaalbericht 2015 - 3e kwartaal
1. Wetsvoorstel implementatie EU-Richtlijn Collectief Beheer naar Tweede Kamer
Op 1 juli is het wetsvoorstel voor implementatie van de EU-Richtlijn Collectief Beheer (Wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 34 243, nr.2) aan de Tweede Kamer aangeboden. Met de EU-Richtlijn wordt getracht de eisen aan het collectief beheer met betrekking tot de toegang, de transparantie, de governance en het toezicht hierop te harmoniseren tussen de lidstaten. Tevens beoogt de EU-Richtlijn het online gebruik op de interne markt in de EU te vergemakkelijken door het stellen van eisen aan de uitgifte van multiterritoriale licenties en het – onder voorwaarden - mogelijk maken van samenwerking tussen collectieve beheersorganisaties vanuit verschillende lidstaten. Het CvTA is van oordeel dat deze wet (die uiterlijk 10 april 2016 van kracht dient te zijn) een aanscherping inhoudt van de eisen waaraan de collectieve beheersorganisaties moeten voldoen en leidt tot een taakverzwaring van het toezicht.

2. Publicatie Toezichtrapport 2014 en advies aan staatssecretaris Dijkhoff
Op 30 september 2015 publiceerde het CvTA het rapport Toezicht op Collectief Beheer Auteurs- en naburige rechten 2014. In dit rapport zijn de resultaten van het toezicht op de 17 onder toezicht staande collectieve beheersorganisaties in het jaar 2014 opgenomen. Mede op basis van dit rapport adviseerde het CvTA de staatssecretaris Dijkhoff (Ministerie van Veiligheid en Justitie) over onder andere de situatie bij de Stichting Thuiskopie en de beheerskosten in de keten. Tevens adviseerde het CvTA over het wetsvoorstel voor implementatie van de EU-Richtlijn collectief beheer auteursrechten dat op 1 juli 2015 ter behandeling aan de Tweede Kamer is aangeboden.Ten slotte wees het CvTA de staatssecretaris, mede op basis van inmiddels 2 jaar ervaring met de nieuwe instrumenten van de Wet toezicht (van start gegaan op 1 juli 2013), op enkele aandachtspunten bij de wettelijke eisen voor het collectief beheer en het toezichtinstrumentarium. Het rapport, persbericht en de adviesbrief aan de staatssecretaris zijn te vinden op de website van het cvta: www.cvta.nl.

3. Aanwijzing Videma
Stichting Videma staat sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Wet Toezicht (1 juli 2013) onder toezicht van het
CvTA. Vanuit een historisch gegroeide situatie wordt het bestuur van de Stichting Videma gevormd door de aandeelhouders van Bureau Filmwerken BV. Deze vennootschap voert het collectief beheer in opdracht van de Stichting Videma uit conform een meerjarige dienstverleningsovereenkomst. Als gevolg van deze situatie zijn de rechthebbenden, de omroepen verenigd in de Stichting Gesloten Netwerken (SGN) en de Stichting GroepsTelevisie (STG) niet in het bestuur van de Sichting Videma vertegenwoordigd. Deze situatie voldoet niet aan de eisen van governance, zoals het CvTA deze in 2010 heeft geformuleerd. In 2013 is het CvTA een toezichttraject gestart met de betrokken partijen om de bestuurlijke organisatie in overeenstemming te brengen met deze eisen. Daartoe zijn partijen in 2014, na interventie van het CvTA, een traject van mediation ingeslagen. Een van de mogelijke oplossingen betrof overname van de vennootschap door beide stichtingen van rechthebbenden. Na uitvoerig overleg, onderzoek en onderhandeling tussen de betrokken partijen bleek medio 2015 nog geen definitief resultaat te zijn bereikt. Dit was voor het College aanleiding om in augustus 2015 de Stichting Videma een aanwijzing te geven de bestuursstructuur zodanig te wijzigen dat zeggenschap van de rechthebbenden in het bestuur van Videma is geborgd. Videma is in de gelegenheid gesteld in een periode van 3 maanden uitvoering te geven aan de aanwijzing. Videma is in september 2015 tegen het besluit totaanwijzing in bezwaar gegaan en de eerder beoogde overname van Bureau Filmwerken BV gaat vooralsnog definitief niet door.

4. Klacht over tarieven voor muziek in bars van poppodia
De Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF) diende in juli 2015 een klacht in bij CvTA over het opzegging van het contract door Sena, waarbij de leden van VNPF werden geconfronteerd met een aanzienlijke tariefsverhoging voor het ten gehore brengen van muziek in de bars van de poppodia. Omdat het moment van opzeggen van het contract (per 31 december 2012) lag voor het ingaan van de nieuwe Wet toezicht (per 1 juli 2013) beschouwt het CvTA dit niet als een bestuursbesluit tot eenzijdige tariefsverhoging dat aan het CvTA ter goedkeuring diende te worden voorgelegd. Het CvTA verwees het VNPF naar de Geschillencommissie Auteursrechten Zakelijk.

5. Kortingsregeling Buma voor muziektarieven voor poppodia en evenementen
Na advies van het CvTA om de kortingsregeling voor muziektarieven voor poppodia en evenementen te herzien (zie ook kwartaalbericht 2e kwartaal 2015) heeft Buma uitstel verkregen van het CvTA tot 1 december 2015 om een nieuwe regeling te ontwikkelen.
IEF 15348

Annotatie Hugenholtz bij arrest Norma/NLKabel

P.B. Hugenholtz, Annotatie bij Hoge Raad 28 maart 2014, in: NJ, 2015-42, nr. 365, p. 4822-4825 (Norma/NLKabel)
Bijdrage ingezonden door P.B. Hugenholtz, IViR. Zie eerder IEF 13696. Auteursrecht. Dit arrest heeft in de Nederlandse IE-wereld veel stof doen opwaaien. Norma is de rechtenorganisatie van uitvoerende kunstenaars (voornamelijk musici en acteurs). NLKabel is de brancheorganisatie van kabelexploitanten, zoals Ziggo, Delta en UPC, de overige verweerders in deze zaak. De centrale vraag in deze langlopende procedure is of de kabelexploitanten toestemming van Norma nodig hebben voor de distributie per kabel van de radio- en televisieprogramma’s van de Nederlandse omroepen.
Lees verder

IEF 15347

Publieke afvalbakken zijn auteursrechtelijk beschermd

Rechtbank Den Haag 14 oktober 2015, IEF 15347; ECLI:NL:RBDHA:2015:11853 (Afvalbakken)
Auteursrecht. Modelrecht. Eisers zijn metaalbedrijven en ontwerpen, produceren en distribueren afvalbakken bestemd voor de publieke ruimte samen met WTL. Eiser is houder van Gemeenschapsmodel op de afvalbakken Trio Buizerd en Reiger. Gedaagde moet iedere inbreuk op bestaande en toekomstige model- en auteursrechten staken. Zowel de Reiger als de Trio Buizerd zijn auteursrechtelijk beschermd. Bij de ontwerpen van de Reiger zijn creatieve keuze's gemaakt. Bij de Trio Buizerd zijn sommige elementen technisch bepaald, maar niet in overwegende mate aanwezig. Het vermoeden van ontlening op basis van overeenkomende totaalindrukken wordt niet door gedaagde ontkracht, zodat auteursrechtinbreuk op de Reiger en de Trio Buizerd toewijsbaar is. Er is geen sprake van een onrechtmatige daad: Een derde had met wedeweten van WTL toegang tot de dropbox met tekeningen, gelden deze niet als knowhow.

4.14. Naar het oordeel van de rechtbank zijn bij het ontwerpen van de Reiger creatieve keuzes gemaakt zodat deze afvalbak een eigen intellectuele schepping is van de ontwerpers. De Reiger-bak heeft een gekromde bovenzijde (‘deksel’), gecombineerd met een vlakke (verticale) voorzijde. In die vlakke voorzijde bevindt zich de opening (al dan niet in tweeën verdeeld). Door deze combinatie van elementen ontstaat een karakteristieke vormgeving die doet denken aan een klassieke Engelse brievenbus, zoals [eiser c.s.] ook heeft betoogd. Een dergelijke combinatie van vormgevingselementen is niet gedicteerd door (louter dan wel hoofdzakelijk) technische overwegingen.

4.16. (...) Echter, in het verlengde van de stellingen van [eiser c.s.] ziet de rechtbank in de combinatie van de Reiger met de overige trekken van de Buizerd, te weten de aanwezigheid van drie bakken en drie vlakke stalen poten als scheiding tussen de bakken, het (licht) driehoekige zijaanzicht van de bakken, de zeshoekige bovenzijde met perforaties, en de open ruimte onder de bakken (in de gele versie als in r.o. 4.20. getoond) de vereiste eigen intellectuele schepping. Hoewel de keuze voor sommige van deze elementen mede technisch bepaald zal zijn, is dat niet uitsluitend of in overwegende mate het geval. In zoverre oordeelt de rechtbank dat de Trio Buizerd een nieuw oorspronkelijk werk is en auteursrechtelijke bescherming geniet.

4.21. Nu het vermoeden van ontlening op basis van de vastgestelde overeenkomende totaalindrukken is gegeven, en [gedaagde] dit vermoeden niet heeft ontkracht, concludeert de rechtbank dat [gedaagde] inbreuk (heeft ge)maakt op het auteursrecht van [eiser sub 3] met betrekking tot de Reiger en (een van de uitvoeringen van) de Trio Buizerd, zodat een verbod van auteursrechtinbreuk toewijsbaar is.

4.24. (...) Daarbij heeft [eiser c.s.] niet bestreden dat een derde (de heer [A] ) met medeweten van WTL toegang tot de dropbox met tekeningen had gekregen, zodat deze in zoverre niet meer kunnen gelden als geheime know-how. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen. 
IEF 15346

Hogere voorziening: De onjuiste toepassing van 'betrokken sector' in het modellenrecht

Hogere voorziening ingesteld bij HvJ EU 11 juli 2015, IEF 15346; zaak C-361/15P (Easy Sanitairy Solutions - Doucheafvoergoot)
Modellenrecht. De "betrokken sector" is niet beperkt tot die van de sector van het voortbrengsel van het model. De middelen en voornaamste argumenten tegen arrest van Gerecht EU [IEF 14958]:

Middel 1, Onderdeel a): Het Gerecht heeft artikel 25, lid 1, sub b), juncto artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/20021 geschonden door te overwegen en beslissen dat een ouder model dat is verwerkt in of toegepast op een ander voortbrengsel dan dat waarop een later model betrekking heeft, in beginsel relevant is voor de beoordeling van de nieuwheid, in de zin van artikel 5 van verordening nr. 6/2002, van dit latere model en dat de formulering van laatstgenoemd artikel zou uitsluiten dat een model als nieuw kan worden beschouwd wanneer een identiek model eerder voor het publiek beschikbaar is gesteld, ongeacht het voortbrengsel waarin dat oudere model is verwerkt of waarop het is toegepast. Het oordeel van het Gerecht dat de "betrokken sector" in de zin van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 6/2002 niet beperkt is tot die van het voortbrengsel waarin het litigieuze model zal worden verwerkt of waarop dit zal worden toegepast, is rechtens onjuist.

 

Onderdeel b): Het Gerecht heeft de artikelen 25, lid 1, onder b), juncto artikel 5 van verordening nr. 6/2002 geschonden door te overwegen en beslissen dat een gemeenschapsmodel niet als nieuw kan worden beschouwd in de zin van artikel 5, lid 1, van verordening nr. 6/2002 indien een identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de in die bepaling gestelde data, ook al zou dit oudere model worden verwerkt in of toegepast op een ander voortbrengsel dan het voortbrengsel of de voortbrengselen die uit hoofde van artikel 36, lid 2, van verordening nr. 6/2002 in de aanvrage zijn opgegeven.
Onderdeel c): Het Gerecht heeft artikel 10, artikel 19 en artikel 36, lid 6, van verordening nr. 6/2002 geschonden door te oordelen dat deze artikelen met zich brengen dat de houder van een ingeschreven modelrecht derden kan beletten het model waarvan hij houder is alsmede elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt zonder diens toestemming te gebruiken in alle types voortbrengselen.
Middel 2: Het Gerecht heeft door te overwegen zoals het heeft gedaan in de laatste zin van punt 137 van zijn beslissing de grenzen van de rechtmatigheidstoetsing overschreden en heeft aldus artikel 61 van verordening nr. 6/2002 geschonden.
IEF 15345

Geen voorbehoud gemaakt bij per post toegezonden foto-cd-roms

Rechtbank Utrecht 8 september 2010, IEF 15345; ECLI:NL:RBUTR:2010:5411 (fotograaf tegen Moooi)
Auteursrecht. Bewijs. Foto's. Contractenrecht. Na tussenvonnis [IEF 7851] dient gedaagde te bewijzen dat zij van Moooi (per post) cd-rom's heeft ontvangen zonder dat met betrekking tot het fotogebruik een voorbehoud is gemaakt. Gedaagde doet dit door twee getuigeverklaringen, daarmee wordt bewezen dat er geen inbreuk is gemaakt op de auteursrechten en evenmin onrechtmatig is gehandeld. De proceskosten van gedaagde (14.940,03 excl. BTW) worden gemaximaliseerd tot maximale bedrag voor eenvoudige bodemzaak zonder re- en dupliek tot €8.000.

3.2. Zoals de rechtbank onder punt 5.11. van haar tussenvonnis van 22 april 2009 (verder: het tussenvonnis) heeft overwogen, is voor de (juridische) beoordeling in de onderhavige zaak van belang op welke wijze [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in het bezit is gekomen van de cd-rom’s. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat in het geval komt vast te staan dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] de cd-rom’s van Moooi (per post) heeft ontvangen, zonder dat met betrekking tot het gebruik van de inhoud van die cd-rom’s (de foto’s) een voorbehoud is gemaakt, [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] die foto’s kon/mocht gebruiken ten behoeve van de verkoop van producten via internet. In het tussenvonnis heeft de rechtbank daarom onder 6.1. [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] opgedragen te bewijzen dat zij de cd-rom’s - waarop de door [eiser in hoofdzaak] gemaakte en auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn opgenomen - in het kader van haar handelsrelatie met Moooi rechtstreeks (per post) van Moooi heeft ontvangen en dat met betrekking tot het gebruik van de informatie op de cd-rom’s geen voorbehoud door Moooi is gemaakt.

3.4. [getuige 1] heeft - kort gezegd - verklaard dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] in het verleden producten van Moooi via internet heeft verkocht en dat in die tijd de cd-rom’s door Moooi per post naar [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegezonden. De juistheid van deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [A] . Zij heeft immers - samengevat - verklaard dat het meest waarschijnlijk is dat een medewerker van [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] met Moooi heeft gebeld met de vraag of zij promotiemateriaal mocht hebben en dat vervolgens de cd-rom’s door de verkoopafdeling van Moooi naar [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegestuurd. Gelet op deze eensluidende verklaringen acht de rechtbank bewezen dat tussen [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] en Moooi een handelsrelatie heeft bestaan en dat in het kader daarvan de cd-rom’s - met de auteursrechtelijk beschermde foto’s - (per post) door Moooi aan [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] zijn toegestuurd.

3.5. Dat ten aanzien van het gebruik van de inhoud van de cd-rom’s door Moooi geen voorbehoud is gemaakt, is zowel door [getuige 1] , [getuige 2] als [A] verklaard. Ook in het leveren van het bewijs ten aanzien van dit onderdeel van de bewijsopdracht is [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] dus geslaagd. Het feit dat de cd-rom’s uitsluitend voor gebruik door de pers waren bedoeld, zoals door [A] is verklaard, brengt in deze conclusie geen verandering.

3.6. Gegeven het vorenstaande en gelet op de inhoud van overweging 5.11. van het tussenvonnis is de slotsom dat [gedaagde in hoofdzaak en eiseres in vrijwaring] door het gebruik van de foto’s (die zich op de cd-rom’s bevonden) geen inbreuk op de auteursrechten van [eiser in hoofdzaak] heeft gemaakt en dus evenmin onrechtmatig jegens [eiser in hoofdzaak] heeft gehandeld. De door [eiser in hoofdzaak] ingediende vorderingen worden daarom afgewezen. Als gevolg hiervan behoeven de in het tussenvonnis omschreven verweren 6, 7 en 8 (zie 5.2. van dat vonnis) geen bespreking.
IEF 15344

Rectificatie onjuist bericht cokeverslaving Wendy van Dijk

Vzr. Rechtbank Amsterdam 16 oktober 2015, IEF 15344; ECLI:NL:RBAMS:2015:7167 (Wendy van Dijk tegen Quote)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Rectificatie. Op de website van Quote heeft een bericht gestaan waarin gemeld wordt dat de BN'er een cocaïneverslaving zou hebben gehad en daarvoor in behandeling is geweest in een afkickkliniek. Er ontbreekt onderbouwing met feitenmateriaal. Quote moet een rectificatie op haar website en in de eerstvolgende papieren en digitale editie van haar tijdschrift plaatsen: op haar openingspagina www.quotenet.nl op de plaats direct voorafgaand aan de reclameuiting van Blendle.

De voorzieningenrechter

5.1.
veroordeelt Quote binnen 6 uur na betekening van dit vonnis voor de duur van een kalendermaand op haar website www.quotenet.nl op de plaats direct voorafgaand aan de reclameuiting van Blendle als bedoeld in productie 2 van de dagvaarding, een rectificatie te plaatsen, in een lettertype en grootte gelijk aan de reclameuiting, zonder dat daaraan enig commentaar wordt toegevoegd, met de volgende inhoud:

“RECTIFICATIE [eiseres]
Op 13 februari 2015 hebben wij toegelaten dat op onze website het bericht is geplaatst onder de kop “NEUS POEDEREN”, waarin gemeld wordt dat [eiseres] een cocaïneverslaving heeft gehad en dat zij inmiddels clean is, na een behandeling in een afkickkliniek voorafgaand aan haar huwelijk met de heer [echtgenoot] . Wij hebben in het bericht verder onze twijfel uitgesproken of zij geen cocaïne zou gebruiken. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft voorshands geoordeeld dat wij deze mededelingen niet voldoende met feiten hebben kunnen onderbouwen en dat de publicatie onrechtmatig is.
[naam]
Hoofdredacteur”
5.2.
veroordeelt Quote in de eerstvolgende papieren en digitale editie van het tijdschrift Quote op de pagina waarin het eerste bericht in de rubriek ‘achterqlap’ is vermeld direct aan die rubriek voorafgaand een rectificatie te plaatsen, in een lettertype en grootte gelijk aan het in de papieren respectievelijk digitale versie van de Quote geplaatste bericht met de kop “NEUS POEDEREN” met de volgende inhoud:

“RECTIFICATIE [eiseres]
In de editie van Quote van november 2015 hebben wij het bericht geplaatst onder de kop “NEUS POEDEREN”, waarin gemeld wordt dat [eiseres] een cocaïneverslaving heeft gehad en dat zij inmiddels clean is, na een behandeling in een afkickkliniek voorafgaand aan haar huwelijk met de heer [echtgenoot] . Wij hebben in het bericht verder onze twijfel uitgesproken of zij geen cocaïne zou gebruiken. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft voorshands geoordeeld dat wij deze mededelingen niet voldoende met feiten hebben kunnen onderbouwen en dat de publicatie onrechtmatig is.
[naam]
Hoofdredacteur”

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak