IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 15160

In de tijdschriften juli 2015

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de vakbladen van deze maand, mede mogelijk gemaakt door Praktijkgebied IE.nl (ook via Legal Intelligence of Rechtsorde), voor de losse tijdschriftensites dient u apart in te loggen:


GRUR Int.


IER


JIPLP


Mediaforum 2015-5

 


Informatie aanvragen

GRUR Int.
Matthias Leistner
Copyright at the interface between EU law and national law: definition of “work” and “right of communication to the public”

Reiner Muenker
Enforcement of unfair competition and consumer protection laws by a private business association in Germany: the Wettbewerbszentrale

IER
F.W. Grosheide, Intellectuele Eigendom en Reclamerecht, Heksentoer
IER 2015/29: Herman Jansen/Di Fiorito
IER 2015/30: HvJ EU, 12-03-2015, nr. C-577/13: Actavis Group PTC en Actavis UK
IER 2015/31: Leo Pharma/Sandoz
IER 2015/32: Rb. Overijssel, 31-03-2015, nr. C/08/166774 / KG ZA 15-10
IER 2015/33: Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság/UPC Magyarország Kft.
IER 2015/34: (Trento Sviluppo, Centrale Adriatica/AGCM)
IER 2015/35: (Garmin/TomTom)
IER 2015/36: (Vliegwinkel.nl)

IP in Review
Jay Sanderson
An information environmental manifesto

Míchel Olmedo Cuevas
So close, yet so far

Aurelia J. Schultz
Not just for academics …

JIPLP
Editorial
Molly Stech
Naming opportunities

Current Intelligence
Select this article
Andrew Moir and Grace Pead
Patents: Infringing British Telecommunications granted disclosure of patentee's licence documents before damages inquiry

Kirsten Toft
Trade marks: The EU General Court provides guidance on own name, unfair advantage and late evidence in trade mark proceedings

Birgit Clark
Trade marks: Acronyms within composite marks and the question of likelihood of confusion

Michele Giannino
Trade marks: Does a cover band's use of a singer's first name infringe trade mark rights in a celebrity's name?

Nina O'Sullivan
Trade marks: ASOS successfully relies on ‘own name’ defence in Court of Appeal

Eleonora Rosati
Copyright: Unauthorized hyperlinks to live TV broadcasts not infringements under the InfoSoc Directive

Jesse Gleeson and Annie Zheng
Copyright: Live streaming and copyright: are there visual images and sounds embodied in an audiovisual signal?

Eleonora Rosati
Copyright: High Court issues blocking order against Popcorn Time

Ben Challis
Copyright: More ‘Blurred Lines’ when it comes to writing songs?

Emir Crowne and Adrian Werkowski
General: First comprehensive review of metatag liability by a Canadian court

Articles
Bill Batchelor and Luca Montani
Exhaustion, essential subject matter and other CJEU judicial tools to update copyright for an online economy

Gino van Roeyen and Denise Verdoold
A Dutch bankruptcy: how does it affect intellectual property, licensors and licensees?

J. Gregory Sidak
FRAND in India: The Delhi High Court's emerging jurisprudence on royalties for standard-essential patents OPEN ACCESS CC-BY

Dan Prud'homme
China's shifting patent landscape and State-led patenting strategy

Mediaforum
Opinie
F**k de K**g
Tim Vis
Wetenschap
Herziening van het strafrecht over groepsbelediging en haatzaaien
Marloes van Noorloos
Documentatie
Rechtspraak
Documentatie
Jurisprudentie
Nr. 16 HR 31 maart 2015, Strafzaak AIVD-bron m.nt. W.F. Korthals Altes
Nr. 17 HvJEU 16 april 2015, Telefonia Dialog/T-Mobile Polska m.nt. S.J.H. Gijrath
Nr. 18 HR 16 december 2014, Strafzaak groepsbelediging, aanzetten tot discriminatie

IEF 15159

BBIE juni-juli 2015

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 27 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie mei 2015.

30-07

2010153

Phönix

PHENIX CREATIVE INTERIOR WITH PAINT

1289959

Toegew.

nl

28-07

2009293

Gipsy's

Gipsy Ibiza

1266910

Gedeelt.

nl

28-07

2008677

DISCUS

PET'S BUDGET

1265555

Afgew.

fr

28-07

2008679

DISCUS

PET'S BUDGET

1265554

Afgew.

fr

28-07

2008680

DISCUS

PET'S BUDGET

1265544

Afgew.

fr

28-07

2008678

DISCUS

PET'S BUDGET

1265550

Afgew.

fr

28-07

2008681

DISCUS

PET'S BUDGET

1265553

Afgew.

fr

23-07

2009953

PINK GIRL

PINK SENSE

1287794

Afgew.

nl

23-07

2009754

ANGEL

ANGELICUS

1283891

Toegew.

fr

22-07

2010130

GAUCHOS

GAUCHOS

957721

Toegew.

nl

22-07

2008819

CITI

Citimmo

1266386

Gedeelt.

fr

22-07

2010129

GAUCHOS

GAUCHOS GRILL RESTAURANT

957720

Toegew.

nl

17-07

2008542

CREDO

PHYSIOTONE CREDOPHAR

1261239

Gedeelt.

nl

17-07

2008587

CREDO

CREDOPHAR CREDOXIL

1264185

Gedeelt.

nl

17-07

2008142

CREDO

CREDOPHAR

1253487

Toegew.

nl

14-07

2008792

BLOOMA

BLOOMY

1265646

Gedeelt.

nl

02-07

2009395

PLUS

SUN PLUS

1276433

Afgew.

nl

02-07

2009050

DELTEA

DELTA

1271220

Toegew.

fr

30-06

2009745

VION

VIFON

1191866 (int)

Gedeelt.

nl

24-06

IEF 15158

Na einde agentuur ook staken handels- en domeinnaam STOL

Vzr. Rechtbank Overijssel 23 juni 2015, IEF 15158; ECLI:NL:RBOVE:2015:3469 (STOL tegen Green Messenger/Stol Nederland)
Handelsnaamrecht. Contractenrecht. Stol handelt, monteert en plaatst stoelen, tribunes in grote publieke ruimtes. Met gedaagde is een agentuurovereenkomst en overeenkomst van opdracht gesloten, deze is beëindigd. Een gewezen agent kan niet zonder meer profiteren van de naamsbekendheid die Stol, al dan niet met gebruikmaking van de diensten van de agent, in Nederland heeft opgebouwd. Stol vordert met succes de staking van haar logo, handelsnamen en domeinnaam stol-nederland.com inclusief gebruik op internet en/of als metatag en overdracht van de domeinnaam.

Het registreren van een domeinnaam geldt niet als het voeren van een handelsnaam, maar hier is geen sprake van ‘slechts’ een internetadres, de handelsnaam Stol Nederland wordt veelvuldig gebruikt, heeft een bedrijfsmatig karakter en een gelijknamige e-mailadres is eraan gekoppeld.

Inbreuk handelsnaam
4.2. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde 1] en Stol een jarenlange samenwerking heeft bestaan, die valt te karakteriseren als een agentuurovereenkomst en overeenkomst van opdracht. In dat kader heeft [gedaagde 1] , al dan niet via zijn vennootschappen, voor rekening en risico van Stol, overeenkomsten gesloten met afnemers houdende de verkoop en levering van de zogenaamde Stol-stoelen. [gedaagde 1] contracteerde voor Stol, onder andere ook met gebruikmaking van de handelsnamen Stol en Stol Nederland.

4.5. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de rechten op de handelsnamen Stol, Stol Nederland en Stol Grossraumbestuhlungen bij Stol liggen. Een gewezen agent kan niet zonder meer profiteren van de naamsbekendheid die Stol, al dan niet met gebruikmaking van de diensten van de agent, in Nederland heeft opgebouwd. Ook al gebruikte de gewezen agent de handelsnaam Stol Nederland (B.V.) als handelsnaam voor zijn eigen onderneming, het neemt niet weg dat hij in opdracht en voor rekening en risico van Stol handelde en de oudere rechten op de handelsnamen Stol en Stol Nederland bij Stol liggen. Het is in dat kader dan ook onbehoorlijk om als gewezen agent gebruik te maken van een handelsnaam, al dan niet met een toevoeging, die nog steeds wordt gebruikt door de principaal.

4.7. Het registreren of reserveren van een domeinnaam geldt volgens vaste rechtspraak aldus niet als het voeren van een handelsnaam. Daarvoor is bepalend of op commerciële wijze wordt deelgenomen aan het handelsverkeer. Dat is hier het geval. Immers, hier is niet sprake van ‘slechts’ een internetadres nu op de website de handelsnaam Stol Nederland veelvuldig gebruikt wordt, de website heeft ook een bedrijfsmatig karakter en er wordt gebruik gemaakt van een gelijknamige e-mailadres. De voorzieningenrechter is aldus van oordeel dat in dit specifieke geval sprake is van handelsnaamgebruik en gelet op het voorgaande kunnen ook de vorderingen die zien op de domeinnaam worden toegewezen, met dien verstande dat vordering sub IV. niet kan worden toegewezen, gelet op het declatoire karakter hiervan en de vordering in reconventie sub I aldus voor afwijzing gereed ligt.

Op andere blogs:
www.domjur.nl

IEF 15157

ASR mag Olli-producten na afloop licentieovereenkomst blijven uitleveren

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 juli 2015, IEF 15157; ECLI:NL:RBDHA:2015:8878 (John Doe BV tegen ASR)
Uitspraak mede ingezonden door Willem Hoorneman, CMS. Contractenrecht. Merkenrecht. Auteursrecht. John Doe bedenkt, ontwikkelt en exploiteert reclamecampagnes, is houdster van diverse OLLI (beeld)merken, niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel en auteursrechthebbende. Voor ASR heeft zij de succesvolle Fey-Blij-campagne bedacht. Na afloop van de licentieovereenkomst zit ASR met resterende 22.623 Olli knuffels en 19.306 t-shirts. ASR, mocht er van uitgaan ook na afloop van de Licentieovereenkomst kon blijven uitleveren; de licentievergoeding is voldaan en het had op de weg gelegen om nadrukkelijk uitlevering te staken na afloop. Er is geen inbreuk voor actief reclame maken voor Olli-knuffel of T-shirt als cadeau bij ASR producten, ook niet door te spreken van "onze knuffel Olli". Het kopiëren van een tekening, viel niet onder de licentieovereenkomst, is een auteursrechtinbreuk. ASR mag geen uitingen doen zonder credits of 'onze knuffel Olli' waarmee suggestie van exclusieve rechten wordt gedaan.

De exclusiviteit van het gebruik van Olli voor ASR was verlopen na ommekomst van de duur van het contract, en ook de exclusiviteit voor John Doe om promotiematerialen te ontwerpen, is daarmee verlopen.

4.7. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat ASR, zoals zij stelt, er geredelijk van uit mocht gaan dat zij de Olli producten ook na afloop van de Licentieovereenkomst kon blijven uitleveren. Zij had immers de licentievergoeding voor die producten reeds aan John Doe voldaan en het had naar voorlopig oordeel op de weg van John Doe in zo een geval gelegen om nadrukkelijk te bepalen dat de producten na afloop van die termijn toch niet meer uitgeleverd konden worden. Hiermee strookt tevens de opmerking van (de advocaat van) John Doe dat het ASR na afloop van de licentieovereenkomst vrijstond de resterende Olli knuffels aan een warenhuis te verkopen of bijvoorbeeld aan Diergaarde Blijdorp te schenken. In zoverre valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien wat tussen die kennelijk toegestane leveringsmogelijkheden nu precies het verschil zou zijn met de Olli producten weg te geven na het sluiten van een ASR-verzekering of als prijs bij een evenement. Tot slot weegt bij dit alles mee dat er op enig moment een hype ontstond en ASR terecht aanvoert dat zoiets lastig te voorspellen is, zodat een overschatting van de aantallen Olli producten die binnen de contractuele periode zouden kunnen worden verspreid begrijpelijk was. Beteuterde kinderen die tevergeefs lang in de rij voor hun knuffel hebben gestaan zijn vanzelfsprekend geen goede reclame.

4.8. Ingevolge artikel 2 van de Licentieovereenkomst is aan de door ASR betaalde licentievergoeding het recht verbonden om Olli producten in te zetten ter promotie van haar diensten en producten. Het weggeven van Olli producten na het sluiten van een ASR-verzekering of als prijs bij een evenement, zoals ASR onweersproken is doet, strookt naar voorlopig oordeel hiermee. ASR heeft daarbij wel de overige bedingen in de Licentieovereenkomst, zoals het vragen van toestemming bij nieuwe uitingen (artikel 3) en het vermelden van de ontwerper (artikel 5) in acht te nemen. Naar voorlopig oordeel brengt de omstandigheid dat in de overeenkomst wel nadrukkelijk is bepaald dat deze een duur heeft tot 15 augustus 2014 mee dat ASR zich enigszins terughoudend heeft op te stellen in het promotionele gebruik. Het moet ASR immers duidelijk zijn geweest dat de exclusiviteit van haar gebruik op dat moment voorbij was en John Doe in beginsel Olli weer voor andere doeleinden moest kunnen inzetten. Al te opvallend promotioneel gebruik van Olli en daarmee samenhangende IE-rechten in verband met de verkoop respectievelijk levering van de resterende Olli-producten, is ASR redelijkerwijs niet toegestaan.

4.9. d.    ASR heeft door John Doe ontworpen tekeningen van John Doe eigenhandig gekopieerd en gebruikt deze in begeleidende brieven die zij naar haar klanten verstuurt (productie 13k).

•    De voorzieningenrechter overweegt andermaal dat uit het voorgaande blijkt dat dit handelen als zodanig geen inbreuk vormt. ASR is hiertoe gerechtigd volgens de Licentieovereenkomst. Aangaande de strijd met artikel 3 van de Licentieovereenkomst, is hiervoor reeds beslist. Voor zover het echter de tekening van Olli betreft kan met John Doe worden aangenomen dat gebruik van deze tekening niet nodig is voor het doel van de Licentieovereenkomst noch voor de legitieme verspreiding van de restanten Olli-knuffels. Aan dit gebruik van de tekening, dat kennelijk nog niet had plaatsgevonden in de tijd dat de Licentieovereenkomst nog liep, had John Doe zodoende redelijkerwijs haar toestemming kunnen onthouden, zodat dit niet geoorloofd is te achten. Gebruik van die tekening moet dan ook als auteursrechtinbreuk worden gekwalificeerd.

e.    Geen van de door ASR gebruikte promotiematerialen is door John Doe ontworpen of uitgevoerd. Zoals hiervoor aangegeven, wordt Olli voortdurend gebruikt in promotiematerialen van ASR (producties 13a, 13g, 13i, 13k, 13m als ook de Tweets). ASR handelt in strijd met het Addendum (art. D) door niet alle promotiematerialen door John Doe te laten ontwerpen en uit te voeren.

•    De voorzieningenrechter overweegt dat waar de exclusiviteit van het gebruik van de Olli voor ASR was verlopen na ommekomst van de duur van het contract, dit voorshands evenzeer heeft te gelden voor de exclusiviteit voor John Doe om promotiematerialen te ontwerpen. Dit strookt ook met de gedachte dat na 15 augustus 2014 de samenwerking tussen partijen is beëindigd. Iets anders is dat deze promotiematerialen nog wel de (niet op onredelijke gronden te onthouden) goedkeuring van John Doe behoefden, doch daaromtrent is in het voorgaande reeds overwogen.

5.2. beveelt gedaagden ieder voor zich te bevelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, iedere toerekenbare tekortkoming ten aanzien van de Licentieovereenkomst en het daarbij behorende Addendum te staken en gestaakt te houden, te weten geen uitingen van Olli in 2- of 3-dimensionale vorm te doen zonder John Doe in de credits te vermelden (‘Design Olli by [naam ontwerper] / John Doe BV’) zoals bedoeld in artikel 5 van de Licentieovereenkomst, alsmede niet voorafgaand aan iedere vorm van gebruik van Olli in 2-dimensionale vorm, schriftelijke goedkeuring te vragen aan John Doe als bedoeld in artikel 3 van de Licentieovereenkomst, alsmede gebruik van aanduidingen als “onze knuffel Olli” waarmee wordt gesuggereerd dat gedaagden daarop de (exclusieve) rechten bezitten, één en ander op straffe van een onmiddellijke opeisbare dwangsom van EUR 1.000,- (duizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, of - zulks naar keuze van John Doe - van EUR 100,- (honderd euro) voor ieder gebruik waarmee gedaagden in strijd handelen met dit bevel, met een maximum van EUR 250.000,-,

Op andere blogs:
DeClercq

IEF 15156

Succesvolle oppositie Adidas tegen oranje nr.14-tweestreepshirt

OHIM Opposition Division 28 juli 2015, IEF 15156 (Adidas tegen Inter)
Uitspraak ingezonden door Gregor Vos en Sjo Anne Hoogcarspel, Klos Morel Vos & Reeskamp. Merkenrecht. Adidas doet met succes een beroep op haar Gemeenschapsmerk CTM 3 517 588 tegenover het door Inter aangevraagde "oranje nr.14-merk" CTM 11 368 131 bestaande uit een vest respectievelijk een t-shirt. Adidas toont aan een bekend merk te zijn in de EU. Oppositie wordt gehandhaafd en de aanvraag van het Gemeenschapsmerk wordt geweigerd.
Lees verder

IEF 15155

Muziekuitgaverechten schriftelijk terug overdragen aan oud-Volumia!-zanger

Rechtbank Midden-Nederland 29 juli 2015, IEF 15155; ECLI:NL:RBMNE:2015:5442 (Music Creations Publishing tegen Xander de Buisonjé)
Uitspraak ingezonden door Margriet Koedooder, De Vos & Partners. [red. hoger beroep is aangekondigd] Auteurscontractenrecht. Auteursrecht. Buisonjé is zanger/pianist geweest van door eiser/gitarist/manager opgerichte band Volumia! Bij overeenkomst zijn de auteursrechten ondergebracht bij de uitgever. Na de ontbinding van Volumia heeft De Buisonjé gevraagd om de nakoming van de op eiser rustende administratieve, promotie- en exploitatiewerkzaamheden over de periode 1998-2012, en vervolgens buitengerechtelijk de overeenkomst ontbonden. In de muziekuitgaveovereenkomsten is niet expliciet opgenomen welke werkzaamheden Nieskens als uitgever diende te verrichten. Eiser moet alle door De Buisonjé aan hem overgedragen muziekuitgaverechten overdragen en dat schriftelijk bevestigen.

4.2. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat MCP op grond van de overeenkomsten rechthebbende op de muziekuitgaverechten is geworden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:159 BW geldt als vereiste voor contractsoverneming dat de wederpartij daaraan toestemming dient te verlenen. De Buisonjé heeft gemotiveerd betwist dat hij daaraan toestemming heeft verleend. Nu MCP geen concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen blijken dat met toestemming van De Buisonjé van contractsoverneming door MCP sprake is, moet worden geconclttdeerd dat die muziekuitgaverechten niet door contractsovememing op MCP zijn overgegaan.

4.3. Voor zover MCP tevens beoogt te stellen dat aan haar een (deel) van de door De Buisonjé aan Nieskens overgedragen auteursrechten op de muziekwerken van De Buisonjé zijn overgedragen en zij op grond daarvan rechthebbende daarop is geworden, faalt dat betoog. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Auteurswet geldt voor de overdracht van die rechten een akte. MCP heeft ter comparitie aangegeven dat er geen akte is waaruit blijkt dat Nieskens de muziekuitgaverechten aan MCP heeft overgedragen. Nu daarvan niet is gebleken, moet worden geconcludeerd dat die muziekuitgaverechten niet rechtsgeldig zijn overgedragen aan MCP en daarom nog bij Nieskens rusten.

Verjaring
4.8. De Buisonjé betwist dat de vordering tot ontbinding is verjaard. Hij stelt daartoe, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:5971) dat de vordering niet is verjaard voor zover de tekortkomingen zich hebben voorgedaan in een periode voorafgaand vijfjaar voor de ontbinding, omdat op de muziekuitgever een doorlopende inspanningsverplichting rust, waartoe De Buisonjé zich ook beperkt. Daarnaast zijn, volgens De Buisonjé, eerst in de onderhavige tussen partijen gevoerde procedure, tekortkomingen aan het licht gekomen, waarvan hij niet eerder op de hoogte was.

4.2 5. Van die omstandigheden is, naar het oordeel van de rechtbank, niet gebleken. De door Nieskens aangevoerde omstandigheden, te weten het lange tijdsverloop, liet gestelde innemen van een ander standpunt, het tijdstip waarop de overeenkomsten zijn gesloten en de bijstand van De Buisonjé door gespecialiseerde advocaten, kunnen - zonder een detigdeljke toelichting, die ontbreekt - niet tot de conclusie leiden dat op grond van die omstandigheden bij Nieskens het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat De Btiisonjé zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken. De stelling van Nieskens dat zijn positie onredelijk benadeeld of verzwaard is omdat De Buisonjé bij brief van 15 augustus 2013 heeft verzocht alle correspondentie niet derden die de administratie van de werken betreft aan De Bttisonjé toe te sturen, volgt de rechtbank niet. Nieskens stelt immers niet dat hij niet ( meer) beschikt over die stukken en - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - valt niet in te zien dat het toezenden van in liet bezit zijnde stukken zijn positie benadeelt of verzwaart.

4.27. Uit het hiervoor vermelde volgt dan ook dat Nieskens zich niet terecht op een ‘gedekt verweer’, rechtsverwerking en een handelen in strijd met de goede procesorde door De Buisonjé kan beroepen.

tekortkoming
4.37. De aard van de overeenkomst brengt mee dat Nieskens De Buisonjé desgevraagd inzicht verschaft in alle werkzaamheden die hij in het kader van de overeenkomst heeft verricht, waaronder de administratieve verwerking van die werkzaamheden. Bij brieven van 28juni 2013 en 15 augustus 2013 heeft De Buisonjé Nieskens daartoe gesommeerd. Uit het voorgaande blijkt dat Nieskens aan die sommatie niet heeft voldaan. De hiervoor besproken informatie over bladmuziek en synchronisaties heeft Nieskens immers pas in het kader van deze procedure verstrekt. Met betrekking tot deze informatieverplichting was Nieskens dan ook op 23 augustus 2013, de datum van de door de Buisonjé aangekondigde ontbinding van de overeenkomsten, in verzuim.

ontbinding gerechtvaardigd
4.3 8. Nieskens stelt dat de tekortkomingen de ontbinding niet rechtvaardigen omdat primair de bijzondere aard van de overeenkomst en subsidiair de geringe betekenis van de tekortkomingen de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.

4.45 (...) Door niet volledig openheid van zaken te geven en inkomsten niet (gedeeltelijk) aan DeBuisonjé af te dragen heeft Nieskens dat vertrouwen geschonden. De conclusie luidt dan ook dat de ontbinding gerechtvaardigd is.

opschorting en schuÏdeisersverzuim
4.49. Op grond van het bepaalde in artikel 6:271 BW leidt de ontbinding van de overeenkomsten tot ongedaanmakingsverbintenissen. In dat kader is Nieskens gehouden tot overdracht van de muziekuitgaverechten aan De Buisonjé, zoals dit door De Buisonjé ook in reconventie is gevorderd. Het door De Buisonjé onder 1. in reconventie gevorderde is dan ook toewijsbaar. Dit geldt tevens voor het onder 3. in reconventie gevorderde. Immers Buma/Stemra moet daarvan op de hoogte worden gesteld zodat zij aan De Buisonjé de via haar geïncasseerde gelden kan tiitkeren.

Het door De Buisonjé onder 2. in reconventie gevorderde moet echter worden afgewezen. nu die vordering te onbepaald is. Nieskens zal eerst rekening en verantwoording moeten afleggen voordat kan worden vastgesteld welk bedrag hij had moeten afdragen voordat de overeenkomsten waren ontbonden. Een daartoe strekkende vorderintz ontbreekt. Bovend i en ktinnen de door Nieskens in het kader an de oereenkornsten \errichte erkzaarnheden niet onedaan otden gemaakt. zodat daar oor een ergoeding in de plaats treedt ten belope an haar aarde op het tijdstip taii de ontvangst (artikel 6:272 lid 1 BW).

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15154

Bijnaam Babytank voor gevechtstrainingen is voor-voorgebruik voor sportkleding

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 juli 2015, IEF 15154 (Babytank Martial Arts tegen Baby Tank Industries)
Uitspraak ingezonden door Bart Vliexs, Brunet advocaten. Onder de naam Babytank Martial Arts geeft eiser trainingen in Braziliaans Jiu Jitsi. BMA heeft domeinnaam babytank.nl en woordmerk BABYTANK. BMA heeft in het kader van de beoefening van zijn sport de bijnaam Babytank gekregen. Onder de handelsnaam Baby Tank Industries ontwerpt en verkoopt gedaagde (sport)kleding en accessoires. Babytank is een verrassende combinatie van twee wat betekenis betreft niet-verwante begrippen en komt in beide tekens voor; inbreuk op handelsnaamrechten van BMA. BMA is als voor-voorgebruiker te goeder trouw te beschouwen voor kleding voorzien van het teken babytank. Er is verwarringsgevaar ex 2.20 lid 1 sub b BVIE.

4.8. BTI stelt verder dat de handelsnaam van BMA volgens haar "Babytank Martial Arts", afwijk van de door haar gehanteerde handelsnaam "Baby Tank Industreis". Er zou volgens haar dus ook om die reden geen verwarring optreden. Aan BTI kan worden toegegeven dat het bestanddeel "Martial Arts" anders is dan het bestanddeel "Industries". Deze toevoegingen zijn naar voorlopig oordeel echter niet meer dan generieke of beschrijvende termen waaraan weinig onderscheidend vermogen moet worden toegekend. Van belang is naar voorlopig oordeel dan ook veeleer dat juist het meest onderscheidende onderdeel van beide handelsnamen nagenoeg hetzelfde is. De naam Babytank is, in aanmerking genomen de activiteiten van BMA, een verrassende combinatie van twee wat betekenis betreft niet-verwante begrippen ("baby" en "tank"). De in beide namen onderscheidende bestanddelen komen, afgezien van de al dan niet aanwezige spatie, geheel overeen. De verschillen, te weten de spatie, een hoofdletter T in plaats van een kleine t en de generieke beschrijvende toevoegingen, doen aan die overeenkomst onvoldoende af om verwarring te voorkomen.
IEF 15153

Succesvol provisioneel beroep op IE-activa STORGRID uit faillissement

Rechtbank Den Haag 30 april 2015, IEF 15153; ECLI:NL:RBDHA:2015:5833 (Byelex tegen Galjoenstaete en Storgrid)
Merkenrecht. Byelex heeft uit het faillissement van Storgrid haar softwareplatform met broncode, goodwill overgenomen en vordert staking van inbreuk op haar merkenrechten en handelsnaamrechten door nieuwe merkregistratie STORGRID (EFS) en ingebruikneming domeinnamen. De overeenkomst tussen de curator en Byelex beoogd een doorstart van de onderneming door Byelex, met inbegrip van het voortgezet gebruik van handelsnamen en domeinnamen. Galjoenstaete heeft haar website online geplaatst nadat zij bekend was geraakt met de vorderingen van Byelex en nadat de rechtbank een kort geding datum had bepaald. Staking wordt bevolen.

4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat met de overeenkomst van 26 maart 2015 tussen de curator en Byelex beoogd werd een doorstart van de onderneming van SG en SGIH door Byelex mogelijk te maken, met inbegrip van het voortgezet gebruik van de tot de boedel behorende handelsnamen en domeinnamen van SG en SGIH. Naar voorlopig oordeel heeft Byelex dan ook een spoedeisend belang bij het ongestoord gebruik van de intellectuele eigendomsrechten en overige rechten die zij bij die overname heeft verkregen, om een effectieve doorstart te kunnen maken. Dit belang dient in het kader van de gevorderde voorziening te worden afgewogen tegen het belang dat Galjoenstaete heeft bij het vrijelijk kunnen concurreren met Byelex met gebruik van de aan haar toebehorende (intellectuele eigendoms-)rechten.

4.4. Voorshands oordelend heeft de stelling van Byelex dat zij zich jegens Galjoenstaete kan beroepen op een handelsnaamrecht voor de handelsnaam STORGRID en een Beneluxmerkrecht voor het woordmerk STORGRID ESF een kans van slagen.

4.6. Galjoenstaete heeft haar website online geplaatst nadat zij bekend was geraakt met de vorderingen van Byelex en nadat de rechtbank een kort geding datum had bepaald. Alles afwegend dient het belang van Byelex om bij de doorstart niet gehinderd te worden door het gebruik van het teken STORGRID door Galjoenstaete voor de duur van het kort geding zwaarder te wegen dan het belang van Galjoenstaete om nu al, hangende het kort geding, met gebruik van het teken STORGRID en de domeinnamen storgrid.eu, storgrid.com en mystorgrid.com haar waren en diensten aan te kunnen bieden. Om die reden is de vordering tot het treffen van een provisionele voorziening toewijsbaar, zoals hierna in het dictum bepaald.

Op andere blogs:
Domjur

IEF 15152

Donkere Basterdsuiker, zonder de vereiste verificatie als GTS

RCC 7 juli 2015, IEF 15152 (Tate & Lyle donkere basterdsuiker)
Strijd met de wet. Het betreft de benaming “Donkere Basterdsuiker” op de verpakking van een suikerproduct van adverteerder. Basterdsuiker is een gegarandeerde traditionele specialiteit. Tate & Lyle "donkere basterdsuiker" niet toegestaan volgens art.13.2 EG Verordening jo. uitvoeringsverordening 1104/2013.

Klacht: Klager stelt dat adverteerder, wiens product wordt aangeboden in de Nederlandse supermarkt, de benaming “Donkere Basterdsuiker” niet mag hanteren. “Basterdsuiker” is op 6 november 2013 als benaming ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS), waarbij ‘Traditioneel’ staat voor onveranderd en aantoonbaar gebruik op de EU-markt voor een periode van minimaal 30 jaar. Dit houdt in dat vanaf die datum deze benaming volgens de Verordening (EG) nr. 509/2006 (hierna: de Verordening) niet langer mag worden gebruikt indien niet aan het productdossier is voldaan. Uit een analyse van het product van adverteerder, uitgevoerd door het Cosun Food Technology Centre (CFTC), blijkt dat niet is voldaan aan twee belangrijke kenmerken voor donkere basterd suiker zoals vastgelegd in dit in 2013 registreerde productdossier, te weten:
1. de korrelgrootte: Deze is te fijn. Op grond van artikel 3.5 is de norm 0,5-0,9 mm terwijl de korrelgrootte bij adverteerder 0,4 mm is; en
2. het gehalte invertsuiker: Dit gehalte is te hoog. Op grond van artikel 3.9 is de norm 1.0-3.0% en in het product van adverteerder is dit gehalte 4.1%.

Daarnaast dient op basis van het productdossier (artikel 3.6) suikerstroop en karamel te worden toegevoegd aan donkere basterdsuiker. Op de verpakking van het product ontbreekt een ingrediëntendeclaratie waaruit deze toevoeging blijkt, waardoor onduidelijk is of deze stropen wel zijn toegevoegd. Op grond van het bovenstaande is de gehanteerde benaming volgens artikel 13, lid 2 van EG Verordening 509/2006, zo stelt klager, niet toegestaan.

Eindbeslissing

1. Naar aanleiding van het gemotiveerder bezwaar van klager tegen de benaming “donkere basterdsuiker” op de verpakking van het betreffende suikerproduct van adverteerder, heeft de Commissie in de tussenbeslissing overwogen dat, naar haar voorlopig oordeel, artikel 37 van de Verordening (EU) Nr. 1151/2012 van 21 november 2012 (hierna: de Verordening) bepaalt dat alvorens een uit de Europese Unie afkomstig product onder een als beschermde gegarandeerde traditionele specialiteit geregistreerde naam op de markt wordt gebracht, zoals “donkere basterdsuiker”, geverifieerd dient te worden of het product in overeenstemming is met het productdossier. Deze verificatie wordt verricht door:
a) één of meer van de bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in artikel 36 van de Verordening, en/of
b) één of meer van de controleorganen in de zin van artikel 2, punt 5) van Verordening (EG) nr. 882/2004, die optreden als orgaan voor productcertificering.

Nu voornoemde verificatie plaats dient te vinden voorafgaand aan het op de markt brengen van het product, is het aan adverteerder om zorg te dragen voor genoemde verificatie conform de Verordening. Adverteerder bleek hiervan niet op de hoogte en is een periode van twee maanden gegund om deze verificatieprocedure te doorlopen en de Commissie van de uitkomst van deze procedure op de hoogte te stellen, alvorens een beslissing zou worden genomen op de klacht van klager. Immers, op deze wijze zou middels verificatie door de daartoe bevoegde autoriteit duidelijkheid worden verkregen over de vraag of het product van adverteerder voldoet aan de daaraan op grond van vorenbedoelde regelgeving te stellen vereisten.
(...)
3. Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat adverteerder voor het betrokken suikerproduct over de vereiste verificatie beschikt om de als beschermde gegarandeerde traditionele specialiteit geregistreerde benaming “donkere basterdsuiker” te hanteren. Nu de uiting aldus niet voldoet aan de in de Verordening gestelde eisen is deze hierdoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

IEF 15151

Met een klik ongeautoriseerde e-books en muziekwerken downloaden

Beschikking Vzr. Rechtbank Noord-Holland 17 juli 2015, IEF 15151 (Stichting BREIN tegen X)
Beschikking ingezonden door Thomas Kriense, Stichting BREIN. Ex parte. Auteursrecht. Naburige rechten. Gerekwestreerde biedt op grote schaal e-books en muziekwerken aan via zijn website, gebruikers dienen eerst een (gratis) account aan te maken om met één klik het e-book of gewenste muziekalbum te downloaden. Er zijn geen (ingewikkelde) downloadprogramma's vereist. Gerekwestreerde wordt bevolen dit handelen te staken op straffe van een dwangsom van €2.000 per dag(deel), met een maximum van €50.000. [red. inzender meldt: "Naar aanleiding van de ex parte heeft BREIN een schikking getroffen met de inbreukmaker."]